18

 

Het was goed dat Trent niet had gereageerd op het sms’je dat Annette Shelby hem had gestuurd toen hij en Brenna naar huis reden op de terugweg van Hildy Tannenbaum. En het was nog beter dat hij niet had gereageerd op de volgende twintig sms’jes die ze had gestuurd, of op het tiental berichten dat ze had achtergelaten op zijn voicemail na zijn desastreuze bezoek aan haar appartement op de avond van de vismarkt. Brenna had hem altijd gezegd dat hij niet onbeleefd mocht zijn, maar in dit geval had zijn onbeleefdheid hem het leven gered.

Tenminste, dat hoopte Brenna.

Trent lag al een uur op de eerste hulp van het St. Vincentziekenhuis toen ze daar aankwam. Annette en een van de zusters vertelden haar dat de artsen zijn maag leegpompten en hem behandelden met koolstof in een poging zijn lichaam te zuiveren van de zes tot acht benzodiazepines die hij kennelijk had ingenomen met een groot glas wijn. Dat was alles wat de zuster op dit moment kon vertellen. Ze wist niet of hij al bij bewustzijn was, of hij hersenschade had opgelopen. Ze wist niets, en daarom kon ze niets zeggen. Niet iets wat Brenna wilde horen.

‘De artsen doen hun uiterste best,’ zei ze nu, dat slanke meisje met haar zo fijn als dat van een baby en het gezicht van een kind. Hoe kon je iemand met zo’n gezicht geloven? Dit was het soort gezicht dat je voor de waarheid wilt behoeden. Hoe kon Brenna verwachten dat de dok toren zo’n meisje de ware feiten vertelden? Ze zag eruit alsof het kleinste beetje slecht nieuws haar omver kon blazen, als een uitgebloeide paardenbloem.

‘Bedankt,’ zei Brenna, hopend dat ze gewoon weg zou gaan. Naar huis. Het was al na bedtijd voor haar.

Het meisje deed wat Brenna wilde. Ze ging in ieder geval weg. Brenna en Annette bleven achter en gingen weer zitten, op de enige twee stoelen naast elkaar die nog vrij waren in de drukke wachtkamer.

‘Ik wilde persoonlijk mijn verontschuldigingen aanbieden, maar hij deed niet open,’ zei Annette. Ze had het al eerder verteld, maar Brenna liet haar praten. Het was duidelijk dat ze een nerveuze praatster was, iemand die rustig werd van het geluid van haar eigen stem. Waarom zou Brenna haar dat niet gunnen?

‘Maar hoe wist je dat hij thuis was?’ zei Brenna.

‘Ik heb op zijn Twitteraccount gekeken.’

Ze keek naar Annette. Dat was nieuwe informatie. ‘Kun je op Twitter zien waar Trent is?’

‘Hij gebruikt die Foursquare-app, wist je dat niet? Dan weet je voortdurend waar hij is.’

‘Geweldig.’ Wat is er in godsnaam mis met jou, Trent?

‘In ieder geval, dat hij niet opendeed vond ik een beetje al te gek, ook al had ik hem gekwetst. Ik neem aan dat je het verhaal hebt gehoord...’

Brenna knikte.

‘Hoe dan ook, ik haal de conciërge en we openen de deur. Daar ligt hij, bewusteloos...’ Ze schraapte haar keel. ‘Zijn broek hing op zijn enkels.’

Brenna trok een gezicht.

‘Hij leek zo bleek en roerloos,’ zei Annette. ‘Trent zag er anders nooit zo uit. Ik kon niet eens zien of hij nog ademde.’

‘Heb je een spiegeltje onder zijn neus gehouden?’

‘Daar heb ik niet aan gedacht.’

Brenna sloot haar ogen. Ze was geen arts, maar ze wist een paar dingen over de hersenen. Ze wist dat die zuurstof nodig hadden en dat als Trent een bepaalde tijd niet had geademd, hij ernstige hersenschade opgelopen kon hebben, of erger. Nee, alsjeblieft, nee.

Annette zuchtte. ‘Ik... ik wist niet dat Trent van dat soort dingen hield.’

Brenna keek haar aan. ‘Wat voor dingen?’

‘Je weet wel. Drugs.’ Ze draaide een lok haar achter haar oor, friemelde aan de armband die Brenna haar had teruggegeven. ‘Ik bedoel, ik ben in vele bars met hem geweest, maar het leek dat hij alleen maar drankjes lustte met een parasolletje erin.’

