12
“Niets.” Ik schud moedeloos mijn hoofd. “De negende afwijzing is binnen.”
“Hoeveel brieven had je gestuurd?”
“Negen.”
“Oh.” Judy bijt op haar onderlip. “Dat is balen. Maar je kunt toch nog meer brieven sturen? Misschien moet je reageren op vacatures voor keukenhulp.”
“Dit waren de vacatures voor keukenhulp.”
“Klop aan bij restaurants!”
Soms vraag ik me af waar Judy met haar drieënzestig jaar toch al die energie vandaan haalt. Nu springt ze bijna overeind van enthousiasme. Zelf heb ik de hoop een beetje verloren. Niet alleen heb ik in drie weken tijd de negen afwijzingsbrieven gekregen, bovendien heb ik bij elk restaurant waar ik binnen ben gelopen te horen gekregen dat er genoeg gediplomeerd keukenpersoneel voorhanden is en dat ik te oud ben om als keukenhulp te werken. Ik denk dat ze met ‘te oud’ te duur bedoelen.
“Ik weet zeker dat je iets vindt,” zegt Judy. “Ik heb Daniël al gevraagd en hij zal voor je rondvragen als hij volgende week in Nederland is.”
Ik knik plichtmatig, maar verwacht daar nog minder van dan van mijn sollicitaties. Hoe kan iemand die al een hele tijd in Amerika woont nou precies de contacten in Amsterdam hebben die nodig zijn om mij aan een baan te helpen?
“Iets anders.” Judy is weer gaan zitten en trommelt met haar vingers op tafel. “Ik krijg morgen twee vriendinnen te eten en na jouw succesrecept van de vorige keer hoopte ik dat je tijd hebt om me te helpen met koken.”
“Natuurlijk.” Ik ben blij dat Judy me om een gunst vraagt, zodat ik iets terug kan doen voor haar enorme gastvrijheid. “Zeg maar wat je wilt maken.”
Judy werpt een peinzende blik op de rij kookboeken op de plank boven het aanrecht. “Dat weet ik eigenlijk nog niet. Een van de twee is vegetariër. Ik vind het altijd lastig om iets leuks met groenten te maken.”
“Eet ze wel vis?”
“Lust ze niet. Ze eet wel eieren, maar daar kun je ook niet echt iets mee.”
“Natuurlijk wel. Een salade met kwartelei, bijvoorbeeld. Het is alleen niet echt de tijd van het jaar voor kwarteleieren, maar een gewoon kippenei kan ook lekker zijn. De truc is om het niet te hard te koken, wat veel mensen wel doen als het voor in de salade is. Je kunt trouwens best veel met groenten. Ik heb ooit een kookboek voor vegetariërs gekocht, omdat een vriendin van mij in die tijd geen vlees at. Later wel weer, maar ik heb het kookboek nog vaak gebruikt. Het staat in mijn boekenkast.”
Judy kijkt verrukt. “Wil jij dan een lekker vegetarisch recept uitzoeken?”
“Zal ik anders het hele menu regelen?” bied ik enthousiast aan. “Dan zorg ik dat het vegetarische menu en de rest op elkaar aangepast zijn. Ik heb een heel lekker idee in mijn hoofd voor een groentetaartje, dat het ook goed doet bij een braadstuk.” Het water loopt me al in de mond bij het idee, maar dan realiseer ik me ineens dat het wel Judy’s etentje is. “Sorry, ik neem je hele etentje over. Je vindt het natuurlijk veel leuker om zelf het menu te kiezen. Ik beperk me wel tot het vegetarische gedeelte.”
“Ben je gek! Ik vind het juist ideaal als jij alles voor je rekening neemt. Als ik één ding heb gemerkt is het dat jouw kookkunst een regelrecht succes is. Anneke is still full of it.”
Ik glimlach. Judy kan behoorlijk overdrijven, maar ik geloof wel dat ze het deze keer meent. Het was ook wel erg lekker, moet ik zelf toegeven.
“Oké, ik ga voor je aan de slag.”
“Bewaar de bonnetjes,” zegt Judy op een eisende toon. “Ik wil niet hebben dat je alles betaalt, net als de vorige keer.”
