Vrijdag, 25 februari
'Honderd pond springstof, tijdmechanismen, en bijna honderd meter kabel...'
'Waar hebben ze het opgeslagen, Horst?'
'Je raadt het nooit - in de hut naast het hoofddek.' Langer grinnikte tegen Beaumont. 'Een strenge overtreding van de voorschriften, zegt DaSilva, maar hij zegt ook dat als hij zwetende springstoffen overboord zou moeten zetten hij geen zin heeft ze helemaal uit het springstofdepot naar boven te slepen.' 'DaSilva is verstandig,' zei Grayson. 'De mensen in Washington die de voorschriften maken hoeven niet met dat spul op stap.' De drie mannen zaten in Beaumonts hut waar ze hun lunch van mosselen en kaneeltaart aten. Het feit dat de maaltijd naar de hut was gebracht wees er op dat hun populariteit weer gedaald was. 'We liggen uit de gratie,' merkte Grayson op terwijl hij zijn koffiekop neerzette. 'Je zou haast denken dat je Quinn met opzet de lucht in had gestuurd zodat hij door die berg opgeblazen kon worden...' 'Schmidt is bezorgder dan hij laat blijken,' antwoordde Beaumont.
'Hij doet net of hij zich op de navigatie concentreert, maar ik heb zo'n idee dat hij zich net zo ongerust maakt over die Russische schepen als wij. Ik maak me zorgen om de Revolutie, de hele zestienduizend ton van dat schip. De Elroy zou de treilers opzij kunnen duwen. Wat is dat, Horst?' De Duitser liet met een voldane uitdrukking een sleutel in zijn handpalm zien. 'De sleutel van de hut waar de springstoffen liggen. DaSilva is het niet eens met de houding van Schmidt van "we zijn in volle zee dus niemand kan ons wat doen." En op de een of andere manier zijn die honderd pond springstof in een paar schoudertassen terecht gekomen - je weet maar nooit...'
De hut sidderde onder de harde slag en trilde alsof de beschotting zou bezwijken. De wanden van de hut helden over naar bakboord, toen terug naar stuurboord, kwamen tenslotte weer vertikaal. Onder het schip klonk een verschrikkelijk knerpend geluid alsof de kiel werd losgerukt en het knarsen ging maar door. 'Christus...' Grayson rukte de deur van de hut open en ze hoorden roepen, het gestamp van dravende voeten, een verschrikkelijke smak achter de bakboordbeschotting, toen lag het schip stil met stationair draaiende machines. De lichten verflauwden, gingen bijna uit, kwamen onwillig terug. 'We zijn vastgelopen,' brulde Horst. 'Tenzij de Revolutie ons geramd heeft...' begon Grayson. 'Lijkt me eerder een ijsberg!' Beaumont trok zijn sneeuwjas aan. 'Naar de brug.'
Beaumont rende door de verlaten gang, bleef aan de voet van de trap staan om zijn sneeuwjas dicht te knopen en wanten en handschoenen aan te trekken, en op het bovendek hoorde hij stemmen die vervuld waren van paniek. Hij ging de trap op, deed de deur open, en de mist sloeg hem tegemoet, een koude, klamme mist waar zich silhouetten in bewogen. Het was onmogelijk te zien wat er was gebeurd, wat er zich achter de bakboordreling bevond. Beaumont kon de bakboordreling niet eens zien toen hij zich een weg tastte naar de ladder die naar de brug leidde. Een forse, brede gestalte doemde uit de mist op en botste tegen hem op. Borzoli. 'We zijn vastgelopen!' hijgde hij schor.
'Zinken we?' vroeg Beaumont, terwijl hij de koker in zijn jaszak betastte.
' God mag het weten...'
Beaumont ging de ladder naar de brug op, was bijna bovenaan toen de mist voor de boeg spleet. Er verscheen iets dat op een berg leek, om meteen weer te verdwijnen, een berg op slechts enkele meters afstand. Hij klom behoedzaam verder naar de brug terwijl Grayson en Langer hem volgden. Schmidt stond voorop de brug bij een geopend raam en de ijzige lucht verdreef de warmte snel. De roerganger hield het stuurrad nog steeds omklemd hoewel ze stillagen, en de vloer helde over naar de achtersteven. DaSilva hing uit een tweede geopend raam en tuurde naar bakboord. En de machines waren gestopt. Schmidt keek over zijn schouder en zag Beaumont.
