HOOFDSTUK DRIEËNTWINTIG

Robbie scheurde in de R8 over de Grande Corniche met het gevoel alsof hij Jenson Button was, maar dan beter! Het dak stond open, hij had zijn nieuwe Ray-Ban op en hij voelde zich oppermachtig terwijl hij plankgas over de bergweg reed en ‘The Kings of Leon’ in zijn oren dreunde.

‘Whoah-oh-oh, your sex is on fire!’ Hij dacht aan haar terwijl hij zong alsof zijn leven ervan afhing. De zon brandde, de hemel was onmogelijk blauw en als hij een bocht nam, ving hij af en toe een glimp op van de azuurblauwe zee. Dit was zoveel beter dan de rondweg van Edinburgh in de regen! Hij was ver verwijderd van het smerige weer, de ontevredenheid, de onderdrukte dromen en zijn ex-vrouw. Nee, vandaag was hij roekeloos en vrij. Vandaag was hij de man die hij altijd had willen zijn en hij was op weg om de vrouw te zien bij wie hij wilde zijn. Ze had geantwoord. Eindelijk. Alle twijfels waren verdwenen op het moment dat hij haar sms had gelezen.

De rit was geen rechtstreekse route naar zijn bestemming, eigenlijk maakte hij een enorme omweg. Hij reed bijna helemaal naar Nice en daarna zou hij terugrijden over de lagergelegen wegen, maar deze rit had niets te maken met van A naar B komen. Robbie reed gewoon om het pure, rauwe plezier ervan. Bovendien was hij vanochtend te opgewonden geweest om te slapen of te eten of te werken. Daarom was hij vroeg uit het hotel vertrokken voor een ritje. Vandaag was de dag. Hij droeg zijn nieuwe Prada-jeans, de lichtgrijze kasjmieren sweater en zijn nieuwe schoenen. Op de passagiersstoel lag de bos lelies die hij voor haar had gekocht. Robbie voelde zich als een tiener bij zijn eerste afspraakje.

Hij nam de scherpe bocht van de Grande Corniche naar de N53, een verraderlijke afdaling met adrenalineverhogende haarspeldbochten en fantastische uitzichten. Op de plek waar prinses Gracia was omgekomen bij een auto-ongeluk lagen bossen bloemen langs de kant van de weg. De mooie Grace Kelly werd dertig jaar nadat ze was overleden nog steeds herinnerd en betreurd. Robbie vroeg zich af of de bewoners van Monaco zich Fatty LaFata mettertijd ook nog steeds zouden herinneren. Hij betwijfelde het. Als de waarheid over die misdadiger bekend werd, zouden ze blij zijn dat hij er niet meer was.

Even later nam hij de Moyenne Corniche, die naar zeeniveau slingerde, in westelijke richting, terug naar Monaco. Hij reed de Basse Corniche op naar Cap Ferrat en passeerde de schilderachtige haven van Villefranche met zijn enorme cruiseschepen. Af en toe ving hij een glimp op van de prachtige miljardairshuizen achter hoge hagen en grote witte muren die waren begroeid met lichtroze bougainville.

Eindelijk reed hij het idyllische kustplaatsje Beaulieu-sur-Mer in en parkeerde naast het restaurant. Ze konden natuurlijk niet in Monaco met elkaar afspreken. Ze was een getrouwde vrouw en ze mocht niet betrapt worden op een lunch met een Engelse journalist. Hij las haar sms nog een keer om zich ervan te overtuigen dat dit het juiste restaurant was, controleerde zijn uiterlijk in de achteruitkijkspiegel, en liep daarna met zijn lelies en zijn fragiele hoop naar binnen. Toen hij door het restaurant liep, passeerde hij de onberispelijk geklede, overdreven goed verzorgde man met het gouden horloge en het litteken die hij een paar dagen eerder in het café in Monaco had gezien. Robbie glimlachte naar hem, maar de man staarde recht door hem heen. Tja, hij had natuurlijk een flinke opknapbeurt gehad sinds de vorige keer en de man herkende hem duidelijk niet.

Robbie ging op het terras in de zon zitten. Hij was vijf minuten te vroeg. Wat moest hij nu doen? Champagne op ijs bestellen? Nee, dat was te goedkoop. Te James Bondachtig. Wijn dan? Maar zou ze rood of wit willen? Hij wist maar zo weinig over haar. Uiteindelijk bestelde hij een biertje voor zichzelf om zijn zenuwen enigszins te kalmeren.

Plotseling zag hij haar. Ze laveerde tussen de tafels door en liep zenuwachtig op hem af in een mooie zomerjurk die haar prachtige benen accentueerde. Ze was adembenemend. Ze was de mooiste vrouw die hij ooit had gezien en ze riskeerde alles voor hem door hier te zijn. Het was heel onwerkelijk.

Hij stond op om haar te begroeten, met handen die een beetje trilden door de zenuwen.

‘Hallo, Robbie,’ zei ze bijna verlegen.

