HOOFDSTUK 6
Let Me Off Uptown

Ik keek Dilsey en Mama Lou, die tussen de weggegooide papieren zakdoekjes en reclameblaadjes in de rieten prullenmand lagen, dreigend aan. Ik schudde mijn hoofd. Zou ik ze nu voor eens en voor altijd weggooien?
Ik stak mijn hand uit, maar trok hem weer terug. Ik kon net zo goed wachten totdat de mand vol was. Dan gooide ik gewoon alles, ook die verraders, in een vuilniszak die ik in de grote bak beneden zou deponeren.
Vervolgens trok ik het sekseneutrale uniform aan dat in Zuid-Manhattan werd gedragen: zwarte spijkerbroek, zwarte blouse, zwarte enkellaarzen, lange leren jas. Ik wilde niet opvallen. Een keer ging ik zo gekleed met mijn vader lunchen, en toen had hij me in alle ernst gevraagd waarom ik me in hemelsnaam als Johnny Cash wilde kleden. Even dacht ik erover nog een stropdas om te doen, maar besloot toen van niet; die zou waarschijnlijk alleen maar meer de aandacht vestigen op de natuurlijke hulpbronnen op mijn borst.Natuurlijk wilde ik een paar dollar verdienen, maar dat was niet de voornaamste reden dat ik die dag de straat op ging. Ik was van plan op de hoek van Fifteenth Street en Broadway te gaan staan, Ida's oude plekje - ik wilde daar gewoon zijn en een beetje met de andere straatverkopers kletsen. Ik ging ervan uit dat iemand van hen toch wel zou weten waar ze had gewoond. Het leek me ook dat als haar collega's net zo weinig aandacht schonken aan het nieuws als ik, ze misschien niet eens wisten dat ze dood was.
Het was marktdag, dus er waren honderden mensen. Voordat ik mijn saxofoonkoffer opende, liep ik van het ene tafeltje naar het andere, waarbij ik loom hun waren bekeek en met iedereen die ervoor in was een praatje maakte. Zelfs met de Nigeriaanse man met de muskusolie.
Ik speelde een paar nummers, met als eerste 'Blue Gardenia', wat een van mijn solo's was met Hank en Roamer. Een paar klanten die uit de nabijgelegen elektronicazaak kwamen, bleven staan om te luisteren en gooiden een paar dollar in mijn koffer. Ik speelde 'Gone With the Wind' en 'Street of Dreams', en hield toen een paar minuten pauze om een bekertje warme cider te drinken dat ik op de markt had gekocht.
Er was een oudere blanke man die zonnebrillen verkocht, knappe maar broze kopieën van designermerken.
Een Aziatische man met zilveren armbanden en ringen.
Een aantrekkelijke zwarte vrouw van in de veertig met een voorraadje zelfgebreide wollen mutsen.
Die ochtend en middag praatte ik met hen allemaal. Geen van hen had meer dan een hoofdknikje met Ida gewisseld.
De dag kroop om en zo af en toe speelde ik wat. 'What's New', 'Just Friends', 'Prelude to a Kiss' en een paar verzoeknummers, waaronder een van een blanke vrouw met een tweeling in een dubbele kinderwagen, die om 'On the Street Where You Live' vroeg en me toen geen cent gaf.
Rond vier uur vond er een soort wisseling van de wacht plaats en namen nieuwe verkopers de plaats van de vorige in.
Twee jongens in de studentenleeftijd probeerden ingebonden scripts van oude en nieuwe films aan de man te brengen.
Een sociabele oude Ier met strengen valse parels, drie voor vijf dollar; ik verwende mezelf met een trio.
Een lange, goedgebouwde zwarte man van rond de vijfendertig, die voor belachelijk lage prijzen koffietafelboeken over kunst verkocht. Bij aankomst zette hij een gettoblaster neer en stopte er een bandje van Clifford Brown in. Ik had die kerel eerder gezien, besefte ik, ietsje verder naar het noorden. Dat was in de zomer, als ik het me goed herinner, en ik had hem toen wat beter bekeken vanwege zijn lekkere torso in een wit visnethemd.
Pas toen ik een denkbeeldige hoed voor hem afnam merkte hij op dat ik daar stond en live entertainment verzorgde. Hij glimlachte en zette de gettoblaster uit. Ik speelde 'Imagination' terwijl hij een paar mensen hielp, en nadat ik 'Out of This World' had gespeeld, applaudisseerde hij.
