De plek is nog steeds zeer onpersoonlijk. De leverancier ziet haar binnenkomen. Ze blijven alle twee staan. Sophie pakt een dikke envelop uit haar tas, haalt er de bundel bankbiljetten uit en begint ze te tellen.
'Dat zal niet nodig zijn...'
Ze kijkt op. En snapt onmiddellijk dat er iets niet klopt.
'Kijk, juffrouw, ons werk houdt zich aan de wetten van de markt...'
De man praat rustig, zonder zich te bewegen.
'De wet van vraag en aanbod is zo oud als de wereld. Onze tarieven zijn niet gekoppeld aan de reële waarde van onze producten, maar aan het belang dat onze klanten eraan hechten.'
Sophie voelt een brok in haar keel. Ze slikt haar woorden in.
'En sinds ons eerste gesprek,' vervolgt de man, 'zijn de zaken enigszins veranderd... mevrouw Duguet.'
Sophie voelt de grond onder haar voeten wegzakken, het ver trek begint te draaien. Ze leunt even op een hoek van het bureau.
'Misschien wilt u liever gaan zitten.'
Sophie ploft neer in een stoel.
'U...' begint ze. Maar de woorden blijven in haar keel steken.
'Wees maar niet bang, u bent niet in gevaar. Maar we moeten weten met wie we te doen hebben. We trekken dat altijd na. En in uw geval was dat niet makkelijk. U hebt uw zaakjes goed voor elkaar, mevrouw Duguet, daar weet de politie alles van. Maar wij verstaan ons vak. Wij weten nu wie u bent, maar ik verzeker u dat uw identiteit absoluut vertrouwelijk zal blijven. Onze reputatie moet smetteloos zijn en blijven.'
Sophie is een beetje bijgekomen, maar de woorden dringen heel langzaam tot haar door, alsof ze eerst door een dichte mist- laag heen moeten breken. Dan lukt het haar een paar woorden uit te brengen.
'Wat wil dat zeggen?'
Daar stopt haar poging.
'Dat de prijs niet meer dezelfde is.'
'Hoeveel?'
'Het dubbele.'
Sophie is duidelijk in paniek.
'Het spijt me zeer,' zegt de man. 'Wilt u een glas water?'
Sophie geeft geen antwoord. Dit is haar ondergang.
'Ik kan het niet...' zegt ze, alsof ze tegen zichzelf praat.
'Ik weet zeker van wel! U hebt aangetoond dat u uw leven ver-bazingwekkend goed een nieuwe wending kunt geven. Anders zou u niet zo ver zijn gekomen. Geef ons een week, als u wilt. En na die termijn...'
'Maar wat garandeert me...'
'Niets, helaas, mevrouw Duguet. Behalve mijn woord. Maar geloof me, een betere garantie is er niet.'
Meneer Auverney is een lange man, een krasse grijsaard, die er goed uitziet voor zijn leeftijd. Hij draagt altijd een hoed, zowel in de zomer als in de winter. De hoed die hij nu opheeft is van ruw linnen. Aangezien hij het een beetje warm heeft in het postkantoor, heeft hij zijn hoed afgezet. Hij houdt hem in zijn hand.
Wanneer de man achter de balie hem een teken geeft, loopt meneer Auverney naar voren, legt zijn hoed op de balie en neemt het bericht aan. Hij heeft zijn identiteitsbewijs al bij de hand. Sinds Sophie op de vlucht is, heeft hij geleerd zich nooit om te draaien, aangezien hij wist dat hij in de gaten werd gehouden. Misschien gebeurt dat nog steeds, dat weet hij niet zeker. Hij verlaat het postkantoor en gaat meteen de kroeg in die ernaast ligt. Dan bestelt hij een kop koffie en vraagt waar de wc is. Het bericht is kort: 'groene_muis@msn.fr'. Meneer Auverney, die al twintig jaar niet meer rookt, haalt de aansteker tevoorschijn die hij uit voorzorg heeft meegenomen. Hij verbrandt het bericht in de wc- pot. Daarna drinkt hij rustig zijn koffie op. Hij leunt met zijn ellebogen op de rand van de toog, zijn kin rust op zijn in elkaar gevlochten handen. Het is de houding van een man die de tijd neemt. In werkelijkheid omdat zijn handen trillen.