Hij vroeg zich af of hij haar op haar wang zou kussen, aarzelde te lang en gaf een luchtkus boven haar hoofd terwijl zij ging zitten. Hij bloosde. Het ontging Robbie niet dat haar korte, romantische jurkje naar boven schoof en een flink stuk bruin dijbeen toonde. Hij haalde zijn ogen met tegenzin van haar prachtige benen af en ging tegenover haar zitten.

‘Je ziet er adembenemend mooi uit,’ zei hij. Hij kon zichzelf wel schoppen omdat het een smakeloze, stomme opmerking was, maar hij wist niet hoe hij haar anders moest vertellen hoe mooi ze was. Ze kenden elkaar tenslotte nauwelijks.

‘Jij ziet er…’ Ze bekeek hem van top tot teen. ‘Je ziet er anders uit, Robbie. Je kleren, je haar. Waar zijn je sportschoenen? Wat is er met je gebeurd? O, ik snap het al, je lijkt op een inboorling!’ Ze lachte.

‘Ik heb gewinkeld, zei hij terwijl zijn blos nog dieper werd.

‘Misschien, maar een vos verliest wel zijn haren maar niet zijn streken met een paar nieuwe designerkleren.’ Ze keek behoedzaam naar hem. ‘Je bent nog steeds een journalist en ik zou eigenlijk bij je uit de buurt moeten blijven. Je bent gevaarlijk.’

Robbie zuchtte. Misschien was ze hier om hem de huid vol te schelden? Toen ze er de vorige keer achter was gekomen wat voor werk hij deed, was ze razend geworden en had ze hem ervan beschuldigd dat hij haar misbruikte om in contact met haar vader te komen. Ze had gezegd dat ze zich gebruikt en onteerd voelde, had hem een ordinaire roddeljournalist genoemd en was naar buiten gestormd.

‘Ik ben niet gevaarlijk,’ zei hij toen hij zijn stem terughad.

‘Maar je bent alleen in Monaco omdat mijn vader verdwenen is, nietwaar?’ vroeg ze.

Robbie zuchtte en knikte. Ze wisten allebei dat het waar was. Het had geen zin het te ontkennen. ‘Ja, ik ben in Monaco om te onderzoeken wat er met je vader is gebeurd, maar daarom ben ik niet hier, in dit restaurant. Dat moet je geloven. Ik ben hier niet als journalist. Ik ben hier omdat ik…’

Ze hield haar hoofd schuin en keek hem vragend aan. ‘Waarom?’ vroeg ze. ‘Waarom ben je hier?’

‘Ik zou jou hetzelfde kunnen vragen,’ antwoordde hij terwijl hij in haar ogen keek.

Het was Francesca’s beurt om te blozen en ze keek weg. ‘Ik weet het niet goed,’ zei ze. ‘Ik zou hier niet moeten zijn. Ik moet stapelgek zijn.’

‘Misschien wel, maar heb je me vergeven?’ vroeg Robbie voorzichtig. ‘Denk je nog steeds dat ik een ordinaire roddeljournalist ben?’

Francesca haalde haar schouders op. ‘Ik ken je helemaal niet, Robbie McLean,’ antwoordde ze. ‘Maar ik ben hier, dus ik denk dat ik je inderdaad vergeven heb. Ik ga alleen niet met je praten over…’ Haar stem stierf weg en er verscheen een sombere uitdrukking op haar mooie gezicht.

Die arme vrouw gaat door een hel, dacht Robbie. Voor hem was Fatty LaFata gewoon een goed verhaal, maar voor haar lag het anders. Fatty was haar vader.

‘Red je het een beetje?’ vroeg hij in een poging bezorgd te klinken zonder dat hij nieuwsgierig leek.

Ze beet op haar lip en keek van hem weg, naar de zee. Een schaduw verduisterde haar mooie gezicht. ‘Robbie, ik ga het niet met je over mijn vader hebben,’ zei ze. Ze keek recht in zijn ogen, bijna verdedigend. ‘Dat kan ik niet en ik wil het ook niet. Dus…’

Hij deed zijn mond open om iets te zeggen, maar ze stak een vinger op. ‘Als je daarom hier bent, ga ik nu weg,’ zei ze vastberaden. ‘Het heeft me veel moeite gekost om hiernaartoe te komen en je vandaag te ontmoeten, dus…’ Ze stond half op, klaar om op de vlucht te slaan.

Robbie legde zijn hand voorzichtig op haar onderarm. ‘Fran, alsjeblieft, blijf. Ik stel je geen vragen over je vader. Ik ben hier niet voor hem. Ik ben hier voor jou…’

Zijn stem stierf weg, want wat moest hij anders zeggen? Het was gewoon waar. Het kon hem niet schelen wie haar vader was, hij vond het gewoon fijn om bij haar te zijn. Hij zag in haar grote, grijsblauwe ogen dat ze hem wilde geloven, maar dat ze bang was, en wie kon haar dat kwalijk nemen? Hij was niets van haar. Nog niet. Robbie was helemaal niet van plan om haar te gebruiken om informatie over Fatty te krijgen. Dit had niets met zijn werk te maken of met wie ze was, en haar vaders naam zou nooit meer worden genoemd als dat was wat ze wilde. Hij hield haar blik vast, smekend om hem te geloven, net zo lang tot ze weer ging zitten.

