24
Mario de Eng leunde met zijn rug tegen de muur en stak net een sigaret op toen de takelwagen het terrein op kwam rijden. Met een vloek kwam Mario in beweging. Het was al dagen ongekend druk in de garage en daardoor schoot telkens zijn pauze erbij in. Zijn collega Harkan was in gesprek met een klant en dus kon Mario niet anders dan de chauffeur van De Velge Takeldienst een helpende hand bieden. De corpulente man achter het stuur draaide zijn raam open en hing met zijn bovenlichaam naar buiten.
‘Ik heb hier een schadeauto. Waar kan ik hem lossen?’ Mario wees naar een hoek waar nog vier andere auto’s stonden geparkeerd.
‘Zet er maar bij.’ Hij nam een trek van zijn sigaret en liep voor de takelwagen uit naar de plek. De takelwagen rolde langzaam achter hem aan en kwam na ongeveer honderd meter weer tot stilstand. De bestuurder liet zich wat moeizaam uit de cabine zakken en pakte toen een formulier van de passagiersstoel.
‘Dit is in opdracht van de verzekeringsmaatschappij.’ Hij tikte op het papier. ‘Als u hier even wilt tekenen voor ontvangst, dan takel ik het wrak van de wagen.’ Mario nam het papier van hem over en zette met een resoluut gebaar zijn handtekening. Hij fronste zijn wenkbrauwen en keek naar het verwrongen stuk staal dat op het terrein werd gezet.
‘Die heeft een behoorlijke klapper gemaakt’, concludeerde hij. Hij drukte zijn sigarettenpeuk uit tegen de muur en liep om het wrak heen.
‘Sommige mensen kunnen gewoon niet rijden. Als je ziet wat er tegenwoordig op de weg zit. Levensgevaarlijk’, bromde de chauffeur en hij griste het formulier uit Mario’s handen.
‘Het blauwe formulier laat ik bij u achter, de rest is voor mijn administratie. Succes met de auto. Ik moet ervandoor. Ik heb nog een vracht op te halen.’ De man klom achter het stuur en bracht de motor brullend tot leven. Mario stak zijn hand in de lucht maar de man groette niet terug.
‘Chagrijn’, mompelde Mario terwijl hij een nieuwe sigaret opstak. Mario de Eng werkte al vier jaar als chef-automonteur bij garage Paardenkoper op de Groenweg. Het bedrijf werkte samen met verschillende verzekeringsmaatschappijen en dat zorgde voor een maandelijkse aanvoer van schadeauto’s. Mario moest van de wrakken een schaderapport maken en dit met foto’s van de auto naar de verzekeringsmaatschappij opsturen. Je hoefde in dit geval geen expert te zijn om te zien dat de auto total loss was. Hoofdschuddend liep hij nogmaals een rondje om de witte Suzuki Swift. De achterkant van de auto was tot zeker een halve meter naar binnen geschoven. Aan de linkerkant stak de schokbreker door het achterspatbord naar buiten en het wiel was verdwenen. Met een frons knielde hij naast de auto en bestudeerde de wielophanging.
‘Harkan!’ Hij kwam omhoog en liep de garage binnen. ‘Ik wil die witte Suzuki op de brug hebben. Kun je me straks even helpen?’ Harkan reageerde verbaasd.
‘Wil je die nu doen? Er staan er nog vier in de wacht.’ Hij seinde met zijn hoofd naar de schadeauto’s achter in de hoek. ‘Dat weet ik, maar ik zag iets vreemds aan die Suzuki.’
De nieuwsgierigheid van Harkan was gewekt. Hij kwam in beweging en binnen vijf minuten stond de Suzuki op de brug. Mario wees naar het afgebroken stuk schroefdraad dat aan de rechterkant van de ophanging naar buiten stak.
‘Wat denk jij hiervan?’ Harkan trok een bedenkelijk gezicht. ‘De wielbouten zijn afgebroken’, was zijn conclusie. ‘Dat kan toch? Wat is daar vreemd aan?’
