20 februari

Sophie heeft de hele tijd gehuild. Ze heeft een deel van de dag voor het raam doorgebracht en ontelbare sigaretten gerookt. Ik heb veel foto's van haar gemaakt. Ze heeft geen voet meer in het kantoor gezet. Ik neem aan dat het daarginds zoemt als in een bijenkorf. Ik durf te wedden dat er flink wordt geroddeld en dat bij de koffieautomaat kopieën van de foto's van Sophie worden uitgewisseld. Dat zal Sophie ook wel denken. Ik geloof niet dat ze er zal kunnen terugkeren. Ongetwijfeld leek ze daarom zo onverschillig bij het horen van het nieuws dat ze tijdelijk werd geschorst. Een week. Schijnbaar is het gelukt de schade te beperken, maar goed, volgens mij is het kwaad al geschied... En in een carrière zijn het dingen die je blijven achtervolgen. Sophie lijkt in elk geval net een zombie.

23 februari 

De avond was al problematisch begonnen: ik moest Andrea thuis komen ophalen om uit eten te gaan. Ik had een tafeltje bij Julien gereserveerd, maar mijn onvermoeibare geliefde had andere plannen. Toen ik haar huis betrad, zag ik dat de tafel gedekt was voor twee. De imbeciel die, zoals haar parfum aangeeft, nooit terugdeinst voor slechte smaak, had zelfs een kandelaar op tafel gezet, een afgrijselijk ding dat beschouwd wordt als moderne kunst. Ik protesteerde luid, maar nu ik binnen was en de geur van een ovenschotel rook, was het moeilijk, onmogelijk zelfs, om de uitnodiging af te slaan. Ik stemde in, maar beloofde mezelf dit meis- je nooit meer te zullen zien. Mijn besluit was genomen. Die ge-dachte gaf me moed. En aangezien de ronde tafel Andrea belette me aan te raken, zoals ze altijd doet zodra het maar even kan, voelde ik me enigszins veilig.

Ze woont in een piepklein appartement op de vierde verdieping van een oud, onaantrekkelijk flatgebouw. De zit- en eetkamer heeft slechts één raam, dat heel hoog is. Er komt weinig licht naar binnen, want het raam kijkt uit op de binnenplaats. Het is het soort huis waarin je voortdurend de lampen moet laten branden, als je niet depressief wilt worden.

Het gesprek was langdradig, net als de avond. Voor Andrea ben ik Lionel Chalvin, werkzaam bij een projectontwikkelaar. Ik heb geen ouders meer, wat me jeugdherinneringen bespaart, dank zij een smartelijke blik zodra het onderwerp wordt aangeroerd. Ik leef en woon alleen, en ik ben impotent, zoals die dikke taart gelooft. Tenminste, ik lijd aan impotentie. Het lukte me het onderwerp te vermijden of alleen over de tastbare effecten ervan te praten. Ik opereer op gevoel.

Het gesprek ging over de vakantie. De maand ervoor had Andrea een paar dagen bij haar ouders in Pau gelogeerd, en ik kreeg verhalen te horen over het karakter van haar vader, de angsten van haar moeder, de domheid van haar hond. Ik glimlachte. Meer kon ik echt niet doen.

Het was wat je noemt een 'eersteklas etentje'. Tenminste, zo zal zij het wel noemen. Alleen de wijn was de benaming eersteklas' waard, maar de wijn was hoogstwaarschijnlijk uitgekozen door haar wijnhandelaar. Zij had er geen verstand van. Ze had een cocktail gemaakt die ontzettend veel op haar parfum leek.

Na de maaltijd zette Andrea, zoals ik al vreesde, koffie neer op het salontafeltje voor de bank. Toen ze zich naast me had geïnstalleerd, zei het vette varken op zwoele toon, na een stilte waarvan ze hoopte dat hij diep en duidelijk was, dat ze begrip had voor mijn problemen. Ze klonk als een non. Ik durf te wedden dat ze zichzelf feliciteerde met het buitenkansje. Ze had duidelijk veel zin om te worden geneukt, omdat haar dat waarschijnlijk niet elke dag overkwam. En de ontmoeting met een ietwat impotente minnaar zou haar eindelijk het gevoel geven ergens nuttig voor te zijn. Ik deed net of ik in verwarring was gebracht. Er viel een stilte en ter afleiding begon ze te praten over haar werk, zoals iedereen die niets te zeggen heeft. Verhalen, altijd dezelfde. Maar op een gegeven moment bracht ze de pr-afdeling ter sprake. Onmiddellijk was ik een en al oor. Even later slaagde ik erin het gesprek naar Sophie te leiden. Eerst door te zeggen dat iedereen wellicht keihard moest werken bij grote veilingen. Nadat Andrea de helft van het personeel van het veilinghuis de revue had laten passeren, kwam ze eindelijk bij Sophie. Ze popelde van verlangen om me de stunt met de foto's te vertellen. Ze lag krom van het lachen en proestte het uit. Wat een vriendin...

'Ik zal haar vertrek betreuren,' zei ze. 'Ze is hoe dan ook vertrokken...'

Ik spitste mijn oren. En toen heb ik alles gehoord. Sophie verlaat Percy's, maar er is meer. Ze verlaat ook Parijs.

