re
HOOFDSTUK VIJFENDERTIG
‘Je gaat lekker vanavond, Robbie!’ riep Dan van de andere kant van de roulettetafel.
‘Ik voel dat ik geluk heb!’ riep Robbie terug.
Het was inderdaad zijn geluksdag. Het telefoontje met Bernie was fantastisch geweest. Bernie, God zegene hem, had onderzoek in Edinburgh voor Robbie gedaan terwijl hij in Monaco was en had Enzo LaFata junior gevonden, Fatty’s aartsvijand en de neef die de familiepizzeria aan zijn neus voorbij had zien gaan toen zij n vader het restaurant aan Fatty had nagelaten. Bernie had hem bedelend en stinkend naar Special Brew in de straten van Glasgow gevonden, vlak bij het centraal station.
Het enige dat ervoor nodig was om hem te laten praten was een etentje in een visrestaurant, een sixpack Tennents-bier en de kosten voor een verblijf van een week in een daklozentehuis. Bernie had ermee ingestemd en daarna had Enzo hem het hele verhaal verteld; hij reageerde jarenlang opgebouwde woede af en vond het prachtig om zijn neef van zijn voetstuk te halen. Robbie voelde zich er rot over dat hij ooit had getwijfeld aan Bernies journalistieke talent. De man was een legende. Hij had Robbie de primeur van zijn leven gegeven. Robbie voelde zich uitgelaten. Hij stond op het toppunt van zijn carrière. Hij zou weggaan uit Edinburgh. Hij zou Heather tot het uiterste bevechten om zijn dochters, maar hij zou geen saai leven meer leiden. Hij had Francesca gevonden en hij ging er op de een of andere manier voor zorgen dat het werkte. Ze zou van William moeten scheiden na wat hij had gedaan. Het zou ingewikkeld zijn en het zou veel tijd kosten, misschien jaren, maar ze zouden aan hun gezamenlijke toekomst werken. Alles was mogelijk. Dromen konden wel degelijk werkelijkheid worden. Robbie zag het allemaal voor zich.
Robbie had het gevoel dat het casino van Monte Carlo een James Bondset was en dat hij Sean Connery was. Ze hadden voor vanavond een zwarte smoking gehuurd. Het was Dans idee geweest en Robbie had het op dat moment knettergek gevonden, maar nu hij was omringd door zoveel rijkdom en elegantie was hij blij dat hij de moeite had genomen. Hij was opgegroeid in een in verval geraakte wijk in West Lothian, maar hij had zijn spirituele thuis gevonden. Jezus, deze plek was ongelofelijk – het enorme koepelplafond, de prachtige schilderijen aan de muur, de glazen kroonluchters, de verzorgde mannen in kostuum, de oogverblindende vrouwen in cocktailjurken en juwelen – en Robbie wilde dat Francesca naast hem stond. Zijn eigen Bondmeisje. Dan was het helemaal perfect geweest. De volgende keer zou hij hier met Fran naartoe gaan.
‘Zestien!’ riep hij naar de croupier. ‘Rood.’
Zestien. Dat was Frans verjaardag.
‘Wow!’ Het publiek rond de tafel hield de adem in. ‘Zestien!’
Simon klapte opgewonden in zijn handen. ‘Hoeveel is dat, Robbie?’ vroeg hij met een beslagen bril. ‘Vijfduizend?’
‘Zesenhalf!’ riep Robbie opgetogen.
Hij kon niet geloven dat hij zoveel geluk had. Hij had het verhaal, hij had het meisje, en nu verdiende hij zijn onkosten ook nog terug. Een paar duizend meer en hij had Florences vliegtuigticket naar Perth, de huurauto en het hotel terugverdiend. Patterson zou van hem houden als hij terugkwam. Hij kon de salarisverhoging al bijna ruiken.
‘Eenentwintig,’ riep hij. ‘Zwart.’
De verjaardag van Grace. Robbie wist, zelfs voordat het roulettewiel begon te draaien, dat hij zou winnen. Het was gewoon zo’n dag waarop alles goed ging.
