Dinsdag, 22 februari: 23.30 - middernacht

De machine steeg sneller dan hij had verwacht, schoot met een hamerend gebrul vertikaal omhoog. Toen de hoogtemeter honderd meter aanwees bleef hij hangen, vloog toen voorwaarts. Hij wijzigde zijn koers en beschreef een cirkel. Door een heldere plek in de glazen koepel verscheen de Elroy als een gestrand speelgoedbootje, verdween toen weer. De machine reageerde nu op zijn manipulaties. Onwillig. Hij had een gevoel van enorme kracht die achter het paneel zat opgesloten, een kracht die er op gebrand was los te barsten, en in de vlucht trilde de cockpit meer dan bij de Sikorsky, hij trilde als een oude wasmachine. Vanuit de lucht zagen de ijsmuren er in het maanlicht spookachtig uit, afgeplat tot ijsribbels die op de begraafplaatsen van prehistorische monsters leken waar hun verbleekte botten lagen. Hij zag twee mannen door een ijsgang lopen. Hij negeerde hen, en keek uit naar het verzamelpunt, het vreemdgevormde gebied dat ze kort voordat ze de Russische machine hoorden naderen hadden doorstoken. Hij had de sleden daarheen teruggestuurd om op hem te wachten omdat het de enige plek tussen de richels was waar een helikopter kon landen - een klein amfitheater van ijs, een kom die werd omringd door ijsmuren. Hij vloog over enkele Russen die bleven staan en omhoog keken, vloog nog een stukje verder, en besefte toen dat hij over het amfitheater heen was geschoten en keerde.

Beaumont begon nu ongerust te worden. Als hij het amfitheater niet eerst vond zouden de Russen de sleden bereiken, misschien waren ze er al. Hij zag meer in bont gestoken figuren door de ravijnen trekken, sommigen van hen renden, en allen bleven staan om naar hem te kijken, zich afvragend waarom hun toestel was opgestegen. En de omstandigheden in de grote cockpit hadden ook beter kunnen zijn: de verrukkelijke warmte werd beheerst door een stank die zijn maag in oproer bracht, een stank van benzinedamp. Er was iets mis met de machine, óf de Russische technologie was droevig achtergebleven bij de Engelse en Amerikaanse. Toen zag hij het - een witte cirkel tussen de schaduwen. Hij opereerde de hendel en begon te zakken. Drie mannen, twee sleden, de honden bevonden zich in het centrum van de kom, en een van de mannen zwaaide wild. Toen kwamen er vijf Russen over een naburige ijsmuur en keken neer in de kom met hun geweer in de handen. Onder de helm stond Beaumonts gezicht grimmig: hij was te laat.

Hij drukte zich hard tegen de rugleuning, liet de machine afglijden, verloor hoogte, verhoogde het toerental, vloog recht op de Russen aan. Door de glazen koepel zag hij dat ze op de muur stonden, roerloos van verbijstering. De helm en vliegbril die hij had opgezet verhoogden de illusie en de spanning - want vanaf de muur zagen de vijf mannen hun eigen machine, bestuurd door hun eigen kameraad, op hen aanstuiven.

Het kabaal in de cockpit was oorverdovend. Het frame trilde alsof zo dadelijk alle klinknagels uit de romp zouden vliegen. Beaumont verhoogde het toerental nogmaals en vanuit de koepel vlogen de vijf mannen op hem toe. Hij trok aan de knuppel en de machine donderde met zwiepende wieken over de rand en de ski's schoten vlak over de muur heen - en de mannen waren verdwenen, vielen in hun haast om te vluchten aan de andere kant van de muur. Beaumont steeg weer op, keerde, zag de Russen op de been in een brede ijsgang. Hij dook, mikte de machine recht op de gang, en de veiligheidsmensen, die zagen wat er ging gebeuren, vluchtten. Beaumont zette zijn duikvlucht voort, bracht de machine gevaarlijk laag boven de grond, trok hem vlak voor de ijsmuren op en zette zijn koers boven de ijsgang voort.

De ski's schoten slechts enkele decimeters boven het hoofd van de mannen voorbij - beneden in de gang moest het centimeters geleken hebben toen ze zich op de grond wierpen en de trillingen van de motoren hun trommelvliezen beukten. Toen Beaumont omkeek waren ze weer aan het rennen - weg van het amfitheater, gedemoraliseerd. Zijn terreurcampagne begon uitwerking te hebben. En het moest voor het veiligheidsdetachement angstaanjagend zijn geweest, omdat zij aannamen dat hun eigen piloot in de cockpit zat, een piloot die gek was geworden. De ironie was dat ze geen schot op hem konden afvuren - de machine die hij bestuurde was hun enige vervoermiddel om hen uit de verschrikkelijke poolwoestenij te halen.

Hij vloog nog drie keer rond het amfitheater, landde toen.

Zijn ogen waterden van de benzinedamp die onder zijn slechtzittende vliegbril was gelekt toen hij in de kom neerkwam. In zijn haast om snel neer te komen landde hij hard op het ijs: het zou niet lang duren eer de Russen zich vermanden en dan zouden ze naar de plek zwermen waar ze de helikopter hadden zien landen. Hij liet de wentelwieken draaien, maakte zijn veiligheidsgordel los, ging naar de deur en opende hem. Hij paste op voor de tollende bladen boven zijn hoofd toen hij op het ijs sprong. 'Pas op die verdomde wieken,' waren zijn eerste woorden. 'Breng eerst de honden aan boord - als er moeilijkheden komen laten we de sleden achter.'

De honden waren al uitgespannen en ze kregen ze in de machine door de trappelende honden op te tillen en zonder plichtplegingen aan boord te gooien. Beaumont bleef op enige afstand van de machine staan en liet het aan Grayson en Langer over om de honden en Gorow aan boord te hijsen terwijl hij met het geweer in de aanslag bleef rondkijken naar de ijsmuren. De sleden werden als laatste ingeladen en toen Beaumont ze volgde was er geen spoor op het ijs achtergelaten om aan te tonen dat de groep-Beaumont ooit had bestaan.

Beaumont steeg loodrecht op tot duizend voet om buiten vuurbereik te komen eer hij koers zette naar de Elroy. Langer stond dicht bij de doorzichtige koepel toen ze opstegen, omringd door jammerende honden. Hij wees naar omlaag. 'We zijn maar net op tijd.' Beaumont knikte. Een groep van zes Russen trok vlakbij het amfitheater op terwijl zij klommen.

Vanaf een hoogte van duizend voet leek de Elroy op een spookschip, een van de legendarische vaartuigen die zonder bemanning aan boord over de oceanen ronddrijven, een in ijs gevat spookschip. Toen ze dichterbij kwamen zag Beaumont een kanaal achter de steven, een donkere geul waar de ijsbreker zich door het pakijs had gevochten, maar achter de geul lag het ijsveld. Terwijl het schip zich een weg naar het noorden had gebaand, had het ijsveld erachter zich gesloten en het schip ingesloten. 'Die andere onderzeebootkiller hangt nog steeds boven het schip,' zei Langer opeens.

'Dat weet ik,' antwoordde Beaumont. 'We zullen hem een zetje moeten geven.'

Hij duwde de stuurknuppel naar voren en ze begonnen hoogte te verliezen, ze kwamen zo dichtbij het schip dat ze mannen naar de reling konden zien rennen die toekeken hoe een tweede Russische machine op hen afkwam. Enkelen van de matrozen hadden geweren. Achter de hoge brug, dicht bij de achtersteven zagen ze nu ver in de diepte een andere helikopter, een Sikorsky, die op het vliegdek stond terwijl de Russische machine er boven in de lucht hing. Zolang de machine zijn huidige positie aanhield was het voor het Amerikaanse toestel onmogelijk om op te stijgen - het zou regelrecht tegen de andere machine botsen. 'Ik vermoed dat die andere onderzeebootkiller denkt dat we zijn maat zijn,' merkte Grayson op, terwijl hij een van de honden klopjes gaf. 'Er staat hem een verrassing te wachten,' zei Beaumont strak. 'Ze zullen misschien proberen ons te laten neerstorten...' zei Gorow die zwijgend op een vouwstoeltje achterin de cockpit had gezeten en nu bang genoeg was om zijn mond open te doen. Hij ging staan om beter te kunnen kijken, en hield zich aan een stang vast om het gewicht op zijn verzwikte enkel te verminderen. 'Ga zitten, Gorow!' riep Beaumont. 'Heb je niet gehoord wat Grayson zei? De piloot zal denken dat we Russen zijn, wat ons het voordeel geeft.'

