Hijgend, badend in het zweet gaat Sophie rechtop zitten. Haar angstkreet weergalmt nog in de kamer... Frantz, die naast haar zit, kijkt haar heel bang en geschrokken aan. Hij pakt haar hand.
'Wat is er?' vraagt hij.
Haar kreet is gesmoord in haar keel. Ze snakt naar adem, haar handen zijn tot vuisten gebald, haar nagels priemen diep in haar handpalmen. Frantz neemt haar handen in de zijne en maakt ze open, vinger voor vinger, terwijl hij zachtjes praat. Maar voor haar zijn op dit moment alle stemmen gelijk. Zelfs die van Frantz lijkt op de stem van Vincent. De stem van haar droom. De Stem.
Vanaf vandaag is het gedaan met de genoegens van een meisje. Sophie concentreert zich, zoals in de ergste periodes, om niet ten onder te gaan aan haar depressiviteit. Ze probeert overdag niet te slapen. Uit angst voor dromen. Maar soms valt ze gewoon in slaap, 's Nachts en overdag bezoeken de doden haar. Nu is het Véronique Fabre, met een bebloed gezicht, glimlachend, dodelijk gewond maar levend. Ze praat tegen Sophie en vertelt over haar dood. Maar het is niet haar eigen stem. Het is de Stem die met haar praat, altijd de Stem, die alles weet, die van alles de details kent, die haar hele leven kent. Ik wacht op je, Sophie, zegt Véronique Fabre. Sinds je me hebt vermoord, weet ik dat je je bij me zult voegen. God, wat heb je me pijn gedaan... Ongelofelijk veel! Ik zal je alles vertellen wanneer je bij me bent. Ik weet dat je zult komen... Je zult binnenkort zin hebben je bij me te voegen, je bij ons allemaal te voegen. Vincent, Leo, ik... We zullen er allemaal zijn om je te verwelkomen...
Overdag is Sophie passief, ze staart moedeloos voor zich uit. Frantz is wanhopig, hij wil er een dokter bij halen, maar zij weigert pertinent. Ze herstelt zich en probeert hem gerust te stellen. Maar ze ziet aan zijn gezicht dat hij het niet snapt, dat het voor hem onbegrijpelijk is om in deze situatie geen dokter te roepen.
Hij komt steeds vroeger thuis. Maar hij is te bezorgd. Al heel snel zegt hij:
'Ik heb verlof gevraagd. Ik had nog vrije dagen over...'
Nu is hij de hele dag bij haar. Hij kijkt tv terwijl de slaap haar overmant. Midden op de dag. Steeds dezelfde woorden, dezelfde doden. In haar dromen spreekt de kleine Leo tot haar met de mannenstem die hij nooit zal hebben. Leo praat met de Stem. Hij vertelt haar tot in de details hoeveel pijn de veter om zijn hals deed, hoe hij zich inspande om door te ademen, hoe hard hij zich verzette, hoe hij probeerde te schreeuwen... En alle doden komen terug, dag na dag, nacht na nacht. Frantz maakt kruidenthee en bouillon voor haar, en hij blijft zeggen dat ze de dokter moeten bellen. Maar Sophie wil niemand zien. Het is haar gelukt om te verdwijnen, ze wil geen onderzoek riskeren, ze wil niet gek zijn en worden opgesloten. Ze komt er vast en zeker wel weer bovenop. Ze heeft ijskoude handen door de aanvallen, haar hart klopt angstwekkend onregelmatig. Haar lichaam is verstijfd van de kou, maar haar kleren zijn nat van het zweet. Ze slaapt dag en nacht. 'Het zijn angstaanvallen. Ze komen en gaan,' waagt ze te zeggen om hem gerust te stellen. Frantz glimlacht, maar hij is sceptisch.
Op een keer gaat ze weg voor een paar uurtjes.
'Vier uur!' zegt Frantz, alsof hij een sportrecord aankondigt. 'Ik was wanhopig. Waar was je?'
Hij pakt haar handen vast. Hij is écht ongerust.
'Ik ben teruggekomen,' zegt Sophie, alsof dat het antwoord is waarop hij wacht.
Frantz wil het begrijpen, maar haar verdwijning heeft hem nerveus gemaakt. Hij is een eenvoudig maar logisch denkend mens. Wat hij niet snapt, maakt hem gek.
'Wat moet ik doen als jij begint met zomaar te vertrekken! Ik bedoel... om je terug te vinden?'
Ze zegt dat ze het zich niet kan herinneren. Hij houdt vol:
'Vier uur, het is onmogelijk dat je je die niet herinnert!'
Sophie rolt met de ogen, die vreemd en koortsig glanzen.
'In een café.' Het is alsof ze tegen zichzelf praat.
'Een café? Was je in een café? Welk café?' vraagt Frantz.
Ze kijkt hem aan, ze is verloren.
'Ik weet het niet precies.'
Sophie begint te huilen. Frantz drukt haar tegen zich aan. Ze kronkelt in zijn armen. Het is april. Wat wil ze? Er een einde aan maken? Toch is ze teruggekomen. Herinnert ze zich iets van wat ze in die vier uur heeft gedaan? Wat kun je allemaal doen in vier uur...?
Een maand later, begin mei, neemt Sophie werkelijk de benen. Ze is compleet uitgeput.