'Niet slecht,' zei hij terwijl hij dicht naar me toe liep. Uit zijn langzaam over me heen glijdende waarderende blik, van laarzen tot wenkbrauwen, maakte ik op dat hij zowel het geluid als degene die het voortbracht bedoelde.
Ik wierp direct een waarderende blik terug.
'Kom je hier vaak?'
'Nee,' zei ik. 'En jij?'
'Twee, drie dagen per week.'
'Weet je, ik zie de laatste tijd vaak dat er boeken op straat worden verkocht. Nieuwe boeken. Jij hebt een geweldige verzameling voor minder dan de helft van de winkelprijs. Ik vroeg me af: hoe kun je ze zo goedkoop verkopen. Ik bedoel, waar koop je ze in, bij een groothandel?'
Zijn enige antwoord was een flauw glimlachje.
'Zullen we een kop koffie gaan drinken? Of lunchen?' vroeg hij-
'Een andere keer. Ik heb nog een nieuwsgierige vraag voor je.' Ik snoerde hem de mond door mijn hand op te steken. 'Niet over je handel,' stelde ik hem gerust. 'Het gaat om die oudere vrouw die poppen verkoopt. Weet je wie ik bedoel?'
'Ja. Wat is er met haar?'
'Heb je haar onlangs nog gezien?'
Daar dacht hij even over na. 'Nee. De laatste paar weken stonden we hier op verschillende tijden.'
ik wilde graag een paar poppen kopen voor mijn nichtjes. Heb je enig idee waar ze woont?'
Weer die mysterieuze glimlach.
'Wat is er? Waarom kijkje me zo aan?'
ik vroeg me ai,' zei hij met een opmerkelijke imitatie van mijn stem, maar dan met een tikje gêne erin, 'waar je die fantastische lulkoek vandaan haalt.' Hij fladderde met zijn benige hand meisjesachtig voor zijn gezicht heen en weer.
Ik laat me altijd inpakken door lange vingers bij een man. Had ik dat al gezegd?
Ik sloot me aan bij zijn spottende gelach, ik kon er niets aan doen. 'Oké,' zei ik, 'je hebt me te pakken. Hoe wist je dat het lulkoek was?'
'Malik,' zei hij, en hij wees een man aan die wierook verkocht. 'Hij zei dat de politie hier vragen heeft lopen stellen over Ida, omdat ze vermoord is. Hij heeft ze verteld dat hij niets wist. Ik was er niet toen de politie er was.'
'Weet hij misschien iets?'
'Dat denk ik niet.'
'En jij, weet jij iets? Vooral waar ze woonde.'
'Wat is de echte reden dat je dat wil weten?'
'Daarom.' Tjonge, wat een gevat antwoord. 'Omdat ik wil dat haar recht wordt gedaan.'
'Daar is het een beetje laat voor. Ze is dood.'
'Laat dat maar aan mij over. Geloof me, ik ben niet maar wat aan het klooien. Ik heb een goede reden om te willen weten... Wat? Wat zitje te kijken?'
'Hoe moet ik je noemen?'
'Nan.'
'Wanneer kan ik je bellen?' 'O, hou toch op.'
'Je bent prachtig, Nan. Maar dat zal je wel vaker horen.'
Wat was dat plotselinge gebonk in mijn oren? O ja, mijn hartslag.
'En?' hield ik aan.
'En wat, kleintje?'
'Weet je waar ze woonde?'
Toen knikte hij bijna onmerkbaar naar een gebutste taupe stationwagen die langs de stoep bij een parkeermeter stond. 'Ida heeft haar naaimachine een keer laten repareren. Die heb ik voor haar opgehaald en naar haar toe gebracht.'
'Waar was dat?'
'Aan Amsterdam Avenue.'
'Weetje het exacte adres nog?'
'Als ik heel hard nadenk misschien wel.'
Die grijns van hem gaf me het gevoel alsof ik Roodkapje was.
Op zijn dubbelzinnige grapje moest ik natuurlijk reageren, maar ik had mijn antwoord nog niet klaar. Ik moest iets verleidelijks zeggen, maar niet zo geil dat hij me daar ter plekke zou bespringen. Verdomme, mijn hersens werkten niet mee. Kom op, imbeciel. Wat zou Aubrey nu zeggen? Ik wist het niet! Maar ja, Aubrey zou nooit een man naar het adres van een vermoorde vrouw vragen.