'Kom even hier, Beaumont,' riep hij. Zijn stem klonk neutraal, de kwaadheid was gezakt. 'Het is te gek - we zijn tegen een ijsberg opgeklommen.'
Het kostte hen een uur om de situatie op te nemen, de buitengewone positie waarin ze zich nu bevonden. Zeer langzaam door de dichte mist stomend was de Elroy een kleine baai aan de rand van een reusachtige ijsberg binnengevaren; in minder dan een minuut had het schip de baai overgestoken en de boeg had zich vastgeboord in een brede, uitgeholde geul van ijs in de zijkant van de berg, een enorme natuurlijke helling die uit zee omhoog kwam. Bij het eerste geknars had Schmidt gehandeld, maar toen was de boeg met het voorstuk van het schip al uit het water getild als een schip in een droogdok, terwijl aan de achtersteven de schroef nog in diep water ronddraaide.
Schmidt had de machines laten stoppen maar het 6500 ton metende schip zat vast, de boeg en een derde van de romp lagen op de ijshelling, en voor tweederde lag het schip nog in de baai. Aan het eind van de trog steeg de ijsberg steil omhoog in de mist, groenachtig en massief als een klip in het zoeklicht. Voor Schmidt was het ongelooflijk, maar voor Beaumont was het alleen maar merkwaardig: een jaar tevoren was een Engelse treiler iets soortgelijks overkomen voor de kust van Spitsbergen; in dichte mist had het schip zijn boeg diep in een helling aan de rand van het ijsveld gedreven. De kapitein had zijn hersens bij elkaar gehouden tijdens deze unieke ervaring - hij had zijn machines eenvoudig achteruit laten stampen en de schroef had de treiler terug in zee getrokken. 'Jezus!' riep DaSilva van de achterkant van de brug. 'Hoe zijn we hier in godsnaam ooit in gekomen?'
Ze liepen naar het achterraam en Schmidt knipperde met zijn ogen. De mist was een ogenblik enigszins opgetrokken en achter de achtersteven zagen ze een kleine baai met gebogen armen die een smalle toegang omsloten. Het was nauwelijks minder dan een wonder dat de Elroy, blind in de mist varend, beide armen van de baai had ontweken toen hij regelrecht naar binnen voer. De mist trok weer dicht en maskeerde de armen van ijs. 'Met een beetje gezond verstand en een hoop geluk moeten we het kunnen klaren,' zei Schmidt nadenkend. 'Het grootste deel van het schip ligt nog in het water, dus als ik achteruit geef moet de schroef ons van die ijshelling trekken.' Hij slaakte een diepe zucht. 'Het is toch zeker te gek?'
'Weet je dat het ijs weg is?' vroeg DaSilva aan Beaumont. 'Het vloog weg toen we die helling raakten - je kunt het nu zien.' Beaumont keek uit het bakboordraam waar de mist boven de helling was opgetrokken. Het was niet verbazingwekkend dat hij de bakboordreling niet had kunnen zien toen hij aan dek kwam - de bakboordreling was er niet meer. Toen de kiel tegen de helling opschoof, was de berg van ijs aan dek die ze gedurende zo vele slopende uren hadden geprobeerd weg te werken verdwenen, en had de reling meegesleurd. Naast het schip lag op de helling een enorme massa opgehoopt ijs waar hier en daar een stuk reling uit opstak. In bont gehulde figuren, de matrozen die Schmidt langs touwladders omlaag had gestuurd om de berg te verkennen, bewogen zich als spoken in de mist. Er verscheen een hoofd boven de rand waar de reling dichtbij de boeg nog intact was. Het was Langer. Hij klauterde de ladder op en voegde zich bij hen op de brug. 'Het is geen spookberg, Keith, ik weet het zeker...' 'Heel zeker?'
'Heel zeker. Sam en ik zijn zo ver we konden omhoog geklommen en hij is massief - een klip van ijs...'