‘Goed,’ zei ze nog steeds een beetje aarzelend. ‘Ik geef je het voordeel van de twijfel. Je bent met mijn vriendin getrouwd geweest, dus kun je niet helemaal verdorven zijn.’

Robbie grinnikte. ‘Dat klopt, maar bedenk wel dat zij degene was die wilde scheiden.’

Francesca lachte met tegenzin. ‘Eigenlijk is Heather nooit zo’n goede vriendin geweest.’

‘Nee?’ vroeg Robbie. ‘Zij deed alsof jullie hartsvriendinnen waren.’

‘Dat waren we ook.’ Francesca glimlachte bij de herinnering. ‘Maar alleen als ik precies deed wat ze zei. Ik denk dat ze alleen met me omging omdat ze dan door een chauffeur werd rondgereden. Ze maakte me het grootste deel van de tijd doodsbang. Je had haar moeten zien met haar lacrossestick in haar handen. Heel angstaanjagend.’

‘Dat klinkt inderdaad als Heather,’ knikte Robbie. ‘Ze probeerde dus ook als schoolmeisje al hogerop te komen. Wees mijn vriendin, rijk kind, anders sla ik je!’

‘Ja, zoiets. Ik kan nog steeds niet geloven dat ze je ex-vrouw is,’ zei Francesca nadenkend.

‘Of all the gin joints…’ begon Robbie zijn favoriete quote van Humphrey Bogart uit Casablanca.

‘Ik weet het, opnieuw een vreemd toeval,’ zei Francesca, maar ze maakte de zin niet af. Ze was nog steeds op haar hoede.

‘Wanneer heb je haar voor het laatst gezien?’ vroeg Robbie.

‘We hebben een jaar of vier, vijf geleden koffie met elkaar gedronken. Ik denk dat ik toen zwanger was,’ zei Francesca. ‘Maar ze vertelde me dat haar echtgenoot een CEO in de mediawereld was,’ ging ze verder terwijl er een glimlach op haar gezicht doorbrak. ‘Een CEO in de mediawereld, echt waar!’

Robbie lachte bulderend. ‘Ze zou absoluut niet hebben toegegeven dat ze met iemand zoals ik was getrouwd.’

‘En wat zou ze zeggen als ze ons hier nu zag?’ vroeg Francesca hem.

‘Ze zou een hartaanval krijgen,’ lachte Robbie, die wilde dat Heather hen inderdaad kon zien. ‘Ze zou zich afvragen wat je in vredesnaam ziet in iemand zoals ik.’

Op het moment dat de woorden zijn mond uit waren, wilde Robbie ze weer inslikken. Hij wist helemaal niet of ze iets in hem zag. Hij klonk als een idioot. ‘Ik, eh, tja, ik…’ Hij bloosde hevig. ‘Niet dat je iets in me ziet, natuurlijk, een vrouw zoals jij, en bovendien ben je getrouwd en zitten we hier gewoon als…’ ratelde hij verder.

‘Vrienden,’ zei Francesca vastberaden. ‘Ik ben hier omdat je me de vorige keer aan het lachen hebt gemaakt en ik kon wel wat vrolijkheid gebruiken.’

‘Natuurlijk,’ zei Robbie terwijl hij wilde dat de grond onder hem openging en hem verzwolg. ‘Vrienden.’

Francesca glimlachte naar hem, en plotseling zag hij een ondeugende twinkeling in haar ogen. Ze flirtte met hem. Robbies maag maakte een driedubbele koprol bij de gedachte. Misschien, heel misschien voelde ze hetzelfde als hij.

Ze zaten even zwijgend tegenover elkaar, maar het was geen ongemakkelijke stilte. Het was het gevoel dat een volslagen vreemde je beste vriend lijkt te zijn.

‘En, ga je me nog iets te drinken aanbieden?’ vroeg ze plotseling. ‘Of mag ik alleen toekijken hoe jij je glas leegdrinkt?’

‘Beter,’ lachte Robbie. ‘Als je je heel goed gedraagt, krijg je misschien zelfs een lunch van me.’

Ze keken elkaar aan en glimlachten, en op dat moment wist Robbie dat zij de band tussen hen ook voelde. Misschien zou ze er niets mee doen, behalve een lunch met hem delen, ze was tenslotte een getrouwde vrouw, maar hij wist dat hij het zich niet verbeeldde. Wat hij voelde was echt.

