I2
Martin was nog minstens tien meter bij zijn auto vandaan toen hij het zag: een grote kras, van voor tot achter. Geen auto die er te dicht langsgereden was en de zijne had geraakt, nee, dit was een moedwillig aangebrachte beschadiging. Hij keek om zich heen. Aan de andere auto’s op de parkeerplaats, was niets bijzonders te zien. Wanneer was het gebeurd? Vrijdag hadden ze een taxi genomen. Het weekend had hij de auto laten staan. De eerste mogelijkheid was dus vrijdagavond.
Dit moest iemand hebben gedaan die hem wilde treffen, die hem zelf wilde beschadigen. Hij hoorde de licht overslaande stem van Verlinden weer. Ik krijg je nog wel; je bent nog niet van me af! Het kwam nu erg dichtbij, het kroop naar binnen. Woede joeg de adrenaline door zijn lijf. Verlinden moest begrijpen dat hij op deze manier zijn laatste restje krediet verspeelde. Als hij zo doorging, zou Martin bij de gemeentesecretaris pleiten voor ontslag. Ze hadden genoeg materiaal voor de ambtenarenrechter.
Hij stapte in zijn auto en reed naar de dienst. Eenmaal op kantoor belde hij meteen naar Verlinden.
‘Mijnheer Verlinden, dit gaat te ver, dit kan ik niet accepteren.’
‘Wat?’
‘U weet verdomd goed wat ik bedoel.’
‘Nee, dat weet ik niet.’
‘U bent laatst bij mijn huis geweest,’ zei Martin, ‘en u weet welke auto ik rijd.’
‘Klopt.’
Martin zweeg even, en zei toen: ‘Waarom hebt u mijn auto beschadigd?’
‘Ik? Uw auto beschadigd?’ Verlinden lachte gemaakt. ‘Waar heb je het over?’
‘Over een enorme kras op mijn auto.’
‘Net goed,’ zei Verlinden. ‘Als je anderen beschadigt, dan verdien je het dat je zelf…’
‘Dus u bekent?’ Martin zag Verlinden voor zich, met een schaar in zijn hand, een sleutel of een ander scherp voorwerp, naast de Alfa.
‘Natuurlijk niet. Wat is dit voor achterlijk gedoe om mij zomaar een beetje te beschuldigen. Dat is je methode, hè, net zoals met al die andere dingen. Je verzint van alles en vervolgens schuif je mij dat in de schoenen. Nou, je bekijkt het maar.’ Verlinden hing op.
Martin keek naar de hoorn, alsof daar ondanks alles nog meer informatie uit zou kunnen komen. Hij ging aan het werk, las dossiers, belde, bekeek zijn e-mail, bestudeerde het rapport van Cevic, maar in zijn hoofd bleef een kleine, mentale ruimte open voor Verlinden en de kras op zijn auto, een ruimte die steeds groter werd. Verlinden was helemaal doorgedraaid, die moest het gedaan hebben. Net als laatst toen hij midden in de nacht had aangebeld. Hij worstelde zich door het taaie proza van Cevic. Geen vlekkeloos Nederlands, maar dat was het minste. De inhoud was hem af en toe ook duister. ‘De meerderheidsstrategie dient te worden gezien in de perspectief van het toenemend spanningsveld in de relaties tussen etnische groepen in een veranderende samenleving waarin solidariteit en gelijke kansen moeten worden bevochten tegen de tendens van het toenemende denken in termen van markt. Opvattingen van etnische en/of culturele superioriteit bepalen daarbij al of niet verhuld de verschillende posities.’ Verlinden verscheen weer voor zijn ogen. Net goed, die woorden had hij gebruikt. Dat was niks meer of minder dan een schuldbekentenis. Zijn medeleven met Verlinden was nu tot bijna nul gereduceerd. Als die man zelf niet zag hoe alles verknalde, kon Martin hem zeker niet helpen.
De telefoon ging: Carina, die zei dat ze zich niet zo lekker voelde, eigenlijk al niet sinds het weekend, en dat ze thuisbleef, om ’s een keertje helemaal uit te zieken; anders bleef ze maar kwakkelen. Hij vertelde over zijn auto.
‘Vervelend voor je. Dus je weet zeker dat die Verlinden het gedaan heeft?’
‘Niet echt zeker, maar wie anders?’
‘Ik zou ’t ook niet weten.’ Haar stem klonk naar slaap, naar haar bed, naar de licht bedompte, maar daarom zo opwindende lichaamswarmte.
‘Ik hou van je,’ zei hij.
Carina pakte haar boek, maar het lukte niet om haar aandacht bij het verhaal houden. Daarna bladerde ze door de krant, twee kussens in haar rug. Eigenlijk voelde ze zich alweer een stuk beter, maar ze legde de krant weg en besloot lekker lui in bed te blijven. Een dagje helemaal uitzieken kon geen kwaad.
Ze schrok op. Een geluid. De deur werd dichtgedaan.
‘Martin, ben jij het?’ Haar hart bonkte in haar keel.
‘Eh… sorry. Ik wist niet dat er iemand was.’ Richard stak zijn hoofd om de hoek van de slaapkamer. Daarna trok hij zich meteen terug, hoewel ze in een decente nachtpon half onder het dekbed lag.
‘’t Is niet erg,’ zei ze, terwijl ze haar adem weer onder controle kreeg. ‘Ik was alleen vergeten dat jij vandaag zou komen.’
‘Ik wil wel…’
‘Je mag hier best binnenkomen, hoor. Het is een beetje gek als je vanaf de gang met me staat te praten.’
Hij deed een weifelende stap de slaapkamer in. ‘Ik kom wel een andere dag.’