‘Trent gebruikte geen drugs,’ zei Brenna.

Ze keerde zich naar haar toe. ‘Echt, ik weet dat je al lange tijd zijn baas bent, maar bazen kennen hun werknemers niet zo goed als ze denken.’

‘Hij gebruikte niet.’

‘Niet dat ik onbeleefd wil zijn, maar je wist ook niets van zijn Foursquare-account.’

‘Je moet me geloven. Ik ken Trent erg goed. Dat Foursquare-account past bij zijn persoonlijkheid, maar een overdosis benzoniet. Trent was high van maar één ding, Annette. En dat was Trent zelf.’

‘Brenna.’

‘Ja?’

‘Praat alsjeblieft niet over hem in de verleden tijd.’

Brenna slikte hard, het overspoelde haar... Eerst Errol, dan Trent. Op zijn eigen keukenvloer, vol met drugs, half gekleed... Ze hoefden het niet voor Brenna uit te tekenen. Ze had de lippenstiftvlek op het wijnglas niet hoeven zien, of dat zware parfum hoeven ruiken of die blonde haar hoeven zien om te weten dat het Diandra was geweest. Diandra had Trent die drugs toegediend, net zoals ze met Errol had gedaan. Diandra, dat wijf dat zichzelf Clea had genoemd, dat zich in Brenna’s leven wurmde, haar langzaam vernietigde...

Brenna herinnerde zich 30 september, toen ze naar Tarry Ridge reed met Trent aan de lijn, zijn stem in haar plastic oordopje, half onverstaanbaar door het lawaai in de club...

‘Dat blondje... Ze lijkt een beetje op Jessica Alba.’

‘Jessica Alba is niet blond.’

‘Ik bedoel vanaf de hals omlaag. En ze zit me zwaar te beloeren... Hé, schatje, zal ik zo’n cosmo’s voor je halen... met daarna een dosis Trent.’ Brenna trekt een gezicht. ‘Dat kan niet werken.

‘Hoe heet je, stuk? Diandra. Dat is een naam die je alleen maar kreunend van extase kunt uitspreken. Snap je wat ik bedoel, liefje?’

Brenna hoort alleen maar achtergrondherrie en een dreunende bas. ‘Laat me raden,’ zegt ze tegen Trent. Diandra vraagt een emmertje.’

‘Fout, mevrouw Allesweter. Ze geeft me haar nummer.’

Dat meen je niet.’

‘Wat? Nee, schatje, ik noemde jou geen allesweter. Ik... Ja, ik zit aan de telefoon met mijn... maar... Nee, ik verzeker je, dit is mijn baas, ik zweer het, ik... Wacht. O, doe nou niet zo... verdomme. Mijn hele versierpoging is naar de kloten.’

Brenna beet hard op haar lip en ze was weer in het heden, drie maanden later, met Trent die vocht voor zijn leven in een operatiekamer vanwege haar. Vanwege Diandra, die hem had gedumpt als een overbodig iets toen hij nog gewoon een loser was die haar probeerde te versieren in een club, maar die heel graag met hem mee naar huis was gegaan toen ze wist wie hij was, die op de loer had gelegen tot ze hem alleen voor zichzelf kon krijgen, die hem had gesmeekt terug te mogen komen en hem pillen en wijn had gegeven, die lieve domme jongen, en waarvoor...? Voor RJ Tannenbaums computer?

Aan de andere kant van de kamer zat een tienermeisje met haar baby. Beiden staarden Brenna aan met gitzwarte ogen. Net zoals Diandra haar had aangestaard op de Maid of the Mist. Ze had Brenna recht in de ogen gekeken. Brenna had er toen niets achter gezocht, een gedeeld moment, dat was alles... Hoe lang volgde ze Brenna al? Hoe lang had ze over haar gelezen in Page Six en Trent gevolgd via zijn belachelijke Foursquare-app?

Wees alsjeblieft in orde, Trent. Blijf alsjeblieft leven en kom bij ons terug met al je hersencellen, Trent, jij idioot. Alsjeblieft...

‘Ben je aan het bidden?’ zei Annette.

En pas op dat moment besefte Brenna dat ze die woorden hardop had gemompeld, als een gestoorde. Geen wonder dat iedereen haar aanstaarde...

Ze heeft aangeboren destructieve neigingen...