Ik weet dat ik haar beledig als ik nu nee zeg, en eigenlijk voel ik er zelf ook niet zo veel voor om weer het hele menu voor mijn rekening te nemen. Nu ik geen inkomen meer heb, gaat het geld dat ik van de verzekering heb gekregen er rapper doorheen dan goed voor me is. Ik kan een WW-uitkering krijgen, maar met mijn diensttijd is die uitkering maar heel kort. Ik moet echt weer werk zien te vinden, maar wie neemt er een zwangere kok of serveerster aan?
Boven zet ik dit soort gedachtes resoluut van me af. Als het echt niet meer gaat, kan ik altijd op mijn ouders terugvallen, al is dat het laatste wat ik wil en zal ik me dan waarschijnlijk verplicht voelen om zo’n beetje naast ze te gaan wonen. Maar goed, het is een plan B en dat geeft me een heel klein beetje rust.
Ik haal het vegetarische kookboek uit de kast en vind het recept voor het groentetaartje dat ik zocht. Ik trek een schrijfblok naar me toe en begin een boodschappenlijstje te maken. Het is bijna vier uur en ik dub of ik vandaag alles in huis zal halen of morgen. Ik heb zin om naar de verschillende winkels in de buurt te gaan en de lekkerste ingrediënten uit te zoeken, maar toch bewaar ik dit klusje liever tot morgen. Dan heb ik meer tijd en het geeft me een reden om ‘s ochtends uit bed te komen.
Terwijl ik dat denk, roep ik mezelf tot de orde. Niet zo dramatisch doen. Het kost me inderdaad vaak moeite om op te staan en de dagen dat ik er tegenwoordig voor tienen uit ben, zijn op de vingers van één hand te tellen. Maar dat wijt ik aan de zwangerschap. Ik heb op internet gelezen dat het veel zwangere vrouwen moeite kost om ‘s ochtends op te staan. Die zijn dan wel bijna negen maanden zwanger, maar toch. Het gevoel is anders. Eerst kwam ik niet uit bed omdat ik simpelweg niet wist wat het nut was van weer een nieuwe dag. Daarna moest ik wel opstaan omdat ik moest werken. En nu merk ik dat ik wel wil opstaan, maar dat mijn lichaam het gewoon veel lekkerder vindt om nog even te blijven liggen. Ik denk dat dat een vooruitgang is ten opzichte van hoe het eerst ging. Liz riep van de week dat het een goed idee is om nu veel te slapen, aangezien er straks – als de baby er is – nog genoeg gebroken nachten komen. Geen idee of je wel vooruit kunt slapen, maar ik vind het een plausibel excuus om net even wat langer te blijven liggen.
Ik schuif de boodschappenlijst aan de kant en pak een ander kookboek. Ik heb Judy een braadstuk beloofd. Misschien kan ik bij de slager een mooi stuk rib-eye krijgen voor een enigszins redelijke prijs. Als ik dat combineer met sjalotten-port-saus en roseval, heb ik een heel behoorlijke maaltijd die past bij de tijd van het jaar. Of in elk geval bij het weer. Het mag dan wel begin maart zijn, van enige temperatuurverhoging is nauwelijks sprake. Ook vandaag is het weer net boven het vriespunt. Ik ben de winter ontzettend zat aan het worden. Ik verlang naar tuinstoelen om uren op te zitten, de zon die me verwarmt en de kou verdrijft die ik al maanden lijk te voelen. Ik wil bruin worden en barbecuen in de tuin.
Met een schok besef ik dat ik, tegen de tijd dat de terrassen propvol zitten en Nederland massaal de kooltjes van de barbecue opstookt, moeder zal zijn. Het blijft een bizarre gedachte. Ik raak langzamerhand gewend aan mijn groeiende buik, accepteer dat ik geen normale kleren meer aankan en heb Liz’ aanbod om dit weekend samen te gaan shoppen met beide handen aangegrepen. Maar het idee dat deze hele operatie uiteindelijk zal resulteren in een klein, roze wurmpje dat volledig van mij afhankelijk zal zijn, is echt nog een stap te ver. Ik kan het me simpelweg niet voorstellen. Stiekem ben ik ervan overtuigd dat ik de eerste vrouw ben die negen maanden lang schijnzwanger is. Ik zet zelfs in op een schijnbevalling, die de artsen versteld doet staan.