'Je kunt het nu zien,' riep Schmidt die voor op de brug stond. De wervelende mist die aanhoudend in beweging was, was voor de boeg weggedreven en gedurende enkele minuten was de majesteitelijkheid van de berg waar ze op waren vastgelopen zichtbaar. Een paar honderd meter voor de boeg rees het ijs steil omhoog als de krijtrotsen van Dover. De mist dreef verder weg en ze zagen de klip die zich aan beide zijden uitstrekte tot hij in de warrelende mist verdween. Ze zaten vast op een drijvend eiland van puur ijs, op een reus van een berg die makkelijk een halve kilometer lang of nog langer kon zijn.
'Roep de mannen terug,' zei Schmidt kortaf tegen DaSilva. 'Met de megafoons. We smeren 'm hier.'
'Ik neem aan dat we meteen van de berg weg moeten?' vroeg Beaumont zacht.
'Zodra we het klaren...' Schmidt zweeg en keek Beaumont aan. 'Eén ogenblik dacht ik dat je weer met een van je mooie ideeën op de proppen zou komen.'
'Het zou misschien veiliger zijn als we hier voorlopig blijven.' 'Hier blijven? Terwijl we stilliggen? Jij wilt toch ook wel eens een keertje naar huis?'
'We liggen niet stil,' merkte Beaumont op. 'Ik weet wel dat je niet voelt dat we in beweging zijn maar we weten allebei dat dat wel het geval is. Deze enorme berg wordt voortdurend naar het zuiden gevoerd door de Groenlandstroom - zo ruw geschat schiet die berg twintig mijl per dag op...'
'Zodat hij niet bepaald snelheidsrecords breekt, wel?' merkte Schmidt droog op.
'Moet dat dan?' hield Beaumont aan. 'Een paar uur geleden meldde Quinn dat die Russische treilers op veertig mijl ten zuiden van ons voeren, dat de Revolutie maar op dertig mijl lag - ze zijn nu veel dichterbij. Deze berg werkt als een reusachtige transportslee voor de Elroy. Als we op de berg blijven zitten voert hij ons in de loop van de nacht langs die schepen.' 'Maar we zouden hier vastzitten - niet kunnen manoeuvreren...' 'Doet dat er iets toe?' snauwde Beaumont ongeduldig. 'Als ze ons niet kunnen zien? De Revolutie heeft de modernste radar, maar wat zal die radar opvangen als we in de buurt komen? Alleen maar nog eens een ijsberg!'
'De berg als een reusachtige transportslee!' DaSilva was opgewonden. 'Een goed idee...'
'Nee!' Schmidt liep naar de spreekbuis om met de machinekamer te overleggen. Toen hij de stop weer op de buis had gedaan keek hij DaSilva aan. 'De meester zegt dat er geen structurele averij is in de machinekamer. De ruitjes van de wijzers zijn gesprongen, een man heeft brandwonden van de stoom, maar hij gelooft dat de machines in orde zijn. En ik geloof, meneer DaSilva, dat ik u gevraagd had de mannen van het ijs terug te roepen. Ik start de machines om ze te controleren...'
'Dat is niet raadzaam,' zei Beaumont botweg. 'De hydrofoons van de Revolutie zullen de trillingen opvangen...' 'En dan,' vervolgde Schmidt zonder op Beaumont te reageren, 'varen we achteruit terug zoals we gekomen zijn.' Hij richtte zich nu tot Beaumont. 'Naar mijn smaak speel je een beetje te veel de zeebonk. En of het je nu bevalt of niet, dit schip komt binnen de twee uur van deze berg af!'
'De Elroy is vlakbij - we hebben het geluid van de machines door de hydrofoons opgevangen!'
Kramer was met het nieuws naar de brug van de Revolutie gerend, was nauwelijks op adem gekomen toen hij de woorden uitstootte.
De Siberiër die naast een zwijgzame Toesjewski stond, nam zijn pijp uit zijn mond en gebaarde er mee naar de Balt.
'Rustig aan, Kramer - en breng me van nu af om de vijf minuten bericht.'
Toesjewski trok zijn schouders stram toen Kramer de brug verliet, draaide zich om naar Papanin en zei met nadruk: 'Ik kan mijn machines dus weer starten - ik heb u herhaaldelijk gewaarschuwd dat het levensgevaarlijk is zonder machinevermogen in deze wateren rond te drijven...' 'Geen sprake van! Je hebt de modernste radar ter wereld - maak er gebruik van! We moeten blijven drijven om onze hydrofoonmensen de beste gelegenheid te geven - ik wil de precieze positie van de Amerikaanse ijsbreker weten.'