Brenna stond op, haalde diep adem. ‘Ik ga een stukje lopen,’ zei ze, alsof dat iets was wat aangekondigd moest worden. Ze liep langs het meisje met de baby en knikte in het voorbijgaan. Ze zagen er verward en droevig uit. Wie weet wat er door hen heen ging? Wie weet wat er in de gedachten speelt van een ander in de wachtkamer van de eerste hulp? Ze pakte haar telefoon en stuurde gauw een sms’je naar Maya: Alles is oké, maar ik kom laat thuis. In het ziekenhuis bij Trent. Ze staarde naar de letters op het scherm. Ze kon Maya’s reactie bijna horen. Je kunt me niet vertellen dat je met Trent in het ziékenhuis bent en dan niet verwachten dat ik vraag waarom... Als jij zegt ‘Ik ben in het ziekenhuis met Trent vraagt dat om uitleg.

Maar wat kon Brenna zeggen? Hoe kon ze dit aan haar dochter uitleggen? Ze typte: Hij heeft bedorven vis gegeten en drukte op verzenden. Dat moest genoeg zijn.

Het enige waar ze aan kon denken was Trents gezicht een paar uur geleden, nog steeds geschaafd en blauw van het auto-ongeluk, zijn borst besmeurd met Diandra’s roze lippenstift, maar zijn ogen zo groot en argeloos, de ogen van een zesjarige... Is het iets ergs? Ik heb het gevoel dat je iets ergs gaat zeggen.

Brenna kwam langs een rij lege stoelen, een versleten uitziend tweezitsbankje, een grote brede tafel met stapels oude tijdschriften en een paar boeken, inclusief een bijbel. Ze pakte hem op en dacht aan de kleine lettertjes onder aan RJ Tannenbaums zwart-witfoto van Spielberg.

 

deut 31:6

 

Brenna bladerde door de bijbel tot ze Deuteronomium had gevonden en zocht de passage op, Robin Tannenbaums passage.

Weest vastberaden en standvastig. Er is geen enkele reden om bang voor hen te zijn...

‘Amen,’ fluisterde Brenna. ‘Wees niet bang.’

 

Brenna zat op het stuur van een gigantische fiets. Ze probeerde terug te komen op het zadel en haar voeten op de pedalen te krijgen, probeerde dit vreselijke denderde gevaarte onder controle te krijgen, maar de fiets was te groot en ze ging te snel en om de een of andere reden wist Brenna diep in haar hart dat ze zou sterven als ze zich verroerde.

Voor haar doemde een klip op, met daarachter een afgrond naar het eind van de wereld. Ze wilde gillen, maar haar mond wilde niet open en de fiets kwam, hotsend over het rotsige beton steeds dichter bij de afgrond. Ze ging steeds sneller.

‘Hou je stevig vast,’ zei een stem achter haar. Een aardige stem. Clea?

Brenna voelde sterke, slanke armen aan beide kanten. Ze zag voeten op de pedalen, in sandalen gestoken en gebruind. Ze zag sierlijke handen die in de remmen knepen, de fiets ging langzamer, stopte...

Clea.

Ze draaide zich om naar het blonde haar, het lange blonde haar dat zo veel op dat van Maya leek. Clea weer terug in haar leven, die haar redde na al die jaren... Het kan me niet schelen dat je nooit hebt gebeld of geschreven. Ik vergeef je. Ik hou van je. ‘Ik ben zo blij dat je hier bent,’ zei Brenna.

Een windvlaag blies het haar terug en Brenna zag niet het gezicht van Clea maar dat van Diandra. Het gezicht van Diandra die begon te glimlachen, de mond ging open en toonde rijen en rijen haaientanden...

‘Nee!’ zei Brenna, naar adem snakkend.

‘Mevrouw?’

Brenna’s ogen vlogen open. Het duurde even voordat het tot haar doordrong dat ze nog steeds in de wachtkamer van het St. Vincent’s zat.

‘Mevrouw?’ Het was de jonge zuster, die met dat al te onschuldige gezicht.

Brenna wreef over haar ogen. ‘Ik ben in slaap gevallen,’ zei ze, alsof het meisje dat zelf niet zag.

‘Ja,’ zei ze. ‘Het spijt me dat ik u wakker moet maken, maar uw vriendin, Annette?’

‘Ja?’

‘Ze wilde dat ik u liet weten dat ze naar huis moest. Ze zei dat u moest bellen als er nieuws was.’

‘En daar hebt u me voor wakker gemaakt?’ zei Brenna.

‘Het spijt me,’ zei de verpleegster.

