Vrijdag, 25 februari: de laatste uren
De enorme schroef aan de achtersteven van de Elroy tolde rond, deed het water kolken, smeet kleine ijsschotsen opzij en sloeg wit schuim op. Schmidt gaf het bevel en de ijsbreker begon langzaam achteruit te varen, toen stopte hij en Schmidt gaf meer vermogen. De schroef ranselde het water, de machines dreunden alsof ze door het dek zouden vliegen, en de Elroy kwam weer in beweging. Hij gleed zeer langzaam de helling af, als een schip dat achterstevoren te water wordt gelaten, en het kabaal was verschrikkelijk toen de kiel over het ijs schraapte, vonken deed opspatten, dieper in het keiharde ijs beet.
De schroef maalde verder en zijn trekkracht was groter nu er een groter stuk van het schip in het water lag, en hij trok de Elroy terug in de zee. Er klonk een enorme plons toen de boeg omlaag kwam, maar de bemanning die achter Beaumont op het dek stond gaf geen kik toen het schip zich een weg door de baai zocht en door de smalle uitgang naar buiten voer. Beaumont liep weg van de achtersteven en ging over het trillende dek naar de boeg. Ze hadden het ogenblik van vertrek zorgvuldig uitgekozen. Boven hen was de mist tijdelijk opgetrokken en de maan scheen neer op drijvende schotsen en de met ijs bezette stuurboordreling. Maar toen Schmidt zijn schip langzaam liet draaien hing voor hen uit een dichte mist op een halve kilometer afstand. 'Het bevalt me niet,' zei Grayson, die vlakbij de boeg achter Beaumont kwam staan. 'Ik vind dat we op die berg hadden moeten blijven zitten. DaSilva ook. En waarom moeten we verdomme als een gepavoiseerd cruiseschip tevoorschijn komen?'
De vergelijking klopte. Op nadrukkelijk bevel van Schmidt waren alle lichten van de Elroy ontstoken en de zoeklichten straalden naar stuurboord en bakboord en over de boeg. 'We komen in volle zee,' had Schmidt voor de honderdste keer gezegd. 'Als ik de IJsbergdoorgang invaar met alle lichten aan en de misthoorn in werking, is er geen voorwendsel voor een botsing mogelijk.' 'Dacht je dat ze een voorwendsel nodig hadden - met Gorow en de Katharinakaarten aan boord?' had Beaumont gevraagd. 'Als we geen enkele verbinding hebben en zelfs niet eens kunnen melden wat er misschien gaat gebeuren?'
Hij had het argument verloren - wat hij van tevoren had geweten. En in zekere zin had Schmidt de rede aan zijn kant: als ze zonder lichten en in stilte probeerden weg te glippen kon Papanin naderhand zeggen dat de botsing de schuld van de Amerikanen was geweest-hoe hadden ze hen in de mist kunnen zien of horen? Terwijl ze naar het zuiden koersten hief Beaumont zijn nachtkijker op en keek uit over het water.
'Zie je iets?' vroeg Langer gespannen in zijn oor. 'Alleen maar de zee. En mist.' 'Zie je iets?'
Ditmaal was het niet Langer die de vraag stelde. DaSilva was geruisloos van de brug gekomen en stond links van Beaumont. 'Met jouw ogen,' voegde hij er aan toe, 'zou je daar weer in het topje van de mast moeten zitten.'
Beaumont keek over zijn schouder naar de ruim vijfentwintig meter hoge mast waar een matroos in de ra's hing met een koptelefoon onder zijn bontcapuchon. Dit was de uitkijk die moest proberen Schmidt te waarschuwen voor obstakels op de route van de Elroy. 'Nee, dank je wel,' zei hij. 'Niet nog eens. En ik kan niets zien daar -nog niet.'
'Het Carleyvlot ligt bij de achtersteven aan stuurboord,' mompelde DaSilva. 'Bij de hut waar de springstoffen liggen - en Langer heeft een sleutel. Als we het vlot nodig hebben helpt Borzoli ons bij het te water laten - hij heeft uitkijkwacht bij het vlot. Kun je me ook zeggen wat je van plan bent - als er iets gebeurt?'
'Ik zal moeten proberen ze weg te jagen,' antwoordde Beaumont vaag.
'Okay, doe maar geheimzinnig.' DaSilva zweeg even, keek om naar de brug. 'Misschien is het beter zo - gezien het feit dat Schmidt er nog niet van weet. Ik zou hiervoor kunnen worden gedegradeerd tot schrijver op een scheepskantoor.' 'Dat is beter dan als skelet op de bodem van de IJsbergdoorgang te liggen,' antwoordde Beaumont hard.
'Hij komt tevoorschijn,' zei Papanin. 'Die andere ijsberg, die we op de luchtfoto hebben gezien, moet losgebroken zijn. Op de brug van de Revolutie boog de Siberiër zich over het radarscherm met zijn hoofd bij na in de kap, en de groenige gloed van het scherm viel op zijn gladde gezicht, zijn kaalgeschoren hoofd en zijn handen, de gloed maakte een groene man van hem. 'Hoe lang nog?' vroeg Kramer nerveus.
Papanin keek een ogenblik op van het scherm, tuurde over de brug naar Toesjewski die met zijn rug naar hem toe stond, de handen strak op zijn rug gevouwen. 'Je kunt de machines nu starten,' riep hij. 'Van nu af volgen we hem op de radar.' Hij boog zich weer over het scherm en gaf antwoord op Kramers vraag. 'Rond middernacht zou ik zeggen - rond middernacht is alles achter de rug.'
De Elroy stoomde pal zuid door de IJsbergdoorgang met op halve kracht draaiende machines, en de boeg gleed door op melk lijkend water, een als een kerstboom verlicht schip. Maar nu was er nog iets bijgekomen waardoor zijn positie bepaald kon worden: de krachtige misthoorn dreunde onophoudelijk, een diep, somber geluid dat over de oceaan naar hen terugkaatste - en die echo's waren veelzeggend. Ergens in de mist moesten zich muren bevinden waar de echo's op stootten, muren van ijs.