Ik deed mijn uiterste best: 'Hmm... Hoe kunnen we ervoor zorgen dat je hard gaat nadenken? Als we het samen doen, zal het vast wel lukken.'
Hij gaf me het adres.
'Weet je zeker dat dit klopt? Dat ze hier echt woonde? Want er staat geen Ida Williams in het telefoonboek op dat adres vermeld.'
ik zweer het,' zei hij. 'Dat was haar adres.'
Ik haalde een balpen uit de zak van mijn blouse.'Nou,' voegde hij eraan toe, 'als we wat gaan pokeren, zal ik je vertellen waarom Ida Williams daar niet geregistreerd staat.'
'Pokeren?'
'Ja. Je weet wel, de inzet wat verhogen.'
'Tot wat?' vroeg ik met een stem van staal.
'Diner. In plaats van lunch.'
'Prima. Waarom staat ze niet in het telefoonboek?'
'Toen ik de naaimachine kwam brengen, stond er bij de bel geen Williams. Er stond Rose. Alice Rose. Ik ging ervan uit dat Ida daar samen met haar woonde, of misschien van haar onderhuurde.'
'Geweldig,' zei ik en ik schreef de naam en het adres op.
'Hou je van pittig eten?'
'Absoluut niet,' zei ik. 'Ik bel je.' Ik gaf hem de pen en het papier zodat hij zijn naam en telefoonnummer kon opschrijven.
Hij gaf ze terug. 'Howard? Je ziet er helemaal niet uit als een Howard.'
ik sta enorm bij je in het krijt, J.'
'Mooi zo, Catastrofe. Ik doe niks liever dan gunsten inroepen. En deze eikel is me nog heel wat schuldig.'
Justin en ik stonden voor een grotachtige bar zonder naam aan Amsterdam. Dit was onbekend terrein voor me. Ik kende Manhattan ten zuiden van Thirty-fourth Street als mijn broekzak. Ik kende delen van Harlem: de flats van medemuzikanten, het studiomuseum, een paar bars en natuurlijk de vergane glorie van Sugar Hill, waar Aubrey ooit een geweldig appartement had ondergehuurd. Ik was zelfs bekend met een paar buurten in Brooklyn. Maar de Upper West Side - ten noorden van Lincoln Center en ten zuiden van Harlem - was niet mijn fort.J en ik stonden op Lefty te wachten. Niet dat die eikel zo heette. Ik wist de naam van die eikel nog niet. Alleen dat hij een van de vele minder rechtschapen mensen uit Justins wereld is, en uit Aubreys wereld, om eerlijk te zijn. Lage maffiosi en cocaïnedealers, mensen die bij een stripclub werkten, regelaars, barkeepers die in hun vrije tijd in pornofilms speelden of winkeldiefstallen pleegden. Uit die wereld kwam Lefty.
Hij had wel een verrekt mooie auto. Toen we er een paar minuten stonden kwam hij aanrijden.
'Weet je zeker dat die vent weet wat je van hem wil?' vroeg ik toen we hem zagen aankomen.
'Jazeker.'
'Dan moet hij je aardig wat verschuldigd zijn.'
'Een alibi. Laten we maar zeggen dat het vijfentwintig jaar van zijn leven heeft bepaald en dan hebben we het er niet meer over.'
'Ik laat het onderwerp direct vallen.'
'Jij kan me ook terugbetalen, Catastrofe. En daar hoef je de wet niet eens voor te overtreden.'
'Wat je maar wilt.'
'Mijn vriendje Kenny wil met ons gaan lunchen: een orgie van krabkoekjes en champagne.'
is dat alles?'
'Dat is alles. Dan heb je je schuld ingelost.'
ik zal er zijn, kerel.'
Toen Lefty dicht bij ons was, zag ik dat hij helemaal niet zo'n lelijke blanke was, helemaal geen gorilla. De staart was een vergissing, maar niet, zoals bij sommige mannen, een halsmisdaad. Hij was niet bepaald lang: Justin en ik torenden boven hem uit.
Lefty was niet erg beleefd tegen Justin. Met op elkaar geklemde kaken knikte hij plichtmatig naar hem en hij weigerde hem in de ogen te kijken toen Justin hem Ida's adres gaf.