‘Ik geloof dit verdomme niet!’ schreeuwde Dan van de andere kant van de tafel toen het balletje op de rand van eenentwintig zwart stuiterde en daarna netjes op zijn plek rolde. ‘Je moet God vanavond aan je kant hebben!’
‘Halleluja! God zij geloofd!’ lachte Robbie.
‘Denk je niet dat je moet stoppen?’ vroeg Simon een beetje zenuwachtig.
‘Simon, je zei bij vijfhonderd euro tegen hem dat hij moest stoppen en nu heeft hij achtduizend euro,’ zei Dan spottend. ‘Nog eentje, Robbie. Nog een keer, dan heb je er tien. Tienduizend!’
‘Drie,’ riep Robbie. ‘Rood.’
Ruby’s verjaardag. Het kon niet misgaan.
Het balletje schoot zo snel door het wiel dat Robbie het nauwelijks kon zien; het begon te stuiteren toen het wiel langzamer ging draaien, viel in zeven zwart, sprong er weer uit, bleef op de rand van elf rood hangen, maar veranderde van mening en stuiterde nog een keer voordat het in drie rood bleef liggen. Net zoals Robbie had geweten.
‘Ongelofelijk!’ riep Dan zo hard dat de croupier grinnikte en het halve casino zich omdraaide om te kijken.
‘Oké, ik stop ermee,’ zei Robbie terwijl hij vrolijk in zijn handen wreef. ‘Tienduizend is voldoende.’
Hij pakte zijn fiches en grinnikte naar de anderen. ‘Ik trakteer, mannen,’ zei hij. ‘Champagne?’
‘Het zou onbeleefd zijn om te weigeren,’ lachte Dan.
‘Het is natuurlijk wel zo dat wat ik net heb gewonnen zakgeld is,’ zei Robbie even later bij de bar terwijl hij Dan en Simon een glas overhandigde. ‘Het is heel ongepast dat we zo opgewonden zijn over tienduizend euro, dat weet je toch?’
‘Ik weet het, maar tienduizend euro is veel geld,’ zei Simon verstandig. ‘Voor de meeste mensen.’
‘Dit zijn de meeste mensen echter niet,’ bracht Dan in zijn herinnering. ‘De mensen hier dragen horloges die meer kosten.’
‘Daar hebt u gelijk in, sir,’ zei een lange Amerikaanse man in een wit smokingjasje en een rode vlinderdas, die naast hen aan de bar zat. ‘Is dit niet een geweldige plek? En over de bank laten springen gesproken… Zien jullie die man aan de andere kant van de bar? Hij heeft net elf miljoen euro gewonnen!’
Hij wees naar een blonde man van middelbare leeftijd die in elkaar gezakt op zijn barkruk zat.
‘Dat kan niet!’ riep Dan, die behoorlijk dronken was.
‘jawel,’ knikte de Amerikaan nadrukkelijk. ‘Hij heeft blijkbaar een slechte week achter de rug. Hij is zijn baan kwijt, heeft al zijn spaargeld opgenomen, heeft hier vanmiddag en vanavond gespeeld en nu is hij miljonair. Dromen worden werkelijkheid in Monaco. Proost!’ Hij hief zijn glas naar Robbie, Dan en Simon, ‘Hij lijkt er niet erg gelukkig mee,’ zei Simon terwijl hij naar de blonde miljonair staarde.
‘Hij is ladderzat,’ lachte de Amerikaan. ‘Hij kan nauwelijks praten. Maar ik neem aan dat als hij morgen wakker wordt en zich realiseert dat hij heel rijk is, het de scherpe randjes van zijn kater haalt.’
De champagne steeg naar Robbies hoofd. Hij dronk normaal gesproken bier, maar hij was de tel kwijtgeraakt van het aantal glazen bubbels dat hij vanavond had gedronken. Hij wilde Fran sms’en. Hij wilde haar alles over het geld vertellen en over de beslissing die hij voor zijn toekomst had genomen. Hij wilde haar vertellen dat hij ervoor zou zorgen dat ze een toekomst hadden. Plotseling wilde hij het meteen doen.