Vier mannen stonden bij de boeg, verstijfd van de koude, en ze liepen herhaaldelijk op met de uitkijk die Schmidt had geposteerd.
Beaumont liep minder dan de anderen, tuurde aanhoudend met zijn nachtkijker over zee. Er knerpten voetstappen achter hen. 'Koffie voor jullie...'
DaSilva en Borzoli schonken dampende koffie uit een thermosfles in mokken, maar de koffie was al bijna koud eer ze dronken. De tweede stuurman stuurde Borzoli terug naar zijn post bij het Carleyvlot, stuurde de uitkijk weg voor een imaginaire boodschap aan bakboord eer hij iets zei. 'Schmidt vindt dat hij het juiste besluit heeft genomen.'
'Ik ben blij dat er iémand tevreden is,' merkte Beaumont op. 'Tot nu toe ziet het er goed uit.'
Beaumont zei niets, dronk zijn koffie op en bracht de kijker weer naar zijn ogen. Zijn armen waren moe van het ophouden, zijn ogen deden pijn van de koude en van het staren in de lenzen. Er was een smalle vaargeul van kalme, maanverlichte zee die zich ruim een kilometer uitstrekte en dan weer verloren ging in de mist. Aan bakboord doemde een enorme ijsberg op, een gevaarlijk monster met een top als een tafelberg. Aan stuurboord lag een dikke mistbank, een ondoorzichtige sluier die minstens zeventig meter boven de oceaan oprees en zich uitstrekte langs het hele stuk vaargeul dat ze konden zien.
'Daar is niets te zien,' merkte DaSilva op toen Beaumont zijn kijker naar de mistbank zwenkte. 'Alleen maar mist.' 'Werken de stoorzenders nog steeds zo krachtig?' vroeg Beaumont.
'Nog krachtiger. Het is nog niet zo erg geweest.' 'Wat betekent dat we dicht in de buurt van die zenders komen.' De Elroy gleed dichter naar de flessenhals toe die werd gevormd door de monsterberg aan bakboord en de mistbank aan stuurboord, en het schip zwenkte een paar graden om door het midden te gaan varen. IJs knerpte toen Grayson met zijn verstijfde voeten schuifelde. Langer sloeg zijn armen tegen zijn lichaam om te proberen zijn bloedsomloop op gang te houden. Achter hen sloeg een deur dicht toen DaSilva naar de brug terugkeerde, en ze waren alleen met de matroos die uitkijkwacht had. Langer keek naar Beaumont toen de Engelsman zijn ellebogen op
de reling liet steunen en door zijn kijker tuurde, waarna hij het instrument langzaam naar stuurboord liet zwenken. De enorme bank van ondoordringbare mist leek Beaumont te intrigeren, de bank die op nog geen vierhonderd meter afstand langs gleed, de bank die tussen het schip en de ijsberg zou hangen als ze de flessenhals binnenvoeren.
'Wat is dat? Dat ding in de mist zuid van stuurboord?' riep Grayson.
Beaumont keek al naar de enorme massa die als een drijvende klip uit de mist tevoorschijn was gekomen. Het was de spookberg die zijn valse gezicht van rotsvaste hardheid liet zien. Ze waren nu in de flessenhals en het monster met de top als een tafelberg kwam aan bakboord opzetten. Beaumont tuurde naar de mistbank en verstijfde.
De boeg van de Revolutie brak door de mist, stoomde op hen af als een slagschip.
'Het Amerikaanse schip vaart pal zuid - onder een rechte hoek met ons...'
'Bereid je maar voor,' zei Papanin tegen Toesjewski. De mist omhulde de Revolutie en dreef net voor het raam van de brug langs waar Toesjewski zich over het radarscherm boog en naar de echo's keek die de nadering van de Elroy registreerden. Er was een zeer zorgvuldige timing voor nodig - hij moest zijn enorme schip op precies het juiste moment uit de mist tevoorschijn laten komen, anders zou hij falen. 'Handhaaf huidige koers,' beval hij de roerganger.
De Revolutie sloop zo langzaam mogelijk voorwaarts, het gestamp van de machines werd door de mist gedempt, en het schip gleed door op een onderscheppingskoers. Toesjewski tuurde naar de echo's, en zijn gezicht glom van het zweet, zijn baard was nat. In zijn calculaties moest hij rekening houden met de snelheid van de Elroy, zijn eigen snelheid, de afstand die hen zou scheiden als ze elkaar voor het eerst zagen. Hij bespeurde de aanwezigheid van de Siberiër achter zich. 'Je moet hem midscheeps raken...'
De lichtkegel op het radarscherm liet een onophoudelijk ping-ping horen en volgde elke nieuwe positie van de Elroy die de flessenhals tussen de mistbank en de ijsberg naderde. Toesjewski hoorde Papanins laarzen rusteloos schuifelen. 'Gaan we niet te langzaam?' 'Wilt u dat we te vroeg tevoorschijn komen?' Er waren geen lichten te zien aan boord van de Revolutie, het schip was geheel donker, maar Papanins ogen waren gewend aan de duisternis op het voortkruipende schip. Hij kon nog net de lijsten van de brugramen en de wazige mist buiten zien, verder hadden ze zich in een in mist gehulde haven kunnen bevinden, zo glad was de zee, zo rustig het gezoem van de langzaam draaiende machines. 'Handhaaf de huidige snelheid,' zei Toesjewski eentonig. 'Hoe lang?' vroeg de Siberiër. 'Zo lang het nodig is.'
