Hoofdstuk 20

 

 

‘Hallo… spreek ik met Jack Rodriguez?’ vroeg Herb Cross zodra de telefoon werd opgenomen. Cross belde vanuit Franks auto, die aan de overkant van de straat tegenover een slecht onderhouden huurhuis in een vervallen wijk in het noorden van Portland stond geparkeerd. In het piepkleine, overwoekerde gazon voor het huis groeide meer onkruid dan gras, en het kleine houten huis met zijn opvallende schoorsteen was in geen tijden geverfd. 

   ‘Met wie spreek ik?’ zei een behoedzame stem.

   ‘Bent u de privédetective?’ vroeg Cross. Hij probeerde net zo paranoïde te klinken als de man met wie hij sprak.

   ‘Ja,’ antwoordde Rodriguez, die wat toeschietelijker klonk nu hij geld begon te ruiken. ‘Wat kan ik voor u doen?’

   ‘Dat vertel ik u liever niet via de telefoon, als u begrijpt wat ik bedoel.’

   ‘Natuurlijk. Ik begrijp volkomen dat u behoefte hebt aan vertrouwelijkheid. Waar kunnen we afspreken?’

   ‘Hebt u een kantoor?’

   ‘Nee, ik wil liever niet te veel aandacht trekken.’

   ‘O ja, dat is ook zo. Meneer Jarvis heeft me verteld dat u geen kantoor hebt.’

   ‘Wie zei u?’

   Cross hoorde paniek in de stem van de privédetective.

   ‘Otto Jarvis, de advocaat. Hij heeft me uw nummer gegeven. Hij zei dat u uitstekend werk verricht.’

   Het bleef even doodstil. Toen Rodriguez iets zei, klonk hij erg nerveus.

   ‘Dan is er een probleem. Ik kijk net in mijn agenda en ik was helemaal vergeten dat ik een tijdje de stad uit moet om aan een onderzoek te werken, dus ik denk dat ik op dit moment niets voor u kan doen.’

   ‘Dat is nou jammer, want meneer Jarvis zei dat je bij u moet zijn als je denkt dat je vrouw met eh… u begrijpt wel wat ik bedoel.’

   ‘Niet echt, en volgens mij hebt u trouwens de verkeerde, want ik heb geen idee wie die Jarvis zou kunnen zijn. Ik wens u het beste met uw vrouw.’

   Meteen nadat Rodriguez de verbinding had verbroken belde Cross met Frank, die zich bij de achterdeur van het huis van de privédetective had opgesteld.

   ‘Hij ontkende dat hij Jarvis kent, maar hij raakte behoorlijk in paniek toen ik zijn naam noemde. Ik denk dat hij elk moment naar buiten kan komen. Ik houd de voordeur in de gaten.’

   Cross stopte het mobieltje in zijn zak en stak de straat over. Hij zag een gordijn bewegen. Hij hoopte dat Rodriguez ervandoor zou gaan, zodat ze niet hoefden te bedenken hoe ze zijn huis binnen moesten komen. Hij hoopte ook dat de privédetective niet gewapend was.

 

Frank had zijn kostuum verruild voor een zwartleren jasje, een zwarte coltrui en een zwarte broek, waardoor hij er met zijn brede borstkas en zijn gebroken neus als een schurk uitzag. Zodra hij de achterdeur open en dicht hoorde gaan, kwam hij vanachter een hoek van het huis tevoorschijn en versperde Rodriguez de weg.

   ‘Waar gaat u heen, meneer Rodriguez?’ vroeg hij terwijl de privédetective zijn pas inhield en stokstijf bleef staan. Rodriguez was mager en ongeveer één meter zeventig lang. Zijn lange zwarte haar was vettig en onverzorgd en Frank zag littekens van jeugdpuistjes op zijn ingevallen wangen. De advocaat dacht niet dat Rodriguez zou proberen hem te lijf te gaan, maar hij leek wel iemand die het snel op een lopen zou kunnen zetten, zodat Frank voor de zekerheid zijn onderarm stevig beetpakte. 