‘Sorry, jongens,’ zei hij terwijl hij van zijn kruk gleed. ‘Ik ben zo terug. De natuur roept…’ Hij liet Dan en Simon bij de Amerikaan achter, ging op zoek naar een rustig plekje om Fran te sms’en en kwam terecht op een terras dat op zee uitkeek.
HEB NET TIENDUIZEND GEWONNEN. MEENDE WAT IK EERDER ZEI. IK HOU VAN JE, FRAN. IK WEET DAT ONZE SITUATIE MOEILIJK IS, MAAR IK BEN VASTBESLOTEN HET TE LATEN WERKEN. HOOP DAT JIJ ER OOK ZO OVER DENKT. XXXXXXXXXXX
Hij drukte op versturen en was erg tevreden met zichzelf. Vanaf welk moment was het allemaal zo goed gegaan? Het terras eindigde bij een kaarsrechte afgrond, die in de zee onder hem uitkwam. Het was adembenemend.
‘Wat een prachtig uitzicht, no?’ vroeg een mannenstem achter hem.
Robbie draaide zich om en zag de uitstekend verzorgde man van het café en het restaurant. De man met het litteken.
‘O, hallo,’ zei Robbie, een beetje dronken en blij om een vertrouwd gezicht te zien. ‘We blijven elkaar tegenkomen.’
De Italiaan liep naar Robbie toe en ging naast hem staan. ‘Weet je hoe ze deze plek noemen?’ vroeg de Italiaan.
Robbie schudde zijn hoofd.
‘Het zelfmoordterras,’ antwoordde de Italiaan. Hij haalde een Cubaanse sigaar uit zijn zak en stak hem op met een gouden aansteker. ‘Veel mannen zijn hier naar beneden gesprongen nadat ze het familiefortuin aan de roulettetafels hadden verloren.’
‘Echt?’ vroeg Robbie terwijl hij over het balkon naar de rotsen onder hem staarde. ‘Dat is een beetje extreem. Het is maar geld.’
‘Maar geld?’ De Italiaan trok een perfect geëpileerde wenkbrauw vragend op en zoog aan zijn sigaar. ‘Heb je geen respect voor geld, Robbie McLean?’
‘Tja, dat is het niet, het is gewoon…’ Robbie stopte. Hij was vergeten wat hij wilde zeggen. ‘Hoe weet je hoe ik heet?’
‘Het is mijn werk om de naam van de man te weten die in mijn zaken rondsnuffelt,’ antwoordde de man. Hij glimlachte naar Robbie, maar zijn ogen waren koud. Hij blies sigarenrook in Robbies gezicht en grinnikte. ‘Ik maak je in de war, Robbie McLean. Ben je niet zo slim als ik dacht? Misschien ken je het hele verhaal nog niet?’
Robbie wilde dat hij de champagneroes die zijn hersenen vertroebelde kon kwijtraken. Hij probeerde te denken, maar zijn hersenen reageerden te langzaam. Wat was hier in vredesnaam aan de hand? ‘Luister, vriend,’ zei hij terwijl hij de angst uit zijn stem probeerde te houden. ‘Ik weet niet wie je bent of wat je probleem is, maar…’
De Italiaan gooide zijn sigaar over het terras en pakte de revers van Robbies smokingjasje beet. ‘Ik ben niet degene met het probleem, meneer McLean,’ zei hij dreigend, zijn gezicht op maar een paar centimeter afstand van Robbie. ‘Jij daarentegen wel.’
Hij greep Robbies nek en smeet hem op het terras. ‘Je hebt jezelf hier bijzonder impopulair gemaakt. Je stelt te veel vragen. Je praat met de verkeerde mensen,’ gooide hij eruit.