Papanin was razend maar hield zich stil, terwijl zijn zenuwen van spanning knarsten. Ze moesten het Amerikaanse schip bij de eerste poging vernietigen. Eén verwoestende stoot vanuit de mist, staal dat op staal beukte; de boeg van de Revolutie zou zich in de bakboordzijde van de Elroy boren en er doorheen snijden. Hij probeerde zich voor te stellen hoe het zou zijn - het Russische schip schrijlings op de Amerikaan, die omlaag gedrukt werd, de gebroken achtersteven aan zijn linkerkant, de vernielde boeg aan zijn rechterkant. Welk stuk, vroeg hij zich af, zou het eerst zinken?' 'Papanin! Ga naar de achterkant van de brug! Pak de reling!' De Siberiër deed wat hem verteld werd, liep achteruit en greep de reling met beide handen vast terwijl de roerganger, een van zijn eigen mensen, het stuurrad steviger omklemde. Papanin keek naar de mist voor de brug. Als het lichter werd zouden ze tevoorschijn komen, zouden ze de Elroy voor hun boeg zien. Waarom verhoogde Toesjewski de snelheid niet? De kapitein verliet het radarscherm, pakte de telegraafhendel stevig beet, drukte hem omlaag naar 'Halve Kracht', rende toen terug naar het scherm. 'Handhaaf huidige koers!'
Een flikkering van bleek licht gleed langs het raam van de brug. De mist warrelde terwijl het gedreun van de machines enorm toenam.
Het was zeer warm op de brug en Papanin veegde snel met een hand over zijn voorhoofd om te voorkomen dat het zweet in zijn ogen zou druipen. Het sombere geloei van de misthoorn van de Elroy dat ze al een poos hadden gehoord werd zeer luid, recht voor hen uit.
Toesjewski tuurde naar het radarscherm, deed een schietgebedje, en toen waren ze er doorheen.
Maanlicht viel over de brug. De lichten van de Elroy vormden een felle gloed. Pal vooruit. De boeggolf van de Revolutie spreidde zich door de toegenomen snelheid aan bak- en stuurboord uit. De romp van de ijsbreker stoof op hen af. Toesjewski omklemde beide zijden van het radarscherm terwijl hij door het raam staarde. Hij had zich nog nooit met zo'n intensiteit op een radarscherm geconcentreerd en hij had zijn berekeningen nauwkeurig gemaakt. Was dat wel zo? Meer snelheid! Hij bad dat de kapitein van de Elroy op tijd zou reageren, probeerde het bevel aan het brein van de Amerikaan op te dringen. Meer snelheid! Uit de weg! Ik heb je één kans, één waarschuwing gegeven - toe nou, toe nou, toe nou! De Elroy voer al sneller. De order was gegeven op het moment dat de Revolutie uit de mist was opgedoken. Uitgeput als hij was had Schmidt met de vastberadenheid gereageerd waar Toesjewski om had gebeden. De Rus bleef op koers, stoomde recht op zijn doelwit af, leek het Papanin achterop de brug waar hij niet duidelijk kon zien. De Revolutie stoof naar voren, de romp van het Amerikaanse schip gleed onder een rechte hoek in zijn zwenking en zijn mast torende boven de brug van het Russische schip uit. Toesjewski rende naar stuurboord en keek omlaag langs de reling van zijn schip. Hij zag de schroef van de Elroy door het water malen en zijn eigen boeg sneed door de kolkende zee.
'Je hebt hem gemist!' Papanin verloor zijn zelfbeheersing. 'De volgende keer voer ik het bevel!'
In zijn blinde woede rende hij over de brug en begon Toesjewski, boven hem uitstekend, uit te vloeken. De kleine kapitein duwde hem opzij, haalde hem uit zijn evenwicht en stootte hem over de brug.
'Stom beest - we lopen op die ijsberg!' Papanin staarde met afschuw naar voren. De monsterlijke berg met de top als een tafelberg vulde het raam.
Beaumont stond vlakbij de achtersteven van de Elroy toen de boeg van de Revolutie op hen afstormde. Een botsing leek onvermijdelijk, de Elroy lag midscheeps voor het 16.000 ton metende Russische schip terwijl de boeggolf naar voren spoelde en de enorme boeg boven de reling verscheen. Tot het laatste moment was Beaumont ervan overtuigd dat de boeg de schroef van de Elroy zou verbrijzelen, het schip vleugellam maken. Toen gleed het Russische schip achter hun achtersteven langs en miste zijn doelwit met enkele meters om vervolgens op de monsterberg af te stomen. 'Ze lopen op die berg,' zei Grayson. 'Ik hoop het van harte...'
Beaumont bleef op de achtersteven staan, zag de koortsachtige inspanningen om de Revolutie bijtijds te laten zwenken, zag het enorme kielzog achter het schip dat de extreme koers aangaf die het schip nam om zich te redden, zag toen dat het zich gered had. Hij riep Grayson, Langer en Borzoli snel korte instructies toe, liep toen met grimmig gezicht en op het dek dreunende laarzen regelrecht naar de brug van de Elroy. Toen hij boven kwam draaide Schmidt zich bij het achterraam om.
'Je had gelijk, Beaumont,' zei hij strak. 'Ze probeerden ons in de grond te boren.'
'Ze zullen het nog een keer proberen. Je kunt hem niet voorblijven.'
'Voorblijven? Met mijn topsnelheid van zestien knopen?' 'Dus als het kan moeten we ze tegenhouden. Terwille van je bemanning, terwille van iedereen aan boord...' 'Helpt DaSilva je met de springstoffen?'
Beaumont staarde Schmidt aan en deze knikte cynisch. 'Dacht je dat ik niet wist wat er op mijn eigen schip gebeurt, meneer Beaumont?'
'Ze moeten tegengehouden worden,' herhaalde Beaumont. 'Dit is iets dat ik misschien vergeet in het logboek te zetten.' De kapitein keek Beaumont aan en sprak drie woorden. 'Hou ze tegen.'
Het Carleyvlot, een vlot dat overboord gegooid werd als het schip verlaten moest worden, was volgeladen met honderd pond geligniet en voorzien van ontstekers. De tijdmechanismen waren aangebracht, de klokken waren afgesteld om over tien minuten de ontstekers in werking te zetten, maar waren nog niet geactiveerd. Het vlot was nu een potentiële mijn.