‘Het hele wiel ligt eraf en er is maar één wielbout afgebroken.’
‘Ja, en?’
‘Dat is apart.’ Mario stak zijn vinger in de openingen. ‘Ik voel bij geen van de drie gaten een beschadiging aan de schroefdraad. Voel zelf maar…’ Harkan checkte met zijn vinger en haalde toen zijn schouders op.
‘Vind je het niet verdacht dat een wielbout afbreekt en dat er drie zijn verdwenen? Drie! Die trillen er echt niet vanzelf uit, en dan ook nog alle drie tegelijk.’ De logica ontging Harkan en hij bleef zijn collega wat sullig aankijken.
‘Maakt dat wat uit? Of ze nu zijn afgebroken of eruit zijn getrild. De schade wordt er niet minder door!’
‘Nee, maar stel dat ze eruit zijn gedraaid.’
‘En ze zijn vergeten de bouten er weer in te draaien? Dat is dan dom...’ Harkan moest er zelfs om lachen maar Mario lachte niet mee. Voor hem was het een serieuze zaak.
‘Dat kan, maar dat bedoel ik niet. Stel dat iemand expres de bouten heeft losgedraaid.’
De glimlach verdween van Harkans gezicht en hij maakte een wegwerpgebaar.
‘Jij maakt het helemaal spannend.’
‘Ik heb het wel eens eerder meegemaakt. Toen wilde een vrouw van haar man af en had ze met de wielbouten geknoeid.’
‘Echt?’ Hij boog zich naar voren en stak zijn vinger nogmaals in het gat van een van de wielbouten. ‘Ja, het voelt inderdaad onbeschadigd aan.’
‘Als er drie wielbouten ontbreken en het wiel zit nog aan een bout vast… Denk even hardop mee.’ Harkan liep om de auto en bekeek het resultaat.
‘Een bocht of een hobbel in de weg kan genoeg zijn om…’
Hij maakte een weids gebaar. ‘Om dit voor elkaar te krijgen. Maar dat is gewoon moord. Welke idioot doet zoiets? Dan ben je toch knap gestoord. Zou de bestuurder het overleefd hebben?’ De sensatie was in zijn stem te horen.
‘Nou, ik betwijfel het…’ zei Mario. Harkan stond met zijn handen in zijn zij en keek zijn collega afwachtend aan.
‘Wat doen we nu?’
‘We bellen de politie.’ Mario zag Harkans gezicht betrekken.
‘Moet dat? Ik heb die kakkerlakken liever niet over de vloer. Ik ga wel even weg als ze komen.’
‘Hoeveel bekeuringen heb je nog openstaan?’
‘Ongeveer voor vierhonderdvijftig euro’, grijnsde Harkan.
‘Ik ben het met jullie eens, het is verschrikkelijk voor mevrouw Verschoor en de kinderen.’ Rechercheur Van Buren trok zijn bril af en keek zijn twee vrouwelijke teamleden streng aan. ‘Maar ons onderzoek betreft diefstal van luxeauto’s en niet huiselijk geweld. Blijf gefocust op ons doel, jullie dwalen af.’
‘Maar Rob’, sputterde Heleen tegen. Van Buren stak zijn hand omhoog en Heleen viel stil. Ze wist dat hij gelijk had. Hoe rot het ook klonk, de mishandeling was niet hun missie. ‘Ik heb de verklaring van Albert Verschoor doorgelezen. Is jullie niets opgevallen?’ vroeg Van Buren.