‘Nee, het spijt mij. Dat was onbeleefd.’

‘Nee,’ zei de verpleegster. ‘Het spijt me.’

‘Ik ben hier te vermoeid voor,’ zei Brenna. Ze liet haar ogen weer dichtvallen.

De verpleegster stak een hand op. ‘Het spijt me,’ zei ze, ‘dat ik het paard voor de wagen heb gespannen. Of zoiets. Ik bedoel: ik vergeet het belangrijke nieuws.’ Ze geeuwde. ‘Ik heb u niet wakker gemaakt om dat van uw vriendin te vertellen. Ik heb u wakker gemaakt om u te laten weten dat de heer LaSalle het zal redden.’

Brenna ging snel rechtop zitten. ‘Wat? Wacht... echt waar?’

‘Ja,’ zei de verpleegster. ‘Hij is nog steeds erg moe. We laten hem de rest van de nacht rusten, geven hem een infuus. Hij is erg uitgedroogd. Maar hij maakt het goed. Geen hersenschade.’

‘Weet u dat zeker?’

‘Nou... Hij vroeg of hij echt in het ziekenhuis was, of dat hij een droom over stoute zusters had.’

Brenna sprong op en omhelsde de verpleegster.

‘Dus dat is normaal voor hem, hè?’

‘Ja,’ lachte Brenna. ‘Ja, zeker.’ Toen ze zich losmaakte keek ze naar het naamplaatje van de verpleegster. ‘Bedankt, Bernadette.’

‘Uw voornaam is Brenna, nietwaar?’

‘Ja.’

‘Meneer LaSalle vroeg of hij u kon zien.’

‘O ja? Mag dat? Ik bedoel, is hij in staat om...’

Bernadette knikte. ‘Maar niet langer dan een paar minuten, oké? Daarna verplaatsen we hem naar een gewone kamer voor de rest van de nacht.’

Brenna liep achter haar aan door een stel klapdeuren, langs een verpleegsterspost en door een lange gang naar een reeks bedden die van elkaar gescheiden waren door gordijnen. Ze kwamen langs een oude man die aan de zuurstof lag, een klein meisje dat schreeuwde terwijl artsen vloeistof uit haar knie zogen, en toen, eindelijk, Trent.

‘Hallo, B. Spec,’ zei hij.

Brenna nam niet eens de moeite om te reageren op de bijnaam, ze rende naar hem toe en omhelsde hem, behoedzaam om de infusen niet te verstoren. Ze hoorde het meisje drie bedden verderop schreeuwen.

‘Ze zouden hier wel iets aan de sfeer kunnen doen, hè?’ zei Trent.

Zijn stem klonk erg zwak. Brenna maakte zich van hem los en bekeek hem: de uitgemergelde wangen, het haar dat plat op zijn voorhoofd lag, zijn bleke huid, alsof de tanningspray van hem af was gezogen. Hij leek een ander iemand. Een broze, droevige, erudiete jongeling. Met een rare tatoeage van een mond op zijn borstspier. Ze kon die door zijn ziekenhuishemd heen zien.

‘Ik zie er niet uit, hè?’

‘Wat is er gebeurd, Trent?’

‘Ik... ik kan niet eens haar naam uitspreken.’

‘Diandra.’

Hij huiverde. ‘Ik heb een soort... pavlovreactie op die naam,’ kreunde hij. ‘Maar in plaats van kwijlen krijg ik nu zin om te kotsen.’

‘Wat bezielde je?’

‘Brenna, ik...’

‘Ik weet dat je een vent bent, maar kom op. Waar zat je verstand? En als je zegt “in mijn broek” dan sta ik niet in voor mijn daden.’

‘Ze heeft Tannenbaums computer meegenomen.’

Brenna sloot haar ogen. ‘Dat had ik al begrepen.’

‘Het geeft niet.’ Hij verschoof in het bed. ‘Ik zei al... Er staat niets anders op dan porno... en de cloud storage gateway die hij heeft verwijderd. Ik durf te wedden dat ze dat niet kan vinden.’

‘Ik ben blij dat je nog leeft. Je hebt verdomd veel geluk gehad.’ Ze keek hem aan. ‘Wij allebei.’

Hij glimlachte flauwtjes. Zijn lippen waren erg gebarsten.

‘En wat is in hemelsnaam een cloud storage gateway?’ vroeg Brenna.

‘Een toegang tot de cloud.’

‘O. Bedankt, nou snap ik het helemaal.’