'Oké,' mompelde hij. 'Kom op.'
'Wacht eens even, onbeschoft ventje!' Justin porde hem in de ribben. 'Er is een dame in het gezelschap. Dit is mijn vriendin Thelma.Thelma, dit is... eh... Mark.'
Ik weet niet of 'Mark' de echte naam van Lefty was. Maar 'Thelma' als alias voor mij? Alsjeblieft, zeg. Heel erg bedankt, Justin. Waarom niet gelijk Shaneequa?
Mark keek me nauwelijks aan, hij wilde blijkbaar graag ergens anders zijn. Maar toen hij eindelijk zijn blik op mij liet rusten, zag ik zijn ogen groter worden.
Ik zag dat hij me zag zonder topje, kronkelend op het podium onder alle blauwe en oranje lampen.
'Aangenaam,Thelma. Werkje bij Caesars?'
'Nee,' zei ik, 'maar ik zit eraan te denken auditie te doen. Ik heb een act met een levende kip.'
'Echt waar? Prachtig... prachtig.' Hij was in dromen verzonken. Zijn blik gefixeerd op mijn borst. Er is iets met kleine mannen en borsten.
'Denk je dat ik kans maak om aangenomen te worden, Mark?' vroeg ik.
'Prachtig... prachtig...'
Volgens mij had hij daar prima de hele middag kunnen staan staren, met die privéfilm in zijn hoofd.
'Oké mensen. Genoeg voorspel,' zei Justin. 'We gaan.'
J en ik vertrokken eerst. Al snel hadden we het gebouw gevonden waar Ida had gewoond, een mooi witstenen gebouw met pilaren bij de ingang, en we gingen de lobby in.
Geen vermomming als Johnny Cash voor mij vandaag. Ik droeg een bruinwollen minirok en een gehaakt topje onder een jas-trui, een baret van kasjmier, mooie hoge hakken en zorgvuldig aangebrachte make-up. Het was net methodacting. Wie was ik? De assistente van een hoge pief bij een reclamebureau. Vennoot van een succesvol distributiebedrijf voor onafhankelijke films. Het vriendinnetje van een vooraanstaande Europese kunsthandelaar. Dat was allemaal geloofwaardig als ik een conciërge of nieuwsgierige buurman tegen het lijf zou lopen. Ik zou zeggen dat ik zo wanhopig graag een flat wilde vinden dat ik van deur tot deur ging.
Ik bekeek de bellen. Wat mijn vriend van Union Square had gezegd, klopte. Geen Ida Williams in het gebouw, maar wel een Alice Rose, in flat 6C.
Onze kleine borstenman viel een paar minuten later de lobby binnen. Ik zag dat hij zijn hand in zijn kontzak stak en er een glanzend, dun instrumentje uit haalde. Hij had in een mum van tijd de binnendeur open.
J en ik namen de lift naar de zesde verdieping en keken waar 6C was. Toen kwam Lefty de trap op, zo geruisloos als een schaduw, en Justin gebaarde hem vanaf daar verder de gang in.
Ik moest op de uitkijk staan bij de lift. En pas toen ik het zachte gezoem hoorde toen de lift naar de lobby ging, kwam het in me op om doodsbang te worden.
Een paar oudere mensen in mijn familie noemden me wei- eens de Buldog. Dat kwam omdat ik niet te stoppen was als ik een idee in mijn kop had: mijn ouders ervan overtuigen dat ik zo'n dure vulpen nodig had, hen overhalen me naar Europa te laten gaan, wat dan ook. Zo ging het ook met het dieper graven in de moord op Ida. Natuurlijk waren we niet op rooftocht, maar we braken wel in. Dat was een misdaad, hoe je het ook bekeek.
Het zweet brak me aan alle kanten uit, want ik stelde me voor dat de conciërge ons op een beveiligingscamera had gezien en op dit moment met de politie naar ons op weg was.
Ik hoorde een flauwe klik op de plek waar Lefty aan het werk was en mijn hart sprong op. De lift kwam weer terug. Waar zou hij stoppen? Niemand weet waar hij gaat stoppen.
Waar kwam dat zinnetje uit: flesjedraaien? Of het Rad van Fortuin?
Hij stopte op de vijfde verdieping. Pal onder me. Ik hoorde stemmen: een man en een vrouw die gezellig praatten over hun respectieve plannen voor Thanksgiving Day, en toen stierven ze weg.
