_________
1
Ten Huize Smith
‘Hoe was het op school vandaag?’
‘Gewoon.’
‘Lukte het een beetje met je toets?’
‘Ja, ging wel.’
‘Veel te doen tegen morgen ?’
‘Redelijk.’
‘Nou, ga dan maar snel aan het werk, over een uurtje eten we.’
Sam zuchtte, nam zijn boekentas op zijn schouders en strompelde de trap op naar zijn kamer. Zo ging het er elke dag aan toe: zijn moeder veinsde interesse in haar zoon en hij antwoordde steeds met dezelfde nietszeggende korte zinnen. Het was ook nooit anders geweest, vanaf zijn eerste schooldag tot nu had zich iedere dag weer hetzelfde tafereel afgespeeld. Sam lag er niet wakker van, zijn moeder evenmin. En zo waren er wel meer dingen ten huize Smith.
Sam Smith was een doodgewone jongen. Hij had doodgewoon kort bruin haar en al even doodgewone blauwe ogen. Hij was niet zo heel groot, maar ook weer niet klein. Hij ging naar een doodgewone school waar allemaal doodgewone kinderen zaten. Zijn punten waren niet slecht, maar ook weer niet heel goed. Zijn leerkrachten vonden dat hij wel wat stil was in de klas, maar toch goed meewerkte. Sam had een paar doodgewone vriendjes, die af en toe bij hem kwamen spelen. Hun relatie ging echter nooit verder dan het stadium van oppervlakkigheid. Hij hield van voetbal, maar was niet fanatiek, hij speelde het soms, maar behoorde noch tot de uitblinkers noch tot de klungels. Veel andere interesses had Sam niet. Hij keek enkele uren per dag naar de televisie, maar ook dat was niet meer dan doodgewoon.
De ouders van Sam, het echtpaar Smith, waren al sinds hun trouwdag doodgewoon. Waarschijnlijk waren ze het beiden daarvoor ook al geweest, maar dat kon niemand zich nog herinneren. John Smith had een job als vertegenwoordiger voor een grote zeepfabrikant. Hij reed hele dagen rond in zijn doodgewoon gezinswagentje om zijn producten te slijten in kapperszaken (‘Zo mevrouwtje, wist u dat onze nieuwste Wash & Grow shampoo, conditioner én haargroeimiddel bevat? Nog voor ze buiten zijn, staan uw klanten al terug voor de deur!’).
Marie Smith, ze had haar meisjesnaam Jones na haar huwelijk meteen opgegeven wegens te doodgewoon, was fulltime huismoeder. Ze waste, kookte, poetste en keek naar soaps. Om de twee dagen kreeg het huis een grondige schrobbeurt en het eten stond elke avond dampend klaar wanneer haar zoon en haar echtgenoot na een dag hard labeur thuiskwamen. Behalve elke eerste donderdag van de maand: dan had mevrouw Smith een vrouwenavond met enkele vriendinnen en dan moesten de mannen zelf hun kost opwarmen in de microgolfoven. Vader en zoon maakten van die gelegenheid meteen gebruik om even uit de bol te gaan: wat moeder niet wist, was dat ze elke eerste donderdag van de maand hun eten voor de televisie opaten. ‘Zoals de Amerikanen’, zei meneer Smith dan, waarop hij een luide boer liet om zijn stelling kracht bij te zetten.
Sam gooide zijn boekentas in de hoek van zijn kamer. Hij had geen huiswerk tegen de volgende dag, maar hij had geen zin om zijn moeder in de war te brengen. Een jaar geleden had hij voor de grap eens gezegd dat hij zijn toets niet goed had gedaan. Zijn moeder was zo van de kaart geweest door dit verstoorde patroon dat ze wekenlang haar groenten had gestoofd met afwasmiddel in plaats van olijfolie. Met een beetje peper en zout erbij hadden de groentjes nog eens niet zo slecht gesmaakt en Sam had altijd een fris ruikende adem gehad. Na een maand had meneer Smith besloten om simpelweg de olijfolie in de flacon van het afwasmiddel te gieten tot zijn vrouw die grap had verwerkt.
Nu zou hij gewoon nog een uur op zijn kamer op bed liggen en een stripverhaal lezen tot het tijd was om te gaan eten. Dan zou zijn moeder de vraag stellen of hij al klaar was met zijn huiswerk. Hij zou zoals altijd ja zeggen, waarop zijn moeder haar man nog maar eens zou meedelen wat een slimme zoon zij toch hadden. Dan zou ze het eten opscheppen en aan meneer Smith vragen hoe zijn dag was geweest. Die zou op zijn beurt enkele naar zijn mening hilarische anekdotes van die dag vertellen – ‘Belt die kapster me op om te zeggen dat ik een doos in haar winkel vergeten was! Moest ik nog helemaal terugrijden, je maakt wat mee!’ – waarna de rest van de maaltijd in stilte werd afgewerkt. Elke dag, elke week, elk jaar opnieuw.
Sam wilde dat hij anders was, niet zo’n grijze muis. Hij wist dat zijn leven doodgewoon was, er gebeurde echt nooit eens iets opwindends. Soms droomde hij dat zijn ouders niet zijn echte ouders waren. Dat zijn echte ouders tovenaars waren geweest die vermoord waren door duistere krachten. En dat hij daarna door een pleeggezin was opgevoed, maar binnenkort naar een tovenaarsschool zou worden gestuurd om in de voetsporen van zijn ouders te treden. Hij zou een goede tovenaar zijn, dacht hij. Alleen nog een brilletje op zijn neus zetten en hij zou net echt lijken. Hoewel, waarom droegen tovenaars eigenlijk een bril? Konden ze hun toverkunst niet gebruiken zodat ze geen bril meer nodig hadden? Als hij naar de tovenaarsschool werd gestuurd, zou hij het eens vragen. Als.
‘Sam, het eten is klaar!’ riep mevrouw Smith.
‘Ik kom!’ riep Sam terug.
Misschien was hij wel verwisseld bij zijn geboorte en was hij eigenlijk de zoon van twee rijke zakenmensen. Dan zou hij nu duizend keer zoveel zakgeld krijgen en alles kunnen kopen wat zijn hartje begeerde. Misschien… Hij slenterde de trap af. Ach, hij wist dat hij wel degelijk van deze moeder en deze vader afkomstig was. Dat zag je gewoon. Zijn ouders waren doodgewoon en hij was doodgewoon. Zo was het nu eenmaal. En later zou hij een doodgewone vrouw zoeken en een doodgewone job om dan een doodgewoon leven te leiden, net als zijn ouders. Hij huiverde even bij die gedachte.
Langzaam wandelde hij de woonkamer binnen. Geen hypermoderne meubels te bespeuren, maar ook geen antieke. Doodgewone steek-ze-zelf-in-elkaar-kasten die je overal aantreft. Op de kasten stonden foto’s van elk lid van het gezin: lachende gezichten die de werkelijkheid verhullen. One happy family.
Meneer Smith was intussen thuisgekomen en zat achterovergeleund in zijn fauteuil de krant te lezen. Met een korte knik begroette hij zijn zoon en bladerde dan verder in zijn dagblad. ‘Premier weigert de aankoop van nieuwe gevechtshelikopters goed te keuren’, luidde de kop. Sam nam een stoel en zette zich aan tafel. Zijn moeder kwam zwalpend de kamer binnen met in haar handen een grote en blijkbaar behoorlijk zware pot. Met een laatste krachtinspanning zette ze hem op tafel en veegde het zweet van haar voorhoofd.
‘Zo jongen,’ sprak ze, ‘ben je al klaar met je huiswerk?’