Trent zuchtte. ‘Een cloud is een soort virtuele kluis. Je kunt hem overal binnengaan, zelfs als je computer is gecrasht. Dus als je belangrijke papieren hebt, of een of andere video die je niet kwijt wilt, of wat dan ook...’

‘Waarom e-mail je die papieren dan niet naar jezelf? Dat doe ik altijd.’

‘Opslag in de cloud is een stuk veiliger.’ Hij keek haar aan. ‘E-mail is gemakkelijk te hacken. Jeetje, dat zou je moeten weten. Ik doe dat zo vaak voor ons.’

Brenna knikte.

‘Maar Tannenbaum heeft niet alleen een cloud, hij heeft de gateway verwijderd. Snap je wat ik bedoel? Het is alsof je dingen verbergt op een eiland en daarna de brug ernaartoe opblaast.’

Ze keek hem aan. ‘Dat moeten dan heel belangrijke papieren zijn geweest...’

Hij haalde zijn schouders op. ‘Of heel vreselijke porno die hij voor zijn moeder wilde verbergen. Hoe dan ook, ik wil toegang zien te krijgen.’

‘Gaat dat lukken?’

‘Als we zijn wachtwoord kunnen krijgen, kan ik dat doen via de website van zijn provider... Als ik... Verdomme, ik kan me de naam van de provider niet meer herinneren. Hé, ga zitten, wil je? Je maakt me zenuwachtig als je zo over me heen gebogen staat. Ik krijg er flashbacks van.’

‘Flashbacks?’

Hij sloot zijn ogen.

‘Diandra?’

‘O jee, ik word acuut misselijk.’

‘Sorry.’

‘Ze stond zo boven me en...’ Hij kneep zijn ogen steviger dicht. ‘Saffron.’

‘Huh?’

‘Ze zei iets over saffron.’

‘Bedoel je niet saffraan?’

‘Ik weet het niet...’ Hij opende zijn ogen weer. ‘Het is weg. Ik weet niet meer waar ze het in godsnaam over had.’

Brenna knikte. Ze ging heel voorzichtig op de rand van Trents bed zitten. Even dacht ze terug aan 2 oktober, toen Trent haar bezocht in het Columbia-Presbyterian en de rollen waren omgedraaid - hij steekt zijn hoofd om de deur, zet grote ogen op nu hij haar voor het eerst ziet, de bezorgdheid in zijn blik... ‘Trent,’ zei ze zacht.

Hij keek haar aan, zwak.

‘Ik weet voor negenennegentig procent zeker,’ zei ze, ‘dat zíj Errol heeft vermoord.’

‘O... wauw.’ Hij opende zijn ogen. Ze leken veel groter en donkerder dan anders. ‘Logisch.’

Brenna nam Trents hand in de hare. Samen bleven ze zo voor hun gevoel een hele tijd zitten.

‘Vertel mijn ouders hier alsjeblieft niks over. Ze zijn al boos genoeg over wat er met mijn auto in Inwood is gebeurd,’ zei Trent.

‘Ik zal niks zeggen,’ zei Brenna. ‘Ik ben blij dat ik dat niet hoef te doen.’

Trent glimlachte. De glimlach van een kind. Brenna spande haar kaken. Hem pillen voeren. Hem voor dood achterlaten. Je liet hem midden op de keukenvloer achter nadat hij je had binnengelaten. Je liet hem achter terwijl hij nauwelijks ademde. Je deed de deur achter je dicht. Je nam aan dat hij zou sterven en het kon je niks schelen... Woede bruiste onder haar huid. Haar gezicht werd er warm van. ‘Je bent nooit bij haar thuis geweest. Je weet niet waar ze woont.’

Hij schudde zijn hoofd.

‘En ik neem aan dat ze niet op dat belachelijke Foursquare-gedoe zit.’

‘In geen geval.’

‘Je weet niet eens haar achternaam.’

‘Ik weet waarschijnlijk niet eens haar vóórnaam.’

Ze slikte moeilijk, haalde diep adem. ‘En Errol betaalt zijn meisjes zwart, dus daar zijn ook geen gegevens te vinden,’ zei ze. ‘Dus zijn we haar kwijt.’

‘Uh-huh.’

‘Het is maar het beste.’

Trent fronste zijn wenkbrauwen. ‘Hoezo?’

‘Anders zouden we een manier hebben om haar te vinden. Als er een manier was...’ Brenna keek hem veelbetekenend aan. ‘Ik zou haar vinden.’

