Hullie en zullie
Ja! Gelukt! Mijn moeder zwicht. De koektrommel gaat open. Een geluksgevoel doorstroomt mijn kleine lijfje. Vijf jaar oud ben ik en een kei in het openlullen van drop potten en andere zoetwarenhouders.
Maar vlak voordat ik mijn handjes in de felbegeerde lekkernij kan steken, zegt mijn moeder: ‘Eerst aan de andere mensen uitdelen.’ Verbijsterd krijg ik de trommel in mijn handen geduwd. Zo dicht bij de koek en dan eerst de anderen moeten geven.
Een diepe irritatie fronst mijn voorhoofd. Ik volbreng mijn taak omdat ik anders naar mijn eigen speculaasjes kan fluiten.
Een tante bedankt mij te vriendelijk op een toon die ze ook voor haar te dikke kat gebruikt. ‘Nou, wat lief! Krijg ik ook een koekje van je?’ Ik ben misschien vijf maar niet achterlijk, donder op met je opvoeding. Het is dat mijn moeder zit te kijken, anders kreeg je een schop tegen je steunkousen. Woedend kijk ik naar haar op. Klik! zegt het fototoestel. Boos kind met koektrommel en lachende tante.
Zomaar een foto van een verjaardag. Maar mijn eerste bewuste confrontatie op de lange weg van aanpassen, vijlen en onderhandelen. Wíj is aangeleerd, ík is natuurlijk. Ik heb op school vaak en veel op de gang gestaan omdat het blijkbaar maar niet wilde vlotten met mijn wij-gedrag. Wíj zaten namelijk rechtop in de schoolbankjes. Maar ík zag een vlinder, riep meteen: ‘Juf, een vlinder!’ en hing hetzelfde moment op mijn kop op de stoel omdat vlinderkleuren andersom nog mooier waren. Dus stond ík twee minuten later op de gang en zaten wíj nog in de klas. Ik wilde helemaal niet op die gang. Ik wilde mezelf zijn én bij de groep horen. Er schijnt opeens een enorme behoefte te zijn aan een wij-gevoel. Ik lees in de Opzij van vorige maand: ‘We zijn de individualisering definitief voorbij, massaal op zoek naar verbondenheid en gemeenschapszin, maar dan wel in nieuwe verbanden en zonder de geur van spruitjes.’Wie zijn die mensen die nu opeens allemaal zo’n behoefte hebben aan verbondenheid? Verbondenheid met wie dan? Je eigen familie? Ga dan gewoon bij ze op bezoek. Wil je een multiculti medelander zijn? Zing dan het Wilhelmus in het Turks naast de Nederlandse vlag. Wil je als vrouw een zijn met alle andere vrouwen? Ik wens je sterkte. Maar maak van jouw behoefte aan gemeenschapszin niet weer een tijdschriften trend die we allemaal moeten volgen. Boven de aanprijzing voor gemeenschapszin in de Opzij staat een foto van een groep mensen in witte kleren boven opeen berg, het gezicht glimlachend naar de hemel gericht. Ja, laten we de spruitjesgeur vervangen door wierook, allemaal hetzelfde aantrekken en onze persoonlijkheid bij de deur inleveren, dan hebben we een fijne wíj. Ik voel meteen die speculaas-frons weer op mijn voorhoofd.
Ik heb helemaal geen trek meer in gemeenschapszin. Jaren heb ik op mijn knieën aan mijn persoonlijkheid geschrobd om maar bij elk groepje dat voorbijkwam te horen. Tot ik uiteindelijk begreep: de beste groep bestaat uit sterke individuen met een goed gevoel van eigenwaarde. Mensen die niet aan elkaar plakken omdat ze bang zijn alleen op pad te moeten.
‘Only a great soul can afford to be humble.’ Het is goed dat mijn moeder me geleerd heeft mijn speculaas te delen. Het is goed dat ik op de gang geleerd heb dat mijn vrijheid ophoudt waar die van anderen begint. Maar ik heb het jaren laten doorslaan naar de andere kant. Ik mocht pas gelukkig zijn als iedereen in de wereld speculaas had. Nu niet meer, nu durf ik af en toe te zeggen: ik heb een heel goede bui en die ga ik helemaal zelf opmaken.