I
I
De meisjes gingen twee keer naar het water. De eerste keer was de dag na het noodweer dat zich boven Ventura County ontladen had en dat in een nacht meer water over het stadje Palomo Grove had uitgestort dan de inwoners normaal gesproken in een heel jaar kregen. De stortbui had ondanks al zijn hevigheid de hitte echter niet verminderd. De temperatuur bleef met het beetje woestijnwind dat er waaide rond de tweeëndertig graden hangen. Kinderen die zichzelf 's ochtends in de hitte moe hadden gespeeld, zaten 's middags achter gesloten deuren te dreinen. Honden vervloekten hun vacht, vogels weigerden te zingen. Oude mensen trokken zich in bed terug. Overspeligen deden, badend in het zweet, hetzelfde. De ongelukkigen die werk hadden dat niet tot de avond kon worden uitgesteld wanneer (God geve het) de temperatuur zou dalen, gingen naar hun werk met hun ogen gericht op de glinsterende trottoirs, iedere stap een hel, iedere ademhaling stroef gierend door hun longen.
Maar de vier meisjes waren aan de hitte gewend; op hun leeftijd was dat de situatie waarin hun bloed zich normaal gesproken bevond. Ze waren met z'n vieren bij elkaar opgeteld zeventig jaar op deze planeet en wanneer Arleen volgende week dinsdag negentien zou worden, zou dat eenenzeventig jaar zijn. Vandaag voelde ze haar leeftijd, die belangrijke paar maanden die haar onderscheidden van haar beste vriendin Joyce en nog veel meer van Carolyn en Trudi die met hun amper zeventien jaar nauwelijks meetelden in de ogen van een volwassen vrouw als zijzelf. Toen ze die dag door de verlaten straten van Palomo Grove slenterden, had ze heel wat over haar brede ervaring te vertellen. Het was prettig om op een dag als vandaag buiten te zijn zonder dat de mannen uit het plaatsje naar hen zaten te lonken - ze kenden ze allemaal bij naam en toenaam - bij wie de vrouw in de logeerkamer sliep, zonder de schuine opmerkingen die ze maakten en die de meisjes via een van de vriendinnen van hun moeders hadden opgevangen. Zo wandelden ze als Amazones in shorts door een stad blakerend van de hitte terwijl de verzengende lucht fata morgana's op de weg toverde. De meeste inwoners lagen als verlamd naast hun open koelkasten.
'Is het liefde?' vroeg Joyce aan Arleen.
Het antwoord van het oudere meisje kwam snel. 'Goeie god, nee,' zei ze. 'Wat kun jij toch dóm doen, hè?' 'Ik dacht het alleen maar. . . omdat je zo over hem praatte.' 'Wat bedoel je met: zo?' 'Nou, over zijn ogen en zo.'
'Randy heeft aardige ogen,' gaf Arleen toe. 'Maar dat heeft Marty ook en Jim en Adam. . .'
'O, houd op,' zei Trudi meer dan geïrriteerd. 'Wat ben je toch een del.'
'Nietwaar.'
'Hou dan op met al die namen. We weten allemaal dat de jongens jou leuk vinden. En we weten ook allemaal waarom.' Arleen keek haar aan met een blik die verloren ging aangezien ze, op Carolyn na, allemaal een zonnebril droegen. Ze liepen een paar meter zwijgend verder.
'Wie heeft er zin in een cola?' zei Carolyn. 'Of een ijsje?' Ze waren onder aan de Heuvel aangekomen. Het winkelcentrum met zijn airconditioned zaken lag verleidelijk voor hen.
'Ja,' zei Trudi. 'Ik ga mee.' Ze draaide zich naar Arleen óm. 'Wil jij
ook iets?'
'Nee.'
'Ben je boos?'
'Nee.'
'Gelukkig,' zei Trudi. 'Want het is veel te warm om ruzie te maken.' De twee meisjes liepen naar de zaak van Marvin waar kruidenierswaren werden verkocht en waar tevens een klein cafetaria aan verbonden was. Ze lieten Arleen en Joyce op de hoek van de straat achter. 'Het spijt me. . .' zei Joyce. 'Wat?'
'Dat ik je over Randy heb gevraagd. Ik dacht dat je. . . nou ja. . . misschien serieus was.'
'Iedereen hier in de Grove is toch even waardeloos,' mompelde Arleen. 'Ik kan nauwelijks meer wachten om hier weg te komen.' 'Waar wil je naar toe? Los Angeles?'
Arleen schoof haar zonnebril over haar neus omlaag en tuurde naar Joyce.
'Waarom zou ik dat doen?' zei ze. 'Ik weet wel wat beters dan daar in de rij te gaan staan. Nee. Ik ga naar New York. Daar kun je beter studeren. Daarna ga ik naar Broadway. Als ze me willen hebben, kunnen ze me komen halen.' 'Wie?'
'Joyce,' zei Arleen gemaakt wanhopig. 'Hollywood.'
'O. Ja. Hollywood.'
Ze knikte waarderend om Arleens afgeronde toekomstideeën. Zij had niet van dergelijke vastomlijnde plannen. Maar voor Arleen was het gemakkelijker. Zij was Californiës mooiste met haar blonde haar en blauwe ogen en ze had een glimlach die het andere geslacht zonder enig probleem op de knieën kreeg. En alsof dat nog niet voldoende was, had ze een moeder die actrice was geweest en haar dochter nu al als een ster behandelde.
