HOOFDSTUK ELF

Het was een rustige vlucht. De lucht was helder en Robbie vierde het begin van zijn reis met een koud biertje. Hij was niet verrast geweest toen bleek dat er journalisten van rivaliserende kranten in hetzelfde toestel zaten. Het was een belangrijk verhaal en de wereldpers versloeg het al. Het amuseerde hem om de verschillende manieren te zien waarop de kranten het LaFata-schandaal benaderden. Het roddelblad stuurde zijn sterrenjournalist, terwijl de kwaliteitskrant de financiële verslaggever stuurde. Robbie was misdaadverslaggever en hij wist zeker dat Fatty LaFata’s verdwijning veel meer te maken had met zijn specialisatie dan met financiën of roem.

De drie journalisten, die in de vertrekhal met elkaar hadden gepraat, hadden ontdekt dat ze in naburige hotels logeerden en hadden afgesproken om later die avond in Monte Carlo een drankje met elkaar te drinken. Simon Featherstone-Waugh en Dan Donovan waren goede kerels. Dat ze voor rivaliserende bladen werkten en het verhaal van verschillende kanten benaderden, betekende niet dat ze het niet gezellig met elkaar konden hebben. Het hoefde tenslotte niet alleen werk te zijn. Het was Heathers weekend met zijn dochters en een paar dagen in Monaco was heel veel beter dan een eenzaam weekend in een leeg huis.

‘Monaco?’ had Heather ijzig gezegd toen hij haar belde om te vertellen dat hij misschien niet op tijd terug was om de meisjes op dinsdagavond te hebben en te vragen of ze het goedvond dat hij ze in plaats daarvan op een andere avond kreeg. ‘Alweer? Ik meen me te herinneren dat je de kinderen de vorige keer ook al in de steek hebt gelaten toen je naar Monte Carlo ging.’

Alleen aan de telefoon praatte ze rechtstreeks tegen hem, en zelfs dan klonk alles wat ze zei alsof het voor een publiek was bedoeld. Haar antwoorden leken nooit voor hem bedoeld te zijn, maar om tegenover een derde partij te bevestigen dat ze heel erg gelijk had gehad dat ze deze nutteloze kerel in de steek had gelaten. Robbie vroeg zich niet voor het eerst af of Heather hun gesprek op de luidspreker had gezet en Onbenul meeluisterde. Ja, hij durfde er iets om te verwedden dat dat zo was. Hij zag hen voor zich, samen op de bank in hun voorname salon, terwijl hun knieën contact maakten en ze zelfvoldane blikken uitwisselden.

‘Heather, het is werk,’ antwoordde Robbie geduldig. ‘Ik zou de meisjes nooit opzettelijk in de steek laten, dat weet je best, maar mijn baan is onvoorspelbaar. Ik heb er geen controle over wanneer ik achter een verhaal aan moet. En ik ga niet bepaald op vakantie. Ik heb mijn zwembroek en zonnebrandmiddel niet ingepakt. Dit is mijn werk. Het werk waarmee ik de alimentatie van de kinderen betaal.’

Robbie kromp ineen toen hij Heather laatdunkend hoorde lachen. ‘Robbie,’ antwoordde ze spottend, ‘het schijntje dat jij voor Grace en Ruby betaalt is nauwelijks voldoende voor hun piano- en paardrijlessen.’

‘Ik betaal zoveel als ik kan,’ antwoordde Robbie. Hij probeerde kalm te blijven en de boosheid uit zijn stem te houden. Het was zo oneerlijk. Hij betaalde bijna de helft van zijn salaris en dan was het verdomme nog niet genoeg!

‘Dat weet ik, Robbie.’ Heather lachte neerbuigend. ‘Ik ben me ervan bewust dat je niet veel verdient. Gelukkig is Fraser in staat om de school van de meisjes te betalen…’

‘Tja, je weet hoe ik daarover denk,’ antwoordde hij terwijl hij eindelijk zijn geduld verloor. ‘Ik heb nooit gewild dat ze naar die patserige school zouden gaan. Ze hadden het prima naar hun zin op de openbare basisschool. En een opleiding van staatswege heeft mij nooit kwaad gedaan.’

‘Nee, Robbie,’ zei Heather sarcastisch. ‘Jij bent zo’n succesverhaal. Je bent bijna veertig, single, woont in een benauwd, klein rijtjeshuis en werkt voor een provinciale flutkrant. Het spijt me, maar ik wil meer dan dat voor mijn dochters.’