Trent staarde terug en er gebeurde iets tussen hen. In de zes jaar dat hij voor haar had gewerkt, wist Brenna zeker, had ze Trents gezicht nog nooit zo roerloos gezien. Zijn ogen werden wazig. Hij kneep in haar hand. ‘Je probeert me toch niet te versieren, hè? Want ik ben echt kapot.’

Brenna zuchtte. ‘Hou toch je mond, Trent.’

De kleine Bernadette stak haar hoofd om het gordijn en liep naar hen toe, gevolgd door twee stevige broeders. ‘Sorry, mevrouw, maar het is tijd om afscheid te nemen. We moeten meneer LaSalle verplaatsen.’

‘Meneer LaSalle is mijn vader, schat. Jij mag me T-Man noemen.’

Bernadette keek naar Brenna. ‘Normaal?’

Yep. Ze legde een hand op Trents schouder. ‘Tot ziens, maatje. Ik zie je morgen.’

O, wacht, ik wilde je iets vragen.’

‘Ja?’

Wie was het die... eh... me heeft gevonden?’

Ze keek hem aan. ‘Annette Shelby.’

Hij zuchtte. Ja, dat zei de dokter ook al. Ik dacht dat hij een grapje maakte. Maar dat zou natuurlijk een raar grapje zijn geweest, want hij kent ons geen van beiden.’

‘Klopt.’

Hij plukte aan een vingernagel. ‘Dat maakt wel goed wat ze heeft gedaan, hè?’

‘Ze bedoelt het goed, Trent,’ zei Brenna. ‘Ik denk dat ze het altijd goed bedoeld heeft. Ze wilde zo graag... gezelschap dat het haar beoordelingsvermogen beïnvloedde.’

‘Ik ken dat gevoel,’ zei Trent.

‘Precies.’

Ik zal haar bloemen sturen. Of misschien moet ik een nieuwe kat voor haar kopen.’

Dat hoef je niet te doen,’ zei Brenna. ‘Ga gewoon... ik weet niet... een kop koffie met haar drinken of zoiets.’

Bernadette verstelde Trents bed zodat het een brancard werd. De broeders gingen aan weerszijden staan. ‘Oké,’ zei hij. ‘Ik zal haar bellen en iets op touw zetten. Maar niet nu, nu ik eruitzie als hyena-stront. Voor mevrouw Shelby moet ik er strak uitzien. Ze heeft verwachtingen.’

Brenna dacht aan hoe hij erbij had gelegen toen Annette hem vond - een harde klap voor haar oude verwachtingen — maar ze hield dat voor zich. ‘Jij ziet er altijd strak uit.’

Wauw. Hij grijnsde naar haar. ‘Wil je dat op video voor me herhalen?’

Nee. Ze gaf Trent een snelle afscheidsknuffel en ging opzij terwijl de broeders zijn bed wegduwden. Het was toen, pas toen, dat ze besefte dat het kleine meisje van drie bedden verderop niet meer huilde.

Brenna liep de gang door. Er wrong iets, een droefheid. Ze wilde het niet, maar ze dacht weer aan Diandra. Diandra, die RJ’s computer had gestolen, zichzelf Clea had genoemd, Errol had vermoord, Trent had verdoofd en was gevlucht, met de hele zaak onder haar arm. En Lula Belle erbij.

Cement mixer, turn on a dime, make my day ’cause it’s cement time...

Van de andere kant van de gang riep Trent iets naar haar. ‘Wat?’

‘Lockbox!’ riep hij opnieuw, terwijl de broeders hem in de wachtende lift rolden. ‘Dat is de naam van Tannenbaums cloud storage gateway! Onthou het voor het geval mij dat niet lukt.’

Brenna keek toe hoe een van de broeders hem tot rust maande. De andere drukte op de knop om de liftdeuren te sluiten.

In ieder geval heb ik Trent nog, dacht ze.

 

Het was ver na middernacht toen Brenna thuiskwam. Hun laatste avond van Chanoeka was officieel voorbij en ze was er helemaal niet aan toegekomen om samen met Maya kaarsen aan te steken. Toen ze de deur opende, voelde ze het schuldgevoel aan haar knagen. Geen cadeautjes, geen latkes... In het appartement was het stil. Uiteraard. Het was bijna 01.00 uur en Maya was geen nachtuil zoals haar beide biologische ouders. Bij logeerpartijtjes was zij altijd de eerste die sliep.

