Vakantie  

 

Ze zit rustig op het badlaken met haar beentjes gestrekt voor zich uit. Haar natte paardenstaart druppelt een donkere plek op haar kleurige badpak.

Ze kijkt in gedachten naar een groepje kinderen dat bij de rand van het meertje in het zand een waterbouwwerk graaft. Haar jongere broertje wordt het eerst aangekleed. De moeder wrijft zijn haar droog met een handdoek. Om niet om te vallen houdt de kleine jongen zich vast aan haar benen. Ze praat op zachte toon met hem. Ze trekt z’n zwembroekje uit, droogt z’n lijfje af en wijst naar de tas. Het ventje pakt z’n onderbroekje uit de tas. De moeder slaat het zand er even vanaf, bukt naar hem toe en houdt hem het broekje voor. Hij pakt nu haar schouders beet en beentje voor beentje stapt hij eerst in de onderbroek, dan in z’n korte broek. Het T-shirt heeft de afbeelding van een dinosaurus. Het jongetje steekt automatisch z’n beide armpjes in de lucht en in de mouwen. Nu is hij aangekleed en gaat op de handdoek zitten. De moeder zakt op haar hurken en droogt z’n voetjes. Als ie zijn slippertjes aanheeft is ie bij haar klaar. Hij krijgt een zoen op z’n wang en ze stuurt hem naar z’n vader. Z’n vader geeft hem een partje appel en kamt z’n haartjes.

Het meisje op het badlaken wordt geroepen. Ze kijkt op van de gravende kinderen en komt overeind. De moeder haalt het roze elastiekje uit de paardenstaart van haar dochter, maar verder kan het meisje zich zonder hulp afdrogen en aankleden. Af en toe geeft de moeder haar op dezelfde zachte toon als bij het jongetje een aanwijzing. Als ze haar roze jurkje aan heeft steekt het meisje haar voeten in haar sandalen en roept iets. De moeder bukt, geeft ook haar dochter een kus en sluit de gespen van de sandalen. Haar vader steekt een stukje appel naar het meisje uit. Ze pakt het aan, draait zich met haar rug naar hem toe en geeft hem het roze elastiekje. Na het borstelen blijft het lange natte haar los. Het roze elastiekje gaat ineen kleine toilettas. De kleintjes gaan naast elkaar op een boomstam zitten, eten hun appel en kijken nu samen naar het waterbouwwerk van de jongetjes. De vrouw vouwt de natte spullen op, slaat de badlakens uit en steekt alles in de grote badtas. De man verzamelt het opblaas dierenpark. Hij trekt de plug uit het plastic en langzaam blaast de krokodil zijn laatste adem uit. Ook de dolfijn wordt na een lange diepe zucht opgerold. De schep, hark zeef en emmer spoelt hij af in het meertje en doet dat in een kinderrugzak. Het jongetje moet de plastic tas met gevonden takjes en dennenappels dragen. Het meisje krijgt de kleine rugzak om haar schouders. De stoeltjes, parasol en koelbox gaan bij de man op de fiets, de vrouw tilt de kinderen in de fietsstoeltjes en hangt de badtas aan het stuur. Ze stappen op en samen fietsen ze weg.

Ik kijk ze na. Ik ken die mensen niet. En toch weet ik dat ze nu naar de camping fietsen. De kinderen gaan in de voortent spelen met de dennenappels. De moeder gaat koken. De vader hangt de natte spullen aan de lijn en ruimt de parasol op.

Of misschien kookt hij. Dat is dan het enige dat veranderd is. Ik had niet zo’n roze jurkje, mijn broer geen T-shirt meteen dinosaurus. Maar vijfenveertig jaar geleden had ik precies zulke vakanties.

En ik wist toen niet dat ik gelukkig was.