‘Onze dochters,’ snauwde Robbie.

‘Ik ben niet van plan het schema van de meisjes te veranderen voor jouw pleziertripje naar Monte Carlo, Robbie. Dan kun je ze deze week niet zien. Je zult moeten wachten tot zaterdag.’

‘Jezus, wat ben je toch ook een bitch, Heather,’ zei Robbie, waarna hij zichzelf wel iets kon aandoen omdat hij zich had laten opjutten. Hij wist zeker dat Fraser meeluisterde, wat de manier waarop ze hem behandelde nog vernederender maakte.

Heather zweeg een hele tijd en snoof daarna hardop. ‘Ik wens niet dat je op die manier tegen me praat, Robbie. Tot ziens,’ zei ze.

Robbie smeet de hoorn op de haak, rende naar boven en gooide de inhoud van zijn kleerkast op bed. Alles was gekreukt en hij had geen tijd om een strijkbout te zoeken, dus propte Robbie zijn kostuum, zijn beste (van een paar slechte) jeans en zijn twee mooiste witte overhemden in een versleten, oude reistas, samen met een paar schone onderbroeken en wat sokken die roken alsof hij ze maar één keer had gedragen. Zijn garderobe was absoluut meer Mid-Lothian dan Monte Carlo maar dit was niet het moment om zich daar druk om te maken, de taxi wachtte al.

De vlucht gaf Robbie een kans om over de zaak na te denken. Hij lag een aantal stappen voor op de andere verslaggevers, omdat Giancarlo LaFata al lange tijd een obsessie voor hem was. Elke journalist had een verhaal dat hem niet losliet en bleef knagen, en dat had Robbie met Fatty. Hij kon zich nauwelijks een tijd herinneren waarin hij niet had geweten wie LaFata was. In Robbies jeugd wist iedereen in Edinburgh wie hij was omdat hij werd beschouwd als een plaatselijke held. Hij sponsorde sportclubs en zamelde geld in voor liefdadigheidsdoelen. Foto’s van zijn grote, ronde, opgewekte gezicht prijkten op de voorpagina’s van de plaatselijke kranten. In de jaren tachtig, toen Robbie een tiener was, waren Fatty’s restaurants dé plek om naartoe te gaan. Goed, ze waren niet chic, integendeel, maar ze waren niet duur. Brenda had haar kinderen er altijd mee naartoe genomen voor hun verjaardagsetentjes en de McLeans waren niet bepaald rijk. De pizza’s waren echter heerlijk en voor het ijs zou je een moord doen. Soms had Robbie Fatty in zijn groene Bentley door de stad zien rijden en hij was er altijd van onder de indruk geweest dat deze man, die met niets was begonnen, het zo goed had gedaan. Robbie was een arme tiener en hij voelde zich geïnspireerd door de verhalen die hij hoorde over de straatarme immigrant die naar Schotland was gekomen om zijn fortuin te maken.

En toen was Fatty uit Edinburgh vertrokken. Op het toppunt van zijn populariteit had hij het schip verlaten. Hij was gescheiden van zijn lieve, betrouwbare Schotse vrouw en was met zijn nieuwe Franse filmsterrenvriendin Sandrine de la Plage als belastingvluchteling naar Monaco gegaan. Een paar weken na zijn vertrek overleed Maggie LaFata en hoewel uit de lijkschouwing bleek dat ze aan borstkanker was overleden, had de Schotse pers gesuggereerd dat ze was gestorven aan een gebroken hart nadat Fatty haar dochter bij haar had weggehaald. Er heerste een collectief gevoel in Schotland dat Fatty, de geadopteerde nationale lieveling, hen in de steek had gelaten.

Robbie was LaFata niet vergeten. Er verschenen regelmatig verhalen in de pers over zijn huwelijken en scheidingen, zijn steeds excentriekere uitgavenpatroon en, de laatste jaren, het onberekenbare gedrag van zijn kinderen. Maar een gesprek in zijn stamcafé dat ongeveer een jaar geleden had plaatsgevonden, had ervoor gezorgd dat er bij Robbie een knop was omgezet. Rick, een oude kerel die altijd aan de bar van de Waverley Tavern zat en over van alles en nog wat onzin uitkraamde, was begonnen over een fatale brand die in Edinburgh had plaatsgevonden toen Robbie een kind was. Robbie herinnerde zich het voorval omdat hij de volgende dag langs de plek in Lothian Road was gelopen op het moment dat de lijkschouwer de verbrande resten van het slachtoffer naar buiten droeg. Zoiets vergat je niet. Het uitgebrande gebouw was een Italiaans restaurant met de naam Giuseppe’s en de ongelukkige eigenaar, Giuseppe Romano, was binnen geweest toen de brand uitbrak.