Brenna liep door haar kantoorruimte en keuken. Talloze stemmen gingen door haar hoofd: het fluisterende accent van Lula Belle, Diandra’s fluwelige hallo en Trent die aan Brenna vroeg: Wat als Diandra haar is? Gary Freeman via de telefoon: Ik ben bang dat haar iets is overkomen. Ik bedoel... god... als ze ooit ook maar echt heeft bestaan.

En dan andere stemmen, diep weg gestopt in haar geheugen, gedempt alsof ze zich onder stijgend water bevond...

Schuif een beetje op, gek, ik verlies mijn evenwicht door jou.

Kom op, meisjes, lach eens naar de camera van papa... Vinden jullie hem leuk? Jullie gloednieuwe fiets...

Een meisje van tien jaar, glimlachend naar haar lang verdwenen vader. Een vervaagd gezicht van een middelbareschoolfoto. Een visioen met een lichtkring eromheen in Brenna’s dromen. Een naam gegeven aan een eenzame receptionist door een psychotische barbiepop zonder een eigen naam...

Clea, ben je echt? Zul je dat ooit zijn?

Brenna stond nu aan het einde van de gang, voor de openstaande deur van de slaapkamer van haar dochter. Ze luisterde of ze Maya in haar slaap hoorde ademen, het enige geluid dat haar altijd kalmeerde. Ze hoorde niets.

Ze stapte de kamer in. Maanlicht streek door het raam naar binnen en wierp een schijnsel op Maya’s bed. Maya’s lege, keurig opgemaakte bed. Brenna voelde een brok in haar keel. Ze dacht terug aan zeven uur geleden, Trents appartement, nog steeds ruikend naar wierook, haar hart bonzend, de briefopener in haar hand geklemd en Trents bed, leeg... Brenna duwde haar nagels in haar handpalmen en ze was terug in Maya’s kamer. Ze knipte het licht aan en zag het briefje op het kussen, het ronde handschrift van haar dochter herkenbaar van een afstand. Brenna liep naar het bed, pakte het briefje op met trillende handen.

 

Mam,

 

Ik ben naar papa en Faith. Jouw Chanoeka-cadeau ligt op je bed. Maak het open wanneer je wilt.

 

Maya

 

Brenna zuchtte diep. Ze is in orde. Bedankt. Op de vloer naast het bed lag Maya’s telefoon. Ze moest hem hebben laten vallen toen ze haastig dat briefje schreef en het lege appartement verliet.

Brenna pakte hem op en keek naar het schermpje. Maya had haar sms’je niet gelezen, maar zou dat iets uit hebben gemaakt? Als je moeder je laat zitten op een avond waar je je al weken op verheugt, is het dan een troost om te weten dat het was omdat haar assistent bedorven vis had gegeten?

Maya is in orde. Maar ze is beslist kwaad, en wie zou haar dat kwalijk kunnen nemen?

Brenna liep de kamer uit en ging naar haar kantoor, te uitgeput om te kunnen slapen. Trent had de foto’s van Persephone nog steeds niet van zijn prikbord gehaald, en Brenna kreeg een nostalgisch gevoel toen ze ernaar keek, een glimp van een tijd, nog maar twee dagen geleden, toen ze zich nog niet zo verscheurd had gevoeld.

Ze ging op haar bureaustoel zitten en bekeek haar e-mail. Er was een nieuwe, van Nick Morasco.

 

Brenna,

 

Bedankt voor de bewerkte foto van RJ. Als bijlage het politiedossier over zijn inbraak.

Ik wil ook met je praten over iets persoonlijks. Dat kan ik alleen vertellen als ik je zie. Heb je morgen tijd?

 

Nick

 

Brenna’s maag verkrampte. ‘Waar moeten we over praten? zei ze hardop. ‘Waar moeten we morgen precies “persoonlijk” over praten? Ze dacht aan de manier waarop hij haar de laatste tijd had aangekeken — het medelijden in zijn ogen — en ze stond op vanachter de computer en liep snel weg. Ze beet op haar lip om te voorkomen dat ze een van die momenten zou herbeleven.

Voor ze het wist was Brenna in haar slaapkamer. Het Chanoeka-cadeau lag glimmend op het bed. Er zat een geel briefje op:

 

Het spijt me dat het niet is ingepakt - ik kon het pakpapier niet vinden.

 

Het was Maya’s tekening van Brenna. Ingelijst.