Ik sta op en loop naar de slaapkamer. Daar sta ik voor de spiegel, zoals ik tegenwoordig wel vaker doe, alsof ik mezelf op die manier ervan kan overtuigen dat ik echt een zwangere buik heb. Ik schuif mijn blouse een klein stukje omhoog en kijk naar de bovenste knopen van mijn spijkerbroek die niet dicht zitten.
Ik leg mijn hand op mijn bollende buik. In een zwangerschapsboek dat ik van Tilly heb gekregen stond een stukje over striae, striemen in je huid die ontstaan doordat je buik ineens heel hard groeit. Ik heb op internet gezocht en er blijken allerlei, nogal dure, middelen te bestaan die je beloven deze striemen te verjagen. Geen van die middelen gebruik ik en mijn huid ziet er nog prima uit. Het enige wat me opvalt zijn de duidelijk zichtbare aders die er doorheen lopen. Het zal wel zo horen, iets met de doorbloeding ofzo. En mijn navel, die altijd naar binnen gekeerd was, is ineens een knobbel, maar ook dat schijnt normaal te zijn. Over een week moet ik naar Ellen, ik ben benieuwd of ze vindt dat de baby goed groeit.
Ik voel een kriebeltje aan de binnenkant van mijn buik en glimlach onwillekeurig. Het is alsof het mensje in mijn buik me wil vertellen dat het goed met haar gaat. Ondanks alles.
§
“Zijn dit de enige sjalotten die je hebt?” vraag ik geërgerd. “Kijk eens hoe klein ze zijn.”
“Ze zijn prima.” De gezette vrouw die achter de toonbank vandaan is gekomen om te kijken waar ik me nou zo druk om maak, klinkt al net zo geïrriteerd. “In deze tijd van het jaar hebben de sjalotten nou eenmaal dit formaat. Dat heet seizoenen.”
Ze spreekt dat laatste uit alsof ik gek ben, maar ik laat me er niet door van de wijs brengen. Ik heb op een paar minuten fietsen een groenteboer gevonden die een stuk goedkoper is dan de groentejuwelier in de Cornelis Schuytstraat, maar hoewel de vorige keer de kwaliteit prima was, is die deze keer om te huilen. Ik heb broccoli nodig, maar de roosjes vertonen gele plekken en de paar tuinbonen die ze nog hebben, zijn slap en droog. Ik zoek artisjokken, die helemaal niet verkrijgbaar blijken, volgens de vrouw van de winkel ook vanwege ‘het seizoen’, waarbij ze me weer aankijkt alsof ik achterlijk ben.
Zonder gedag te zeggen loop ik de winkel uit.
Ik merk dat ik me erop verheug naar de andere groentewinkel te gaan. Duurder, maar al die mooie producten en de mogelijkheden die die bieden geven me energie en zin om te koken. Als ik binnenkom, begroet de eigenaar me vriendelijk en vraagt wat hij voor me kan doen. Ik glimlach.
Een kwartier later sta ik buiten met een tas vol groenten en een hoofd vol ideeën voor vegetarische gerechten die ik in de toekomst kan maken. Er blijkt zo veel mogelijk met groenten – rauw, blancheren, koken, roerhakken, pureren, grillen, gratineren – en elke bereidingswijze geeft een bepaalde groente weer een heel andere smaak. Simon, zoals de eigenaar blijkt te heten, kan er uren over vertellen. Ik heb hem moeten beloven snel terug te komen om hem te laten weten hoe de groentetaartjes, waarvoor hij me een ander, volgens hem lekkerder recept heeft gegeven, gelukt zijn.
Ik leg de groenten in het krat dat ik onder de snelbinders van mijn fiets heb geklemd en ga op weg naar de slager. Ondanks de frisse wind vind ik het lekker om te fietsen. Eerst deed ik lopend de boodschappen of – als het veel was – met de auto. Maar Amsterdam is de fietsstad bij uitstek en dus heb ik mijn vader laatst gevraagd mijn fiets mee te nemen toen hij en mama langskwamen. Sindsdien heb ik mijn auto niet meer gebruikt.
Anderhalf uur later heb ik alle ingrediënten ingeslagen. Ik leg als laatste een tas van Albert Heijn boven op mijn krat, met wat room, boter en bloem. Vroeger kocht ik bijna alles bij de supermarkt, alleen voor vlees ging ik naar de slager. Maar dat had er vooral mee te maken dat in het dorp slechts een heel klein groentewinkeltje zat, waar mensen alleen kwamen uit sympathie voor de eigenaresse. Ik weet dat mijn moeder in elk geval één keer bij thuiskomst de complete tas met groeten en fruit in de container heeft gegooid om vervolgens naar de supermarkt te gaan.