Papanin stak zijn pijpje weer in zijn mond en liep naar het raam van de brug, Toesjewski alleen achterlatend. Door het panoramische raam zag hij een wereld van mist en zee. En ergens buiten zicht bevonden zich de ijsbergen. De radarmensen waren op dit moment bezig de koers van de monsters te bepalen terwijl ze gestaag op de Groenlandstroom in zuidelijke richting dreven, en hun ogen waren aanhoudend gevestigd op de groenachtige gloed in de rubberkappen waar de lichtkegel steeds maar ronddraaide en nooit een eind aan de echo's kwam, de echo's die terugkaatsten van ruim een dozijn enorme ijsbergen.
Iedereen was aan boord. De machines draaiden gestaag stationair, de brug was volledig bemand, er waren uitkijken geposteerd, de Elroy was klaar om van de berg te glijden, de zee op te stomen. Schmidt stond, de handen op de rug geslagen, ditmaal naar de verkeerde kant te kijken - naar de achtersteven - terwijl hij zich opmaakte voor twee gevaarlijke manoeuvres: zijn schip van de helling krijgen en hem achteruit door de armen van de baai sturen. Beaumont stond naast hem en negeerde de kille uitdrukking op het gezicht van de kapitein terwijl hij in de verte over de baai uitkeek. De mist was op precies het verkeerde moment teruggekeerd, en rolde aan vlak achter de twee witte schiereilanden van ijs die de baai bijna afsloten. Boven hen uittorenend stond Beaumont tussen Schmidt en DaSilva, die nu bijna even somber keek als Schmidt. Hij was het volstrekt oneens met het besluit dat Schmidt had genomen, maar hij kon niets zeggen; hij was alleen maar tijdelijk eerste stuurman en kon niet zo veel zeggen als Carlson misschien gedaan zou hebben als hij in zijn plaats was geweest. De machines gaven meer kracht, zo dadelijk zouden ze in beweging komen, de achtersteven het eerst, om in het water te glijden - als de schroef er in slaagde hen los te trekken. Grayson, die bij de uitkijken op de achtersteven had gestaan, stormde zonder plichtplegingen de brug op en sprak met nog minder plichtplegingen tegen een man wiens woord wet was aan boord van zijn schip. 'Je kunt beter wachten! Er is iets daarbuiten - net in de mist!' 'Wat?'
Schmidts ene woord was als een explosie en verraadde iets van de spanning die hem beheerste, en hij keek Grayson aan met een blik die de bemanning kende en vreesde. 'Ik weet het niet... maar er is iets...'
'Ik zie het nu ook,' zei Beaumont grimmig. 'Je kunt je schip beter nog even stil laten liggen, Schmidt.' 'God, het is de Revolutie...' mompelde DaSilva. Maar het was de Revolutie niet, het was te groot, veel te groot voor zelfs een schip van 16.000 ton, het ding dat langzaam door de mist naar de uitgang van de baai kwam aanzetten. Het rees op als een gebouw van tien verdiepingen, een bewegend gebouw van tien verdiepingen en de onzichtbare top bevond zich ver boven de masttop van de Elroy, ging schuil in de mist. De uitkijken op de achtersteven riepen nu luidkeels en Schmidt opende het raam en boog zich naar buiten in de nacht. IJskoude lucht stroomde naar binnen maar ze waren het zich nauwelijks bewust toen ze gehypnotiseerd door de dreiging die op hen afkwam naar buiten staarden. Het leek nu een hoog optorenende tafelberg, een tafelberg van ijs die de mist opzij drukte en nu recht op de baai kwam aandrijven. Zelfs met de breedte van de baai tussen hen in leek het ding over hen te hangen, een kolos van een ijsberg die recht afkoerste op de reus waar zij op vastzaten.
Schmidt reageerde zeer snel met een waarschuwing. Hij scheen zich nauwelijks bewogen te hebben en toen sprak hij al door het luidsprekersysteem dat tot in alle hoeken van het schip doordrong. 'Zoek houvast. Zoek stevig houvast. Grote botsing op komst!' DaSilva greep Beaumont bij de arm. 'Kijk! In de baai!' ' Onderwaterpiek.'