Schmidt moest zijn snelheid aanzienlijk terugnemen toen ze de sloep aan de achtersteven aan de lier lieten zakken. Dat was een zenuwslopende beslissing want de Revolutie kwam nu achter hen aan, nog wel op enige afstand maar hij was bezig de ijsbreker in te halen. En het uitzicht aan de voorkant van de brug was nauwelijks bemoedigender dan het uitzicht van de achtersteven. Zware mist dreef aan stuurboord en omhulde half de spookberg die ruim een halve kilometer voor hen uit dreef. Aan bakboord was een hele kolonne ijsbergen verschenen die de vaargeul smaller maakten, en in de verte dreven recht vooruit twee massieve bergen ter weerszijden van de vaargeul als schildwachten bij een poort. Het was een straat van ijsbergen waar Schmidt zijn schip doorheen moest leiden.
'Hoe lang duurt het eer ze ons inhalen?' vroeg Beaumont aan DaSilva.
'Ik zou denken een minuut of tien - maar dat is een gok.' 'Lijkt mij eerder vijf minuten,' zei Grayson grimmig. Hij fronste en keek naar stuurboord. 'Schmidt wijzigt de koers - hij vaart dichter naar die rij ijsbergen toe.'
'Dat heb ik hem gevraagd,' snauwde Beaumont. 'Hij laat een bredere vaargeul open tussen de Elroy en de spookberg.' 'Zodat de Revolutie er aan die kant langs kan glippen? Hij is gek...' 'Dan ben ik ook gek. Laten we in die sloep naar beneden gaan.' DaSilva volgde hem over het dek waar Borzoli en enkele andere matrozen stonden te wachten bij de sloep die in de davits hing. 'Beaumont, ik heb je nog niet gevraagd wat je gaat doen - ik heb zo'n idee dat je hoopt dat dit ding onder de boeg van de Revolutie ontploft.'
'Dat zal niet lukken - hij vaart te snel. Laat ons nou zakken - en pas in godsnaam op als je het vlot laat zakken.' De operatie was duivels lastig. De sloep - met Beaumont, Grayson en Langer erin - moest langs de flank van het varende schip omlaag getakeld worden en dan blijven hangen tot het vlot hen bereikte. Het enige dat in hun voordeel werkte was dat de zee zo kalm was. Ze kwamen met een harde klap in het water terecht en hielden zich aan de kabels vast terwijl ze omhoog keken. Het vlot was al op weg naar beneden.
Toen hij nog op het dek stond had Langer een waarschuwing aan DaSilva gegeven. 'Technisch gesproken kan er niks gebeuren als het vlot op weg naar beneden tegen de romp slaat.' Hij zweeg even en lachte humorloos. 'En de hemel zit vol met harpspelende springstofdeskundigen die net zoiets hadden gezegd.' De zwevende mijn kwam verschrikkelijk langzaam omlaag aan touwen die gevierd werden door de matrozen hoog boven hen. Langer keek toe terwijl hij de lierkabel stevig omklemde. Ze hoefden het vlot alleen maar te laten hellen, en hoe stevig de springstof ook vastgesjord was, er kon iets verschrikkelijks gebeuren. Toen liet een van de mannen een touw glippen. Het grote projectiel dat boven hun hoofd hing kantelde naar voren en Langer zoog zijn adem in met een gesis van woede en angst. 'Zo knappen ze het vuile werk voor Papanin nog op,' mompelde hij. Het overhellende vlot zwaaide heen en weer, smakte met een harde bons tegen de scheepsromp, een bons die hard genoeg was om de lading los te stoten. Beaumont keek naar de achtersteven en onderdrukte zijn ongeduld; de Revolutie had nu zijn koers gewijzigd en voer snel naar de open vaargeul die hem aan de stuurboordkant van de Elroy zou brengen. Schiet in jezusnaam op! Zijn gebed werd verhoord - met zenuwslopende snelheid. Het vlot zakte nu snel en kwam boven hun hoofd te zweven. Een meter boven hen kwam het met een ruk tot stilstand, nog steeds onder een gevaarlijke, labiele hoek overhellend, toen werd het behoedzamer neergelaten. Langer activeerde de klokken - de enige klokken aan boord die niet waren vernield omdat ze niet liepen toen de spookberg botste. Het vlot werd met touwen aan de achtersteven van de sloep gebonden. Beaumont startte de motor, ging achter het stuurrad zitten, riep omhoog naar DaSilva, de kabels van de lier werden losgegooid en ze voeren snel weg van de Elroy met het vlot op sleeptouw.
'Ik geloof dat we te laat zijn,' riep Langer die achterom keek naar het Russische schip.
Beaumont gaf meer gas en de sloep stoof brullend door de kalme zee, recht op de spookberg af op een koers onder een rechte hoek met de zich verwijderende Elroy en in de richting van de naderende Revolutie. De mist trok nu op en onthulde de hoog optorenende ijsmuur waar ze naar toe stoven. De berg rees op als de rand van een enorm continent, leek nog groter dan toen ze over het verraderlijke ijs achter de klipmuur waren geklauterd. Toen ze dichter bij een stuk van de klip kwamen dat ze tevoren niet gezien hadden, zag Beaumont dat het aan de voet was uitgehold en gewelfde grotten vertoonde die in de klip doorliepen. Voor het eerst besefte hij hoe de oceaan het meer bereikte dat ze aan de andere kant van de klip hadden aangetroffen; er waren onderzeese kanalen onder de gewelfde grotten die naar het meer voerden. Hij nam zijn besluit bijna zonder na te denken. 'We gaan er dichter op af - we maken het vlot los bij de rand van het ijsplateau,' riep hij.
'We komen nooit terug bij de Elroy.'' Er klonk angst in de schreeuw van Grayson. 'We halen hem nooit meer in.' 'Daar moeten we op gokken. Ik jaag het vlot in een van die kanalen - misschien ontploft het dan aan de andere kant van de berg.' Beaumonts plan was eenvoudig, en had een kleine kans van slagen. De spookberg stond op het punt in te storten, had al moeten instorten toen hij op de baai stootte waar de Elroy vastlag; had zeker moeten instorten toen hij zich van de andere berg losrukte. Maar hij was nog steeds intact en elk uur dat hij bleef drijven bracht hem dichter bij de ondergang. Het was mogelijk dat de ontploffing van een grote hoeveelheid geligniet vlakbij het ijs de catastrofe op gang zou brengen. Het kon ook dat het voor de berg niet meer dan een kieteling zou zijn, dat er een paar pond ijs werd opgeblazen.