De Italiaan was ongeveer even lang als Robbie en hoewel hij slank was, was hij ongelofelijk sterk. Robbie voelde de spieren van de man onder zijn kostuum bewegen. Jezus, hij leek wel van staal. Hij draaide net zo lang aan Robbies kraag en stropdas tot hij geen lucht meer kreeg. Hij voelde de vuist van de Italiaan steeds harder in zijn adamsappel duwen. Robbie snakte naar adem. Hij had het gevoel dat zijn ogen uit zijn oogkassen puilden en zijn hoofd leek zo licht door het zuurstofgebrek dat het van zijn schouders zou’, kunnen zweven.
‘je gaat terug naar Schotland,’ zei de Italiaan waarschuwend terwijl hij Robbie aan zijn nek optilde en zijn rug tegen de balustrade duwde. ‘En je schrijft geen woord over Giancarlo LaFata.’
Natuurlijk, het ging om Fatty. Wat anders? Robbie herinnerde zich plotseling hoe vreemd het was geweest dat Jade na Giancarlo’s verdwijning zelfmoord had gepleegd. Hij had vermoed dat Fatty’s invloed tot voorbij zijn waterrijke graf reikte, en nu wist hij het zeker. De Italiaan tilde Robbie steeds hoger en gaf hem een duw, zodat hij ondersteboven tegen de balustrade hing met alleen lucht tussen hem en de rotsen onder hem. Zijn rug voelde alsof hij zou breken onder zijn gewicht en hij kon nauwelijks ademhalen, doordat zijn jasje zo strak rond zijn keel gedraaid zat. Hij probeerde iets te zeggen, maar er kwamen geen woorden uit zijn mond, alleen gorgelende, verstikte geluiden. Ik ga dood, dacht hij. Dit is de manier waarop ik doodga.
‘Je hebt twee heel mooie dochters, Robbie,’ zei de Italiaan. ‘Grace en Ruby. ‘Twee blonde, blauwogige schoonheden. Ik heb ze naar school zien gaan. Ik heb naar ze gekeken, je ex-vrouw is altijd op tijd, maar jij bent altijd te laat om ze op te halen. Ze wachten elke dinsdag bij het hek op je, soms wel een halfuur. Helemaal alleen. Het zou zo jammer zijn als er iets met twee van die prachtige meisjes zou gebeuren, no?’
Robbie voelde ineens een golf adrenaline door zijn aderen stromen. Ze mochten met hem doen wat ze wilden, maar ze raakten zijn dochters niet aan. Niet één kostbare, blonde haar op hun hoofd! Hij verzamelde al zijn krachten en probeerde uit te halen naar de Italiaan. Hij probeerde hem te schoppen en tegen zijn armen te stompen, terwijl hij gorgelde en kokhalsde. Zijn hoofd bungelde onder zijn lichaam en zijn rug brak onder zijn gewicht. Hij wilde vechten, hij moest vechten, maar hij was net zo machteloos als een muis in de klauwen van een leeuw.
‘De liefde van een vader voor zijn kinderen is prachtig,’ lachte de Italiaan. ‘En je houdt ook van een vrouw, nietwaar, Robbie? Of ga je alleen voor de lol met Francesca LaFata naar bed?’
Robbie bleef vechten, maar het had geen nut. De Italiaan zweette niet eens. Zijn gezicht was net zo kalm en knap als altijd terwijl hij Robbie nog verder over het terras duwde. Hij liet zijn greep rond Robbies nek enigszins vieren, waardoor Robbie iets gemakkelijker adem kon halen, maar tegelijkertijd hing hij nog gevaarlijker en zwaarder boven de rotsen. Robbie voelde dat de stof van zijn kostuum onder zijn gewicht begon te scheuren. Het enige dat hem ervan redde dat hij op de rotsen te pletter zou slaan, waren de zomen van zijn jasje. Draad. Zijn leven hing aan een zijden draad. Zijn hart bonkte als een trommel in zijn borstkas. Het was het enige dat hij kon horen – het bonken van zijn hart en de golven die op de rotsen onder hem braken.
‘Ik maak een afspraak met je, Robbie McLean,’ zei de Italiaan. ‘Jij doet twee beloften en dan laat ik jou en je dochters met rust. Op dit moment in elk geval.’
Robbie knikte. Hij kon niet praten, maar hij zou overal mee instemmen als dat betekende dat Ruby en Grace veilig zouden zijn.
