30
‘Zijn jullie aan het tappen?’ Heleen stak haar hoofd om de deur van de tapkamer. ‘Moet ik koffie halen?’
‘Nou graag’, reageerde Van Buren. ‘Een cappuccino en een koffie met melk en suiker.’
‘Alsof ik dat na al die jaren nog niet weet’, bromde de vrouw. Ze verdween en kwam een paar minuten later met een dienblad binnen.
‘Zijn er veel gesprekken?’ Sera trok haar hoofdtelefoon af. ‘Nee, dat valt mee. We werken tussen de bedrijven door telkens wat gesprekken uit. Het is wel wat omslachtig maar zo blijven we redelijk bij.’ Ze drukte de speakers open en zette de gesprekken op live uitluisteren.
‘Pauze’, zei ze terwijl ze haar rug rechtte. ‘Heeft het TGO nog vorderingen gemaakt?’
Heleen haalde haar schouders op.
‘Niet echt veel. Het personeel van de bank wordt gehoord en daar komt niet veel schokkends uit. Het zal vanavond wel weer laat worden. En hoe is het met onze vriend Ap?’
‘Hij is aardig in paniek’, wist Van Buren haar te vertellen. ‘Hij heeft zijn relatie verziekt met zijn leugens. Het vriendinnetje heeft een streep onder hun relatie gezet en daar heeft hij het behoorlijk moeilijk mee. Hij belt en sms’t de hele dag door. Hij dreigt, hij huilt. Hij haalt letterlijk alles uit de kast, maar ik ben bang dat het weinig helpt.’
‘Hij heeft in ieder geval wel bekend dat hij voor de diefstal contact heeft gehad met Rick’, zei Sera. ‘Rick heeft iets in bewaring gegeven. Waarschijnlijk had Rick al een vermoeden dat de politie bij hem langs zou komen. Het zou mij niets verbazen als hij de rotzooi van de overval in Zevenhuizen heeft weggemoffeld.’
‘O, dat is interessant. En aan wat voor rotzooi moet ik denken?’ Van Buren haalde zijn schouders op.
‘Op dat antwoord zitten we te wachten. Zelf denk ik…’
De computer gaf met een signaal aan dat er actie was op de lijn.
‘Hij stuurt een sms naar Evelien’, las Sera van haar scherm. ‘Het duurt een minuutje voordat de tekst ook hier binnen is.’ Ze hield haar ogen op het scherm gericht terwijl ze van haar koffie dronk.
‘Wat hebben we hier…’ Ze leunde naar het scherm en las de tekst op: ‘Ik maak jullie af. Jou en die ouwe zak. Pief poef paf.’ ‘Pief poef paf?’ herhaalde Van Buren bedenkelijk. ‘Van welke locatie stuurt hij dat sms’je?’
Sera had de gegevens binnen een halve minuut op haar scherm getoverd.
‘De sms is binnengekomen op zendmast 3401345 en volgens de kaart is dat…’ Ze klikte een stratenkaart open en zocht de locatie op. ‘Transvaalbuurt.’
‘Transvaalbuurt! Wat zoekt dat jong daar? Wacht eens… In dat gebied ligt de woning van Rick Burelli. Een uurtje geleden stond hij volgens de mastgegevens in het centrum te telefoneren. Waarom staat hij nu bij Burelli op de stoep? Burelli zelf zit vast. Zou hij iets opgehaald hebben? Gezien zijn dreigende sms’je lijkt het mij niet moeilijk te raden wat dat kan zijn. En in zijn gemoedstoestand… Het is een wandelende tijdbom.’
‘Of het is bluf’, meende Sera. ‘Hoeveel jongeren dreigen niet als ze kwaad zijn? “Ik maak je dood” of “ik zoek je op”. Het is allemaal puberpraat. Het café De Twee Jokers ligt toch ook in dat gebied? Misschien is hij daar wat gaan drinken en bij zijn vrienden aan het uithuilen.’
‘Dat zou kunnen. Ik bel toch even met de meldkamer en vraag of ze een surveillanceauto langs De Frituurmand kunnen sturen. Als ze hem zien lopen, is het beter dat ze hem fouilleren.’ Hij trok zijn gsm tevoorschijn en zocht in zijn adressenbestand naar het nummer van de meldkamer. Sera pakte haar tas van de grond en trok een kladje uit haar agenda. ‘Voordat ik het vergeet… Ik heb gisteravond een heerlijke stoofschotel gemaakt. Die moet je proberen. Ik heb het recept meegenomen. Je kunt de uien vervangen door…’
‘Een bericht’, onderbrak Heleen haar culinaire uitleg.