En toch waren er geregistreerde gevallen waar de onachtzame kreet van een Eskimo in zijn kajak een van deze monsters had doen verbrijzelen, als een omvallende berg in de oceaan had doen storten. Beaumonts plan - zijn flauwe hoop - was de spookberg vóór de Revolutie te laten instorten, zodat de vaargeul zou worden verstopt door kleinere ijsbergen die het Russische schip zouden tegenhouden. Het was een enorme gok.
'We halen ze in! Als het zo ver is neem ik zelf het stuurrad over,' gromde Papanin. Hij tuurde door het panoramische raam en zag dat het verre silhouet van de Elroy door een mistflard voer. 'Jij neemt de telegraaf over om de snelheid te controleren,' zei hij tegen Kramer.
'Er is geen ruimte om te manoeuvreren,' protesteerde Toesjewski. In tegenstelling tot de Siberiër liet hij zijn blikken onophoudelijk van bakboord naar stuurboord en weer terug glijden. En hij was geïmponeerd door de enorme omvang van de grote ijsberg die aan stuurboord naderbij kwam, maar hij had geen vermoedens van de broosheid van het monster toen hij naar de optorenende muur keek. 'Er is een sloep van het Amerikaanse schip weggevaren,' zei hij opeens. 'Hij steekt voor ons de vaargeul over...' 'Maak je daar maar geen zorgen over. Meer snelheid...' 'Het is gevaarlijk - we komen te dicht bij die ijsberg...' 'Volle kracht!' riep Papanin tegen Kramer. 'Volle kracht...'
De klip rees loodrecht boven hen op toen de sloep zich een weg baande tussen de ijsschotsen bij het plateau waar de oceaan aan de voet van de spookberg kabbelde. Met teruggenomen gas hobbelde de sloep tussen de schotsen, een kleine vlek in de luwte van de berg.
Twintig meter ten zuiden van hen liep een grote grot onder het ijs door en de stroom kabbelde onder de berg naar binnen. Beaumont zag de stroming van het maanverlichte water toen hij het bevel riep: 'Gooi het vlot los!'
Grayson stond klaar met zijn mes. Hij hakte in het touw, hield het met een geschoeide hand vast terwijl hij met de andere hand zaagde, en het kostte hem langer dan hij gedacht had om de taaie vezels door te snijden. Achter hem bedwongen Beaumont en Langer hun ongeduld met moeite. Beaumont schatte dat ze ongeveer vijf minuten de tijd hadden eer de explosie kwam - maar zonder een lopend horloge kon hij er niet zeker van zijn. Grayson sneed woest door het gerafelde touw - de laatste paar vezels hielden hen nog aan het vlot vast. Langer vloekte, frommelde onder zijn sneeuwjas naar zijn mes. Beaumont keek hulpeloos toe, kon het stuurrad niet loslaten. De gewelfde grotopening kwam naderbij. Langer vond zijn mes, trok het tevoorschijn, sneed in het touw dat Grayson voor hem vasthield. De vezels rafelden uiteen. Het vlot dreef weg. Beaumont gaf gas en de sloep stoof met een felle uitbarsting weg van de spookberg. Het machinegeluid van de Revolutie klonk veel harder toen hij diagonaal door de vaargeul terugvoer en de Elroy, die hij nauwelijks kon zien, achterna ging. Op de achtersteven klemde Grayson zich aan het dolboord vast en hij had zich omgedraaid om naar het Carleyvlot te kijken dat op de stroom hobbelde en door de gewelfde ingang onder de berg dreef. Op het laatste moment raakte het vlot het ijs, bleef even hangen, toen zoog de stroming het naar binnen en voerde het door de ijstunnel mee naar het meer aan de andere kant. 'Het is naar binnen gegaan!' riep Grayson. Het gas was nu helemaal opengedraaid, de sloep stoof door de gevaarlijke, met ijs bezaaide vaargeul terwijl Beaumont aan het stuur trok om een grote schots op het nippertje te ontwijken. Er verscheen steeds meer ijs, kleine schotsen die in het maanlicht deinden, grote brokken die aan bakboord met de rij ijsbergen meedreven. In dergelijke wateren was snelheid buitengewoon gevaarlijk - en snelheid was belangrijk. De spookberg doemde rechts van hen op, strekte zich uit naar het zuiden, leek eindeloos door te gaan terwijl Beaumont vol gas bleef geven en met het stuur worstelde.
Op de achtersteven van de Elroy in de verte twinkelde een licht, het enige licht dat aan boord van de ijsbreker zichtbaar was nadat Schmidt bevel had gegeven alle lichten te doven; en het ene licht was blijven branden om de sloep terug naar het schip te loodsen.
Het grauwe schuim van het verdwijnende kielzog van de ijsbreker was links van hen zichtbaar, de bitterkoude lucht ranselde hen in het gezicht, de sloep zigzagde woest om de schotsen te ontwijken. En achter hen kwam de Revolutie naderbij, voer nu langs de spookberg - omdat iedereen zijn snelheid had onderschat. 'Die poort gaat dicht,' zei Langer in Beaumonts oor. In de verte, voorbij het silhouet van de Elroy, was het uitzicht aan het veranderen. Het leek alsof Schmidt te laat zou zijn. De twee grote ijsbergen die de uitgang van de vaargeul flankeerden gleden dichter naar elkaar toe, voortbewogen op een dwarsstroom. Tegen de tijd dat Schmidt die bergen bereikte zou er geen doorgang meer zijn. Zoals Langer had gezegd, de poort ging dicht.