 

Francesca wilde niet verliefd worden op Robbie, maar ze vroeg zich af of ze een keus had. Het was hetzelfde gevoel dat ze had gehad op de dag dat ze hem ontmoette. Ze kon het noemen zoals ze wilde, maar de waarheid was dat ze geen genoeg van hem kon krijgen. Hoe gevaarlijk en ongeschikt hij ook was, haar hart maakte een sprongetje als ze hem zag. Terwijl Francesca naar Robbie keek, die van zijn biefstuk met patat at, besloot ze dat het meest aantrekkelijke aan hem was dat hij er absoluut geen idee van had hoe verschrikkelijk sexy hij was. In tegenstelling tot haar broer en alle andere pauwen die in Monaco rond paradeerden, in alle etalageruiten naar hun spiegelbeeld keken en niet anders verwachtten dan dat elke vrouw hun slipje bij hun voeten liet vallen, was Robbie zich blind, heerlijk, schokkend onbewust van zijn aantrekkelijkheid. Zelfs in zijn nieuwe kleding had hij er geen idee van hoe adembenemend hij was.

Hij was zo vrolijk en levendig dat de haartjes op haar armen rechtovereind gingen staan van opwinding. Elk gebaar, elk woord, elke beweging die hij maakte leek te zijn geladen met energie. Als hij praatte, praatte hij met hartstocht; zijn ogen vlamden en zijn gezicht lichtte op of verduisterde, hij fronste zijn voorhoofd of glimlachte breed, afhankelijk van het onderwerp. Ze zag hoe zijn ogen door het restaurant schoten en alles opnamen. Ze bedacht dat hij waarschijnlijk de intelligentste man was die ze ooit had ontmoet. Hij droeg zijn intelligentie in de lachrimpeltjes rond zijn ogen en in de glimlach die vaak rond zijn lippen speelde alsof hij een binnenpretje had. Hij zag eruit alsof hij iedereen altijd een stap voor was, alsof zijn hersenen al met de volgende zaak bezig waren.

Hij bezat niets van het geforceerd knappe uiterlijk van de mannen in haar omgeving, maar hij was veel aantrekkelijker. Hij was niet gebruind of geharst, er staken een paar verdwaalde haren boven de rand van zijn shirt uit, en zelfs in zijn mooie kleren had hij een soort ontspannen nonchalance om zich heen. Zijn krachtige dijbenen spanden onder zijn strakke jeans en trokken samen als hij bewoog. Toen hij zijn sweater over zijn hoofd trok, gooide hij hem in een gekreukte hoop op de stoel naast hem, in plaats van hem netjes op te vouwen, zoals Carlo of William zouden doen. Zijn mouwen waren opgerold, zijn shirt hing los boven zijn broek en elke keer dat hij zijn haar aanraakte, raakte het meer uit model. Hij was ontspannen, comfortabel in zijn eigen huid. Echt.

En, o god, hij was zo knap. Hij had donkerblond, enigszins golvend haar en grote, bijna katachtige lichtbruine ogen met pupillen die waren omringd door duidelijke zwarte cirkels, alsof iemand ze met een pen had getekend om de schoonheid van zijn ogen te benadrukken, en hij had wimpers die zo vol en onmogelijk lang waren dat het een gevecht voor hem moest zijn om onder het gewicht ervan te knipperen. Zijn jukbeenderen waren hoog en uitgesproken, zijn kaak was sterk en vierkant en zijn mooie arendsneus had een klein bobbeltje in het midden, het resultaat van een vechtpartij of een ongeluk waarover hij haar nog niets had verteld. Hij was lang, ongeveer I meter 90, en had brede schouders, maar zijn heupen waren smal en zijn benen lang. Hij was in een geweldige conditie. Francesca betwijfelde of Robbie het type man was dat naar de sportschool ging, maar hij zat zo vol energie dat hij elke calorie die hij at beslist verbrandde. Ze keek naar hem terwijl hij enthousiast smulde van zijn haasbiefstuk en de happen wegspoelde met grote slokken bier. Zodra hij zijn mond leeg had begon hij onmiddellijk te praten.

‘Dit is heerlijke biefstuk,’ zei hij enthousiast. ‘Ik weet dat Aberdeen Angus de beste schijnt te zijn, maar ik ben honderden keren in Aberdeen geweest en ik heb nog nooit zo’n lekkere biefstuk gegeten.’

Francesca was verrukt van zijn accent. Misschien omdat het haar deed denken aan Edinburgh, en aan haar moeder en haar eerste verliefdheden. De zachte Schotse zangerigheid overspoelde haar als een wiegeliedje en ze zou de rest van haar leven gelukkig naar hem kunnen luisteren. Het was de stem van haar jeugd. Het geluid van thuis.

Ze herinnerde zich de eerste keer dat ze hem had gezien. Hij had nonchalant tegen de bar van Hotel de Paris geleund en had er volkomen misplaatst uitgezien in de elegante bar, met zijn gescheurde spijkerbroek, gekreukte overhemd en versleten Converse All Stars. Ze had haar ogen niet van hem afkunnen houden terwijl ze op Angelica wachtte, met wie ze had afgesproken om een cocktail te drinken. Het bleek dat Angel, zoals Angel nu eenmaal was, hun afspraak was vergeten en niet kwam opdagen. Uiteindelijk vond Francesca dat helemaal niet erg. Angelica’s afwezigheid was die middag een enorme bonus.