Joyce was niet zo gelukkig. Geen moeder die de weg voor haar baande, geen glamour om haar door slechte tijden heen te loodsen. Ze kon zelfs geen cola drinken zonder huiduitslag te krijgen. Dokter Briskman hield vol dat het door haar gevoelige huid kwam en dat ze er wel overheen zou groeien. Maar de beloofde transformatie kwam net zo snel als het einde van de wereld waar de dominee het op zondagochtend over had: het werd steeds weer uitgesteld. Joyce dacht: als ik geluk heb, krijgt de dominee gelijk op de dag dat ik mijn puistjes kwijtraak en mijn tieten krijg. Ik word dan volmaakt wakker en als ik de gordijnen opendoe, is Palomo Grove weg. Ik zal nooit de kans krijgen Randy Krentzman te kussen.
Dat was uiteraard de werkelijke reden achter haar indringende vragen aan Arleen. Randy was voortdurend aanwezig in Joyces gedachten, of bijna voortdurend, hoewel ze hem maar drie keer had ontmoet en maar twee keer had gesproken. De eerste keer was samen met Arleen geweest en Randy had haar nauwelijks aangekeken toen ze aan elkaar voorgesteld werden, dus ze had niets gezegd. De tweede keer had ze geen rivalen gehad, maar haar vriendelijk 'dag' was begroet met een terloops 'Wie ben jij?'. Ze had volgehouden en het hem helpen herinneren, had hem zelfs verteld waar ze woonde. De derde ontmoeting (ze had weer 'dag' gezegd en hij had geantwoord: 'Ken ik je?'), had ze hem schaamteloos al haar persoonlijke gegevens verstrekt en hem zelfs in een plotselinge vlaag van optimisme gevraagd of hij mormoon was. Naderhand zag ze in dat dit een strategische fout was geweest. De volgende keer zou ze Arleens werkwijze toepassen en de jongen behandelen alsof ze zijn aanwezigheid nauwelijks te verdragen vond, hem niet aankijken en alleen maar glimlachen als het onvermijdelijk was. En dan, als je zo ongeveer op het punt stond weg te slenteren, hem recht in zijn ogen kijken en vaag iets dubbelzinnigs mompelen. De wet van onduidelijke boodschappen. Het werkte bij Arleen, dus waarom niet bij haar? En nu de plaatselijke schoonheid openlijk bekend had gemaakt dat ze niet in Joyces grote liefde geïnteresseerd was, was er een sprankje hoop. Als Arleen werkelijk in Randy's liefde geïnteresseerd was geweest, was Joyce misschien regelrecht naar dominee Meuse gegaan om hem te vragen of hij het einde van de wereld een beetje sneller zou kunnen laten komen. Ze zette haar bril af en tuurde naar de zinderende witte lucht, zich vaag afvragend of het einde misschien al onderweg was. Het was een vreemde dag.
'Dat moet je niet doen,' zei Carolyn die met Trudi in haar kielzog uit Marvins zaak te voorschijn kwam. 'Dan word je door de zon verblind.' 'Niet waar.'
'Wel,' zei Carolyn, altijd een bron vol ongevraagde informatie, 'je netvlies is een lens. Net als bij een camera. Het concentreert. . .' 'Goed,' zei Joyce en keek weer naar de stevige grond onder haar voeten. Ze werd even duizelig door de kleurtjes die voor haar ogen dansten.
'Wat gaan we nu doen?' zei Trudi.
'Ik ga terug naar huis,' zei Arleen. 'Ik ben moe.'
'Ik niet,' zei Trudi opgewekt. 'Ik ga niet naar huis. Dat is zo saai.'
'Het heeft geen zin om hier midden in het winkelcentrum te blijven
staan,' zei Carolyn. 'Dat is net zo saai als thuis. En we verbranden
in de zon.'
Ze zag er al enigszins geroosterd uit. Carolyn was ruim tien kilo zwaarder dan de anderen; ze had rood haar en de combinatie van haar gewicht en haar huid had haar eigenlijk binnenshuis moeten hebben houden. Maar dit ongemak leek haar niet veel te doen, net zomin als andere fysieke prikkels. Alleen smaak vormde daarop een uitzondering. Afgelopen november was de hele familie Hotchkiss bij een auto-ongeluk betrokken geraakt. Carolyn was met een lichte hersenschudding uit de wrakstukken gekropen en een eindje verderop met een half opgegeten chocoladereep in beide handen door de verkeerspolitie aangetroffen. Er zat meer chocola dan bloed op haar gezicht en ze had moord en brand geschreeuwd - volgens het verhaal althans - toen een van de agenten had geprobeerd haar versnapering van haar af te pakken. Pas veel later kwam men tot de ontdekking dat ze nog een stuk of zes gebroken ribben had. 'Nou, wat doen we?' zei Trudi, terugkomend op het onderwerp van gesprek. 'Waar gaan we in deze hitte naar toe?' 'Laten we maar een eindje gaan wandelen,' zei Joyce. 'We kunnen de bossen ingaan. Daar zal het wel koeler zijn.' Ze keek even naar Arleen. 'Ga je mee?'
Arleen liet haar vriendinnen tien seconden op een antwoord wachten.
Tenslotte gaf ze toe.
'Er is toch niets anders te doen,' zei ze.