Een ij spiek die uit de reusachtige berg stak, een piek die wellicht vijftien meter in doorsnee was, spietste door de baai na door de toegang gegleden te zijn en verstoorde het maanverlichte water, water dat zeer flauw verlicht werd door een straal die door de mist filtreerde. Achter de spiets volgde het lichaam van de berg. De mannen op de brug grepen de reling beet, zetten zich schrap voor de komende botsing, en onder hen omklemden de uitkijken het stuk reling dat nog intact was. Beaumonts hoofd bewoog even toen er iets uit de lucht viel, iets enorms, groter dan een huis, iets van de top van de berg die het tegenoverliggende ijs nog niet eens geraakt had. Het huis, het enorme brok ijs, raakte het water vlak voor de baai en wierp een grote trechter van water op. 'Christus!' hijgde Langer. 'Dit is een spookberg...'
Dat betekende dat het hele bouwwerk van miljoenen tonnen ijs op het moment van de botsing kon instorten en een lawine over de baai, over het schip zou storten waar zij onder begraven werden. Als wassen beelden wachtten ze op de botsing. Op het laatste ogenblik gaf Schmidt bevel de machines stop te zetten. De kolos doemde op uit de mist en ze zagen hoe enorm hij was, toen bereikte de spiets de kust van de baai en de ijsbergen botsten op elkaar. Het kabaal van de inslag was oorverdovend, een geluid als het eind van de wereld. De vernietigende botsing veroorzaakte een trilling in de ijsberg die geraakt was, een trilling die de Elroy deed schudden, de romp sidderen en de huidplaten rammelen zodat de klinknagels over het ijs vlogen. Door de botsing werd DaSilva over de brug gesmeten en een man van de omloop in de machinekamer geslagen waarna hij zeven meter lager doodviel. De schok verbrijzelde serviesgoed, polshorloges, de nog ongeschonden ruitjes van de instrumenten in de machinekamer, en deed de kompasnaalden rondtollen. Toen was het opeens stil, angstaanjagend stil. De machines waren voor de botsing stopgezet. Niemand zei iets. Gedurende enige tijd verroerde niemand zich. Ze staarden naar de uitgang van de baai, een uitgang die niet meer bestond. De ijsklip had de toegang opgevuld, stak in de opening als een kurk in een fles. De baai was een lagune geworden, een meer zonder uitgang. Ze zaten in de val in hun reusachtige transportslee, een ijsberg die op de Groenlandstroom twintig mijl per dag aflegde. Maar de spookberg was nog niet ingestort, ondanks de botsing. Beaumont was de eerste die de stilte verbrak en iedereen op de brug staarde hem aan alsof het vreemd was een menselijke stem te horen. 'Nu moeten we wel met de berg meedrijven, Schmidt. We hebben geen optie.'
'We hebben geen optie,' stemde Schmidt grimmig in. 'En de hele tijd kunnen we gaan zitten wachten tot dat ding bovenop ons valt.'
'Hun machines zijn gestopt!'
Kramer klonk geschrokken, verbijsterd, en Papanin verliet de brug om met de Balt naar beneden te gaan en zelf de hydrofoonafdeling te bekijken. De matroos die in borstrok en onderbroek naar het instrument zat te luisteren keek op toen Papanin binnenkwam. .. 'Kramer zegt dat je ze niet meer kunt horen. Is je instrument kapot?'
'Nee. Hun machines zijn gestopt. We krijgen geen echo's meer.' 'Hoe ver weg?'
'Een mijl, misschien nog dichterbij...'
'Tien minuten geleden lagen ze al op die afstand!' Papanin keek Kramer kwaad aan. 'Luister naar me! Nog maar tien minuten geleden waren ze op een mijl afstand. Hun machines zijn tot een paar seconden geleden doorgegaan. Ze zijn nog steeds een mijl van ons vandaan. Dat is onmogelijk! Wij drijven - zij varen met draaiende machines naar het zuiden. Ze moeten dichterbij gekomen zijn!' 'Het is waar,' zei de matroos.
'Het kan niet waar zijn - het is technisch onmogelijk,' tierde de Siberiër.
'Ik sta ook voor een raadsel...' begon de matroos.