Francesca kon haar ogen niet afhouden van de ruige vreemdeling bij de bar. Als ze naar hem keek, zag ze dat hij terugkeek, en dan bloosde ze en keek weer weg. Toen dat voor de twintigste keer of zo gebeurde, hief hij zijn glas op en glimlachte naar haar, een brutale, vriendelijke glimlach die absoluut niet huichelachtig of versierderig was.

Uiteindelijk slenterde hij naar haar toe en vroeg of hij haar gezelschap mocht houden. ‘Sorry, ik klink als een echte eikel,’ zei hij meteen daarna, wat heel typerend voor hem was. ‘Ik beloof je dat ik niet probeer je te versieren, maar je ziet er heel vriendelijk uit en verder is iedereen hier zo…’

Hij liet zijn blik over de elegante, goedgeklede gasten glijden die rustig met elkaar praatten en trok een gezicht. ‘Tja, eerlijk gezegd zien ze eruit alsof ze bij een begrafenis zijn.’

Francesca giechelde onwillekeurig en was onmiddellijk ingepalmd door zijn brede glimlach en Schotse accent.

‘Ik ben geen krankzinnige bijlmoordenaar of zo,’ ging hij verder. ‘Ik ben gewoon een beetje vriendloos en ik zou iemand kunnen gebruiken om een tijdje mee te kletsen.’

‘Goed,’ zei Francesca. ‘Dan ben ik je nieuwe beste vriendinnetje. Mijn zusje heeft me laten zitten, dus het lijkt erop dat we in hetzelfde schuitje zitten. Je klinkt niet alsof je uit deze omgeving komt. Laat me raden… Edinburgh?’

Robbie knikte. ‘Bingo.’

‘Daar kom ik ook vandaan,’ zei Francesca enthousiast. ‘Ik ben er geboren en heb er gewoond tot ik veertien was. Is dat geen toeval?’

‘Of all the gin joints in all the towns in all the world…’ grinnikte Robbie.

‘She walks into mine,’ maakte Francesca de zin lachend af.

‘Goed,’ zei hij toen hij op een stoel naast haar was gaan zitten. ‘Als we willen dat deze nieuwe vriendschap van ons werkt, moet ik vanaf het begin eerlijk tegen je zijn. Vrienden moeten altijd eerlijk tegen elkaar zijn, vind je niet? Geen leugens.’

Francesca knikte geboeid.

‘Ik weet wie je bent,’ ging hij luchtig verder. ‘Jij bent Francesca LaFata. En voordat je denkt dat ik een krankzinnige stalker ben, kan ik je geruststellen. Het komt gewoon doordat ik uit Edinburgh kom. Ik weet dus wie je vader is, wat betekent dat ik ook weet wie jij bent.’

‘O,’ zei Francesca, verward door zijn doortastendheid. ‘Juist.’

Misschien had ze op dat moment achterdochtiger moeten zijn. Misschien hadden er alarmbellen moeten klinken. Frankie was echter te veel onder de indruk geweest. Dertig seconden nadat ze hem had ontmoet, had de knappe vreemdeling in Hotel de Paris haar hart gestolen.

‘Robbie McLean,’ zei hij terwijl hij haar een hand gaf die zo stevig was dat het pijn deed.

Ze keek onmiddellijk naar zijn ringvinger, was opgelucht dat ze geen ring zag en voelde daarna schuldig aan haar eigen vinger. Een paar drankjes later raapte ze al haar moed bij elkaar en vroeg of hij getrouwd was. ‘En, wacht er een vrouw op je in Edinburgh?’ vroeg ze, vrijpostig door de cocktails.

Robbies gezicht betrok en hij fronste zijn voorhoofd alsof hij wanhopig de juiste woorden probeerde te vinden. ‘Eh, nee, mijn vrouw is… Tja, hoe moet ik het zeggen?’

Francesca probeerde te bedenken wat hij bedoelde. Het was duidelijk dat ze een blootliggende zenuw had geraakt, dat er iets mis was, en ze trok onmiddellijk een overhaaste conclusie. ‘O mijn god,’ stamelde ze. ‘Ze is toch niet do-’

‘Jezus, nee!’ Robbie gooide zijn hoofd achterover en lachte. ‘Ze is niet dood. Ze is mijn éx-vrouw, dat is alles. Ze heeft me gedumpt. Ze is er vandoor gegaan met haar baas. Als ik eerlijk ben is het nogal een gevoelig onderwerp…’

Francesca voelde een enorme opluchting en daarna voelde ze zich verschrikkelijk schuldig omdat ze zulke ongepaste gevoelens had voor een volslagen vreemde terwijl ze nog steeds heel erg getrouwd was. De drankjes vloeiden de hele middag en het gesprek verliep steeds gemakkelijker. De middag ging over in de avond en ze namen elkaar in vertrouwen over hun mislukte huwelijken, hun verloren hoop en hun fragiele dromen. Ze raakten elkaars handen aan terwijl ze opgewonden gebaarden, en toen de avond in de nacht was overgegaan, eindigden ze voetjevrijend onder de tafel als ondeugende tieners tijdens een zondagse lunch met hun ouders.

‘Fran… mag ik je Fran noemen? Francesca is te moeilijk na negen biertjes.’