‘Nog niet’, antwoordde Sera. ‘Zien we iets over het hoofd?’ ‘Zijn verklaring rammelt. Lees het nog eens na. Ik wil dat jullie het zelf ontdekken.’ Hij lachte en trok toen een envelop tussen een stapel papier uit. ‘Het DNA-rapport van het NFI is binnen. Het bloedmonster dat in de garage van Verschoor is gevonden geeft een match. Het DNA-spoor is afkomstig van Rick, Ricardo Burelli, geboren 21 september 1981 in Baarn. Burelli is een bekende van de politie. Het toeval wil dat hij onlangs is opgepakt voor een gewapende overval in Zevenhuizen. Collega Hogedam coördineert dat onderzoek. Ga even bij hem langs, want misschien beschikt hij over informatie die wij kunnen gebruiken in ons onderzoek.
Cees… Ik begrijp dat jij resultaat hebt geboekt? Vertel!’
Cees knikte en las zijn succes van een briefje op.
‘De Volvo 850, die op de eigenaar is ingereden, heeft vier uur na de diefstal bij een tankstation op de A15 getankt. Het tankstation heeft drie camera’s buiten en twee camera’s binnen hangen. Dat heeft ons bruikbaar videomateriaal opgeleverd. De Volvo 850 komt het terrein oprijden en de beelden laten zien dat er twee personen in de auto zitten.
Een van de twee mannen betaalt contant aan de kassa en dat is vastgelegd door de camera. Het is een man van rond de dertig jaar. Hij heeft een stevig postuur en kortgeknipt haar. Hij vertoont overeenkomsten met een van de mannen die op de bewakingscamera bij de woning is waargenomen tijdens de diefstal. Ik heb de beelden naar verschillende teams in het land gestuurd. Misschien dat een collega de man herkent.
Het zijn mooie en duidelijke beelden. We kunnen ze ook prima gebruiken voor het tv-programma Opsporing Verzocht.’ Van Buren knikte goedkeurend en wreef toen genoegzaam in zijn handen.
‘Dan sluiten we de briefing af. We weten wat we vandaag moeten doen. Ik in ieder geval wel…’ Hij stond op en keek naar buiten. Een halfuur geleden had hij de viskar van Van Neerbos zien langskomen. De eigenaar van het witte gevaarte parkeerde elke week aan de overkant van het politiebureau om daar zijn waren te verkopen en de rechercheur was een vaste klant.
‘Lust er iemand een haring?’
‘Een haring?’ De vrouwen trokken een vies gezicht. ‘Het is net tien uur’, protesteerde Heleen.
‘Ik heb trek in een visje.’ Van Buren graaide zijn jas van de rugleuning van zijn stoel. ‘Ik trakteer. Niemand?’
Terwijl Heleen de verklaring van Albert Verschoor grondig doorlas, zocht Sera Peter Hogedam van het Overvalteam op. Peter Hogedam reageerde verrast op haar verhaal. Ricardo Burelli stond te boek als heler en kruimeldief. Hij was een kleine vis in een grote vijver. Maar nu leek het erop dat de man zijn functie had uitgebreid met nieuwe onhebbelijkheden. Waarschijnlijk wilde Burelli carrière maken in het criminele circuit. Volgens een verklaring van zijn compagnon in het kwaad had Burelli voor het wapen gezorgd dat tijdens de overval was gebruikt. Deze onbeduidende kruimeldief was betrokken bij een autodiefstal. Zijn aandeel in deze zaak was onduidelijk. Burelli zat tenslotte in de cel op het moment dat de Volvo van Verschoor werd gestolen. Over twee dagen werd Burelli overgebracht naar het hoofdbureau in Nijmegen. Het leek Hogedam daarom beter dat hij samen met Van Buren de knaap zo snel mogelijk ging horen zodat ze geen kostbare tijd verspilden aan het heen en weer rijden. Hogedam had de audio-en-video-installatie in de verhoor kamer aangezet en de camera scherp gesteld op de lege stoel. Voor Hogedam was het de eerste keer dat hij met Van Buren het verhoor inging. Hij had veel over zijn collega gehoord, en veel goeds was het niet. Van Buren stond bekend als een man met veel ervaring en inzicht, maar daarnaast ook als eigenwijs en tegendraads. Hij werkte niet volgens de opgestelde regels en had maling aan rangen en standen. Hogedam daarentegen werkte precies volgens het boekje. Hij moest wel, wilde hij het tot districtschef schoppen. Hij speelde het liefst op safe en gaf daarom weinig tegengas aan collega’s die hoger waren in rang. Hij voorzag problemen, en toen Van Buren met een plastic bakje met haringen in de deuropening verscheen, wist hij dat zijn vermoedens juist waren.