Maar hier in Amsterdam is voor alles wel een speciaalzaak en de kwaliteit is er zo goed dat het zonde is om vlees, kaas of zelfs eieren bij de supermarkt te kopen. Judy zou me voor gek verklaren als ik het deed.
Thuis zet ik mijn fiets met twee sloten vast en sjor het krat onder de snelbinders vandaan. Judy heeft me zien aankomen en doet snel de voordeur open.
“Zo, lekker ingeslagen.”
Terwijl ik naar de keuken loop, pakt zij al de tas van de slager uit het krat. Nieuwsgierig kijkt ze erin. “Jemig, het water loopt me nu al in de mond,” zegt ze verlekkerd bij de aanblik van de negen centimeter rib-eye, die ik op advies van de slager heb gekocht. Drie centimeter per persoon. Mijn stuk zal ik jammer genoeg goed moeten doorbakken.
“Afblijven,” zeg ik streng als ze ook de tas van de groenteboer wil pakken. “Je ziet vanzelf wat het wordt. Ik wil dat je je laat verrassen.”
Ik jaag Judy haar eigen keuken uit met de mededeling dat ze wijn moet uitzoeken die past bij rood gebakken vlees en stevige groenten en braaf vertrekt ze naar de kelder, waar haar aanzienlijke wijnvoorraad zich bevindt.
Ik schuif de suitedeuren dicht en begin met het uitpakken van de tasjes.
Twee uur later kijk ik verschrikt op de klok. Het is bijna kwart over vijf, het bezoek kan hier elk moment zijn en ik moet de taartjes nog maken. Het kruimeldeeg, dat ik heb gemaakt van boter en bloem, kostte meer tijd dan ik had verwacht en ik moest alle groenten nog blancheren. Dat betekent dat ik nog geen tijd heb gehad om de rib-eye te kruiden, terwijl die de oven in moet en ik moet hem voor die tijd nog licht aanbakken. Judy heeft een paar keer haar hoofd om de hoek van de deur gestoken om te vragen of ik hulp nodig had, maar ik heb haar weggewuifd. Ik wil dit zelf doen, ik heb bijna het gevoel dat ik mezelf hiermee kan bewijzen, hoewel het niet meer is dan een etentje voor wat vrienden van Judy die ik niet eens ken.
Een kwartiertje later hoor ik de bel gaan. Ik heb net de rib-eye op de grillplaat gelegd om aan beide kanten dicht te schroeien. De oven is aan het voorverwarmen.
Judy trekt de suitedeuren open. “Dames, ik wil jullie voorstellen aan Daphne, ons kookwonder van vanavond.”
Ik grinnik en bloos een beetje. Daarna veeg ik mijn handen af aan een keukendoek en schud Judy’s vriendinnen de hand, een vrouw van Judy’s leeftijd die Trees heet en die haar dochter Tessa mee heeft genomen. Eigenlijk zou ze samen met haar zus komen, maar die was ziek en Tessa kent Judy ook al jaren.
“Tessa heeft bij Daniël in de klas gezeten,” vertelt Judy als ze het tweetal aan mij heeft voorgesteld. “Ze hebben zelfs nog even verkering gehad.”
Tessa, die zo’n beetje halverwege de dertig moet zijn, grinnikt. “Maar dat is wel lang geleden. Het was in de vijfde klas van het vwo, en toch raakt Judy er nooit over uitgepraat.”
“Jullie pasten zo leuk bij elkaar,” zegt Judy een beetje melancholisch. “Het was echt jammer dat het uit ging.”
“Leuk je te ontmoeten, Daphne,” zegt Tessa warm tegen mij. “Ik ben heel benieuwd naar wat je hebt gemaakt. Het ruikt in elk geval goddelijk.”
Net voor zij, Trees en Judy weer naar de kamer gaan, trek ik Judy aan haar arm. “Trees is toch wel degene die geen vlees eet?”
Ze knikt. Ik haal opgelucht adem.
Het belletje van de oven geeft aan dat die op temperatuur is en ik leg de rib-eye in een ovenschaal. Dan knip ik wat verse kruiden die ik over het vlees strooi en vervolgens gaat alles in de oven.