Ze knikte, hoewel niemand haar ooit Fran had genoemd.

‘Ik wilde dat ik morgen niet naar huis hoefde,’ flapte Robbie eruit, waarna hij bloosde en om zichzelf moest lachen.

‘Ik wil ook dat je morgen niet naar huis hoeft,’ zei ze tegen hem, zonder zich ook maar een beetje verlegen te voelen. ‘Kun je nog een paar dagen blijven? Het bevalt me prima om je als vriend te hebben.’

‘Ik ben bang van niet. Ik moet een deadline halen. Ais ik mijn baas morgenochtend mijn verhaal niet geef, vilt hij me levend…’ Hij stopte plotseling, zijn mond bleef openhangen en hij kreeg een uitdrukking van puur afgrijzen op zijn gezicht. ‘Heb ik dat hardop gezegd?’ vroeg hij in een poging er een grapje van te maken.

Het was echter te laat geweest. Francesca’s hart sloeg met een klap dicht. Deze man, deze knappe vreemdeling die zo anders leek te zijn, was gewoon een rondsnuffelende journalist.

‘O. Mijn. God. Je bent verdomme een journalist!’ siste ze. ‘Jezus, nee! Je hebt me gewoon gebruikt, nietwaar? Je hebt me drankjes gevoerd om informatie uit me los te krijgen. Terwijl je daarstraks zei dat vrienden eerlijk tegen elkaar moeten zijn! Gemene, achterbakse, ordinaire roddeljournalist…’

Ze wist op dat moment dat ze weg moest lopen. Haar vader had haar verboden om met journalisten te praten. Ooit. Onder geen enkele omstandigheid. Voor zover het Fatty betrof, waren journalisten het laagste van het laagste. Erger dan advocaten, makelaars en zelfs belastingambtenaren. En nu bleek dat hij gelijk had. Deze man, die smeerlap met zijn fluwelen tong, zijn warrige haar en zijn sprankelende ogen had haar diepste geheimen aan haar ontfutseld. Ze had hem dingen verteld die ze nauwelijks aan zichzelf toegaf. Ze had hem verdomme haar visitekaartje gegeven! Met haar privénummer! Wat een idioot was ze. Nu zouden haar meest intieme gedachten met grote koppen in het een of andere roddelblad verschijnen. Francesca had zich nog nooit zo bedrogen gevoeld. Ze had de neiging om haar drankje in zijn gezicht te gooien, maar op de een of andere manier wist ze zich te beheersen. In plaats daarvan draaide ze zich om en stormde Hotel de Paris uit.

Hij riep haar na dat hij niets zou gebruiken van wat ze had gezegd, dat hij met haar had gepraat omdat hij haar mocht, dat hun ontmoeting niets met zijn werk te maken had. ‘Het is gewoon toeval, Fran,’ riep hij. ‘Of all the gin joints in all the towns, weet je nog…?’

Ze bleef rennen tot ze zijn stem niet meer hoorde. Ze geloofde geen woord meer van wat hij zei. En vanaf dat moment probeerde ze hem te vergeten. Goed, hij had zijn woord gehouden. Hij had geen verhaal over haar geplaatst. Ze had het gecontroleerd. Ze had zijn naam de weken daarna bijna dagelijks gegoogeld. Niets. En zelfs toen ze er zeker van was dat hij haar geheimen niet zou publiceren, was ze zijn naam blijven googelen, gewoon om te zien waar hij zich mee bezighield en naar de korrelige pasfoto van hem op zijn krantenwebsite te staren. Hij was mooi en hij was een getalenteerde schrijver, maar hij was toch een journalist. En een leugenaar. Robbie McLean was gevaarlijk. Dus wat deed ze hier dan in vredesnaam? Waarom liet ze zich weer inpalmen door zijn charme?

‘Hoe gaat het tussen jou en William?’ vroeg Robbie enigszins aarzelend.

Francesca dacht even na voordat ze antwoord gaf. Kon ze hem vertrouwen? Ze was absoluut niet van plan hem iets over haar vader of over het bedrijf of over Angel te vertellen, maar over William? Verdiende hij haar loyaliteit nog? Ze herinnerde zich hoe koud hij vanochtend was geweest voordat hij naar Londen vertrok, dus antwoordde ze: ‘Tja, ik zou hier niet met jou zitten als het thuis goed ging, nietwaar?’

Robbie knikte. ‘Dat is alles wat ik wilde weten,’ zei hij.

Hij stond erop de rekening te betalen, wat Francesca opvallend vond. Omdat ze een LaFata was, was ze eraan gewend dat zij degene was die afrekende.

‘En nu, Fran?’ vroeg hij haar met een schittering in zijn ogen. ‘Ga je weer bij me wegrennen of heb ik het goedgemaakt?’

‘Laten we zeggen dat je terug bent op de shortlist voor de positie van mijn nieuwe vriend,’ zei ze plagerig. ‘Trouwens, ik wil nog niet naar huis. Zullen we een strandwandeling maken?’

‘Zolang je niet van plan bent misbruik van me te maken. Ik wil niet dat je me bespringt zodra we een eenzame baai vinden.’