Plotseling voelde ik een hand om mijn middel, en een nors gefluisterd: 'Oké, Thelma.'
Ik sprong bijna uit mijn Ecco-pumps van 98 dollar.
'Als ze moeilijk doen bij Caesar's dan moet je het me maar laten weten,' zei Lefty. 'Misschien kunnen jij en ik bij mijn volgende bezoekje wel wat drinken.'
Hij wachtte niet tot ik antwoordde. Tegen de tijd dat ik mijn stem weer had gevonden was hij al halverwege de trap.
Ida's flat was een beetje een verrassing. Ik had blijkbaar een flatje verwacht met tweedehands meubilair, met overal restjes van de goedkope stof waarvan ze de poppen maakte. Een paar planken overladen met stoffige prullen en een familiebijbel, of misschien wel een heksenhandboek.
Wat nederige blikgroenten in de keuken. Misschien een schurftige half verhongerde kat.
Integendeel. De grote woonkamer was licht, schoon en opgeruimd. Op een kast in een hoek van de kamer lagen twintig of dertig van haar poppen. Er was een keuken met aardige afmetingen, stralend schoon, van alle gemakken voorzien, waaronder een postmoderne koelkast van glanzend roestvrij staal.
De inloopkast in haar karige slaapkamer was systematisch ingericht en afgezien van het voorspelbare assortiment sweaters, regenjas, broeken, rokken enzovoorts, hingen er niet minder dan drie prachtige avondjaponnen, allemaal even smaakvol als die welke ze op de avond van haar dood had gedragen. Haar naaimachine stond er ook, op een tafel met wieltjes. Aan de voet van het queensize bed lag een schitterend mohairen tapijtje.
Ik had maar één vraag: wanneer kon ik erin?
'Niet heel erg armoedig,' merkte ik op tegen Justin, die tevreden op de bank in Shakerstijl zat die voor het grootste raam aan de voorkant stond.
'Wat je zegt, meissie.'
'Aan de slag, J. We moeten de flat doorzoeken.'
Hij gooide zijn hoofd in zijn nek en schudde denkbeeldige haarlokken los. 'Stel je eens voor! Ich bin op een gefaarlijke missie om de formule te fienden voordat de Duitsers hem zu pakken krijgen. Ik foei me net Hedy Lamarr!'
'De gevangenen in Rikers Island zullen hetzelfde zeggen als we hier gepakt worden, eikel. We beginnen met de dozen in de kast in de slaapkamer.'
Daar bleek niets meer in te zitten dan haar zomerkleding, netjes opgeborgen met snippers cederhout erbij. Zo zachtjes mogelijk openden we de la van het bureau en voelden rond in de plooien van de bank en stoelen, we controleerden de planken van de kledingkast, trokken spullen uit het badkamerkastje. Het was een zoektocht waarbij we pakten wat we pakken konden, want we hadden niet echt een idee waarnaar we op zoek waren. Toen vond ik iets in een hoedendoos in de gangkast, een stapel geld. Ongeveer achthonderd dollar.
'Wat denk je? Niet alleen geld voor spelden?' vroeg Justin.
'Niet alleen geld voor spelden,' herhaalde ik. 'Dat is een heleboel contant geld om in huis te hebben, maar het is niet zoveel dat het echt iets te betekenen hoeft te hebben. Misschien is dit alles wat ze de afgelopen maanden heeft verdiend. Misschien hield ze niet van banken. Dat hebben veel oudere mensen.'
We bleven hier en daar van alles doorzoeken.
'Wie zou Alice Rose zijn, denk je?' vroeg Justin op een gegeven moment.
'Dat vroeg ik me ook af. Geen huisgenoot, blijkbaar. Dit is een eenpersoonshuishouden. Ida was waarschijnlijk onderhuurster, zoals die man van de boerenmarkt al zei. Waarschijnlijk illegaal.'
'Kan,' antwoordde hij. 'Maar zelfs als dat zo is, hoe kon ze het zich dan veroorloven? Dit is een schitterend gebouw.'
'Hmmm. Daar heb je gelijk in. Maar misschien viel Alice Rose onder zo'n huurbeschermingsregeling. Wellicht is ze zo'n geluksvogel die hier al eeuwen woont en nog steeds maar tweehonderd dollar per maand betaalt.'
