_________

11
Het Kantoor Van December

De karateles van meneer April leek wel een eeuw te duren. Gewoonlijk hield Sam wel van die lessen, maar deze had hij seconde per seconde afgeteld. Karate beoefenen was niet enkel vreemde kreten roepen – hayaah! – en aalvlugge bewegingen uitvoeren. Nee, wie karate wil leren moet ook kracht hebben en daar hadden ze vandaag aan gewerkt. Pompen, sit-ups, gewichtheffen, … Sams lichaam kraakte en elke spier deed pijn.

Na de les hadden Sam en Daphné zich snel gedoucht en ze wandelden nu zo onopvallend mogelijk door de gangen op weg naar het kantoor van meneer December. Sam keek schichtig in het rond of Spyro nergens te zien was, want die kon op de meest onverwachte en vaak ook meest ongewenste momenten opduiken. Sam doorbrak de zenuwachtige stilte die tussen hen in hing.

‘Ik hoorde meneer Spring vanmiddag iets zeggen over de Zomerspelen. Weet jij daar iets van?’

‘Ja, Jill heeft het me een keer verteld. Elk jaar in de zomer komt de jongerenschool van de CIA over naar Engeland en…’

‘Heeft de CIA ook een jongerenschool?’ onderbrak Sam Daphnés uitleg.

‘Inderdaad en naar het schijnt lijkt die sterk op De School. Soms worden er leerlingen uitgewisseld in het kader van het samenwerkingsverband dat de twee organisaties hebben afgesloten. In de winter gaan de leerlingen van De School naar Amerika.’

‘En dan worden wedstrijdjes gehouden tussen ons en de Amerikanen?’ vroeg Sam.

‘Klopt,’ zei Daphné, ‘onze klas neemt het op tegen het eerste jaar van de CIA, klas B tegen het tweede en zo verder. Elke leerling moet een bepaalde proef afleggen die hij eerst moet inoefenen. In totaal zijn er tien proeven en de school die het meeste proeven wint, wint de wedstrijd.’

‘En die proeven, dat zijn dan dingen als hypnotiseren?’

‘Zoiets ja. Ik geloof dat men bij de korte hypnose moet proberen de ander te dwingen om een glas water over zijn eigen hoofd te gieten. Degene die het eerst nat wordt, heeft verloren.’

Op het moment dat Daphné haar uitleg over de korte hypnose begon, kwam mevrouw November op hen toe gewandeld vanuit de andere richting. Gewoon verder praten, Daphné, dacht Sam. Als ze plots zouden ophouden met hun gesprek, zou dat verdacht zijn.

‘De andere proeven,’ ging Daphné verder, ‘zijn onder andere voetbal, tennis, een opdracht waarbij men zich moet bevrijden, een bom die men moet ontmantelen en nog een paar andere, ik ken ze niet allemaal uit mijn hoofd.’

Mevrouw November kruiste hen met een korte knik. Sam en Daphné keken elkaar even aan. Ze dachten allebei hetzelfde: er mocht niets mis gaan, elk foutje zou verregaande gevolgen hebben. Ze bleven staan bij de deur van het kantoor van meneer December.

Sam klopte voor alle zekerheid even op de deur. Geen antwoord. Hij opende zachtjes de deur en keek de kamer in. Niemand te bespeuren. Snel stapten ze de ruimte in en sloten de deur achter zich. Nu konden ze niet meer terug, ze waren op verboden terrein.

Sam nam het kantoor in zich op: de kamer leek op die van president-directeur-generaal Autumn: kaal en ongezellig. Een bureau, twee stoelen en een ingebouwde kast. Sam kon zich een prettigere omgeving indenken om te moeten werken. Maar de leerkrachten brachten niet veel tijd door op hun kantoor. Als ze geen les moesten geven, verrichtten ze voornamelijk veldwerk buiten De School. December en Co. waren nog altijd in de eerste plaats geheim agenten.

‘Sta daar niet zo te staren,’ onderbrak Daphné zijn gedachten, ‘we hebben geen tijd te verliezen. Hoe sneller we hier weg zijn, hoe beter.’