‘Ik herinner me dat nog,’ zei Robbie tegen Rick. ‘Het was toch een defecte oven?’

‘Natuurlijk niet!’ Rick lachte hem uit en dronk zijn glas whisky in één keer leeg. ‘Dat heeft Fatty LaFata op zijn geweten.’

‘Wat?’ Robbie verslikte zich bijna in zijn bier. ‘Doe niet zo stom, Rick. Wil jij serieus beweren dat Giancarlo LaFata die zaak in brand heeft gestoken?’

‘Jazeker,’ knikte Rick. ‘Goed, misschien heeft hij de lucifer niet zelf afgestreken, maar hij heeft degene die dat heeft gedaan absoluut betaald. Giuseppe was in die dagen zijn belangrijkste concurrent en toen, hupsakee, was dat probleem ineens opgelost. Heel netjes. Nadat Giuseppe’s was afgebrand werd Fatty pas echt populair.’

Robbie was er als misdaadjournalist aan gewend om samenzweringstheorieën te horen en hij stond op het punt het verhaal af te doen als een dronken fantasie toen Rick er iets aan toevoegde. ‘Ik heb dat verhaal trouwens in deze bar gehoord, van Pete Wallace.’

Pete Wallace was misdaadverslaggever bij de krant toen Robbie nog maar een junior verslaggever was. Robbie had altijd opgekeken tegen Pete, en hij was er kapot van geweest toen die arme kerel een paar jaar geleden was omgekomen bij een auto-ongeluk in The Borders.

‘Weet je dat zeker, Rick?’ vroeg Robbie.

‘Heel zeker,’ knikte Rick nadrukkelijk. ‘Dat is precies wat Pete me heeft verteld.’

Terug op kantoor zocht Robbie in de archieven, maar er was geen verslag dat er ooit een verband was gelegd tussen Giancarlo LaFata en de brand in Giuseppe’s.

‘Wat is er na Pete Wallaces dood met zijn dossiers gebeurd?’ vroeg hij Bernie.

‘Tja, alles waar hij op dat moment aan werkte is aan andere redactieleden doorgeschoven,’ antwoordde Bernie. ‘Ik meen me echter te herinneren dat er een paar notitieboeken waren waar niemand iets aan had. Pete had zichzelf steno geleerd, snap je. Alleen hij kon het lezen.’

Bernie glimlachte bij de herinnering. Pete en hij waren goede vrienden geweest.

‘Ik herinner me dat ik ze niet weg wilde gooien,’ ging Bernie verder. ‘Het leek verkeerd om zijn harde werk in de prullenbak te gooien dus ik denk dat ik…’

Bernie kwam overeind uit zijn stoel en pakte een sleutelbos uit de bovenste la van zijn bureau. Daarna liep hij naar een oude metalen archiefkast die in de hoek bij de waterkoeler stof stond te verzamelen. ‘Ik denk dat ik ze hierin heb opgeborgen,’ zei hij terwijl hij de onderste la van het slot deed en erin begon te rommelen. ‘Ja, hier zijn ze.’ Bernie stond op en veegde het stof van een stel oude A4-notitieboeken.

Het kostte Robbie een week om Petes steno te doorgronden. Hij had op kantoor geen tijd voor het ontcijferen van de tekst, dus nam hij de notitieboeken mee naar huis en verdiepte zich erin tijdens zijn vrije avonden en weekenden.

Na een tijdje begonnen Petes krabbels en hanenpoten hem duidelijk te worden. Voor Robbie waren de notitieboeken net zo kostbaar als een staaf goud. Pete had Giancarlo LaFata op de hielen gezeten. Hij had serieus onderzoek naar hem gedaan voordat hij stierf en hij had een aantal ernstige onregelmatigheden ontdekt – geld witwassen, fraude, verduistering en natuurlijk de verdachte brand in Giuseppe’s. Het waren echter allemaal geruchten, voornamelijk roddels van onbelangrijke criminelen, en Pete was gestorven voordat hij de kans had gehad om zijn beweringen te bewijzen. Robbie was er enthousiaster over dan hij over alle andere verhalen in zijn carrière was geweest. Bovendien beschouwde hij het als zijn plicht om Petes intuïtie te volgen en alles tot de bodem uit te zoeken. Was er een betere manier om de herinnering aan Pete Wallace te eren?