Rechercheur Van Buren stelde zich met een ferme handdruk voor en liet zich toen op de stoel van de verdachte zakken. Hij bood Hogedam een haring aan, maar die bedankte beleefd. Hogedam wilde direct aan de slag, maar Van Buren begon eerst op zijn gemak vier haringen naar binnen te werken.
Om toch maar iets omhanden te hebben, drukte Hogedam de computer aan en zocht in het systeem naar de antecedenten van Burelli. Niet dat hij het nodig had. Hij kon het dossier van Burelli wel dromen. Hij hoopte dat hij hiermee zijn collega actief kon krijgen, maar die had alleen oog voor zijn vis. Op een gegeven moment was de visgeur in de kleine verhoorkamer niet meer te harden en zette Hogedam de deur naar de gang wijd open.
‘Wil je dat ik het verhoor uitwerk?’ vroeg hij ongeduldig. Hij stond nog in de deuropening en probeerde al wapperend met een dossier de vislucht naar buiten te drijven. Van Buren haalde nonchalant zijn schouders op. Hij verkreukelde het visbakje met de overgebleven staarten en gooide het vervolgens in de papierbak naast het bureau.
‘Dat maakt mij weinig uit. Ik tik met twee vingers. Ik ben traag en mijn Nederlands is niet altijd foutloos. Maar een kniesoor die daarnaar kijkt.’ Hogedam trok met zijn mond. Hij zou beslist niet zijn handtekening onder een procesverbaal met taalfouten zetten.
‘Ik heb Burelli al meerdere malen gehoord. Misschien is het beter dat jij hem verhoort en ik de verklaring opmaak’, stelde Hogedam daarom snel voor. Van Buren onderdrukte een lach. Het uitwerken van het verhoor was niet een van zijn favoriete bezigheden en vaak probeerde hij er met een smoes onderuit te komen. En ook dit keer was het hem gelukt. Hij had Hogedam al bij binnenkomst ingeschat als een streber. En zoals bij elke streber voelde Rob van Buren een onbedwingbare behoefte om het allemaal net even iets anders te doen dan het hoorde. Een beetje chaos bracht de streber uit evenwicht. Rob moest aan iemand zijn nagels scherpen en dit soort collega’s was dankbaar oefenmateriaal.
‘Zal ik de verdachte dan maar gaan halen?’ Van Buren stond op en nog voordat hij de hoek om was, had Hogedam het visbakje uit de papierbak gepakt en in de vuilnisbak aan het eind van de gang gegooid.
‘Viezerik’, mompelde hij.
De arrestantenwacht draaide de sleutel om en haalde de deur van de vergrendeling. Het ijzeren gevaarte zwaaide open en Rick Burelli schoot direct van zijn bed. Hoopvol keek hij de kale man in de deuropening aan.
‘Meneer Burelli, mijn naam is Rob van Buren, recherche Gelderland-Zuid. Ik kom u halen voor verhoor.’ Burelli schudde de uitgestoken hand. ‘Hebt u trek in koffie?’
‘Nou, graag. Ik heb een droge bek’, antwoordde Burelli en haastig stapte hij zijn cel uit. ‘Loop maar achter mij aan.’ Van Buren seinde met zijn hoofd naar rechts. ‘De koffie is redelijk hier. Beter dan het eten.’
‘Slechter dan thuis is het niet.’ Van Buren lachte hardop.