'Twee stel wieken die vlak bij elkaar ronddraaien, Keith,' waarschuwde Grayson. 'Straks gaan we allemaal nog duikles nemen...' 'Die machine moet daar weg,' hield Beaumont aan. 'Hij moet weg zijn eer we kunnen landen...' Hij vloog nu bijna boven het schip op een hoogte van vijfhonderd voet, terwijl vierhonderd voet lager de andere onderzeebootkiller dreigend boven de Sikorsky hing. Langs de met ijs bezette relingen van het schip stonden nu zeelui die omhoog staarden naar de pas aangekomen machine, zich afvragend wat er zou gaan gebeuren. Langer, die dichtbij de koepel stond, keek recht omlaag naar de machine beneden hen en zag de duizelingwekkende trillingen van de ronddraaiende wieken in de nacht en het condensspiraaltje dat naar hen opkronkelde.

'Keith!' riep hij hovende dreunende motoren uit. 'Kun je ons langzaam naast die zwerver laten zakken?' 'Ja. Hoezo?'

Langer pakte een opgevouwen gereedschapstas die aan de zijkant van de koepel hing, opende hem en haalde er een grote metalen schroefsleutel uit. 'Als we ons raam opendoen kan ik misschien bij zijn koepel komen. Dan moet hij...'

'Begrepen - we gaan het proberen,' riep Beaumont. 'Je begrijpt wel dat ik niet te dicht bij zijn wieken kan komen?' 'Ik ben zo ver.' Langer duwde twee honden opzij, omklemde de schroefsleutel stevig en opende het raam. Een guts ijskoude lucht stroomde de warme cockpit binnen terwijl Beaumont begon te dalen.

Langers donkere haar wapperde achter hem aan toen hij zijn capuchon omlaag deed om beter te kunnen zien en zich uit het raam boog. Niemand zei meer iets in de cockpit; Gorow zat nerveus op zijn vouwstoeltje weggedoken; en Beaumont was zich er scherp van bewust dat hij een onbekende machine hanteerde, dat hij een gevaarlijke manoeuvre ging uithalen die makkelijk in een ramp kon eindigen.

Ze bleven langzaam zakken. Vanuit het raam keek Langer toe hoe het dek van de Elroy omhoog kwam met de rij gezichten die naar hem staarden, een officierspet die uit het raam van de brug stak om omhoog te kijken, maar bovenal keek hij naar de duizelingwekkende ellips van de dodelijke wentelwieken onder zich die de lucht doorkliefden en op hem afkwamen. Voor zover hij kon zien mat Beaumont zijn afdaling af met moorddadige nauwkeurigheid - nauwkeurig omdat als hij naast de tweede machine kwam zijn eigen rondzwiepende wieken geen contact mochten maken met de wieken onder hem, moorddadig omdat de veiligheidsmarge zo gering was.

Langers gezicht dat na de korte periode van warmte nu aan de bittere nachtlucht werd blootgesteld, was al verstijfd en bevroren; zijn oogleden voelden als loden gewichten aan, wilden zich sluiten, maar hij dwong zich ze open te houden, dwong zich uit het raam te blijven hangen. Toen zag hij een vage vorm van de bovenkant van een helm onder de koepel; terwijl hij keek ging de helm achterover en werd er een bleke vlek zichtbaar onder een helder stuk in de met ijs bezette koepel - het gezicht van de piloot die Beaumont bijna bovenop hem zag neerkomen. Hij had geen bericht ontvangen dat hij zijn post moest verlaten. Nu was het te laat. Voor de Rus was de toestand omgekeerd. Hij had met succes de Amerikaanse helikopter vastgenageld op het vliegdek, maar nu zat hij klem, niet in staat te dalen, niet in staat op te stijgen, gevangen in een klem tussen de andere twee machines, en de klem ging dicht, kwam op hem neer. Beaumont had gehoopt dat de zenuwen van de piloot het zouden begeven, dat de langzame daling hem op de vlucht zou jagen, en toen ze op vijfhonderd voet hingen had de Rus kunnen ontkomen. Nu was het te laat. In deze onverwachte crisis hadden de zenuwen van de Russische piloot het niet begeven, ze waren bevroren.

Omdat hij niet wist wat hij moest doen, deed hij niets. Beaumont zette de afdaling voort, de kloof werd kleiner, de ski's van zijn machine hingen vlak boven de doorzichtige koepel van de Rus. Ze waren nu zo dichtbij dat de luchtdruk in volle werking trad, de lucht werd omlaag gezogen en Langer had het gevoel dat hij ongeveer uit het raam gesleurd zou worden en in de hakmolen van de rondtollende wieken terecht zou komen. Hij trok zijn hoofd naar binnen, smeet het raam dicht, bleef van binnenuit kijken. De luchtdruk veroorzaakte nu een tweede gevaarlijke reactie - de machine waggelde van de ene kant naar de andere. Het was niet onmogelijk dat er een draaikolkreactie op zou volgen - waardoor beide helikopters naar elkaar gezogen zouden worden tot de toppen van de wieken elkaar in een korte, vermorzelende botsing zouden ontmoeten. Toen hingen ze naast elkaar en Langer opende het raam weer.

In de Russische machine zat een waarnemer naast de piloot en Beaumont zag dat hij bezig was met zijn koptelefoon en non-stop sprak terwijl hij in hun richting keek. Er werd een bericht verstuurd. Toen deed Gorow iets stoms. Rusteloos van angst stond hij op en tuurde naar de koepel van de andere helikopter. 'Ga zitten!' brulde Beaumont. Hij dacht niet dat Russische piloten gek genoeg waren om zelfmoordtactieken toe te passen, maar hij wist niet welke instructies ze met betrekking tot Gorow hadden gekregen. Beaumont liet zijn helikopter zweven, gereed om voorwaarts te vliegen, het grootste gedeelte van zijn aandacht gericht op het brede silhouet van de scheepsmast die hij, wat er ook gebeurde, moest ontwijken.

'Okay, Horst,' riep hij. 'Ga je gang!'

Onder hen was het dek van de Elroy plotseling schoongeveegd; ofwel op bevel van de kapitein of uit instinctief zelfbehoud waren de Amerikaanse zeelui verdwenen, hadden dekking gezocht. Beaumont keek naar Horst, met zijn hand op de hendel die hen naar voren zou stuwen, weg van machine, schip en mast, in één krachtuitbarsting. Het kabaal in de cockpit was nu verschrikkelijk, ook al door het geraas van de motoren van de andere machine. En de Russische helikopter schommelde eveneens hevig en schudde alsof hij op het punt stond open te barsten. Langer kneep zijn ogen toe om duidelijker te kunnen zien, zag de buiging van de koepel van de Russische machines op slechts enkele meters afstand. Gedurende enkele seconden waggelden ze vlak bij elkaar. Langer boog zich ver uit het raam, verdoofd en verlamd door de koude. Hij hief zijn rechterarm op, wachtte even, smeet de schroefsleutel toen met een zorgvuldig gerichte boog weg en duwde het raam dicht.

Het projectiel raakte de onbreekbare koepel, een koepel die schudde onder de vibraties en onder een scherpe hoek wegschoof in de nacht. Langer keek door zijn koepel. Het was gelukt. De koepel van de Russen was onbreekbaar - maar het glas was in melkglas veranderd. De koepel was niet langer doorzichtig - de piloot was blind, kon niets zien. Beaumont schoot weg van de verblinde Rus, zwenkte weg van de scheepsmast die als een reusachtige vlaggenstok opdoemde, en vloog weg over het ijs.

Elke helikopter heeft een kleine wentelwiek op de staart. Zonder staartwiek, onder een rechte hoek opgesteld ten opzichte van de grote wiek, zou een helikopter niet kunnen vliegen. De enorme kracht van de grote wiek veroorzaakte een natuurlijke koppelreactie - als hij door de lucht wentelt zou hij de romp met steeds toenemende snelheid rondtrekken - als er geen tegenkracht werd gegeven door de staartwiek. Dit was iets dat de Russische piloot en zijn waarnemer op het punt stonden gedurende enkele moordende seconden te ervaren.

Zoals Beaumont had verwacht deed de Russische piloot het verkeerde. Het was begrijpelijk, maar het was ook fataal. Het ene moment, achter zijn stuurknuppels zittend, had de piloot nog een duidelijk uitzicht op zijn omgeving. Toen trof Horsts schroefsleutel doel en hij werd omringd door ondoorzichtig glas. De wereld rondom werd als melk. Hij kon niet verder zien dan zijn cockpit. Hij raakte in paniek.