Beaumont week uit om een grote schots te vermijden, een schots die groot genoeg was om het dolboord te verbrijzelen als ze hem raakten, toen zwenkte hij naar de tegenovergestelde richting om een tweede schots te ontwijken. Het kon niet lang duren eer ze op een schots zouden stoten, maar het licht op de achtersteven van de Elroy werd iets groter, kwam dichterbij. Toen hij weer naar stuurboord keek was hij verrast; ze waren langs de punt van de spookberg gevaren, hadden hem een flink stuk achtergelaten.
'Meer vaart!' raasde Papanin. 'Haal hem in!' Toesjewski zei niets. Hij voerde niet langer het bevel over zijn eigen schip. Achter het raam aan stuurboord rees de enorme ijsberg op, torende boven hen uit, en voor het eerst zag Toesjewski de gewelfde openingen aan de waterlijn.
Achter de ijsklip was het vlot de tunnel uitgedreven en in het donkere meer terecht gekomen waar het langs de rand dobberde, tegen het ijs stootte, overdekt met de rijp die er in de tunnel was opgedwarreld. Boven het vlot rees de uitgeholde ijstoren loodrecht op, de toren die het overhangende dak steunde.
De bijna uitgeputte Beaumont miste de schots, maar de schots miste de sloep niet. De boeg raakte de ijsspiets die onder water dreef, sprong omhoog en schoot er overheen. Beaumonts hart stond stil— de schroef zou het ijs raken, zou verkreukelen, misschien zelfs van de sloep gerukt worden. De sloep vloog verder door de lucht, de ij spiek brak onder de druk en zonk weg terwijl de schroef er ongedeerd overheen vloog en in de zee terugviel. Achter de ijsklip ontplofte de drijvende mijn.
De ij storen die het overhangende dak steunde begon in te storten. De als een honingraat doorboorde zuil zakte langzaam in elkaar, desintegreerde brok voor brok, smeet grote massa's ijs in het meer; toen zakte hij door, kwam neer, brak uiteen. En toen de toren brak kwam het enorme gewicht aan ijs erboven omlaag, stortte honderd meter neer, brak aan de rand van het meer in duizenden stukken en stuwde een ijslawine over de rand. De toren was verdwenen, het enorme overhangende dak was verdwenen, alle steun die de klip overeind had gehouden was verdwenen. De ijsklip begon nu zelf omlaag te storten en er ontvouwde zich een van de meest angstaanjagende spektakels van de natuur. De klip viel naar binnen toe - weg van de Revolutie - en deze aanblik vanaf de brug van het Russische schip verdoofde de mannen aan boord. De hele klip, die een moment tevoren nog loodrecht boven hen uitrees, viel achterover. Eén ogenblik kon Papanin zijn ogen nauwelijks geloven, toen zag hij het verstarde gezicht van de kapitein. 'Het is een spookberg...' Het aanhoudende geraas van de val weerkaatste nog toen Toesjewski zich vermande en het luidsprekersysteem inschakelde dat zijn bericht door het hele schip zou verspreiden. 'Geen reden tot paniek... geen reden tot paniek...'
Hij had het mis, en Beaumont die de IJsbergdoorgang als geen ander kende, had hem kunnen vertellen hoe verschrikkelijk mis hij het had. Het enorme schouwspel dat de Rus had gadegeslagen was slechts een voorspel tot wat te gebeuren stond. 'Dat verdomde ding is naar de verkeerde kant gevallen!' riep Grayson. 'Hij is achterover gevallen...' 'Hou je vast!' brulde Beaumont.
Het water was nu woelig, rees op in de golven die door de ijsberg waren veroorzaakt toen hij aan de waterlijn begon te trillen. Hier maakte Beaumont zich niet ongerust over; het was de vloedgolf die hem opjoeg toen hij wanhopig probeerde meer snelheid uit de brullende motor te halen, de vloedgolf die achter hen zou komen aanstormen als de catastrofe zich voltrok. Als ze niet bijtijds het schip bereikten zouden ze overspoeld worden. De Revolutie voer nog steeds op koers, en gleed langs de opgeblazen ijsberg toen de reus zijn evenwicht verloor. De klip die aan één kant van de berg was opgerezen was nu verdwenen, verspreid over een enorm gebied, zodat het reusachtige platform dat was overgebleven - ruim een halve kilometer lang - begon te kantelen. De klip die aan de oppervlakte had gestaan had enorm groot geleken, maar dit was niets vergeleken met de omvang van de berg onder water, en deze ondergedompelde klip kwam nu uit de zee omhoog als een voorhistorische opheffing van de aardkorst, en schudde watervallen met de omvang van de Niagara van zijn flanken. De zee begon te koken, te kolken toen hij voelde wat er uit de diepten omhoog kwam. Grote druipende ijsklippen begonnen op te klimmen, stegen hoog uit boven de brug van de Revolutie, waar Papanin en Toesjewski met afgrijzen toekeken. De Niagara stroomde neer op het schip. IJsbrokken die groter dan huizen waren donderden neer op de romp, rukten stukken reling weg, lieten deze achter als rijen gekartelde tanden. En de berg bleef omdraaien, tientallen miljoenen tonnen ijs in beweging die oprezen terwijl de berg voortging zijn massa honderdtachtig graden om te wentelen.
'God! Het is alsof de aarde van de zeebodem omhoog komt!' Grayson was verbijsterd door de aanblik terwijl de sloep dichterbij de Elroy kwam, en Beaumont wierp een blik over zijn schouder, concentreerde zich toen geheel op de rest van de tocht naar de Elroy.
De vloedgolf kon nu elk ogenblik komen. Achter hem kantelde de spookberg.
Hij tolde om, doemde op boven de Revolutie, toen kwamen miljoenen tonnen ijs omlaag als een neerstortende Alp. Op de brug van het Russische schip zagen de mannen het als een enorme schaduw, een rondwentelende schaduw. Papanin stond nog op de brug toen de schaduw toesloeg, een enorme ijsmuur op de radarkoepel smeet. De koepel werd platgedrukt, verdween, de brug werd in het dek gedrukt, het dek zakte onder water. De boeg zonk loodrecht omlaag en de achtersteven kwam omhoog alsof het schip rond een onzichtbare as draaide.