Daphné had al een van de ingebouwde kasten opengetrokken en snuffelde door de papieren van December. Hun leerkracht was een echte sloddervos: op enkele kaften na slingerden de meeste papieren los rond in de kast. Lesvoorbereidingen lagen op dezelfde stapel als opdrachten die hij moest uitvoeren. Dat maakte het voor Sam en Daphné niet makkelijk om iets bezwarends te vinden, maar dat zou December ongetwijfeld een zorg wezen. Sam pakte een stapel en ging op de stoel zitten die voor het bureau stond. Dossiers over criminelen uit alle hoeken van de wereld, over verdachte bedrijven, over getuigen die moesten worden beschermd,… er lag echt een schat aan informatie in die kast. Ook Daphné zette grote ogen op bij het lezen van de papieren.

‘Krijg nu wat!’ riep ze uit. ‘Elvis Presley is toch niet dood!’

‘Elvis wie?’ vroeg Sam.

‘Ken jij Elvis niet? De King! Ik zal wel eens een keer iets van hem laten horen. Kijk, hier staat het: mevrouw November en meneer December hebben hem nog helpen onderduiken. Zij hebben het bericht de wereld ingestuurd dat hij overleden is. De roem werd hem te veel en hij leeft nu in een bescheiden optrekje in Antwerpen in België. Zelfs het adres staat erbij. Sommige mensen zouden veel geld geven voor zulke informatie!’

Daphné schudde haar hoofd en bladerde verder. December had al heel wat geslaagde opdrachten op zijn actief staan. Hij had rebellen in Afrika gesteund tegen hun corrupte regering, hij had persoonlijk al een dertigtal bomaanslagen in Ierland verijdeld en tal van gezochte misdadigers ingerekend. Een crimineel die probeerde te vluchten met een auto, was al op voorhand verloren als December hem op de hielen zat. Hij was niet voor niets leerkracht Achtervolgingstechnieken. Hij had in de klas een keer een anekdote verteld over een gangster die hij al enkele keren had ingerekend. Toen die man op een keer merkte dat het weer December was die het op hem gemunt had, had hij zijn auto aan de kant gezet en zich zonder slag of stoot overgegeven. Hij wist dat hij toch niet zou kunnen ontsnappen aan zijn achtervolger en hij wilde zijn gloednieuwe auto - zowat het enige in zijn leven dat hij eerlijk betaald had - niet laten beschadigen. De auto’s waarmee hij de vorige keren gevlucht was, had zelfs de schroothandelaar niet meer willen hebben.

‘Al iets gevonden?’ vroeg Daphné.

‘Nee, nog niet. Ik heb ondertussen al wel ontdekt dat Marilyn Monroe toch geen natuurlijke dood is gestorven en dat Lee-Harvey Oswald president Kennedy dan toch niet vermoord heeft. Maar over December en zijn connectie met Jason Davids nog niets. Blijven zoeken, een ander spoor hebben we niet.’

Sam nam een nieuwe stapel dossiers en ging weer aan de slag. Het was moeilijk iets te vinden als je niet wist wat je zocht. Het was weinig waarschijnlijk dat December een factuur had bijgehouden waarop stond hoeveel hij de kidnappers precies had betaald. Of dat de gangsters een sollicitatiebrief hadden gestuurd naar December: ‘Geachte heer December, door onze jarenlange ervaring in het kidnappen van kleine jongetjes, menen wij dat wij de geschikte kandidaat zijn om de vacature in te vullen. Hoogachtend, vier criminelen.’ Stel je voor.

‘Hier hebben we misschien iets aan.’

Daphné zwaaide met een rood plastic mapje.

‘Wat is dat?’ vroeg hij.

‘Een dossier over December zelf’, antwoordde Daphné. ‘Eens kijken, wat hebben we hier allemaal?’

Ze bladerde door de stapel. ‘Zijn punten van toen hij hier zelf op school zat. Tien voor “Bommen Ontmantelen”, negen voor “Technische Snufjes”… December was een goede student, daarom heeft hij het waarschijnlijk zo ver geschopt.’

‘Staat er nog iets anders in?’ vroeg Sam ongeduldig.

Ze waren bezig met een van de meest verboden dingen op De School en Daphné hield zich op haar dooie gemak bezig met het bestuderen van Decembers schoolresultaten. Sam wilde zo snel mogelijk weg, ze moesten iets vinden en dan wegwezen.