Hij moest van de mast weg zien te komen, weg van het schip en naar het open ijs waar Beaumont heen was gevlogen. Hij trok aan een hendel, misrekende zich, dook voorover in een flauwe bocht, liet zich afglijden om aan de dreiging van de enorme mast te ontkomen. Het lukte hem slechts half, zijn grote wieken ontweken het gevaar, maar hij vergat zijn staart en maakte een te scherpe bocht. De staartwiek kuste de mast en het hele mechanisme brak van de machine af.

De evenwichtskracht die tegenwicht leverde door de draaineigingen was verdwenen. Nu kwamen er fundamentele wetten van de aerodynamica in het spel.

Beaumont had in Australië eens een film gezien die was opgenomen met een automatische camera in een helikopter die in de haven van Sydney te dicht bij een gebouw vloog. De staartwiek kuste het gebouw, viel in het water, en de camera nam op wat er gebeurde. Later werd de camera opgevist uit het wrak met de twee lijken en de film werd afgedraaid. Het was verschrikkelijk. Hij herinnerde zich de film toen hij zag wat er met de Russische helikopter gebeurde, met ontstellende duidelijkheid zag wat er met de gedoemde machine gebeurde.

De cockpit begon rond te draaien als een tol, en de twee mannen erin draaiden mee... Steeds sneller tolden ze om hun as terwijl de machine in de lucht hing, en hij wentelde rond en rond en rond met voortdurend toenemende snelheid in een eindeloze kringloop.

Binnen enkele seconden waren beide mannen gedesoriënteerd, machteloos, draaiend en draaiend en draaiend. In hun stoelen vastgegespt ondergingen ze de volle kracht van de verschrikking terwijl ze rondtolden als een dol geworden draaimolen, met een snelheid die een uit de hand gelopen draaimolen nooit kon bereiken.

Ze zouden gek geworden zijn als het lang genoeg geduurd had, maar het duurde niet lang genoeg. De machine verloor zijn evenwicht, gleed zijwaarts af, viel omlaag. De rondtollende wieken rukten de romp nog steeds om en om toen neer dreunden. De romp brak doormidden, de stukken vlogen driehonderd meter van de Elroy weg over het ijs terwijl de wentelwieken in stukken uiteen spatten. De brandstoftanks ontploften, een vlammengloed laaide op die het ijs op de bakboordreling deed smelten. Zwarte rook kolkte op en waaierde uit op de bries die uit het noorden kwam.

Er was nog iemand die de vernietiging van de Russische helikopter zag. Drie kilometer verderop, op drieduizend voet hoogte, liet kolonel Igor Papanin zijn nachtkijker zakken en bleef zwijgend zitten terwijl de piloot naast hem op instructies wachtte. 'Wat is er gebeurd?' vroeg Kramer in de stoel achter hem. 'Wat was dat voor een vlam?' 'Hou je mond! Ik moet nadenken.'

Papanin was verdoofd door de schok. Slechts een uur tevoren was hij naar de plek gevlogen waar de Elroy in het ijs vast lag om te zien wat er gebeurde. Onderweg had hij het bericht van een van zijn helikopters gehoord: de groep-Beaumont was gevonden, er werden mannen op het ijs afgezet om hen van het Amerikaanse schip af te snijden. Het had op een overwinning geleken. Hij was op tijd gekomen om te zien dat de Russische helikopter nog boven de Elroy hing. Hij had persoonlijk een bericht door de radiotelefoon verstuurd met de opdracht dat de helikopter in positie moest blijven. Toen was de tweede machine verschenen. Gedurende enkele minuten had Papanin er geen idee van wat er aan de hand was, toen begon de helikopter boven het schip rapport uit te brengen. Bij uitzondering had de Siberiër zonder interrupties geluisterd.

Zonder ook maar een woord te zeggen toen de berichten steeds bezorgder werden en hun climax vonden in een melding die een rilling over zijn rug had doen lopen, luisterde hij naar de gespannen woorden die in zijn koptelefoon klonken. 'Machine komt boven ons omlaag... er zit een aantal mannen in... raam gaat open... Gorow! Gorow! In de machine! ...een heleboel honden... drie andere mannen...'

Toen brak het bericht af. Papanin zag de reden toen hij zijn nachtkijker ophief en met moeite richtte, net bijtijds om een van zijn eigen helikopters als een waanzinnige in de lucht te zien rondtollen eer hij neerstortte.

Achter hem zag Kramer de afhangende schouders verstrakken. Papanin draaide zich in zijn stoel om en zijn gezichtsuitdrukking joeg de Balt angst aan. 'Stuur een bericht naar de Revolutie! Zeg dat ik onderweg ben. Zeg dat ze onmiddellijk met volle kracht de stoorzenders moeten gebruiken! Op alle schepen! We vestigen ons hoofdkwartier op de Revolutie en wachten tot de Elroy naar ons toekomt.'

'Waterstof-Boogschutter... Waterstof-Boogschutter...' Het bericht van twee woorden dat Beaumont, zodra hij aan boord kwam, de kapitein van de Elroy had gevraagd naar Curtis Field te versturen bereikte Dawes kort voor middernacht. 'Waterstof- Boogschutter...'

Het bericht vertelde Dawes alles - of bijna alles. 'We hebben Gorow, we zijn aan boord van de Elroy.' Hij vroeg onmiddellijk een gesprek op de hot line aan met Washington. De hotline liep op zijn weg naar IJsland en Europa via Curtis Field; langs de andere route liep hij via Dye Two, een afgelegen station van het Early Warning-systeem dat op de ijskap lag eer de lijn zijn lange reis naar Washington voortzette. Toen het gesprek doorkwam sprak Dawes met een man van het ministerie van Defensie en Adams luisterde mee, hoewel hij slechts één kant van het gesprek hoorde.

'Natuurlijk hebben we Gorow aan boord van een Amerikaans schip,' zei Dawes in een later stadium van het gesprek, 'maar voor de derde keer, ik zou me veel prettiger voelen als we een escorteschip konden sturen om de Elroy thuis te brengen...' 'Nee, ik suggereer niet dat ze een Amerikaans schip zouden enteren. ..' gromde hij nog wat later.

Twee minuten daarna smeet hij de hoorn neer en stak afwezig zijn sigaar op, de eerste sinds zeventien dagen. 'Ze geven hem geen escorte,' zei hij. 'Ze zeggen dat het allemaal afgelopen is.' Hij begon door het oververhitte kantoor te ijsberen en staarde naar de wandkaart die de positie aangaf van alle schepen in het gebied ten zuiden van Doelwit-5. 'Het enige waar ze aan kunnen denken is dat de president op het ogenblik in Peking is om een toast uit te brengen op de Chinezen.'

'U hebt uw sigaar opgestoken,' merkte Adams op. 'Viert u iets?' 'Nog niet.'

Toen Adams naar bed gegaan was, ijsbeerde Dawes nog steeds met langzame passen, staarde hij nog steeds naar de wandkaart, en hij voelde zich zo onbehaaglijk dat hij wist niet te kunnen slapen, ook al zou hij naar bed gaan. En door dit voorgevoel toonde Dawes aan meer inzicht te hebben dan de man in Washington die had gezegd dat het allemaal afgelopen was. In feite was het net begonnen.

Schaakmat: HET JACHTTERREIN

Woensdag, 23 februari: 1-5 uur

'Zet hem neer! Je moet dat vervloekte ding toch een keer laten landen!'

Papanin schreeuwde het bevel om verstaanbaar te zijn boven het geraas van de wentelwieken van de helikopter die onzeker boven het 16.000 ton metende researchschip Revolutie hing. Het toestel helde over, gebeukt door een windstoot, en Papanin die stond greep zich aan zijn stoel vast om niet te vallen. Verdomde amateur! De zogenaamde piloten die tegenwoordig van de vliegopleiding kwamen waren een schande. Achter de piloot klemde Kramer zich nerveus vast aan het klapstoeltje waar hij op zat; hij had een hekel aan vliegen en deze vlucht was zeer ruig geweest. De piloot kreeg het toestel weer in zijn macht en sprak tegen de Siberiër zonder hem aan te kijken.

'Het zou veiliger zijn als u ging zitten, kolonel!'

'Het zou veiliger zijn als we al aan boord van dat schip waren! Zet hem neer, zei ik!'