‘Die gedachte is niet eens bij me opgekomen,’ loog Francesca met gespeelde verontwaardiging.

‘Echt niet?’ vroeg Robbie. ‘Wat jammer…’

De seksuele spanning tussen hen was zo tastbaar dat het Francesca verbaasde dat de andere gasten niet hadden geklaagd. Ze hadden begeriger naar elkaar gekeken dan naar de heerlijke gerechten die op hun borden lagen. Hemel, waar was ze mee bezig? Francesca gedroeg zich niet zo. Ze had zelfs nog nooit naar een andere man gekeken sinds ze William had ontmoet. En toch stond ze nu op het punt om… Om wat? Een verhouding te beginnen? De gedachte joeg haar angst aan en wond haar tegelijkertijd op.

‘Kom,’ zei ze. ‘Laten we hier weggaan.’

Ze staken de weg over en liepen energiek over de met palmen omzoomde boulevard, waarbij ze een vrouw van middelbare leeftijd inhaalden die twee belachelijk kleine honden uitliet.

‘Ik wil je hand vasthouden,’ zei Robbie.

Francesca schudde haar hoofd. ‘Te riskant,’ antwoordde ze. ‘Te veel ogen, maar ik weet een rustig plekje.’

Ze liepen naar het strand, trokken giechelend als kinderen hun schoenen uit en haastten zich door het zand naar de landtong. Francesca’s hart bonkte en haar maag draaide. Ze wist dat ze op het punt stond om iets te doen wat ze nog nooit eerder had gedaan, en ze wist niet of ze in staat was te stoppen, ook al zou ze dat willen.

‘Je zult moeten waden,’ zei ze tegen hem toen ze het eind van het strand hadden bereikt. ‘Net achter deze rotsen ligt een prachtige, kleine, rustige baai.’

‘Je hebt het dus toch op mijn lichaam voorzien,’ zei Robbie.

De zee was kalm; de golven kabbelden rond Francesca’s blote benen en er spatte water op Angelica’s jurk. Francesca keek achter zich en lachte naar Robbie, die met een vrolijke glimlach op zijn gezicht met zijn spijkerbroek opgerold tot zijn knieën door het water waadde met zijn nieuwe schoenen en de bos lelies die hij voor haar had gekocht in zijn handen. Af en toe gleed hij uit en zijn spijkerbroek werd steeds natter.

‘We zijn er bijna,’ zei ze, waarna ze de hoek omsloegen en er een perfect, leeg strand voor hen lag.

Op het moment dat ze de laatste paar meter naar het strand aflegden, kwam er een enorme golf vanuit het niets aanrollen die hen tot hun middel doornat maakte.

‘Het water is ijskoud!’ hijgde Robbie. ‘Waar kwam die vandaan?’

Francesca draaide zich om, zag Robbie met een doorweekte spijkerbroek staan en barstte in lachen uit. ‘Ja, voor jou is het niet erg,’ zei hij plagerig lachend. ‘Jij ziet er sexy en uitdagend uit nu je jurk zo aan je benen plakt, maar ik ben net een verzopen ka-’

Voordat hij zijn zin af kon maken, werden ze geraakt door een tweede, nog grotere golf. Deze keer vielen ze allebei en kregen ze mondenvol water binnen. Terwijl ze op adem probeerden te komen, bleek dat ze in een chaotische berg schoenen, bloemen, armen en benen op het natte zand waren neergesmeten.

Robbie gooide zijn schoenen en de verfomfaaide bos lelies op het droge zand en duwde zich op zijn gespierde armen omhoog, zodat hij boven Francesca hing. Zijn gezicht was maar een paar centimeter bij haar vandaan en ze voelde zijn warme ademhaling op haar gezicht. Hij staarde naar haar met een hartstochtelijk, wanhopig verlangen in zijn ogen, en Francesca voelde hoe haar lichaam naar hem hunkerde. Meteen daarna voelde ze zijn lippen op de hare; ze duwde haar natte lichaam tegen hem aan, sloeg haar armen rond zijn nek en haar benen rond zijn dijbenen. Elke zenuw in haar lichaam verlangde naar hem terwijl ze verdronk in zijn kracht en zijn geur en zijn verlangen.

‘Jezus, Fran. Je bent zo mooi. Veel te mooi,’ fluisterde hij ademloos in haar oor. ‘Je bent veel te goed voor mij.’

Hij kuste haar wangen en oogleden, haar hals en haar sleutelbeen. Francesca huiverde door de volmaakte perfectie van het gevoel. Hij knoopte langzaam en met licht trillende handen haar jurk open en terwijl haar huid en het kant van haar beha zichtbaar werden, keek hij onzeker naar haar, met ogen die vroegen of het goed was.

Ze knikte naar hem, hemel, ja, het was meer dan goed, ze had het gevoel alsof dit het eerste goede was dat ze in jaren meemaakte. Hij begroef zijn gezicht in haar decolleté en kuste haar zacht maar hartstochtelijk terwijl zijn handen haar lichaam verkenden. Hij knoopte haar jurk open tot haar buik, die rees en daalde door opwinding en ademloosheid, en daarna kietelden zijn lippen haar middel en liefkoosden haar buik terwijl hij steeds verder naar beneden gleed.