‘Het is een binnenkomend gesprek. Locatie zendmast van de beller is Heldenkwartier.’ Van Buren had net zijn gesprek afgerond en keek over haar schouder mee naar het bericht.
Ze schoten alle drie rechtop toen de stem van Chantal de ruimte vulde.
‘Hij gaat haar vermoorden. Hij… hij… Hij slaat haar dood. Help. Help!’
‘Wie is dat?’ Sera draaide de volumeknop open.
‘Ik kom eraan. Ik ben die klootzak zat. Hij heeft mijn hele leven verkloot’, hoorden ze Albert reageren. ‘Ik schiet hem van de wereld af. Ik pomp z’n rotkop vol met lood. Dit keer is hij van mij.’
‘De stem is van een jong meisje. In het Heldenkwartier woont de familie Verschoor. Hij heeft toch een jongere zus? Met die “hij” kan ze haar vader bedoelen’, analyseerde Heleen het gesprek. ‘Die vent slaat zijn vrouw de kamer door, het kind ziet het gebeuren en belt haar broer.’
‘Shit!’ Van Buren sprong op. ‘En Albert heeft een wapen. Hij heeft het wapen van de overval en hij is op weg naar huis. Pak je dienstpistool’, commandeerde hij Sera. ‘Heleen, bel de meldkamer en vraag om versterking. Wij gaan erheen.’ Van Buren beende de tapkamer uit en zocht in zijn broekzak naar de sleutel van zijn wapenkluis. Hij vloekte en liep met grote passen naar zijn bureau. Ruw trok hij de lade open en rommelde zoekend met zijn hand door de chaos. Op dit soort momenten vervloekte hij zijn slordigheid. Hij vond zijn sleutel, pakte zijn jas van de leuning en trof Sera bij de wapenkluizen aan. Ze gespte haar koppel met haar wapen om.
‘Ik regel een dienstauto’, zei ze en ze vertrok naar de sleutelkast. Rob haalde zijn wapen uit de kluis en controleerde het magazijn met kogels. De koppel zwaaide om zijn brede heupen en het wapen werd in de holster geduwd. ‘Ben je klaar?’ riep Sera, die ondertussen bij de gangdeur op hem stond te wachten. Ze hield de deur voor hem open. Terwijl hij haar passeerde, legde hij even zijn hand op haar schouder. Ze realiseerden zich beiden dat het een gevaarlijke situatie kon worden. Hij knikte, zij knikte terug. Ze waren nu op elkaar aangewezen. Ze denderden de trappen af en haastten zich naar de auto.
Rechercheur Van Buren nam de sleutel van haar aan en wurmde zijn kolossale lijf achter het stuur. De motor van de donkerblauwe Volkswagen sloeg aan en de rechercheur stuurde de auto het parkeerterrein af. Hij trapte het gaspedaal in, negeerde een rood verkeerslicht en stoof de kruising over. De auto ging dribbelend door de bocht. De veiligheidsgordels trokken zich automatisch strak en Sera klauwde haar handen aan het dashboard vast. Van Buren was een uitstekende coureur, maar toch deed ze een schietgebedje. Ze dacht even aan haar kindjes die waarschijnlijk bij oma met een glas limonade op de bank zaten. De auto schoot links en rechts om obstakels heen en de tellernaald kroop naar tachtig kilometer per uur binnen de bebouwde kom. Zonder gas terug te nemen draaide Van Buren uiteindelijk na veertien minuten het terrein van de familie Verschoor op en parkeerde de dienstauto achter de Volvo van Karien. De deuren zwaaiden open en Sera zag als eerste het meisje op de passagiersstoel zitten. ‘Daar…’ Ze rende naar de auto en rukte de deur open. Met rooddoorlopen ogen keek het kind haar verschrikt aan.
‘Waar is je moeder?’
Chantal wees naar het huis.
‘En je broer?’
‘Binnen, denk ik…’ Haar stem klonk iel en bang.