'De landingsomstandigheden zijn erg gevaarlijk. Ik heb genoeg brandstof om in de lucht te blijven...'

Papanin ging naast de piloot in de waarnemerstoel zitten, bracht zijn gezicht vlakbij dat van de piloot, articuleerde zeer nauwkeurig. 'Ik beveel je op dat schip te landen. Ik heb geen tijd om in de lucht te blijven hangen omdat jij een zee nodig hebt die zo glad is als een babykont! Zet hem neer!'

Hij draaide zich van de piloot af en keek omlaag naar de oceaan. Het uitzicht was niet bepaald bemoedigend. Het grote researchschip, de trots van de Russische koopvaardij met zijn enorme radarkoepel die achter de brug in het maanlicht glom als een vreemde zeewaardige moskee, zwoegde langzaam voort in een aanzienlijke deining. Driehonderd voet onder hen stampte het schip door hoge, naar het zuiden rollende golven, en de grote romp kwam omhoog, viel dan neer, de spits bovenop de radarkoepel helde over, leek stil te houden, klom dan weer omhoog als de zee het schip optilde. Dichtbij het ijsveld dreven ijsschotsen in de kolkende golven, schoven over de toppen en beukten de boeg van het schip. De helikopter begon te dalen.

De piloot boog zich met strak gezicht ver naar voren om de radarkoepel te bekijken. Onder deze gevaarlijke omstandigheden was de koepel zijn enige leidraad naar het landingsplatform dat vlak achter de koepel lag. Hij moest precies op het juiste moment op het platform neerkomen - als het horizontaal lag - anders zouden ze overboord glijden. De wind joeg schuim op dat tegen het plexiglas spatte en zijn uitzicht verminderde. Met de blik van de Siberiër op zich gericht zette hij de landing voort. Iets dat op een enorme slinger leek zwaaide langs het glas van de helikopter. Het was de top van de mast, bekroond door een radarschoep. De mast was volgetast met elektronische apparatuur. De Revolutie, officieel te water gelaten als 's werelds grootste researchvaartuig, was in werkelijkheid het grootste spionageschip van de Sovjet Unie. De machine zakte lager. De radarkoepel vulde nu het uitzicht en slingerde met de zee mee, maar de piloot zag hem nauwelijks: hij keek naar de mast er achter die naar een verticale positie zwaaide. Als hij helemaal vertikaal was en enkele seconden in die stand zou blijven, zou het onzichtbare landingsplatform horizontaal liggen. De ski's onder het toestel raakten het platform, kwamen er hard op neer. Gereedstaande mecaniciens renden naar voren, verankerden het toestel stevig. De Siberiër deed de deur open terwijl de wentelwieken nog draaiden en keek om naar de piloot. 'Zie je wel! Je weet nooit waar je toe in staat bent als je het niet probeert!'

Hij sprong op het dek terwijl de piloot hem woedend nakeek, bukte zich voor de wentelwieken, spreidde zijn enorme benen om zijn evenwicht te bewaren, klauwde zich toen langs de reling naar voren op het moment dat de zee een lawine van water aan boord sloeg. Hij klemde zich aan de reling vast, hield zijn adem in tot het water zich terugtrok, en er zaten ijssplinters op zijn mouwen toen hij zich aan de schuine ladder omhoog trok naar de grote brug. Kapitein Anatoli Toesjewski, de commandant van het schip, opende de deur om hem binnen te laten.

'Kolonel Papanin!' De druipende Siberiër trok zijn doorweekte sneeuwjas uit en liet hem op de grond vallen. 'Ben jij Toesjewski? Mooi zo. Droge kleren, graag! De grootste maat die je aan boord hebt! Waarom vaar je met deze slakkengang naar het noorden?' Toesjewski, een magere, in zichzelf gekeerde man met een grimmig gezicht die ontdaan was over wat er met zijn schip gebeurde, gaf opdracht droge kleren te brengen en ging Papanin toen voor naar de kaartenkamer achter de brug. Hij stuurde een officier die met een passer en een kaart bezig was weg, deed de deur dicht en keek de Siberiër aan. 'Ik moet ten krachtigste protesteren...' 'Protest genoteerd!'

'Ik heb nog niet gezegd waartegen ik protesteer...' 'Dat interesseert me niet!'

'Dit is gevaarlijk water voor een schip van deze omvang...' 'Verder nog iets nieuws?' Papanin trok zijn buitenste handschoenen uit, stroopte de wanten eronder af, liet de doorweekte dingen op een tafeltje vallen. Hij haalde een stalen bril tevoorschijn, bekeek de kaart op de tafel, pakte een potlood en zette een kruis. 'De Amerikaanse ijsbreker Elroy was ongeveer daar toen ik hem voor het laatst zag. Hij is nu bezig zich uit het ijs te worstelen. Hij zal pal zuid varen...' Hij trok een grimmige lijn over de kaart. 'We varen pal noord door.' Zijn potlood volgde de lijn terug. 'Hou die koers dus aan. En zet een beetje vaart achter die ouwe tobbe van je!'

Toesjewski zette zijn pet af, legde hem op de kaart zodat de Siberiër geen merktekens meer kon maken, sloeg zijn armen over elkaar en keek Papanin recht aan. 'Ik voer het bevel over dit schip. Ik heb opdracht u te ontvangen, uw instructies uit te voeren - maar ik voer nog altijd het bevel...'

'Natuurlijk!' Papanin torende uit boven de een meter zevenenzestig lange Toesjewski en keek hem stralend aan. 'Ik maak de kogels, jij vuurt ze af!' Hij ging op de grond zitten, trok eerst de ene, toen de andere laars uit, en bleef grinniken tegen de kapitein. 'Ik wens formeel protest aan te tekenen tegen dit bevel om pal noord te varen,' vervolgde Toesjewski met een scherpe klank in zijn stem. 'De Revolutie is ons nieuwste en modernste researchschip. Het heeft miljoenen roebels gekost. Maar desondanks krijg ik opdracht dit schip naar een zee vol ijsbergen te brengen...' 'De Elroy heeft het gehaald - en gedeeltelijk zonder radar. Ik heb gezien dat hij zijn instrumentarium in de mast was kwijtgeraakt. Jij hebt dat verdomd grote radaroor bovenin je mast - gebruik dat dan!' Papanin ging op kousevoeten staan en beende door de kaartenkamer om alles te bekijken. 'Ik moet de officier van de stoorzenders spreken,' vervolgde hij. 'Er komt een korte onderbreking in de storingen om een bericht naar de Gorki te sturen - alle helikopters moeten de huidige positie van de Elroy zoeken. De eerste die het schip vindt vliegt onmiddellijk hier naar toe om rapport uit te brengen...'

'Waarom?' barstte Toesjewski uit. 'Waarom doen we zoiets waanzinnigs? Ik zal onmiddellijk per radio een protest naar Moskou sturen!'

'Nee, dat doe je niet!' Papanin keek hem over zijn schouder aan. 'Het wordt maar een korte onderbreking - net lang genoeg om mijn bericht naar de Gorki te sturen. De Elroy vaart naar het zuiden door een met ijsbergen bezaaide zee. Hij vaart blind - de radar is verdwenen. Hij is van de buitenwereld afgesneden - de stoorzenders hebben hem geïsoleerd. Laat me wat thee brengen als je wilt, Toesjewski, en dan zal ik je vertellen waar het allemaal om gaat.' De Siberiër zweeg even. 'Zie je, we gaan de Elroy onderscheppen.'

De moordende, sidderende dreunen van staal dat op dik ijs smakte, wekten Beaumont na drie uur slaap om vier uur in de ochtend. Als er buiten een aardbeving was losgebarsten dan zou het effect matig zijn geweest vergeleken met het trillende, schurende gevoel waardoor hij wakker werd terwijl de ijsbreker zich op en in het pakijs wierp. En van alle mannen aan boord onderging Beaumont het ergste - zijn hut, de enige die beschikbaar was geweest afgezien van de hut midscheeps die hij aan Grayson en Langer had gegeven, bevond zich onder de boeg.

Verward door de slaap knipperde hij met zijn ogen en vroeg zich af waarom de wanden van de hut leken te slingeren alsof een geweldige kracht er achter op het punt stond door de huidplaten te barsten en zich op hem te storten. Hij keek op zijn horloge. Het was 4 uur. Hij had drie uur geslapen nadat hij aan boord was gekomen. Het slingeren van de wanden nam af maar de weergalmende dreun klonk nog na in zijn oren toen de deur openging en Pat DaSilva, de tweede stuurman, voorzichtig naar binnen tuurde met een mok dampende koffie.