Judy komt de keuken binnen om drankjes te pakken voor haar gasten. “Jij pakt toch zelf wel iets te drinken?” vraagt ze ineens bezorgd. “Ik heb je de hele middag niets aangeboden, bedenk ik ineens. Ik ben alleen maar bezig geweest in de wijnkelder. Ik kwam flessen tegen waarvan ik was vergeten dat ik ze had.”
Ik wijs naar mijn glas cola light op het aanrecht. “Maak je geen zorgen.”
“Mooi.” Ze trekt de koelkast open en haalt er een fles witte wijn uit. Daarna pakt ze drie glazen en verdwijnt weer naar de woonkamer. Met haar voet schuift ze de deur dicht.
Ik haal de boerenbrie uit de koelkast. Ik heb hem bij de kaasboer gekocht en kijk er verlangend naar. Meestal is brie is geen probleem, zei de verloskundige. Maar deze brie komt zo’n beetje net uit de koe, onder op de verpakking vind ik de aanduiding ‘au lait cru’, dus ik zal nog een paar maanden moeten wachten voor ik dit weer mag eten. Jammer, want de kaas ruikt heerlijk.
Ik snijd er plakken van die ik in twee van de acht groentetaartjes verwerk. Tevreden stel ik vast dat die taartjes ineens een stuk groter zijn dan de andere zes, waardoor ze voor een volledige maaltijd kunnen doorgaan.
Ik schuif de groentetaartjes boven de rib-eye in de oven en ga aan de slag met het nagerecht. Ik haal de wikkel van twee grote chocoladerepen en breek de repen in stukken. Op het fornuis staat een pan warm water, waar ik een kommetje met de chocoladestukken in zet. Die beginnen heel langzaam te smelten. Pure chocolade, de puurste die ik in de bonbonnerie kon vinden.
Maarten was er dol op. We maakten er altijd zogenaamd ruzie om, omdat ik van mening was dat melkchocolade de hemel op aarde was en hij dat juist helemaal niets vond. Terwijl ik nooit kon wennen aan de bittere smaak van puur. Maar allebei waren we ervan overtuigd dat we de beste smaak hadden, en dat de ander niet wist waar ie het over had. Eén keer maakte ik zelf ijs waar ik stiekem melkchocolade voor gebruikte, hoewel ik tegen Maarten zei dat het puur was. Daarna was hij pissig dat ik hem voor de gek had gehouden, maar volgens mij irriteerde het hem vooral dat hij niets door had gehad. Irritatie duurde bij Maarten nooit lang. Een paar minuten later moest hij alweer lachen, hoewel het nog een beetje stijfjes was.
Ik voel de bekende steek van pijn, die er altijd is en een beetje meer als ik aan Maarten denk. Maar tot mijn eigen verbazing blijven mijn ogen droog. Ik glimlach een beetje en stort me dan op de slagroom die geklopt moet worden.
§
“Dit is hemels.” Tessa kijkt naar het eten op haar bord alsof ze moeite heeft te geloven dat het zo lekker kan smaken.
Ik glimlach. Ik heb zelf ook al geproefd dat de gerechten bijzonder goed gelukt zijn, beter dan ik had durven hopen. Het vlees is precies op smaak, met de juiste hoeveelheid kruiden. De stukken die ik aan Tessa en Judy heb geserveerd zijn bovendien mooi rood gegaard, maar niet zo rauw dat je het idee hebt dat iemand vergeten is het vlees te bakken. Mijn eigen portie is uiteraard goed doorbakken, wat best zonde is, maar tot mijn verbazing is het nog behoorlijk smakelijk geweest en geen gebakken schoenzool waarvan de resten nog zes dagen tussen je tanden zitten.
De groentetaartjes zijn lekker, maar de taartjes met brie – die Trees aan iedereen heeft laten proeven, waarbij ik er maar even vanuit ben gegaan dat de kaas door het verwarmen geen bacteriën meer bevatte – zijn ronduit subliem, al zeg ik het zelf. De brie geeft een lekker pittige smaak mee, en daardoor is het taartje geen suffe groentehap maar een volledige maaltijd.
Ik leun achterover. “Ik ben blij dat je het lekker vindt.”
“Anders ik wel,” zegt Judy. “Je moet echt meer gaan doen met dat koken, Daphne. Ik dacht al dat je talent had, maar nu weet ik het zeker.”