De achtersteven klom onder een scherpe hoek omhoog tot hij vertikaal stond met schroeven die als de wentelwieken van een helikopter rondmaalden. Tweederde van het schip was verdwenen, begraven onder de neerstortende klip, maar de achtersteven bleef hangen en de schroeven gingen steeds langzamer draaien naarmate de machines stilvielen. Grayson zag de achtersteven zweven, als een schip dat op het punt stond naar de bodem te zinken, hoewel de rest van het schip al verdwenen was. Toen stortte er nog een arm van de ijsberg op neer en hamerde het schip omlaag met een reusachtige slag die het drieduizend meter naar de bodem van de Poolzee joeg. Toen kwam de vloedgolf. 'Springen!' schreeuwde Beaumont.
De sloep was onder de achtersteven van de Elroy doorgevaren, het gas was teruggenomen, nu lag de sloep midscheeps en stootte tegen de romp terwijl Beaumont probeerde gelijke vaart te houden met het traag voortstampende schip. Schmidt had hen van verre zien aankomen, had nog voor de vernietiging van de Revolutie snelheid teruggenomen. Mannen tuurden over de reling naar hen, wezen naar touwladders die langs de flank van het schip hingen. 'Spring!' schreeuwde Beaumont weer.
Langer greep een slingerende ladder en begon te klimmen, terwijl Grayson een tweede bungelend touw pakte. Beaumont wachtte aan het stuurrad om de sloep langszij de voortglijdende romp te houden, en achter de Elroy werd de zee wild, veranderde in enkele seconden van een spiegelgladde zee in een razend tumult. Een nieuwe ladder die behendig door DaSilva werd gegooid, trof Beaumont op de borst.
Hij liet het stuur los, greep de ladder, voelde de sloep onder zich wegvaren, haakte zijn laarzen op de slingerende sporten. Boven hem riep DaSilva over de reling dat hij zich moest haasten. De aanstormende vloedgolf die op het punt stond de achtersteven te passeren was al zeven meter hoog en werd elke seconde hoger.
En hij bestond niet alleen uit water - onderweg door de vaargeul had hij een verzameling enorme ijsschotsen opgepikt, schotsen die bovenop de golf tuimelden, grote ijsrammen die een mens met één slag konden vermorzelen. Langer was over de reling geklommen, gevolgd door Grayson, en toen riep DaSilva zijn laatste waarschuwing, wetend dat het te laat was om iets te doen voor de gedoemde man die langs de flank van het schip hing.
Halverwege de ladder keek Beaumont naar de achtersteven, zag een schuimende groene muur boven zich oprijzen, zag de punt van een enorme schots uit het schuim steken. Hij zou tot pulp geslagen en van de romp geplukt worden. De vloedgolf tilde de achtersteven op met verschrikkelijk geweld, en de boeg ging omlaag. Beaumont klemde zijn geschoeide vingers rond het touw, drukte zijn ellebogen hard in zijn zijden, perste zijn hoofd tussen zijn onderarmen toen hij de achtersteven als een lift omhoog voelde gaan. Een stortvloed van bevriezend water viel op hem, een enorm gewicht dat op zijn schouders drukte en hem van de ladder probeerde te rukken. Er klonk gebrul in zijn oren en toen smakte er met enorme kracht iets tegen de romp naast hem. Hij trilde door de dreun, voelde ijssplinters als duizenden mesjes zijn gezicht schrapen. De kracht van het water veegde de ladder opzij, zwiepte hem in de richting van de boeg waar de sloep zojuist tegenaan was gesmakt om versplinterd te worden.
Beaumont was verstijfd van de koude, de adem die hij in zijn longen hield wilde naar buiten barsten, hij was versteend van schrik door de schots die zo dichtbij hem het schip had geramd, hij was doorweekt door de zee, en werd door de slingerende touwladder bijna tot aan de reling omhoog gezwaaid. Het gebrul in zijn oren nam toe, hij voelde zijn kracht wegglippen, zijn greep op de ladder verslappen terwijl de zee aan hem plukte en trok. Toen kwam de boeg omhoog en de ladder zwaaide in de andere richting en smakte zijn lichaam hard tegen de romp. Alleen door opperste angst en een sprankje zelfbehoud, bleef hij bij bewustzijn, en hij voelde dat zijn verstijfde handen nog steeds rond de ladder geklemd waren. Toen viel de zee terug en hij voelde dat hij viel en om en om tuimelde. Dat is in je gedachten, je staat nog steeds op die rotladder...
Heel in de verte riep een Amerikaanse stem steeds maar: 'Hou je vast! We trekken je op! Hou je vast!' Toen smakte hij keihard tegen iets op en handen klauwden naar hem, trokken aan zijn handen, probeerden de vingers los te maken die nog steeds om het touw geklemd zaten. Hij deed zijn ogen open en zag een gebroken mast als een silhouet tegen het maanlicht afsteken, een mast die naar voren en achteren schoot en op twee meter afstand met een verschrikkelijke smak neerkwam. De uitkijk was gevallen. Beaumont dacht dat hij zich dingen inbeeldde, maar er lag een dode Amerikaanse matroos op twee meter afstand, met een verbrijzelde schedel.
Hij kon zich nog steeds niet bewegen toen handen zijn gekneusde en met bloed bevlekte lichaam overeind zetten en hem naar een trap droegen. Hij mompelde iets terwijl ze hem droegen, en DaSilva moest hem vragen het te herhalen eer hij het begreep. 'Grayson en Langer zijn veilig,' zei de stuurman. 'We zijn okay. We gaan naar huis.' Het was een opvatting die op dat moment niet werd gedeeld door kapitein-luitenant Alfred Schmidt die ten koste van alles om volle kracht vroeg. De ijsbreker ging een bijna zekere ondergang tegemoet.