Ik zag dat hij niet meer in het nachtkastje rommelde en nu naar een foto in een goudkleurig lijstje stond te staren.
'Waar kijk je naar?'
'Dit lag ergens hoog op een boekenplank,' zei hij. 'Moet je mijn meissie Ida eens zien. Op deze foto is ze echt een glamourpoes.'
Ik ging naar de boekenkast. 'Laat eens zien.'
Op de foto, die een professionele studiofoto leek, was Ida vijfentwintig of dertig jaar jonger. Ze droeg een witte avondjapon waarvan het lijfje met kraaltjes was afgezet. 'Sodemieters. Glamourpoes de luxe. Ik heb een oude plaat van Sarah Vaughan met precies zulke kleding aan.'
'Moet je haar make-up eens zien. Whitney Houston moet die foto ergens gezien hebben.'
'Maf hè?' vroeg ik. 'Hoe is ze van dit overgegaan naar het op straat verkopen van voodoopoppen? Blijven zoeken, J.'
We vonden geen geheime formule, geen bankboekje met een saldo van een half miljoen dollar, of zelfs maar een ontvangstbewijs voor de huur van Alice Rose. Maar net toen we het wilden opgeven en wilden weggaan, wilde ik de kastdeur dichtschuiven. Ik had de enorme rieten mand met haar naaispullen al eerder zien staan. In een ingeving stak ik mijn hand erin.
Op de bodem van de mand voelde ik iets liggen. Toen ik het eruit haalde, zag ik dat het een oude manilla map was. Ik stak mijn hand er weer in en deze keer voelde ik iets veel groters en stevigers, eerder een plakboek.
Eerst opende ik de map. 'Moet je zien, Justin. Nog een sterrenfoto van Ida als jonge meid.'
'Wat een prachtige jurk!' riep hij uit. 'Ooo, meid. Ze lijkt op Della Reese voordat het vet toesloeg. Als die oorbellen hier nog ergens in huis zijn, dan zijn ze van mij.'
Hij pakte de map om ze beter te bekijken en toen viel er een stapeltje vergeelde kranten uit. Erop afgebeeld stonden Ida en een elegante zwarte man in jacquet, hun gestraighte haar glansde net zoals de tanden van een model in een advertentie voor whitener. Justin en ik barstten uit in een hysterische lachbui, totdat ik me herinnerde waar we waren en hem kalmeerde.
'Miller (links) en Priest,' luidde het bijschrift. Ik keek naar de bovenkant van de bladzijde, waar je kon zien dat het stukje was afgescheurd. Er was alleen het woord 'Cleveland' over.
'Hier staat dat ze Priest van achteren heette, toch?' vroeg J. 'Ik dacht dat haar achternaam Williams was.'
Ik haalde mijn schouders op.
Op de enige andere foto die erin zat stond hetzelfde duo met hun hoofd afgebeeld, en die was waarschijnlijk zo'n tien jaar na de 'Miller en Priest'-foto genomen. Ik gaf hem aan Justin. 'Wat een stel, hè?' vroeg ik. 'Wat zou het verhaal achter die foto zijn? Waarom stonden ze in de krant? Hadden ze de loterij gewonnen of zo? Het ziet er niet uit als een huwelijksaankondiging. Eerder alsof ze in de showbusiness zaten, alsof dat stukje in de krant een advertentie was. Dat die man en Ida een act hadden, partners waren. Zoiets. Wat zouden ze gedaan hebben? Tapdansen?'
Justin schudde zijn hoofd. 'We weten in elk geval dat ze niet iets met Sammy Davis had.'
'We moeten ervandoor,' zei ik. 'Eens even kijken wat er hier in dit bock...'
'Wat? Wat is er, Catastrofe?'
Het duurde even voordat ik antwoordde, omdat ik het, zoals mijn vrienden die in therapie zijn zeggen, even moest verwerken.
'Het is een jaarboek,' zei ik eindelijk zacht. 'Een jaarboek van een middelbare school.'
'Wat? Uit 1920?'
'Nee. Veel later, 1996.'
Justin pakte het uit mijn handen. 'Stephens Academy, 1996,' las hij hardop. En toen haalde hij zijn schouders op. ik snap het niet.'
ik ook niet,' zei ik. 'Dat is de school van mijn vader. Hij is de directeur.'