Ze zochten geen tweede woning op het platteland, maar ze wilden écht buiten Parijs gaan wónen. Haar man is onlangs benoemd tot hoofd van een nieuw onderzoeksteam in Senlis, en daar gaan ze zich vestigen.

'Maar wat gaat zij dan doen?' vroeg ik aan Andrea.

'Hoezo?'

Ze was zeer verbaasd dat ik me voor zoiets interesseerde.

'Je zei dat ze zeer actief is, dus vraag ik me af... wat ze op het platteland gaat doen...'

Met een verlekkerde blik en op samenzweerderige toon vertelde Andrea dat Sophie een baby verwachtte. Het was geen nieuwtje, maar toch deed het me iets. Het lijkt me erg onverstandig in haar toestand.

'En hebben ze een woning gevonden?' vroeg ik.

Volgens haar hebben ze een mooi huis in het departement 1'Oise gevonden, niet al te ver van de snelweg.

Een baby. En Sophie die haar baan en Parijs verlaat. Met de stunt met het persdossier had ik gehoopt te bereiken dat Sophie een tijdje ophield met werken, maar de zwangerschap plus het vertrek uit Parijs... Ik moest nadenken over dit nieuwe gegeven. Ik ging meteen staan en mompelde een paar woorden. Ik moest weg, het was laat.

'Maar je hebt niet eens je koffie opgedronken,' smeekte de trut.

Koffie, nota bene... Ik trok mijn jasje aan en liep naar de voordeur.

Hoe het gebeurd is, zou ik niet meer weten. Andrea volgde me tot aan de deur. Ze had iets heel anders verwacht van de avond met mij. Ze zei dat het jammer was, dat het toch nog niet zo laat was, vooral niet voor een vrijdag. Ik stamelde dat ik de volgende morgen moest werken. Andrea zal me nooit meer van nut kun-nen zijn, maar om me niet te verraden zei ik een paar woorden waarvan ik wilde dat ze geruststellend waren. Toen wierp ze zich op me. Ze drukte me dicht tegen zich aan, ze kuste mijn hals. Ze heeft mijn weerstand moeten voelen. Ik weet niet meer wat ze fluisterde, ze stelde voor 'me onder handen te nemen', ze heeft veel geduld, ik hoefde nergens bang voor te zijn. Dat soort dingen... Er zou niets zijn gebeurd als ze niet haar hand op mijn buik had gelegd, om me aan te moedigen. De hand ging steeds lager. Ik kon me niet meer beheersen. Na die avond en het nieuws dat ik zojuist had gehoord, was het te veel. Ik leunde met mijn rug tegen de deur. Toen duwde ik haar hard weg. Ze verbaasde zich over die reactie, maar ze wilde doorgaan. Ze glimlachte, en die glimlach was zo afgrijselijk, zo wulps... Lelijke meisjes zijn zó wellustig... Ik kon me niet meer inhouden en sloeg haar. Heel hard. Ze legde meteen haar hand op haar wang, terwijl ze me een stomverbaasde blik toewierp. Ik besefte hoe afschuwelijk de situatie was, hoe nutteloos. Ik dacht aan alle dingen die ik met haar had moeten doen. En toen gaf ik haar nog een klap, op haar andere wang, en nog een, tot ze begon te huilen. Ik was niet meer bang. Ik keek om me heen, de kamer, de gedekte tafel met de res-tanten van de maaltijd, de bank met de kopjes koffie die we niet hadden aangeraakt. Ik vond het allemaal heel weerzinwekkend. Toen pakte ik haar bij de schouders en trok haar tegen me aan, als om haar gerust te stellen. Ze verzette zich niet. Daarna liep ik naar het raam, dat ik wijd openzette, alsof ik frisse lucht wilde inademen, en ik wachtte. Ik wist dat ze zou komen. Het duurde nog geen twee minuten. Ze snoof op een belachelijke manier. Ik hoorde haar naderen. Haar parfum omhulde me voor een laatste keer. Ik haalde diep adem, draaide me om en pakte haar bij de schouders. Toen ze huilend tegen me aangedrukt stond, draaide ik me zacht om, alsof ik haar wilde kussen, en ineens gaf ik haar een duw met mijn beide handen op haar schouders. Ik zag even haar verwilderde blik op het moment dat ze door het raam verdween. Ze schreeuwde niet eens. Twee of drie seconden later hoorde ik een walgelijk geluid. Ik begon te huilen. Ik trilde over mijn hele lichaam om te verhinderen dat het beeld van mama weer bij me boven zou komen. Maar ik moet toch helder zijn geweest, want een paar seconden later pakte ik mijn jasje en stormde de trap af.

24 februari

Natuurlijk, de val van Andrea was een beproeving voor me. Niet zozeer vanwege de dood van die trut, dat spreekt vanzelf, maar vanwege de manier waarop ze is doodgegaan. Achteraf gezien verbaast het me dat ik niets heb gevoeld na de dood van Vincents moeder. Een trap is toch heel wat anders. Vannacht was het natuurlijk niet Andrea die wegvloog, maar mama. Het was echter niet zo naar als in een groot aantal andere dromen van de afgelopen jaren. Alsof iets in me tot rust kwam. Ik denk dat ik dat aan

Sophie te danken heb. Het moet te maken hebben met het feit dat ik mijn fobieën op haar overdraag.