'Daar hebben we veel aan!' Papanin sloeg zijn armen over elkaar en keek de matroos aan. 'Als zij op de stroom meedreven, net als wij, dan zou het waar zijn - dan zouden we op dezelfde afstand van elkaar blijven. Maar ze drijven niet! Je hebt het geluid van hun verdomde machines gehoord!'
'Heel duidelijk - tot een minuut geleden.'
'Hoe verklaar je dat? Papanin gebaarde naar de hydrofonische apparatuur. 'Het is jouw taak om dingen uit te leggen!' 'Dat kan ik niet...'
De Siberiër zei niets, maar bleef met zijn armen over elkaar geslagen staan terwijl hij zijn frustratie onderdrukte. Toen hij weer sprak was het op zo'n redelijke toon dat de matroos bang werd. 'Maak je maar geen zorgen - blijf jij maar door die oordopjes van je luisteren.' Hij wendde zich tot Kramer. 'Er is een andere manier om het na te gaan nu ze zo dichtbij zijn - laat een helikopter opstijgen. De piloot komt niet terug vóór hij de Elroy heeft gevonden.'
Leunend op zijn reusachtige transportslee, ingesloten door de op elkaar gelopen ijsbergen, bleef de Elroy naar het zuiden drijven op de stroom. Hij dreef vele uren lang, tijdloze uren, want voor de mannen die in het ijs gevangen zaten was er geen manier meer om zeker van de tijd te zijn.
Aanvankelijk had het ongelooflijk geleken, zo ongelooflijk dat Schmidt had bevolen elke klok en elk horloge op het schip na te gaan, en toen dat was gebeurd bleek dat ongelooflijke waar te zijn: alle klokken en alle horloges waren blijven stilstaan, vermoedelijk door een abnormale trilling die door het schip was gegaan op het moment van de inslag toen de spookberg toesloeg. Er werd naarstig gespeurd naar één klok of horloge dat nog liep, en er was er niet één.
Dus moesten ze naar de tijd raden en vanaf dat moment vermeldde het logboek merkwaardig onnauwkeurige notities. 'Omtrent 1900 uur...' 'Ongeveer 2200 uur...' Het ontbreken van een tijdsaanduiding begon de mannen langzamerhand op de zenuwen te werken, de nabijheid van de spookberg begon op hun zenuwen te werken, de wetenschap dat ieder ogenblik miljoenen tonnen ijs eenvoudig konden omtuimelen en op hen neerstorten om het schip en iedereen aan boord te verpletteren, begon op hun zenuwen te werken. En er was niets te doen, niets dat ze durfden te doen. Al het normale werk lag stil: ze konden zich zelfs niet bezighouden met het opvijzelen en overboord gooien van het ijs dat nog op het dek lag - omdat ze bang waren dat een onvoorzichtige echo van het hameren van een stuk gereedschap net voldoende kon zijn om de kolos op hen te doen neervallen. De sfeer werd aanzienlijk slechter toen Beaumont en Langer terugkeerden van een verkenningstocht langs hun voorover hangende buurman.
'Hij ziet er helemaal als een spookberg uit,' had Beaumont gezegd toen hij de verkenning aan Schmidt voorstelde, 'dat enorme stuk ijs dat van de top is gevallen was al veelbetekenend, maar ik geloof dat we het beter kunnen gaan bekijken eer we allemaal gek worden...'
Het was een spookberg, de grootste die Beaumont ooit gezien had. De achterkant van de zeventig meter hoge klip, de kant die van de zee was afgewend, was iets uit de 1001 Nacht. Om er te komen moesten ze over de grootste ij spiek klauteren die uit de baai omhoog stak en over een smalle richel aan de voet van de klip lopen, en toen ze een hoek omsloegen keken ze met afschuw omhoog. Enorme nissen en grotten waren uitgehold in wat van buitenaf massief ijs had geleken; grote daken van ijs hingen vijftien tot dertig meter boven hun hoofd op bevroren zuilen te balanceren; en onder hen waar ze waren blijven staan, ver boven het oppervlak van de zee, bevond zich een reusachtig gat van minstens driehonderd meter doorsnee, een gat dat er door een meteoor in geslagen kon zijn. Het gat was een poel van duisternis en terwijl ze luisterden hoorden ze zacht geklots van water, het klotsen van de Groenlandstroom tegen het ijs. De spookberg, die minstens achthonderd meter lang was, was een holle, gevaarlijke schijnvertoning, als een enorme rotspiek die door termieten was uitgehold. Het ding was ongeveer even stabiel als zwetende springstof. 'Ik snap niet dat hij niet omlaag is gekomen toen hij op ons botste,' fluisterde Langer.