‘Numero uno: je schrijft geen woord over Giancarlo LaFata. Numero due: je neemt nooit meer contact op met Francesca LaFata, je spreekt niet meer met haar af en je praat niet meer met haar. Capito?’
Robbie knikte. Hij hoorde het misselijkmakende geluid van scheurende stof en voelde zijn gewicht tegen het kostuum drukken. De Italiaan grijnsde naar hem met zijn prachtige, witte, rechte tanden en liet hem nog even hangen. Al het bloed stroomde nu naar Robbies hoofd en hij had het gevoel dat hij flauw ging vallen.
‘Je stuurt Francesca een sms. Eén sms. Dat is alles. Je zegt tegen haar dat het voorbij is. Je gaat terug naar Schotland en dat is het einde van de relatie. Zeg tegen haar dat je niet van haar houdt. Capito?’
Robbie staarde naar de man. Hij had nog nooit zoveel haat gevoeld. Hij wilde zijn hart eruit rukken omdat hij dat ook met Robbie had gedaan. Wat voor soort keuze was dit? Het leven van zijn dochters of de liefde van Francesca? Hij had geen keus. Niemand kon wedijveren met Ruby en Grace, zelfs Fran niet.
Eindelijk knikte Robbie met op elkaar geklemde kaken.
‘Mooi,’ zei de Italiaan vrolijk. ‘We hebben een afspraak.’
Hij trok Robbie op het terras terug en gooide hem op de grond, waar hij naar adem snakkend bleef liggen.
‘Nog één ding,’ zei de Italiaan. ‘Geef me het geld dat je net hebt gewonnen.’
‘Wat?!’ Robbie wreef over zijn gekneusde nek en pijnlijke rug. ‘Nee!’
Zijn gelukkige dag was veranderd in de ergste dag van zijn hele leven. Hij was in de hel terechtgekomen.
‘Nee?’ De Italiaan lachte. ‘Maar het is toch alleen maar geld, Robbie McLean? Dat heb je tien minuten geleden tegen me gezegd. En wat is geld vergeleken bij, laten we zeggen, het leven van een kind?’
Robbie was verslagen. Hij had geen kracht meer om te vechten. Hij had geprobeerd met de grote jongens mee te doen en hij had verloren. Dit was een wereld die hij niet begreep. Het was een wereld waarvan hij niet had geweten dat die bestond en hij had zich in zulk diep water gewaagd dat hij sneller verdronk dan Fatty.
‘Neem het maar,’ zei hij terwijl hij handenvol fiches uit zijn zakken haalde en naar de Italiaan gooide. ‘Neem het allemaal maar. Als dit is wat geld met je doet, wil ik het niet eens hebben.’
De Italiaan pakte de fiches nonchalant op en stopte ze in de zak van zijn kostuum. Daarna stak hij zijn hand uit naar Robbie om hem overeind te helpen.
‘Rot op,’ snauwde Robbie terwijl hij probeerde zijn tranen te verbijten. ‘Ik hoop dat je samen met die klootzak van een Giancarlo LaFata wegrot in de hel.’
De Italiaan lachte alsof het een grap was met een clou die alleen hij begreep. ‘O, ik denk niet dat meneer LaFata in de hel is,’ zei hij. ‘Volgens mij is hij in de hemel. Tot ziens, meneer McLean, ik vertrouw erop dat we geen zaken meer met elkaar hoeven te doen.’
Robbie zag de glanzende zwartleren schoenen van de Italiaan uit het zicht verdwijnen. De schoenen die hij had bewonderd. De schoenen die over hem heen hadden gelopen en zijn dromen hadden verpletterd. Daarna begon hij te huilen. Hij rolde zich op tot een kleine bal op de koude stenen vloer en snikte om de dromen die hij had gehad en die hij nu weg moest gooien. Hij voelde ze in de warme Rivièrawind verdwijnen. Ze stortten over het terras naar beneden, buiten zijn bereik, en sloegen in duizend stukken te pletter op de rotsen onder hem.