'Ik was benieuwd of je wakker was,' zei hij ernstig. 'En je kunt dit beter snel opdrinken eer de volgende dreun komt.' 'Bedankt.' Beaumont pakte de mok aan en dronk behoedzaam terwijl hij DaSilva bekeek. De tweede stuurman was een kleine, gezette man van ongeveer veertig, met zwart krullend haar en een vierkant hoofd. Op het eerste gezicht zag hij er hard en star uit, maar er was een glinstering van humor in de strakke grijze ogen als je hem goed bekeek. Beaumont dronk een grote slok van de gloeiendhete vloeistof. Amerikaanse koffie. Zeer sterk. 'Daar gaan we weer,' waarschuwde DaSilva en greep zich vast aan de deurpost. Het schip zwoegde voorwaarts met krachtig dreunende machines. Meteen achter de wand van de hut bevond zich de boeg.

En vlak daar achter was het ijs waar de stalen boeg door het zwarte water sneed. Beaumont stak een hand uit en wachtte met zijn bijna lege koffiemok, zijn hand tegen de rand van de kooi gedrukt. Het schip sloeg toe.

De hut trilde door de keiharde botsing. DaSilva liet bijna los en zou door de hut geslingerd zijn, maar hij kon zich nog net vasthouden. Beaumont had het gevoel dat de boeg zou breken, dat de huidplaten zouden omkrullen, dat de wand van de hut binnen enkele seconden zou verkreukelen en een lawine van versplinterd ijs over hen zou spoelen. Maar in zijn achterhoofd wist hij dat dit niet zou gebeuren: dit was een ijsbreker. Het schip stopte, de machines bleven stampen. Beaumont keek naar de koffie die tegen de andere wand was gespat. 'Komen we er?' vroeg hij. 'Niet snel. We zijn al meer dan een uur bezig - God mag weten hoe je er doorheen geslapen hebt - en we zitten muurvast. Het probleem is dat we niet alleen de radar verloren hebben - de observatiekooi is ook omlaag gekomen. Met de stuurman erin,' voegde DaSilva er somber aan toe. 'Waardoor ik tot tijdelijk eerste stuurman ben gepromoveerd. Voor mij had het niet gehoeven - Carlson was een goeie vent. We moeten iemand in de top van de mast hebben,' legde hij uit, 'om te zien onder welke hoek we het ijs moeten rammen. Het probleem is dat er geen masttop meer is om iemand in te sturen.'

Beaumont begon zich aan te kleden, trok zijn laarzen en zijn sneeuwjas aan terwijl het schip uit het ijs terugstoomde. De hut sidderde weer; het malende, schrapende geluid van staal dat zich uit de klem van het pakijs losmaakte was ontzettend. 'Ik ga naar de brug om te zien wat er aan de hand is,' zei Beaumont terwijl hij de sneeuwjas dichtmaakte. Hij keek de stuurman recht aan. 'Kan ik het me verbeelden,' vroeg hij, 'of was er een zeker gebrek aan enthousiasme toen wij aan boord kwamen?'

DaSilva leek niet op zijn gemak. 'Daar moet je niet op letten,' zei hij. Hij aarzelde. 'Het punt is dat Schmidt niet zo blij was het schip in februari zo ver naar het noorden te moeten brengen. Het gerucht gaat dat hij een regelrecht bevel uit Washington had gekregen - pal noord en naar de hel met de consequenties. Hij neemt het jou min of meer kwalijk dat je leeft, dat hij hier door jou is.' 'En de bemanning ook?'

'Misschien hier en daar iemand. We waren op de thuisreis naar Milwaukee toen het bevel kwam. Ze komen er wel overheen...' Maar ze waren er nog niet overheen. Beaumont voelde de vijandigheid rondom hem toen hij naar de brug liep. Hij had blind moeten zijn om het niet te merken. Matrozen die passeerden schenen hem niet aan te zien komen. Een stevige figuur die op handen en knieën in een gang de vloer schoonmaakte, schoof zijn emmer voor de voeten van Beaumont.

'Haal die emmer weg, Borzoli,' snauwde de tweede stuurman.

De stevige man keek op. 'Ik had je niet gezien, Pat...' Hij verschoof de emmer snel. Het kwam niet alleen omdat ze naar de IJs- bergdoorgang waren gestuurd, overwoog Beaumont terwijl hij de trap opging; DaSilva had hem niet het hele verhaal verteld. Hij kreeg de schuld van de dood van de eerste stuurman, Carlson. Het zag er naar uit dat de reis bedorven kon worden door het merkwaardige ongeluk; de mannen die een ijsbreker bemanden waren niet de meest zachtzinnige zeevaarders. De eerste opmerking van kapitein Schmidt was al evenmin bemoedigend. 'Ik zou in mijn hut blijven als ik jou was, Beaumont. Je hebt rust nodig.'

De hoge brug bood een goed uitzicht over het ijs en het schip stoomde door het kanaal op om opnieuw het ijs te rammen. Het kanaal was tenminste breed genoeg geweest om het schip te keren eer Schmidt het ijs aanviel op zoek naar een weg naar het zuiden. Aan het eind van het kanaal was het ijs ingedeukt maar nog steeds intact, en toen de boeg het ijs ramde verscheen er geen scheur. Beaumont nam zijn geschoeide handen van de reling die hij had vastgegrepen en keek Schmidt aan. 'We zitten in moeilijkheden. Om deze tijd van het jaar gaat het vriezen door - als we hier niet gauw weg zijn zitten we tot de lente vast...' 'Dacht je dat ik dat niet wist?' De kapitein keek Beaumont somber aan vanonder zijn pet en donkere wenkbrauwen. 'Tegen beter weten in ben ik hier terwille van jullie naar toe gegaan. Ik heb echt geen behoefte aan je commentaar.'

'Je moet een mannetje in de hoogte hebben,' hield Beaumont aan, 'een man op vijfentwintig meter hoogte die de hoek van het rammen kan leiden, zodat hij meteen kan zien als er een scheur komt waar het rammen kan doorgaan...' 'Kom mee!'

Schmidts gezichtsuitdrukking was nog somberder toen hij bevel gaf het schip te stoppen en snel de brug verliet. Ze gingen naar achteren over een glibberige ladder die onlangs van ijs bevrijd was, en op het dek waren ploegen mannen bezig grote brokken ijs overboord te scheppen, brokken die andere mannen met koevoeten van het dek losbraken. De Sikorsky van de Elroy was net bezig te landen, hing boven het platform achter de brug en zakte toen. 'Ze hebben naar die Russen op het ijs uitgekeken,' snauwde Schmidt.

'Zoals jij had voorgesteld,' voegde hij er onwillig aan toe. 'Een Russische helikopter heeft ze een half uur geleden opgepikt.' Ze kwamen aan de voet van de enorme mast. 'Kijk eens goed,' gromde Schmidt.

De lange mast doorboorde het maanlicht. Ruim vijfentwintig meter boven hen was de top van de mast gekarteld en gescheurd, en het zag er uit alsof hij tegen een toren was geramd. De ra's eronder waren intact en zelfs van deze grote afstand kon Beaumont zien dat de ra's met ijs bedekt waren. Een matroos die een enorme plak ijs opvijzelde liet hem kantelen. De moot kwam op enkele centimeters van Beaumonts rechtervoet neer - omdat Beaumont zijn voet net op tijd had weggetrokken. 'Als je dat nog eens doet,' brulde Schmidt, 'laat ik je in de ijzers slaan. Ga naar bakboord!' Hij wachtte tot de matroos weg was eer hij weer iets zei. 'Ze mochten Carlson allemaal graag.'

'En stellen ze mij verantwoordelijk voor zijn dood?'

'Dat zei ik niet. En kijk nu eens in godsnaam! Wou jij zeggen dat ik een mannetje naar boven moet sturen?'

Een metalen ladder rees op tegen de met ijs bedekte mast en de sporten waren in glinsterend ijs gehuld, de tuigage droeg guirlandes van ijs; drie meter lange ijspegels hingen aan de ra's. Vanaf het dek gezien waar Beaumont stond leek de mast op een spookachtige glazen toren. Hij zag er volslagen onneembaar uit. 'Ik zei niet dat je een mannetje naar boven moest sturen,' antwoordde Beaumont. 'Ik kan zelf naar boven gaan. Ik moet een leren riem hebben om me vast te binden, zeildoek rond de mast, en een telefoon om verbinding met de brug te onderhouden...' 'En een doodkist om je in te begraven,' zei de stem achter hem. 'Dit is Quinn, onze helikopterpiloot,' zei Schmidt nors, en Beaumont schudde Quinn de hand, de eerste man die hem deze hoffelijkheid had bewezen sinds hij aan boord was gekomen. Quinn, mager en slungelachtig, voor in de dertig, zette zijn waarschuwing kracht bij.