'Ze kunnen een hoop verdragen om dan opeens in te storten,' antwoordde Beaumont. 'We hebben genoeg gezien. Laten we teruggaan.'
'God in de hemel, kijk eens omhoog, Keith...' De mist was weggedreven van een reusachtige ijszuil en ze zagen een stuk van ruim zeventig meter van een ijstoren, een toren waarvan de top verborgen was. De toren was massief, minstens dertig meter breed, maar er waren enorme ramen in de toren uitgesneden, zo veel ramen dat Beaumont niet begreep dat het ding nog overeind bleef staan. Hogerop trok de mist ook weg en Beaumonts gezicht verstrakte toen hij zag dat de toren een groot, overhangend uitsteeksel aan de achterkant van de klip steunde, dat hij waarschijnlijk de hele verdomde klip steunde. 'Dat duurt niet lang meer,' zei hij. 'Wegwezen.' Slechts een paar mannen aan boord werd verteld wat ze hadden ontdekt, maar binnen een uur had het grimmige nieuws zich over de Elroy verspreid. Vanaf dat moment werd de spanning ondraaglijk. Als iemand zijn elleboog aan een luik stootte keek zijn maat hem woedend aan. Ze ontdekten dat ze geen eetlust hadden, dat ze niet konden slapen, dat ze niets konden doen behalve geen rumoer maken, en het gedwongen niets doen vrat aan hun zenuwen. Voor zeelui die gewend waren aan de bewegingen van het schip, was het ontbreken van beweging ook een bron van spanning. De ijsbergen bewogen voortdurend, draaiden langzaam rond in de stroming, maar er was geen gewaarwording van beweging. Na verloop van tijd - de tijd die ze niet konden meten - zouden ze een troep gillende neurotici worden.
'Waarom zijn we zo in springstoffen geïnteresseerd?' vroeg Grayson op een bepaald moment toen ze in de hut van Beaumont zaten. 'Als we hier ooit weg komen hebben we misschien een wapen nodig om ons te verdedigen. Ik weet niet hoe of waar of wanneer - maar ik deel het optimisme van Schmidt niet. Ik denk aan een soort drijvende mijn - ik heb er al met DaSilva over gepraat.' 'Maakte hij zich geen zorgen - over Schmidt?' vroeg Langer. 'DaSilva is in een stemming om te muiten,' zei Beaumont. 'Normaliter zou dat niets voor hem zijn - het komt door de stilte en roerloosheid die hem te grazen nemen, die ons allemaal te grazen nemen,' voegde hij er met een sombere grijns aan toe. 'De Elroy kraakt zelfs niet meer.'
'Heb jij het idee dat we er nog eens een keertje uitkomen?' vroeg Grayson.
'Als dat gebeurt is het wanneer de spookberg zich aan onze zuidkant bevindt - als de stroming er aan plukt. Er is een kleine kans dat hij dan weer losbreekt en wegdrijft.'
'En geloof jij nog steeds dat je een helikopter hoorde toen je op de spookberg was?' vroeg Grayson. 'Schmidt keek niet of hij je geloofde.' 'Dat komt omdat Horst hem niet gehoord heeft. Ik heb hem niet alleen gehoord - ik geloof dat ik hem een ogenblik zag toen de mist een paar seconden optrok.'
'Wat betekent dat Papanin nu weet waar we zitten?' 'Ik ben bang van wel. De tijd zal het leren, als die spookberg losbreekt.'