Francesca werd overweldigd door een golf van hartstocht die ze nog nooit had gevoeld. Ze wilde deze man. Ze had hem nodig. Ze hunkerde naar zijn handen op haar lichaam en zijn lippen op haar huid, en delen van haar lichaam die al jaren dood waren, ontwaakten en riepen erom door hem te worden aangeraakt.

‘Ik wil je, Robbie,’ fluisterde ze.

Hij trok haar natte jurk uit, maakte haar beha los en kreunde hardop toen hij haar borsten onthulde. Daarna kuste hij haar tepels, haar buik, haar… O god. Het was pure verrukking. Hij trok haar slipje naar beneden, waarna ze naakt en doorweekt op het zand lag terwijl de golven rond haar kabbelden. Robbie keek haar indringend aan en schudde zijn hoofd. ‘Mijn god, Fran,’ zei hij. ‘Je bent perfect. Absoluut perfect. Ik denk dat ik ben gestorven en naar de hemel ben gegaan.’

Hij worstelde zich uit zijn natte jeans, zijn T-shirt en zijn boxershort. Het gevoel van zijn naakte huid tegen de hare was fijner dan alles wat ze zich had kunnen voorstellen. Ze streelde zijn gladde rug en krachtige, ronde billen, trok hem tegen zich aan en voelde dat hij keihard was. Ze keek recht in zijn ogen, opende haar benen en snakte naar adem terwijl hij langzaam en voorzichtig bij haar naar binnen gleed.

‘Robbie,’ smeekte ze bijna. ‘Ik wil je.’

Hij duwde zijn lippen op de hare en drong diep in haar binnen. Hun lichamen versmolten met elkaar terwijl de golven om hen heen kabbelden en de zon op hen scheen. Francesca voelde de tranen over haar wangen rollen. Ze wist niet waarom ze huilde. Schuld? Ze wist dat ze dat gevoel later zou krijgen, maar op dit moment waren het tranen van vreugde. Het was zo heerlijk om te worden vastgehouden door een man zoals Robbie, die zo naar haar verlangde, dat ze ervan moest huilen. Het was een magisch moment. Francesca voelde zich als herboren.

 

De Italiaanse man keek vanaf het pad dat over de berg liep naar de geliefden op het privéstrand. Hij kon een glimlach niet onderdrukken. In zijn hart was hij een romanticus en hij herkende ware liefde als hij die zag. Hij voelde het als hij naar zijn vrouw keek, en hij had het in het restaurant gezien, toen het hem opviel dat de geliefden zoveel meer van elkaars gezelschap genoten dan van hun lunch. Maar Francesca LaFata was niet getrouwd met deze man en ze zou niet in zijn armen moeten liggen. Ze behoorde aan iemand anders toe. Helaas zou hun liefdesrelatie niet lang duren. Die was ten dode opgeschreven.

Triste, molto triste,’ zei hij tegen zichzelf terwijl hij zag hoe de geliefden elkaar in de golven omarmden, zich onbewust van het feit dat ze werden gadegeslagen.

Hij keek op zijn gouden horloge. Het was tijd om te gaan. Hij had gekregen waarvoor hij was gekomen en nu moest hij het slechte nieuws overbrengen. Zijn baas zou waarschijnlijk willen dat hij onmiddellijk een eind maakte aan het rendez-vous, maar dat kon hij niet. Ze mochten een tijdje genieten van de magie, met passie in hun lendenen en hoop in hun harten.

Hij sloeg zijn jasje over zijn schouder en slenterde naar zijn rode Ferrari terug. Terwijl hij over de bochtige weg naar Monaco terugreed, dacht hij na over de geliefden. Hij hoopte dat ze nu in elkaars armen op het strand lagen te praten over hun toekomst. Een toekomst die nooit zou komen. Hij hoopte dat ze gelukkig waren en van het moment genoten, omdat het voldoende moest zijn voor een heel leven. Mettertijd zou het niets meer dan een verbleekte herinnering zijn van hoe hun leven had kunnen zijn.

Op een bepaalde manier was zo’n korte liefdesrelatie perfect, magisch en intens mooi. Ze zou nooit haar glans verliezen door het echte leven. Zij hoefde zijn vieze sokken niet op te rapen. Hij hoefde niet naar haar gezeur te luisteren. Hij zou haar prachtige lichaam niet zien aftakelen en oud worden, of het moeten verdragen haar te zien sterven. Hij keek naar zijn glanzende gouden trouwring en dacht aan zijn mooie vrouw. Hij wilde dat ze tegen hem zeurde, hij wilde oud worden naast haar en hij wilde dat hij eerst stierf, zodat hij nooit zonder haar hoefde te leven.

Had deze man dezelfde gevoelens voor Francesca LaFata? Had zij dezelfde gevoelens voor hem? Het leven kon soms heel wreed zijn.