‘Dank je wel,’ fluisterde ze. En toen, na lange tijd: ‘Het spijt me.’ Niet alleen bedoeld voor Maya, maar ook voor Trent, Errol, Jim, Nick Morasco, Gary Freeman en alle anderen die ooit betrokken waren geweest bij Brenna’s ellendige, opgefokte leven, in de hoop dat er iets goeds uit zou komen.

Brenna staarde naar het portret, de gearceerde ogen, gericht op iets in de verte, een punt in het verleden... Denkend aan Lula Belle, wist ze. Dat was waar ik aan dacht. Lula Belle.

Tranen sprongen in Brenna’s ogen. Ze pakte de telefoon en belde Morasco.

Hij nam op na de eerste beltoon.

Brenna haalde diep adem. ‘Heb ik je wakker gemaakt?’ Stomme vraag. Mensen die slapen nemen niet op na één beltoon.

‘Nee,’ zei Nick. ‘Hoe gaat het met je, Brenna?’ God, ze hield niet van die toon. Hij klonk als een bezorgde psychotherapeut.

‘Bedoel je niet: “Hoe voelen we ons vandaag?”’

‘Huh?’

‘Niks,’ zei ze. ‘Luister, bedankt voor het dossier van Tannenbaum.’

‘Geen probleem.’ Hij schraapte zijn keel. ‘Hoe gaat het met de zaak?’

Ze sloot haar ogen. Ze kon dit niet, ze kon niet over koetjes en kalfjes praten. ‘De manier waarop jij de laatste tijd naar mij kijkt bevalt me niet.’

‘Wat?’

‘Alsof je medelijden met me hebt.’

‘Ik wilde niet...’

‘En ik wil niet over persoonlijke dingen met je praten, Nick. Niet morgen bij een ontmoeting of nu per telefoon. Nooit niet.’

‘Het... het spijt me als mijn mailtje je van streek heeft gemaakt.’

Ze klemde haar kaken op elkaar. Ze wilde ophangen, hem nooit meer spreken of zien, ze wilde zich dit gesprek niet herinneren, dit gevoel... Maar in plaats daarvan bleef ze praten. ‘Errol Ludlow is dood.’

‘Wát?’

‘Hartaanval. Mogelijk sprake van drugs.’

‘Lúdlow?’

‘En Trent heeft een overdosis benzo’s gehad. Hij is op tijd naar het ziekenhuis gebracht, maar de vrouw die hem de drugs heeft toegediend was dezelfde die Ludlow heeft vermoord, en ik weet haar achternaam niet noch waar ze woont of wat dan ook, behalve dat ze een van Errols Angels was, ze is begin twintig en kleedt zich als een pin-up.’ Brenna haalde diep adem, lang en hijgerig. ‘En ze zou Lula Belle kunnen zijn.’

‘O, mijn god, Brenna.’

‘Ze heeft tegen een receptionist gezegd dat ze Clea heet.’

‘O, jee...’

‘En... en nu is ze verdwenen...’ Brenna kreeg een waas voor ogen. Haar stem voelde verstikt. ‘Iemand zit met mijn geest te klooien, Nick. Iemand daarbuiten kent al die verhalen over mijn familie en ze maken er performancekunst van en dat... dat gestoorde meisje heeft er op de een of andere manier mee te maken, maar ik heb geen idee hoe ik haar moet opsporen, dus wat het ook zijn mag dat je me moet vertellen dat zo verdomde belangrijk is...’

‘Dat kan wachten.’ Zijn stem klonk zacht, vriendelijk.

‘Voor altijd?’

‘Ja.’

Brenna hoorde een auto voorbijsuizen over de straat onder haar raam, de dreunende bas van de autostereo en ze wilde zo graag ontsnappen, niet uit haar appartement maar uit haar eigen geest. Een paar tranen biggelden over haar wangen.

‘Hoe voelen we ons vandaag?’ zei Morasco.

Nog meer tranen, Brenna veegde ze weg. ‘Dat weet ik niet.’

‘Vertel het me,’ zei hij. ‘Ik ben er.’

‘Verloren,’ zei ze. ‘Verward, bang, onveilig.’ Ze haalde nog een keer diep en hortend adem. ‘Eenzaam.’

Morasco zei verschillende tellen niets. Brenna ook niet. Ze bleven gewoon zo zitten, beiden in de telefoon ademend.

‘Brenna?’

Ja.

‘Wil je dat ik naar je toe kom?’

Ja.

Hij hing op voor ze van gedachten kon veranderen.