‘Dan bof je niet. Als mijn eten zo slecht is, dan kan ze inpakken.’ De rechercheur hield zijn pas in zodat de jongen hem kon bijhouden. ‘Gelukkig kookt mijn vrouw de sterren van de hemel. Maar dat is wel te zien.’ Hij klopte op zijn buik. ‘Die van mij heeft andere kwaliteiten.’ Burelli trok veelbetekenend zijn wenkbrauwen omhoog. ‘Moet ik nog lang blijven?’ veranderde hij toen plotseling van onderwerp. ‘Ze is zwanger, weet je. Ze kan elk moment bevallen.’ Van Buren stopte bij het koffieapparaat en knikte begrijpend.
‘Zwart, melk, suiker?’
‘Met melk en suiker’, antwoordde Burelli. ‘Het wordt mijn eerste kindje.’
‘Ik herinner me nog mijn eerste’, reageerde de rechercheur met een lach. ‘Het werden er alleen twee. Een tweeling: zoons. Ik zat midden in een onderzoek en toen ik in het ziekenhuis aankwam, was de hele bevalling al achter de rug. Dat heb ik altijd jammer gevonden.’ Hij stak een plastic beker met koffie in Burelli’s richting. ‘Het ligt aan de bewijzen die ze tegen je hebben en hoe jij je verklaring aflegt. Hoe meer leugens, des te langer je moet blijven.’ Het gezicht van Burelli betrok, waarop Van Buren zijn hand opstak. ‘Ik zeg niet dat je je vrienden moet verraden. Maar je vrouw is net zo belangrijk. En je kind… Dat kind is straks het belangrijkste wat je hebt. Offer niet alles op voor je vrienden. Maar het is jouw leven, jij beslist…’ Van Buren kwam weer in beweging en Burelli volgde hem de gang in. ‘Wat denk je dat het wordt?’
‘Een jongen, natuurlijk.’ Het antwoord kwam zonder nadenken en Van Buren moest lachen.
‘Dan wordt het zeker een meisje. Hier rechts.’
Hogedam stond ongeduldig in de deuropening op het tweetal te wachten en de verbazing was op zijn gezicht te lezen toen ze lachend de bocht om kwamen.
‘Ik heb een cappuccino voor je meegenomen’, zei Van Buren toen hij Hogedam passeerde. ‘Als je het niet lust, drink ik hem wel op.’ Van Buren zette de bekers op tafel, schoof zijn stoel naar de zijkant van het bureau en ging zitten. Hij strekte zijn benen en wachtte totdat zijn collega achter de computer had plaatsgenomen.
‘Ik zet even mijn gsm uit.’ Hij haalde het apparaat uit zijn binnenzak tevoorschijn.
‘Is dat de nieuwe Samsung Galaxy S?’ Met hebberige ogen checkte Burelli het zwarte toestel in Van Burens handen.
‘Ik geloof het wel. Ik heb niet zo’n verstand van die rotzooi. Ik heb het voor mijn verjaardag van mijn zoons gekregen. Die zijn daar veel meer in thuis.’ Hij schoof het apparaat over het bureaublad in Burelli’s richting. ‘Je kunt er mooie foto’s mee maken. Kijk, dat zijn mijn zoons, en dit…’ Hij drukte op het touchscreen. ‘Dit is mijn dochter met mijn vrouw. En mijn toekomstige auto…’ Er verscheen een rode Lotus in beeld. ‘Zou je willen’, grapte Burelli en Van Buren lachte met hem mee.
‘Laat mij in die waan. Elke man heeft zo zijn dromen.’
‘Maar die van jou is niet haalbaar. Zeker niet met jouw salaris.’ Van Buren wilde reageren, maar Hogedam was hem voor.
‘Vinden jullie het erg als we met het verhoor beginnen?’ Hij was duidelijk geïrriteerd. Van Buren ging rechtop zitten en trok zijn aantekeningen naar zich toe.
‘Nou, laten we dat dan maar doen.’