'Je had op het ijs moeten omkomen. Dat heb je niet gedaan - dus blij f dan in je hut tot we in Quebec zijn. Op een goeie dag zullen we daar wel aankomen.'

Schmidt tuurde geresigneerd naar de mast. 'We hebben het wel nodig - iemand daarboven. Maar wat voor nut zou jij daar kunnen hebben?'

'Ik heb hetzelfde gedaan op jullie zusterschip, de Exodus,' antwoordde Beaumont rustig. 'Drie jaar geleden ten noorden van de Baffinbaai. Hij probeerde de Smith Sound op te stomen en had hetzelfde soort probleem - rondom dik ijs. Ik kende het gebied en daarom ben ik de mast ingegaan om hen er doorheen te loodsen.' 'Dat is de schuit van MacDonald.' Schmidt keek Beaumont aan en tuurde toen weer naar de mast. 'We hebben daarboven al een telefoonstekker en de mast is omwikkeld - DaSilva is omhoog geweest om een toegang naar het ijsveld te vinden, maar ik heb hem omlaag laten komen voor we het ijs probeerden te breken.' 'Mac was kapitein toen ik op de Exodus was,' Beaumont glimlachte droog. 'Na afloop schreef hij een namaakcertificaat voor me - om aan te tonen dat ik in de Smith Sound als loods mocht optreden. En ik vind dat we hier weg moeten wezen - die stoorzenders zitten me niet lekker.'

'Standaardprocedure als Iwan er de pest in heeft. Je weet wat je daarboven gebeurt als ik het ijs ram? Het is zelfmoord.' Beaumont keek over het dek uit waar de matrozen voortgingen de ijsbrokken overboord te scheppen. Hoofden werden afgedraaid als hij hun blik opving, een man spoog op het dek en ging haastig verder met zijn werk toen Schmidt hem woedend aankeek. 'Zelfmoord?' herhaalde Beaumont. 'Dan zal iedereen hier blij zijn.'

Beaumont was bijgekomen van de drie uur slaap, maar hij was bepaald niet in zijn normale energieke doen toen hij de met ijs bezette ladder beklom, gestoken in dikke kleding, de leren borstriem rond zijn lichaam geslagen met de sluithaak om rond de mast te slaan, de koptelefoon op het hoofd onder zijn capuchon. Onder hem had zich op het dek een subtiele verandering voorgedaan onder de matrozen die tien minuten eerder nog zo vijandig waren geweest.

Ze hielden op met hun werk en keken met enig ontzag omhoog naar de enorme Engelsman die de dodelijke ladder beklom. Beaumont had de verandering opgemerkt toen hij voor de tweede keer aan dek kwam, maar had het genegeerd. Ze konden naar de hel lopen.

Zeven meter boven het dek hield hij stil om met zijn laars hard omlaag te trappen om het ijs weg te breken. Zijn laars gleed uit, zijn geschoeide hand sloot zich krampachtig rond een sport, en het ijs waar hij op had getrapt was blijven zitten. Hij beklom een ladder van puur ijs. Terwijl hij omhoog ging voelde hij de koude door zijn handschoenen dringen, door de wanten in de handschoenen kruipen en aan de ruwe huid van zijn vingers knagen. Hij voelde dat zijn gezicht verstijfde in de bittere nachtlucht; zijn oogleden prikten, zijn keel deed pijn. Zijn ogen waterden, zijn uitzicht werd wazig. Hij klom hoger en de gewaarwording van meedogenloze koude begon alles te verdringen - het gestamp van de stationaire machines, het zoeklicht dat Schmidt over de boeg liet schijnen, het eindeloze ijsveld dat zich naar het zuiden uitstrekte. Hij had bijna vijftien meter geklommen toen de sluithaak die aan zijn borstriem hing achter een sport bleef steken; hij klom verder zonder te beseffen wat er gebeurd was. Hij had een voet op een lagere sport, de andere was op weg naar een hogere sport toen zijn lichaam strak getrokken werd. Het overviel hem en hij verloor zijn evenwicht. De voet die in de lucht hing trapte wild in de ruimte en de laars op de lagere sport van ijs moest zijn hele gewicht opvangen plus de schok van het plotselinge stoppen. Toen gleed de onderste laars van de sport. Hij viel.

Hij hing vijftien meter aan zijn handen boven het ijs beladen dek en zijn handschoenen klauwden rond het glibberige ijs terwijl hij probeerde de macht over zijn lichaam terug te krijgen, waarbij zijn laarzen door de lucht ranselden op zoek naar sporten die hij niet kon zien. Hij voelde dat zijn handen hun greep verloren en van de ijzige sporten gleden, toen vond hij met één voet een sport, ving een gedeelte van zijn gewicht op, en enkele seconden later had hij zijn andere voet ook op de ladder. Terwijl hij op adem kwam ving hij een glimp op van het dek waar kleine gezichten naar hem omhoog tuurden. Hij wachtte tot zijn hart regelmatiger klopte, klauterde toen verder.

De ra's waren een enorm probleem. De stalen ladder hield er vlak onder op, dus nam hij aan dat een luik naar de observatiekooi had gevoerd waarin Carlson was omgekomen. Hij moest er nu voorbij klimmen, over de ra heen tot hij daar schrijlings op kon gaan zitten en de borstriem aan de mast erboven kon bevestigen. En hij bevond zich nu ruim vijfentwintig meter boven het dek. Eer hij dan de riskante manoeuvre begon, stak hij een arm uit om het rond de ra gewikkelde zeildoek te beproeven. Hij ontdekte dat het draaide, volstrekt geen veilige houvast bood.

Het kostte hem tien martelende minuten om op de ra te komen en op de labiele zeildoeken-wikkeling te gaan zitten met de mast tussen zijn benen, om de tweede riem rond de mast te wikkelen en vast te maken, om de telefoondraden in de stekker te steken die op de mast was gemonteerd. Pas toen drong het tot hem door dat onder zijn kleren zijn lichaam met zweet overdekt was, dat het zweet van zijn gezicht stroomde. Hij trok een zakdoek uit zijn jaszak en veegde zijn gezicht af. Er kwamen ijsdruppels van zijn voorhoofd. Eer hij met de brug sprak keek hij om zich heen en het uitzicht was spectaculair.

Hij trok zijn capuchon naar achteren om te luisteren. Nee, hij had het zich niet verbeeld: er gleden spookachtige brabbelende en piepende echo's over het ijs, daarna een laag gerommel als van een vulkaanuitbarsting. Ruim een halve kilometer verderop zag hij de woelingen ontstaan - ruim een halve kilometer voor de Elroy uit. Muren die op deze hoogte en van deze afstand niet groter dan rimpelingen leken begonnen zich te verheffen, over de ijsvlakte te kruipen, weg van de Elroy, in zuidelijke richting. Terwijl hij toekeek verscheen er een lint van donker water dat zich verspreidde in de andere richting. De nacht was vervuld van het geluid van krakend ijs, ijs dat langs elkaar schuurde. En de geul werd breder, kroop naar een donkere vlakte in de verte, de oceaan. De Elroy moest doorbreken naar die geul.

Beaumont draaide zich aan de mast gebonden met de borstriem, om en keek over de achtersteven. Achter het schip lag een halve kilometer vaargeul, en aan het eind van die geul, ver weg, lag het wrak van de Russische helikopter waarmee Beaumont naar het schip was gevlogen. Hij had de machine met opzet onder de boeg van de Elroy neergezet en later had Schmidt het werk voltooid door zijn schip een stukje achteruit te laten varen om daarna in het ijs te rammen, in de machine die op de rand stond. Toen hij weer achteruit voer trok de stalen boeg de overblijfselen mee en liet ze in zee vallen. Maar Beaumont keek nu niet naar het eind van de vaargeul; ontsteld keek hij naar iets dat zich een heel stuk verder bevond.