Twee dagen later is meneer Auverney in Bordeaux. Hij gaat een oud flatgebouw binnen, waarvan de toegangsdeur zo zwaar is als de deur van een gevangenis. Hij kent het gebouw goed. Hij heeft er een paar jaar terug leidinggegeven tijdens renovatiewerkzaamheden. Hij heeft de reis speciaal gemaakt om naar binnen te gaan en weer te vertrekken. Alsof hij krijgertje speelt. Hij is daarheen gegaan, omdat je, wanneer je via de Rue d'Éstienne-d'Órves nr. 28 binnengaat, er na een lange tocht door kelders weer uitkomt op de Impasse Maliveau 76. Als hij daar opduikt, is het steegje leeg. Een groen geverfde deur komt uit op een binnenplaats, de binnenplaats komt uit op de toiletruimte van de Balto en de Balto komt uit op Boulevard Mariani.
Meneer Auverney loopt rustig over de boulevard naar de taxi-standplaats. Dan laat hij zich naar het station brengen.
Sophie drukt de laatste sigaret van haar pakje uit. Het is al de hele morgen bewolkt. Een grijze lucht. En het waait. De ober, die op dit uur niets te doen heeft, loopt een beetje rond. Hij blijft staan naast het tafeltje waar Sophie een kopje koffie heeft besteld, en zegt:
'De wind komt uit het westen... Het zal niet gaan regenen.'
Sophie werpt hem een flauwe glimlach toe. Niet op ingaan en zorgen dat je niet opvalt. Na een laatste blik op de lucht die zijn diagnose lijkt te bevestigen, keert de ober terug naar zijn toog. Sophie kijkt op haar horloge. Sinds ze op de vlucht is, en dat is nu al maanden, is ze een kei in zelfdiscipline. Opstaan om vijf voor halfdrie s middags. Niet eerder. Ze moet precies vijf minuten lopen. Ze bladert, zonder iets te lezen, in een tijdschrift voor meisjes. Horoscoop voor Schorpioenen. Volg je de trends P De play- list van Brit. Hoe je kunt zorgen dat hij gek op je wordt. Onmiddellijk vijf kilo afvallen, het is mogelijk!
Eindelijk is het vijf voor drie. Sophie staat op na geld op het tafeltje te hebben gelegd.
Westenwind, misschien, maar hij is verrekte koud. Ze zet de kraag van haar jack op en steekt de boulevard over. Het busstation is vrijwel verlaten. Sophie heeft slechts één angst: dat haar vader niet zoveel discipline heeft getoond als zij. Dat hij er nog steeds is. Dat hij haar heeft willen zien. Opgelucht stelt ze vast dat haar instructies nauwgezet zijn opgevolgd. Geen bekend gezicht onder de weinige aanwezigen. Ze loopt door de bar en rent de trap af. Dan pakt ze de bruine envelop die achter het waterreservoir is verstopt. Als ze weer naar buiten gaat, vallen de eerste regendruppels op het trottoir. Westenwind.
De taxichauffeur is geduldig.
'Zolang de teller loopt...' heeft hij gezegd.
De taxi staat al bijna een kwartier stil. De klant kijkt verstrooid naar buiten. 'Ik wacht op iemand,' heeft hij gezegd. Hij is zojuist met de rug van zijn hand over de beslagen ruit gegaan. Het is een oude man, maar met een kaarsrechte houding. Een jonge vrouw cl ie voor het rode stoplicht heeft staan wachten, steekt snel de weg over, terwijl ze de kraag van haar jack opzet, omdat het is gaan regenen. Ze werpt een vluchtige blik op de taxi. Dan loopt ze door en verdwijnt.
'Jammer dan...' zegt de klant met een zucht. 'We gaan niet de hele dag wachten. Breng me terug naar het hotel.'
Zijn stem klinkt gesmoord.