De meeste zaken waren echter te oud. Getuigen waren gestorven, documenten waren kwijtgeraakt of vernietigd en herinneringen waren na al die jaren verbleekt. Robbie moest naar Monaco om zich op recentere zaken te concentreren. Het had hem weken van smeken en bekvechten met Patterson gekost voordat hij toestemming kreeg, maar afgelopen oktober had hij te horen gekregen dat hij een weekend weg mocht. Het was op veel manieren een openbaring geweest, en nu ging hij terug om de beloning voor al zijn harde werk te oogsten.

Robbie staarde uit het vliegtuigraam. Het werd buiten donker, maar hij kon de spookachtige bergtoppen van de Alpen onder zich onderscheiden. Het zou niet lang duren voordat ze gingen landen. Hij was opgewonden over de reis. Hij wist zeker dat al het onderzoek dat hij naar LaFata had gedaan van pas zou komen in de nasleep van zijn verdwijning. Nu zouden er mensen praten. Hij moest er alleen voor zorgen dat ze met Robbie McLean praatten en niet met een van de talloze andere journalisten die zich allemaal rond het verhaal verdrongen.

Het was niet zo dat hij geen sappige details over Fatty had ontdekt toen hij de vorige keer in Monaco was, maar hij was gewoon niet in staat geweest om iets ervan hard te maken. Giancarlo LaFata leek altijd maar één stap verwijderd van problemen. In Dubai was zijn hotelcomplex deels gefinancierd door een sjeik wiens broer eerder was gelinkt aan internationale wapenhandelaren. Over zijn Russische zakenrelaties werd gefluisterd dat ze ooit een samenwerkingsverband hadden gehad met een man die nu wegkwijnde in een gevangenis in Washington, in afwachting van zijn proces omdat hij ervan werd verdacht dat hij zeven miljard dollar had witgewassen. En dan waren er nog de ex-werknemers die op mysterieuze wijze verdwenen en de ex-vrouw die zelfmoord had gepleegd – allemaal binnen enkele dagen nadat ze waren afgedankt door Giancarlo LaFata.

Ondanks dit alles was Giancarlo LaFata een van de populairste mannen in Monaco. Niemand had iets slechts over hem te zeggen. De woorden opgewekt, grappig, royaal en charismatisch werden te pas en te onpas door iedereen gebruikt, van de eigenaar van zijn favoriete bar en de kapitein van zijn jacht tot de vrouw die zijn kleding stoomde. Het klonk alsof ze de Kerstman beschreven. Iedereen hield van Fatty, of in elk geval hadden ze van Fatty gehouden omdat het nu, twaalf uur na zijn verdwijning, in toenemende mate aannemelijk leek dat LaFata dood was. Robbie wilde weten wat er was gebeurd en waarom. Een tragisch ongeval? Fatty kon niet zwemmen, dus kon hij overboord zijn gevallen en verdronken. Robbie hoopte van niet. Het leek zo’n onbevredigende manier om dood te gaan. Zelfmoord? Had de kredietcrisis het LaFata-imperium zo hard getroffen dat Fatty de spanning niet meer aankon? Het leek onwaarschijnlijk. De man bezat heel wat bedrijven, jachten, privéjets en huizen. Hij had toch wat van zijn bezittingen kunnen verkopen als hij zo onder druk had gestaan? En bovendien, afgezien van al zijn fouten, was Robbie ervan overtuigd dat Giancarlo LaFata geen lafaard was. Daarmee bleef dus moord over. Misschien had niet iedereen Fatty zo graag gemogen.

Plotseling zag Robbie de lichten van de Rivièra onder zich twinkelen, als neonsterren in een zwarte zeehemel. Hierboven leek de kust een enorm pretpark, wat het op een bepaalde manier natuurlijk ook was. De speelplaats van de rich and famous, met zijn stranden, restaurants, barretjes, casino’s en nachtclubs, strekte zich onder hem uit. Terwijl het vliegtuig een scherpe bocht boven de Middellandse Zee maakte en op de luchthaven van Nice landde, fladderden er vlinders van opwinding in Robbies maag.