Voortgestuwd door een aanwakkerende bries uit het noorden kroop een zwarte sluier op het schip af, een sluier die heel anders was dan de mist die Doelwit-5 had omhuld; een zwart gordijn van zo'n honderd meter hoog, een gordijn dat onheilspellend glinsterde in het maanlicht. Er dreef een bank van zwarte vorst naar het schip toe, het meest gevreesde verschijnsel in het Noordpoolgebied. Waar Beaumont naar staarde was een bank van bevroren mist, een zeldzame weersomstandigheid die zo verraderlijk is dat het bevriezingen kan veroorzaken die onmiddellijke amputatie vereisen als men er door aangetast wordt. Als hij er in de top van de mast door werd overvallen kon hij binnen enkele seconden dood zijn. En de mist trok al op over de zone met de drukrichels. Snel sprak hij in de microfoon die onder zijn kin hing: 'Schmidt! Achteruit!'

Hij klemde zich aan de met zeildoek omwikkelde mast vast toen de machines harder begonnen te stampen, toen stoomde het vaartuig achteruit en gleed door het donkere water aan de achtersteven. Het onmiddellijke effect op de mast was minder dan Beaumont gevreesd had; hij zwaaide slechts licht heen en weer terwijl het ijsveld onder hem langsdreef en ter weerszijden het zwarte water verscheen, een donkere vlek tegen het witte ijs. Toen voer het schip langzamer, stopte. Omdat hij wist wat er ging gebeuren voelde Beaumont dat zijn maagspieren zich samentrokken. Het kostte wilskracht om de procedure te beginnen, om het bevel in de microfoon te roepen.

'Halve kracht vooruit!'

'Okay, Beaumont, daar gaan we! Hou je goed vast.' Beaumont omklemde de mast met zijn hoofd opzij gebogen, voorbereid op de dreun. Het machinevermogen nam toe, trilde langs de mast omhoog, het schip voer naar voren. Het ijsveld gleed in tegenovergestelde richting langs, de watervlek werd smaller, en Beaumont keek naar de smaller wordende vlek - want als de vlek verdween zou de ijsbreker botsen, schip tegen ijs, staal tegen de barrière, een bewegende kracht. De vlek werd steeds smaller, slonk tot een streepje, verdween. Het schip ging verder, voer sneller... Krrkkk! De stalen boeg trof doel. Het hele schip sidderde door de dreun, de trillingen schoten langs de mast omhoog, en de mast beefde, zwiepte, vibreerde aan de top op maximale kracht. Het trof Beaumont als een hamerslag terwijl hij zich wanhopig aan de mast vastklemde en zijn lichaam tegen het zeildoek perste. Toen vertraagden de trillingen, hielden op. De ijsbreker lag stil, ingesloten in het ijs.

Beaumont liet zijn greep verslappen, keek voor zich uit. Voor de boeg liep een donkere scheur, maar hij was niet langer dan een paar meter. Hij keek ter weerszijden van de scheur, zocht naar een langere kloof, maar zag niets. Het ijs was intact. Zijn concentratie was zo groot dat het hem enkele ogenblikken kostte om te beseffen dat Schmidt tegen hem sprak. Hij klemde zich steviger aan de mast vast, zag ruim een halve kilometer verderop dat de geul nog steeds breder werd, toen hoorde hij Schmidt weer en er klonk een toon van bezorgdheid in de vastberaden stem. 'Beaumont, ontvang je me? Beaumont...'

'Ik ben okay. We hebben niet veel klaargemaakt. Nog maar een keer - en raak het ijs op precies dezelfde plek als je kunt.' 'Achteruit?' 'Achteruit, Schmidt.'

De machines stampten hevig, de schroef ranselde het zwarte water aan de achtersteven, en vanaf zijn grote hoogte voelde Beaumont hoe de ijsbreker vocht om los te komen. Door zijn enorme omvang tegen het ijs te werpen had de Elroy zichzelf vastgezet; het ijs was gespleten, de boeg had zich erin gebeten en het ijs had zich toen weer als een enorme klem gesloten. Het gedreun zwol opnieuw aan, en toen Beaumont er zeker van was dat het Schmidt niet zou lukken, scheurde het schip zich opeens los. Het geluid van krakend ijs bereikte hem boven het gedreun van de machines uit, en toen gleed de Elroy achteruit en liet een donkere veeg achter aan bakboord waar de restanten van de verf het beschadigde ijs besmeurden. Terwijl het schip achteruit voer keek Beaumont om. Het gordijn van zwarte vorst kwam naderbij over de gladde ijsvlakte, kwam dichter bij het schip. Hij wachtte tot het schip weer stillag. 'Halve kracht vooruit!'

Schmidt had het schip dit keer verder achteruit laten varen, zodat als de boeg het ijs raakte ze sneller zouden varen. Beaumont zette zich schrap. Met de ogen half gesloten keek hij omlaag naar de smaller wordende watervlek, niet wetende dat Grayson en Langer aan dek waren waar ze zich aan de reling vastklemden en met afgrijzen omhoog tuurden. De vaargeul sloot zich, het ijs bevond zich onder de boeg, de dreun was veel harder. De trillingen schoten door de mast en Beaumont kwam in moeilijkheden, trilde als een blad door de keiharde vibraties van de mast. Hij had zijn ogen nog half open en de enorme ijsvlakte sidderde verschrikkelijk alsof hij door een aardbeving was overvallen. Toen lag het schip stil. Dertig minuten ging het door op halve kracht, dertig blutsende, beukende minuten. Beaumont veranderde de invalshoek, gebruikte de Elroy als zijn persoonlijke stormram die op het ijsveld hamerde, en langzaam begon er iets te gebeuren. Het ijs begon te scheuren, een patroon van donkere zigzaglijnen te vertonen. En er gebeurde nog iets, dat niet zo langzaam ging. Beaumont werd geleidelijk in een toestand gebracht waarin hij nauwelijks besefte wat hij deed. Zijn gezicht was verschrikkelijk pijnlijk en gekneusd, pijnlijk door de intense koude, gekneusd doordat het bij elke botsing tegen het zeildoek werd gedrukt. En nu had de zwarte vorst hem bijna bereikt - ze moesten snel doorbreken eer hij er aan zou bezwijken.

'Achteruit, Schmidt,' kraste hij. 'Vaar deze keer terug tot het eind van de geul.'

Ze voeren terug. Ze voeren te ver terug. Een vinger van de zwarte vorst kroop over de plek waar de onderzeebootkiller was gezonken. De vinger kronkelde naar de top van de mast en Grayson, die zag wat er gebeurde, schreeuwde naar de brug op een manier waarop passagiers gewoonlijk de kapitein niet aanspreken. 'Stomme idioot - vooruit! Beaumont zit in de vorst!' Beaumont voelde de dodelijke vorst en de duisternis omspoelde alles. Het ijsveld verdween, het water onder hem verdween, het dek verdween. Hij had vooruit gekeken om de volgende ram te schatten toen de zwarte vorst zich rond hem sloot. Hijgend van uitputting haalde hij diep adem en er ging een griezelige gewaarwording door hem heen. Zijn longen voelden aan alsof ze bevroren, met vloeibaar ijs werden gevuld. Hij snakte naar adem, voelde een zwaar gewicht op hem neerdalen dat probeerde hem van de ra te sleuren. Het schip ging voorwaarts, haalde hem uit de vorst dreiging. Hij opende de ogen die hij instinctief had gesloten en zag met een schok van afgrijzen dat zijn sneeuwjas was overdekt met ijskristallen. Hij was bijna geheel bevroren.

'Ben je nog in orde, Beaumont? Beaumont, Beaumont...' Schmidts stem had zijn gebruikelijke afstandelijke beheersing verloren, was vervuld van urgentie en bezorgdheid. 'Ik ben in orde. Deze keer halen we het.' Beaumont zweeg om op adem te komen. 'We gaan aan bakboord het ijs vijftig meter voor de scheur raken. Heb je dat?'

'Vijftig meter voor de scheur?' Schmidt klonk ongelovig. 'Volle kracht! Dat wordt je dood...'

'Schiet een beetje op met je klote schip, Schmidt!' brulde Beaumont in de microfoon. 'Als ik volle kracht zeg bedoel ik volle kracht!'