   ‘Wie ben jij, verdomme?’ vroeg Rodriguez. Hij probeerde keihard te klinken, maar dat mislukte volkomen.

   ‘Dat leggen we je liever binnen uit, Jack,’ zei Frank toen Herb Cross achter de privédetective ging staan.

   Franks detective hield zijn hand in de zak van zijn jasje, zodat het leek of hij een wapen beethield. Rodriguez’ ogen schoten van de ene naar de andere overvaller. Terwijl de privédetective bedacht wat hem te doen stond, deed Herb de achterdeur open en nam Frank een beslissing voor Rodriguez door hem naar binnen te duwen. 

   De rolgordijnen zaten omlaag en een spaarlamp in een staande lamp wierp een armetierig vaal schijnsel over een walgelijk vieze woonkamer. Vieze kleren, pornotijdschriften en vuile vaat slingerden overal rond. De geur van bedorven pizza en zweet bezorgde Frank rillingen. Hij kwam tot de slotsom dat je alle zwijnen zou beledigen als je het huis een zwijnenstal noemde. Het enige nette plekje bevond zich in een hoek van de kamer die gereserveerd was voor een computer, een printer, een fax en een telefoon. Frank vermoedde dat deze oase van netheid als Rodriguez’ kantoor diende. 

   ‘Hoe kun je hier in godsnaam wonen?’ vroeg Frank.

   ‘Krijg de klere,’ antwoordde de privédetective zonder al te veel overtuiging.

   Frank duwde Rodriguez op de bank en bleef naast hem staan, omdat hij niet op een van de meubels durfde gaan zitten.

   ‘Wat heeft dit allemaal te betekenen?’ vroeg Rodriguez.

   ‘We weten dat jij de foto’s hebt gemaakt waar Sally Pope samen met Charlie Marsh op staat,’ zei Frank.

   ‘Ik weet niet waar je het over hebt,’ zei Rodriguez terwijl hij zijn armen over elkaar deed en zijn hoofd afwendde zodat hij Frank niet aan hoefde te kijken.

   ‘Leg even uit wat voor stommiteit hij heeft begaan,’ zei Frank tegen Cross.

   ‘Je hebt een echte beginnersfout gemaakt, Jack,’ zei Franks detective. Hij overhandigde de privédetective een van de foto’s die door de voorruit van een auto waren genomen.

   ‘Ik heb deze foto nooit eerder gezien.’

   ‘Dan moet iemand je auto gestolen hebben. Een chassisnummer is een alfanumerieke code van zeventien tekens, die uniek is voor elk voertuig.’

   ‘Vertel me iets wat ik niet weet,’ zei Rodriguez, maar hij staarde naar een bepaald deel van de foto en begon te zweten.

   ‘Dat nummer zit op een strook tussen het dashboard en de voorruit aan de bestuurderskant. Dat van jou staat in spiegelbeeld op die foto. Zoals ik al zei, typisch een beginnersfout. Toen ik het nummer natrok, kwam ik bij jou uit, Jack.’

   ‘Je zit zwaar in de problemen,’ zei Frank. ‘Je weet natuurlijk dat Sally Pope terechtstaat voor de moord op haar man.’

   ‘Wat heeft dat met mij te maken?’

   ‘Weet je waar de officier van justitie van uitgaat? Hij denkt dat jouw foto’s gebruikt zijn om congreslid Pope naar zijn dood te lokken. Dat maakt je medeplichtig aan moord.’

   ‘Onzin.’ Rodriguez sloeg zijn armen steviger over elkaar. ‘Ik wil een advocaat.’

   ‘Daar moet de politie voor zorgen. Ik ben niet van de politie.’

   ‘Wie ben je dan, verdomme?’

   ‘Ik ben je redder, Jack. Ik kan voorkomen dat je wegens moord wordt aangeklaagd.’