“Wil je er meer mee gaan doen?” vraagt Tessa geïnteresseerd.
Ik knik, een beetje verlegen. “Ik werkte als serveerster hier in de buurt, maar de brasserie ging failliet en nu ben ik op zoek naar iets anders. Ik vind koken veel leuker dan bedienen en daarom wil ik graag in een keuken werken, maar ja…” Ik leg even mijn hand op mijn buik. “Wie neemt er mensen aan die vierentwintig weken zwanger zijn?”
“Iemand die zo lekker kan koken als jij, zou ik zelfs aannemen als ze negen maanden zwanger was!” roept Tessa geestdriftig. “Wil je niet voor mij komen werken?”
We lachen allemaal. Was het maar zo makkelijk.
“Hé, jij zoekt toch iemand voor volgende week?” zegt Trees dan tegen haar dochter. “Voor je verjaardag?”
Even kijkt Tessa haar moeder niet-begrijpend aan, maar dan valt blijkbaar het kwartje. “Dat is waar,” zegt ze. “Je hebt gelijk. Ik word volgende week vijfendertig en ik heb vijftien vriendinnen uitgenodigd. Maar het cateringbedrijf dat ik had benaderd laat niets meer van zich horen. Ik heb alleen een offerte gekregen, die al zo belachelijk laag was dat ik het niet kon geloven. Toch heb ik een aanbetaling gedaan en het contract getekend, maar nu zijn ze in geen velden of wegen meer te bekennen. Toen ik ging googelen, kwam ik erachter dat ik niet de eerste ben die er ingetuind is.”
“Wat ontzettend balen, zeg,” zegt Judy. “Gaat het om veel geld?”
“Honderdtwintig euro. Het is jammer dat ik het kwijt ben, maar dat vind ik niet het ergste. Ik had gewoon een ontzettend leuk telefoongesprek met die man. Hij dacht helemaal mee, kwam met leuke ideeën en ik had er echt een goed gevoel over. Terwijl hij dus nooit van plan is geweest om ook maar één van die ideeën in de praktijk te brengen bij mij. Ik voel me gewoon ontzettend belazerd. Jammer dat je mensen tegenwoordig niet meer zomaar kunt vertrouwen.”
“Dat is zeker jammer,” knikt Judy.
“Maar wat jij zegt, is wel een goed idee, mam,” gaat Tessa dan verder. “Ik zoek iemand die voor vijftien mensen kan koken. En ik heb vanavond geproefd dat jij een keukenprinses bent, Daphne. Dus eh…Wat zeg je ervan?”
“Dat ik kom koken op jouw feestje?” vraag ik, een beetje overrompeld. “Meen je dat echt?”
“En of ik het meen. Maar je moet het natuurlijk wel zien zitten.”
“Ja, nou…Ik denk dat je echt wel mensen kunt krijgen die beter koken dan ik, hoor.” Ik weet zelf ook niet waarom ik het zeg. Ik wil juist heel graag Tessa’s verjaardag verzorgen.
Gelukkig wuift ze mijn opmerking weg. “Ten eerste doe je jezelf daarmee tekort en ten tweede is het niet waar. Er is namelijk geen cateraar te vinden die op korte termijn dit feestje kan regelen. Ik heb de halve Gouden Gids al gebeld, maar iedereen zit vol of vindt het te snel. En al die duistere eenmanszaakjes bel ik niet meer, daar heb ik mijn buik vol van.”
“Leuke woordspeling,” merkt Judy op.
“Maar goed, ik hoop dat je me uit de brand kunt helpen. Je zou me er echt een groot plezier mee doen.”
Ik knik en begin te glimlachen. “Heel graag. Ik vind het juist een eer dat je me vraagt.”
“Mooi.” Tessa knikt tevreden. “Je helpt me er ontzettend mee. Uiteraard betaal ik gewoon alle kosten voor de ingrediënten plus een salaris. Wat vraag je eigenlijk per uur?”
Ik kijk hulpzoekend naar Judy. Daar heb ik nog helemaal niet over nagedacht. Wat vraagt een beetje kok tegenwoordig?
“Vijfentwintig euro per uur?” stelt Tessa voor.
Ik zie Judy knikken. Het klinkt mij ook als een redelijk bedrag in de oren dus zeg ik: “Deal. Heb je zelf ideeën over hoe je het zou willen?”