'Je zegt het maar.' Schmidt hield zich net bijtijds in; hij had op het punt gestaan te zeggen: het is jouw begrafenis. De Elroy schoot naar voren en het schip stampte harder dan ooit tevoren, duwde het zwarte water opzij, wierp een boeggolf op die aan beide zijden tegen het ijs kletste, en ontwikkelde een maximaal vermogen voor zijn volgende stormloop op de barrière. Beaumonts tactiek was ongewoon: hij liet Schmidt het enorme gewicht van het schip tegen een plek van het ijs dreunen zodat het zou terugkaatsen en een stuk ijs zou rammen waar het anders niet bij kon, een stuk waar een brede zigzaglijn naar de steeds breder wordende geul in de verte liep. Het was een tactiek waarmee hij had geëxperimenteerd - en die geslaagd was - toen hij de Exodus drie jaar eerder naar de Smith Sound geloodst had. Maar niet met volle kracht.

Hij leidde Schmidt deze keer, gidste de stormloop van het schip, bracht het naar een vooraf bepaalde plek aan bakboord. Onder hem deed zich een veelbetekenende ontwikkeling voor: Schmidt had het dek in verband met de komende botsing laten ontruimen. Grayson was naar de brug gegaan, leunde uit een raam en keek omhoog naar de kleine gestalte op de ra die hij nauwelijks kon zien. Volle kracht... Als het mogelijk was geweest zou hij Schmidts commando hebben herroepen.

In de top van de mast tuurde Beaumont naar bakboord, beladen onder zijn bovenkleding die, afgezet met de ijskristallen, als een stalen mantel was. Hij gaf nog een laatste instructie. 'Als je voelt dat hij er doorheen gaat, hou hem dan op gang, Schmidt...' Het vaartuig schoof naar voren, het gedreun van de machines weerkaatste in Beaumonts hoofd, hij sloeg zijn armen stijf om de met zeildoek omwikkelde mast, hij haalde diep adem, en het schip trof doel.

De boeg van de Elroy dreunde aan bakboord onder een scherpe hoek in het ijs, een schampschot. Ze kaatsten terug van de barrière, zwenkten scherp om, ramden met een verschrikkelijke vaart in het ijs aan stuurboord. Beaumont had de ijsbreker gebruikt als een reusachtige biljartbal en had de boeg van de ene kant laten caramboleren zodat ze de andere kant vlakbij de zigzaglijn zou raken. Boven het gestamp van de zwoegende machines uit klonk een ander geluid, een knarsende dreun die door het schip schokte en de bemanning benedendeks verdoofde. Maar op waterhoogte was het effect niets vergeleken bij wat er in de top van de mast gebeurde.

De mast begon te trillen als een stemvork, zwiepte heen en weer alsof hij uit het schip gerukt zou worden, zwiepte Beaumont heen en weer, zwiepte als een rietje in plaats van een bijna dertig meter lange mast. De beproeving was ontstellend, bijna onverdraaglijk, en Beaumont raakte gedesoriënteerd toen het zwiepen doorging- heen en weer met een ongelooflijke snelheid. Hij voelde zijn kracht, zijn brein, wegglippen. Hij had het gevoel dat zijn tanden uit zijn kaken werden geschud, dat zijn hoofd los op zijn lichaam kwam te zitten, dat zijn hele lichaam in stukken uit elkaar viel. Hij deed zijn ogen open, hield zijn handen rond de mast gevouwen, en alles was wazig. Hij kon niet vaststellen of ze stillagen of nog voeren. Hij keek omlaag, zag een grote scheur, een scheur die bijna een vaargeul was, en toen hij tegen de mast zakte voelde hij de koude microfoon tegen zijn kin. Hij sprak zonder het te beseffen, sprak als iemand die een lesje opzegt. 'Blijf varen, Schmidt... blijf varen...' Hij had een zilte smaak in zijn mond, de smaak van bloed, en een folterende pijn tussen zijn schouderbladen. Hij vroeg zich af of zijn rug gebroken was. 'Blijf varen, Schmidt...' Schmidt bleef varen. Vanaf het moment dat ze het ijs aan stuurboord raakten, vanaf de seconde dat hij het schip voelde penetreren, bleef Schmidt varen. De geblutste boeg ramde, verhief zich, forceerde een doorgang, stootte enorme plakken ijs opzij, wierp ze ondersteboven, kraakte ze als een bulldozer, vrat dieper en dieper, ging verder en verder en verder, ramde zich door de barrière die eindelijk meegaf. Benedendeks keek de eerste machinist op zijn wijzers, niet in staat zijn blik los te scheuren van de naalden die een stuk boven het kritieke punt trilden. Als Schmidt niet oppaste zouden de ketels springen.

Schmidt paste niet op, hij hield volle kracht aan. En het vaartuig reageerde, wilde niet meer stoppen, verhief zijn boeg tot boven het ijs, gleed er overheen, vermorzelde het door zijn gewicht en kracht. Beaumont, die half bewusteloos in de top van de mast zat, begon te begrijpen wat er gebeurde, zag het ijs scheuren, zag de scheur zich verbreden tot een vaargeul, de vaargeul die zich steeds verder uitstrekte, en hij wist dat ze het zouden halen. Toen verloor hij het bewustzijn, liet zijn handen los, gleed van de ra, en bleef als een gehangene bengelen aan de borstriem, en zijn lichaam zwaaide als een klokslinger.

Het was Borzoli, de steviggebouwde matroos die een emmer voor Beaumonts voeten had geschoven, die naar boven ging om hem te halen. Grayson had een voet op de ijzige ladder gezet toen Borzoli hem met een vloek opzij schoof: 'Daar ben jij te klein voor, maat...' En waarschijnlijk was de matroos de enige aan boord die het kon wagen; hij was een paar centimeter kleiner dan Beaumont, maar had de bouw van een wijnvat. Hij klauwde zich omhoog langs de zwaaiende mast terwijl de ijsbreker door het ijs bleef zwoegen. 'Christus, hij moet dood zijn...' Langer stond naast Grayson en hield de ladder vast om op de been te blijven terwijl ze met afgrijzen omhoog staarden naar het lichaam dat ruim vijfentwintig meter boven hen in de nacht heen en weer zwaaide. Als iemand die twee eeuwen eerder aan de nok van de ra was opgeknoopt bengelde Beaumont heen en weer, tolde om en om. 'Die riem houdt hem niet lang meer,' mompelde Grayson. Borzoli was kleiner nu, klom met ongelooflijke snelheid naar boven, en Grayson hield zijn hart vast voor beide mannen - voor Beaumont die hij elk moment van de ra verwachtte te zien tuimelen, voor Borzoli die maar één fout hoefde te begaan om vijftien meter - of was het twintig - omlaag te storten, maar hij was nu dichtbij de ra.

Grayson durfde zijn ogen nauwelijks te geloven toen hij het kleine klimmende figuurtje zag stoppen. Hij wendde zijn hoofd af, niet in staat nog langer te kijken, en toen slingerde het schip met verschrikkelijk geweld en hij raakte zijn greep op de ladder kwijt, werd over het ijzige dek gesmeten en ramde een luik. Hij bleef een poosje buiten adem liggen en probeerde zich te herstellen terwijl Langer zich over hem boog om te zien of hij in orde was. Door die verschrikkelijke dreun waren beide mannen daarboven natuurlijk van het schip geslagen; ze lagen nu ergens op het pakijs, dood. 'Help me overeind, Horst...'

Langer hielp hem op de been en hij stond met zijn hand om de reling en durfde niet omhoog te kijken. Beide mannen keken op hetzelfde ogenblik naar boven en bleven toen, nauwelijks ademend, kijken, verlamd van angst. Borzoli was op weg naar beneden, en had Beaumont op zijn rug, vastgebonden met de borstriem die hij van de mast had losgewikkeld. Hoe hield die matroos dat in godsnaam vol, vroeg Grayson zich af. Hij daalde een ladder van puur ijs af, een ladder die heen en weer schokte door de aanhoudende smakken van de boeg op het pakijs, hij daalde af met het gewicht van een andere man dat probeerde hem achterover van de ladder te trekken bij elke stap die hij deed. Borzoli werd groter, Beaumont werd groter toen de afdalende mannen het dek naderden, en nu kwam de matroos, die zijn krachten voelde wegebben, zo snel hij durfde omlaag, en zijn zware laarzen roffelden op de ijzige sporten en het ijs spatte weg onder het gewicht van de twee zware mannen. Versplinterd ijs regende neer op Grayson en Langer. Ze wendden hun hoofd af om hun ogen te beschermen, en toen ze weer opkeken bevond Beaumonts zwaaiende lichaam zich vlak boven hen. Ze grepen er naar, namen het gewicht over van de uitgeputte Borzoli, en toen bevonden beide mannen zich op het dek terwijl de Elroy naar voren stoof door de open vaargeul, de oceaan tegemoet.