Overal dreven de ijsbergen op dwarsstromingen naar elkaar toe en kwamen op de Elroy af die met sneller draaiende machines doorvoer. Maar het waren de twee enorme ijsbergen recht vooruit waar Schmidt met angstige spanning naar keek. De silhouetten van de bergen rezen aan bak- en stuurboord, kastelen van ijs in het maanlicht, kastelen die op elkaar afkwamen in de gevaarlijke smalle vaargeul waar de Elroy in voer. Nog vijf minuten en ze zouden weten of ze het gehaald hadden. Nog vijf minuten en ze zouden door de poort zijn of verpletterd worden tussen de naar elkaar toe drijvende ijsbergen. 'Volle kracht...'
DaSilva kwam op de brug op het moment dat de kapitein zijn bevel herhaalde, iets dat hij nog nooit gedaan had, iets om de eerste machinist beneden te laten weten dat dit een verschrikkelijk noodgeval was.
Voor DaSilva draaide Schmidts hoofd onophoudelijk heen en weer alsof het op kogellagers liep. Bakboord, recht vooruit, stuurboord.
Het uitzicht was steeds hetzelfde - ijsbergen, bewegende ijsbergen, en iedere keer dat Schmidt keek leken ze dichterbij te zijn gekomen. De boeg stoomde voorwaarts, duwde enorme schotsen opzij, mikte op de steeds kleiner wordende opening. De herhaling van het bevel had indruk gemaakt op de machinekamer, en zonder dat het hun gezegd werd raadden de mannen beneden wat er aan de hand was. De eerste machinist tuurde naar de rijen wijzers maar zijn gedachten vertoefden buiten het schip, en hij stelde zich de grimmige ijsscharen voor die op hen afkwamen. Hij voelde al de geweldige dreun als ijs op staal sloeg, zag de romp op hem neerdrukken, eerst een golf ijs, onmiddellijk gevolgd door een overstroming. Het machinekamerpersoneel keek naar hem en hij probeerde verveeld te kijken. Ze zouden uiteraard nooit op tijd wegkomen. De machinekamer was het kerkhof van het schip. Zoals hij vaker had gedaan zwoer hij bij zichzelf dat als hij hier levend uitkwam hij nooit meer naar zee zou gaan. De ijsbergen bevonden zich ter weerszijden van de boeg zo dichtbij dat het was alsof ze een diepe geul invoeren zoals het Kanaal van Korinthië met rotswanden ter weerszijden - maar dit waren wanden van ijs, bewegende wanden. Schmidt keek voor zich uit, weigerde nog opzij te kijken, wetende dat DaSilva, de roerganger en de officier van de wacht met afgrijzen naar hem keken. Toen pakte hij zijn zakdoek, veegde zijn voorhoofd af en zei op nonchalante toon: 'Het begint hier een tikje warm te worden.' Vanuit het raam van de brug had hij een fles kunnen gooien en de ijsberg aan bakboord raken. En er viel maanlicht op het voordek dat donker was door de schaduwen van de ijsbergen. DaSilva, die zijn handen stijf op zijn rug hield, had kunnen gillen van spanning, maar Schmidts kaarsrechte gestalte, zijn opmerking van zoëven, zijn weigering om naar bak- of stuurboord te kijken, hielden hem er van af. Evenals de kapitein keken de andere mannen op de brug onbewogen voor zich uit.
'Kijk eens door het achterraam, meneer DaSilva,' stelde Schmidt voor.
'We zijn er doorheen! We zijn door de poort!' 'Handhaaf de huidige koers.'
Voor hen uit scheen in de verte een bleek, koud licht, de zon die naar het Noordpoolgebied terugkeerde, de zon die dagenlang door een dik wolkenpak was afgedekt. DaSilva keek weer door het achterraam. De poort tussen de ijsbergen was zo smal dat er zelfs geen sloep meer doorheen kon varen. De silhouetten kwamen samen en over de oceaan klonk de ontstellende knal van de botsing, een verschrikkelijke donderende knal die werd gevolgd door geraas toen de bergen tegen elkaar schuurden. Toen weerkaatste er een echo over het Poolgebied. DaSilva sprong op toen hij de stem van Schmidt hoorde.
'Open zee vooruit, meneer DaSilva. We gaan naar huis.'
Op woensdag 8 maart ging Beaumont in Quebec aan wal. Hij hinkte toen hij met behulp van een stok over de loopplank liep en zijn gezicht was zo in verband gewikkeld dat alleen de ogen zichtbaar waren, ogen die somber en afstandelijk stonden. Schmidt, Grayson en Langer leunden uit het raam van de brug en keken hem na, maar hij keek niet om toen hij naar de kade hobbelde. Matrozen stonden zwijgend langs de reling, klaar om te wuiven, maar hij keek zelfs niet in hun richting.
Het was koud, die maartdag lang geleden, er dreef ijs in de St. Lawrence en er glinsterde sneeuw op de daken van het Chateau Frontenac toen de zon tevoorschijn kwam. Lemuel Dawes en Adams wachtten hem op, liepen snel naar voren, maar aarzelden toen de lange, zwaargebouwde Engelsman hen vanachter zijn masker van verband aankeek.
Beaumont schudde hen vormelijk en snel de hand. 'Ik moet weg,' gromde hij. 'Grayson kan je alle details vertellen - en ik heb een rapport geschreven.'
Hij haalde de monsterkoker uit zijn sneeuwjas en gaf hem aan Dawes. 'Wat je zoekt zit in deze koker - haal het stukje rotssteen bovenin er met een mes uit, dan zie je het zitten.' Hij zweeg terwijl Dawes de koker aanpakte. 'Ik hoop dat het 't waard is - er zijn een hoop mensen voor gestorven.'
Hij hobbelde weg eer Dawes iets kon zeggen, hobbelde langs de officiële auto en stapte in een taxi. 'Het vliegveld,' zei hij tegen de chauffeur. Hij zweeg het grootste gedeelte van de rit en keek uit het raam zonder iets te zien. Toen ze dichtbij het vliegveld waren stelde hij een vraag. 'Hebt u er enig idee van wanneer het eerstvolgende toestel naar Miami vertrekt?'