“Ja, ik heb iedereen om vijf uur uitgenodigd en dan wil ik graag een borrel met wat hapjes. Vervolgens een viergangendiner. Iedereen lust alles, er zijn geen vegetariërs, dus leef je uit. Misschien beginnen met carpaccio en daarna iets van soep?”
Ik trek een gezicht. “Dat is echt jaren negentig. Als je het goed vindt, wil ik juist iets maken dat helemaal van nu is. Heb je een oven?”
Tessa kijkt een beetje beschaamd. “Eh…nee. Wel een magnetron. Ik kan zelf echt niets in de keuken. Ja, opwarmen.”
“Wel een gasfornuis?”
“Twee pitten. Nou ja, drie, maar eentje is stuk.”
“Al twee jaar,” merkt Trees fijntjes op. “Ik zeg al tijden tegen je dat je die keuken eens moet vervangen. Het is een klein hol zonder normale voorzieningen.”
“Ik vond het wel opvallend dat die andere cateraar het allemaal geen probleem vond,” zegt Tessa. “Maar achteraf snap ik dat natuurlijk wel.”
“Waarom doe je het niet hier?” roept Judy dan enthousiast. “Je hebt alle ruimte, een keuken met alles wat je nodig hebt en je kunt hier makkelijk vijftien mensen ontvangen. Dan noemen we dit gewoon een huiskamerrestaurant!”
Ze is erg in haar nopjes met haar eigen idee. “Ik vind die avond wel een ander onderkomen, dus maak je daar maar geen zorgen om. Met mij zit je niet opgescheept op je feest. En Daphne kent deze keuken inmiddels op haar duimpje. Bovendien kun je de ingrediënten kopen bij de winkels waar je ze altijd haalt.”
Ik kijk naar Tessa. Ze knikt. “Ja, dat is eigenlijk wel een heel goed idee. Maar vind je het echt niet erg, Judy? Ik wil jou niet verjagen uit je eigen huis.”
“Ik heb genoeg plekken waar ik heen kan gaan,” wuift Judy de bezwaren weg. “Misschien ga ik wel naar het theater. Er is vast wel ergens een leuke voorstelling waarvoor nog kaarten te krijgen zijn.”
“Top!” roept Tessa. “Geweldig. Ik ben in één klap van de stress rondom mijn feest af. Een huiskamerrestaurant, wat een idee.”
Later, als ik in bed lig, denk ik na over dat ‘huiskamerrestaurant’. Het is een concept dat je in Amsterdam wel meer ziet, ik heb Liz erover gehoord. De meeste zijn niet legaal, in een pand dat geen horecabestemming heeft, maar ze bestaan vaak ook maar een paar maanden en dan heeft de eigenaar er of genoeg van, of hij of zij begint een echt restaurant. Een paar maanden, dat is genoeg om de tijd tot de bevalling te overbruggen en daarna zie ik wel verder. Maar ja, in mijn eigen huiskamer kan ik geen restaurant beginnen en hoewel Judy aan alle kanten bereid is me te helpen, kan ik dit niet van haar vragen.
Ik draai me op mijn zij, schuif een kussen onder mijn buik en probeer door alle bezwaren heen te denken. Ik hoef niet Judy’s huiskamer te gebruiken, ik kan ook ergens iets huren. Maar dan is het geen huiskamerrestaurant meer, maar een gewoon restaurant en moet ik genoeg omzet maken om in elk geval de huur te kunnen betalen. Bovendien weet ik niet of ik wegkom met alleen mezelf op de loonlijst. Heb ik dan geen personeel nodig?
Ik denk aan Liz. Ze heeft een baantje gevonden als serveerster, maar ze heeft het niet naar haar zin. Als ik haar voorstel om samen iets te beginnen, zegt ze vast ja. Alleen zullen we dan genoeg moeten verdienen om allebei van te kunnen leven. En als we echt een zaak beginnen, moeten we investeren. Meer dan we op onze spaarrekeningen hebben staan en dat betekent: naar de bank. En die ziet me aankomen met mijn zwangere buik en gebrek aan diploma’s.
Een zacht schopje aan de binnenkant van mijn buik brengt me terug in de werkelijkheid. Ik zet de gedachte aan een restaurant resoluut van me af. Het kan gewoon niet. Ik zal toch ergens op zoek moeten naar werk.