De spookberg brak in de loop van vrijdag 25 februari los. 'Omtrent 2200 uur...' vermeldde het logboek. Het vertrek was niet spectaculair, er klonk geen groot gescheur van ijs, er kwam geen overstroming door de binnenspoelende zee; er klonk gewoon één angstaanjagend harde knal die alle harten aan boord deed stilstaan. DaSilva zag wat er gebeurd was op zijn post aan de achterkant van de brug. De enorme speer die in de baai klemzat was afgebroken; de spookberg, nog steeds intact, nog steeds niet instortend, dreef weg van de ingang van de baai, nagekeken door DaSilva. En iets dat op een half ondergedompeld monster leek, de enorme afgeknapte ijsspiets, volgde de moederberg in de stroming. Toen Schmidt met Beaumont op de brug kwam was het uitzicht waar ze aan gewend waren geraakt - de ingesloten lagune met de optorenende klip aan de overkant - veranderd. De uitgang was weer open. Verderop was de kolos nog maar vaag zichtbaar in de toenemende mist, en hij verdween onder hun ogen. Schmidt veroorloofde zich een zeldzaam vertoon van emotie: hij slaakte een diepe zucht.
'Dat is dat. We vertrekken zodra ik de schroef op gang kan krijgen - wat er daarbuiten ook op ons ligt te wachten.'
De situatie die zich in de IJsbergdoorgang ontwikkelde - voor zover die bekend was - was dagenlang gespannen gevolgd door Leonid Brezjnew in Moskou, die zich nog steeds zorgen maakte dat er iets kon gebeuren dat het bezoek van de Amerikaanse president aan de Russische hoofdstad in mei zou annuleren. Toen werden alle verbindingen met kolonel Papanin verbroken: de stoorzenders die de Elroy zo doeltreffend isoleerden sneden ook de Revolutie van de buitenwereld af.
Op vrijdag 25 februari 1972 - toen de Amerikaanse ijsbreker nog aan boord van de reusachtige transportslee ronddreef - pleegde Brezjnew ongetwijfeld overleg met maarschalk Andrei Gresjko, en de Russische minister van Defensie besliste dat een afleidingsmanoeuvre noodzakelijk was, iets om bepaalde journalisten om de tuin te leiden omdat ze al bezig waren geruchten na te gaan dat er iets in het Noordpoolgebied aan de hand was. Wat er ook gebeurde, er mocht in de wereldpers niets over de crisis uitlekken, dus gebeurde er iets anders - iets dat zich dicht genoeg in de buurt van de IJsbergdoorgang afspeelde om de geruchten te bevestigen, maar iets dat zich op voldoende afstand voordeed om de aandacht af te leiden van de gebeurtenissen die honderden mijlen naar het noorden plaatsvonden.
The Times van woensdag 1 maart bracht het eerste bericht, gedateerd Washington, 29 februari.
Een Sovjet-Russische onderzeeboot met averij die de afgelopen vier dagen slingerde en stampte in een Noord-Atlantische storm, is volgens een woordvoerder van de Amerikaanse marine vandaag door een Russische sleepboot op sleeptouw genomen. In een ruwe zee, die inmiddels aan het bedaren is, heeft de sleepboot kans gezien zeshonderd mijl ten noordoosten van Newfoundland een lijn aan boord van het vaartuig te krijgen. De onderzeeboot van de 3700 metende H2 'hotel'-klasse, heeft een bemanning van negentig koppen. Het schip werd vrijdag opgemerkt door een verkenningsvliegtuig van de Amerikaanse basis in Keflavik op IJsland...
De Russische tanker Liepaja en de visfabriektreiler Iwan Sjigrin zijn eveneens het betrokken gebied binnengevaren. De oorzaak van de moeilijkheden van het Russische vaartuig is hier niet bekend.
Ondanks het feit dat de internationale kranten vol stonden met de verslagen van de terugkeer van de Amerikaanse president na zijn recente bezoek aan Peking, verscheen het verhaal over de bijna gebeurde 'ramp' met de Russische onderzeeboot in vele kranten, vergezeld van luchtfoto's waarop men het zogenaamd onklare vaartuig zag slingeren en stampen in vijftien meter hoge golven onder de gesel van een storm met windstoten van 100 kilometer. En de misleiding slaagde - er werd geen letter geschreven over de vermiste Elroy, die via de St. Lawrence een goed stuk op weg had moeten zijn naar de thuishaven Milwaukee. Het moet ongeveer geweest zijn op het moment dat een Amerikaans vliegtuig uit Keflavik de Russische onderzeeboot het eerst opmerkte, en dat de Elroy van de ijsberg loskwam en een met mist toegedekte vaargeul invoer.