Daphné liet zich echter niet opjagen en bleef het dossier van December voorlezen. ‘Kijk, zijn evaluatie: De heer Jim Davids is een slimme student die zijn lessen goed studeert en regelmatig zijn medeleerlingen een handje helpt…’

Sam zette grote ogen op. Er ging geen belletje rinkelen, maar een gigantische kerktorenklok begon te luiden. Daphné bleef rustig citeren.

‘… Ook een extra opdracht is geen probleem voor hem, hij neemt ze telkens zonder morren aan en…’

‘Daphné!’ probeerde Sam haar te onderbreken, maar zonder succes.

‘…daarom is de heer Davids een geschikte kandidaat om de opleiding tot leerkracht te volgen, aangezien er spoedig een plaats vrijkomt door het pensioen van meneer April. We zijn ervan overtuigd dat meneer Davids ons niet zal teleurstellen en de naam van De School waardig zal verdedigen.’

Dit kon niet waar zijn. Sam vervloekte zichzelf dat hij daar niet aan had gedacht. Hij had vanaf het eerste moment het vreemde gedrag van December als een teken van zijn schuld beschouwd. Waarom had hij er niet aan gedacht dat het geld wel eens iets anders zou kunnen zijn dan een loonbriefje voor de kidnappers? Het zou evengoed losgeld kunnen zijn geweest!

‘Daphné, die naam! Geef me het dossier, ik wil zijn foto zien.’

Daphné snapte de plotse opwinding van Sam niet, maar gaf hem het mapje.

‘Waar maak je je toch ineens zo druk om? Het is niet omdat December vroeger een goede student was, dat hij nu geen kidnapper zou kunnen zijn, hé.’

Sam bladerde door de papieren. Ergens moest er toch een foto te vinden zijn van December in zijn jeugd. Met een beetje geluk zou zijn vermoeden dan bevestigd worden.

Schoolresultaten, evaluatie, een overzicht van alle opdrachten… waar zaten de foto’s toch? Ondertussen probeerde Daphné te weten te komen wat Sam aan het zoeken was.

‘Sam, wat is er nu? Wat heb je gevonden? Je maakt me nieuwsgierig hoor, en je weet dat ik het geduld niet heb om lang op een antwoord te wachten.’

Sam vond een oude klasfoto van December. Hij kneep zijn ogen tot spleetjes en tuurde aandachtig naar elk gezicht van de vijf jongens uit de klas. Geen twijfel mogelijk, die derde van rechts was December. Sam kende dat gezicht, hij had het nog maar pas in de ogen gekeken. Hij keek Daphné aan.

‘Jason Davids is de zoon van meneer December!’

Daphné keek verrast op. ‘Maar waarom zou hij dan…? Wat zat er dan in dat.?’ stamelde ze.

‘Ik snap het ook niet meer helemaal,’ zei Sam, ‘maar het geld in dat pakje zal bedoeld geweest zijn om zijn zoon vrij te kopen en niet om hem te laten ontvoeren.’

Sam en Daphné zwegen een tijdje. Ze waren hier gekomen om de schuld van December te bewijzen en nu bleek dat die zelf een slachtoffer was. In plaats van antwoorden kwamen er een heleboel vragen bij. Sam was nog maar enkele weken op De School, maar hij had al meer te verwerken gekregen dan in heel zijn vorige leven.

‘Wat moeten we doen?’ vroeg Daphné. ‘Houden we dit voor onszelf of gaan we hiermee naar Summer?’

Toen de deur openging, kregen ze meteen het antwoord op hun vraag. Ze konden nu niet meer zelf over hun toekomst beslissen. December was zijn kantoor binnengekomen en zijn blik verried dat hij zou bepalen wat er verder ging gebeuren. De dreigende schaduw van zijn grote lichaam hing over hen. Hoe zenuwachtig December de vorige keer ook had geleken, nu was hij bijzonder zelfverzekerd.

‘Wel, wel meneer Smith. U zult vast wel een heel goede reden hebben om hier te zijn. Probeer maar eens een verklaring te vinden voor een situatie die er voor u allerminst rooskleurig uitziet.’