‘De achterdeur staat open’, merkte Van Buren op. ‘Blijf in de auto’, blafte hij tegen het meisje. Sera smeet de autodeur in het slot en liep achter haar collega aan, richting het huis. Ze verstijfden toen ze een schot hoorden. Van Buren trok snel zijn wapen tevoorschijn en Sera volgde zijn voorbeeld. Hij seinde met zijn hoofd naar rechts en Sera posteerde bij de deur. Ze ging als eerste naar binnen en toen ze beiden in de keuken stonden, klonk een tweede schot. De zintuigen van de rechercheurs stonden op scherp. Een vrouwenstem dwarrelde vanuit de kamer de gang in. De kamerdeur stond open. Het volgende schot ging af. Van Buren deed een stap naar voren en hield zijn wapen op de vrouw gericht.
‘Politie. Laat het wapen vallen.’ Karien draaide zich om en hield het wapen voor zich uit. Ze zag er ontredderd uit. Het gezicht van Van Buren betrok toen de loop zijn richting op wees. ‘Mevrouw Verschoor, leg het wapen neer. Straks gebeuren er ongelukken.’ Zelf liet hij langzaam zijn wapen zakken. Verdoofd nam de vrouw de situatie in zich op, zich nog niet goed realiserend wat er zich in die paar minuten allemaal had afgespeeld.
‘Het is voorbij’, meende Van Buren. ‘Wij nemen het vanaf hier van u over. Hij kan u geen kwaad meer doen.’ Karien keek naar het hoopje mens dat voor haar voeten lag. Ze leek niet te twijfelen en richtte de loop op het achterhoofd van haar man.
‘Karien…’ Sera sprak op zachte toon. Ze hield vanuit de deuropening de vrouw onder schot en zocht ondertussen de kamer af naar de jongen. Ze vond hem op de grond, met zijn rug tegen de buffetkast. Hij bewoog zich niet.
‘Denk aan je kinderen’, probeerde Sera de vrouw op andere gedachten te brengen.
‘Dat heb ik zojuist gedaan’, fluisterde Karien. Van Buren stond ondertussen achter haar en legde zijn hand op het wapen. Voorzichtig trok hij het schiettuig uit haar handen. ‘Geeft u mij het wapen maar.’ Ze knikte en deed houterig een stap achteruit. Sera borg haar wapen op en snelde naar het buffet, waar ze naast de jongen neerknielde.
‘Ap, kun je me horen?’ Hij grijnsde wat stom.
‘Ik heb op mijn vader geschoten’, zei hij zacht. ‘Ik heb hem vermoord. Mijn moeder wil de schuld op zich nemen…’
Hij sloot met een zucht zijn ogen en zakte weg in een diep, zwart gat. Karien leek uit haar roes te ontwaken en vloog op haar zoon af. Ze zakte naast de jongen op de grond en nam zijn hoofd in haar schoot. Nu Albert in goede handen was, ontfermde Sera zich over de vader. Ze checkte zijn polsslag en zocht toen even snel oogcontact met haar collega. Er klonk gerommel in de gang. Twee mannen in uniform en getrokken pistolen kwamen de kamer binnen.
‘Politie’, schreeuwden ze wat overbodig.
‘Rustig, heren. Het gevaar is geweken, we hebben de boel onder controle’, suste Van Buren het stel. ‘Kunt u een ambulance oproepen?’ Er werd geknikt. ‘En hebben jullie plastic zakken in de auto?’
‘Ja, dat hebben we.’
‘Kun je die voor mij halen, dan pakken we de handen van mevrouw en van de jongeman netjes in.’ Niet-begrijpend keek de politieman hem aan.
‘Kruitsporen’, legde Van Buren hem uit. ‘Als we ze niet inpakken, kunnen de sporen verloren gaan. Zo kunnen we achterhalen wie er allemaal met het wapen heeft geschoten. Als je de trekker overhaalt, dan blijven er sporen als lood, antimoon, tin en barium op de handen en kleding van de schutter achter.’
Binnen een paar minuten was het een drukke bedoening op het erf van de familie Verschoor. Nieuwsgierige buren hadden zich voor het hek verzameld. Er werd een lichaam in de ziekenauto geschoven en met loeiende sirenes verliet de auto het terrein. Karien Verschoor liep geboeid tussen de twee rechercheurs in naar de auto. Chantal had zich aan haar vastgeklampt en beiden verdwenen op de achterbank.
‘De show is voorbij’, riep Van Buren naar de menigte voor het hek. ‘Gaat u naar huis.’ Hij nam plaats op de passagiersstoel en haalde zijn mobiel tevoorschijn. Hij drukte het nummer van Heleen in en liet haar weten dat ze ongedeerd waren. ‘Reserveer een cel. Karien Verschoor is aangehouden. We komen eraan.’