‘Waarom? Je hebt toch geen last van me.’
‘Nee, natuurlijk niet.’
‘Nou, ik ook niet van jou, dus ik zou zeggen: ga je gang, en trek je van mij niets aan. Ik voelde me vanochtend niet zo lekker, dus ik blijf in bed.’
Ze hoorde hem bezig in het huis. Soms was hij aan het stofzuigen, daarna was het weer een tijd stil. Zo te horen maakte hij ook haar wc en douche schoon.
Na ongeveer anderhalf uur kwam hij de slaapkamer in. ‘Zal ik hier ook even stofzuigen?’
Ze had willen zeggen dat het niet hoefde, maar ze knikte.’ Oké.’
Hij ging aan het werk. Ze keek ongegeneerd naar hem, zoals hij door haar slaapkamer bewoog, maar tegelijk werd ze bevangen door een gevoel van ongemakkelijkheid: zij als werkgeefster en hij als werknemer, als hulp. Hij ruimde haar troep op en zij keek toe, riant, vanuit haar bed, als een ouderwetse vrouw des huizes, die haar slaafje alles kon laten doen.
‘Wil je niet iets drinken?’ vroeg ze toen hij klaar was. ‘Thee? Ik wil zelf ook wel.’ Ze maakte aanstalten om uit bed te komen.
‘Ik zet wel.’ En hij was al naar de keuken verdwenen.
Na een kleine vijf minuten bracht hij een kopje thee, een koekje op het schoteltje. Hij liep de slaapkamer uit.
‘Waarom drink je hier je thee niet?’
Hij kwam terug en wilde gaan zitten op de enige stoel, maar daarop lagen stapels kleren.
Ze tikte met haar hand op de rand van het bed. ‘Je kan hier ook zitten.’
Hij vroeg haar of ze erg ziek was. Nee, dat niet. Daarna stokte het gesprek een tijdje. Ze keek naar hem. Toen ze haar kopje op het nachtkastje zette, raakte ze zijn arm aan, zonder het te willen, maar toch opzettelijk.
‘Sorry,’ zei hij. ‘Ik moet weer ’s aan het werk.’
‘Nog naar school vandaag? Naar college of zo?’
‘Nee, vandaag niet. Woensdag is collegevrij.’
‘Dus je hebt alle tijd.’
‘Ja, alleen een opdracht afmaken.’
Hij bleef zitten. Ze zwegen weer.
‘Wil je nog thee?’
‘Graag.’
Hij haalde thee voor haar en wilde meteen de slaapkamer uitlopen.
‘Richard.’
Hij keek om, een verbaasde trek op zijn gezicht.
‘Kom nog even hier zitten. Ik verveel me een beetje in m’n eentje.’
Hij ging weer op de rand van het bed zitten.
Ze pakte zijn hand.’ Kom naast me liggen.’ Ze hoorde de dwingende klank in haar eigen stem. Het moest, er was geen weg terug. Hij had maar te gehoorzamen.
Hij schraapte zijn keel. ‘Maar…’
‘Niet bang zijn. Ik doe je niks. Ik bijt niet.’
Hij ging op het dekbed liggen, een ruime afstand tussen hem en haar. Ze streelde zijn hand, bewoog zich naar hem toe, liet haar hand onder zijn sweatshirt verdwijnen, voelde zijn strakke, gladde huid. Langzaam begon zijn lichaam te reageren. Ze gooide het dekbed van haar lichaam, trok haar nachtpon uit en leidde zijn hand naar haar rechterborst. Geen van tweeën zei iets.
Felix hield zijn blik op het plafond gericht. Hij durfde haar niet aan te kijken, terwijl hij haar lichaam nog voelde. Haar huid, haar borsten, haar billen, de geile, vochtige warmte tussen haar dijen. Straks zou hij op moeten staan en nooit meer terugkomen. Er hoefde geen woord te worden gesproken. Even blikte hij opzij. Ze lag met haar ogen dicht. Uit haar ademhaling probeerde hij op te maken of ze sliep. Opnieuw keek hij naar het fotootje op het nachtkastje. Carina met Hogeveen, lachend, de armen om elkaar heen geslagen, zo te zien op een caféterras of iets dergelijks.
Onverwachts vroeg ze: ‘Ben je boos op me?’
‘Waarom?’
‘Omdat ik je verleid heb. Slecht van mij, hè?’
‘Helemaal niet.’
Ze streelde zijn borst, zijn dijen, zijn heupen.
‘Zo te zien, kan je best nog een keer,’ zei ze en ze werkte zich boven op hem.
Ze voelde zich schuldig. Wilde dat ook. Slecht mens, zei ze zonder klanken te produceren, bedrieger, verleider. Misschien was dit wel een vorm van verkrachting of op z’n minst van seksueel misbruik. Maar het schuldgevoel bleef ver weg. Ze keek naar zijn lichaam. Nu kon het, hierna nooit meer.
Hij leek op te willen staan.
‘Blijf nog even liggen,’ zei ze, en ze schurkte zich tegen hem aan.
Hij wees naar de foto op het nachtkastje. ‘Wie is dat?’
‘Mijn vriend, maar…’ Ze maakte haar zin niet af.
‘Maar wat?’
‘Dit heeft niks met hem te maken. Ik bedoel, wat we net gedaan hebben.’
‘O.’ Hij kwam omhoog op een elleboog en keek haar aan. ‘Hij weet dat je met andere mannen neukt en hij vindt het niet erg.’
‘Nee, dat is het niet. Hij weet het niet en hij zou het verschrikkelijk vinden.’ Ze zag het begin van een glimlach op zijn gezicht. ‘Is dat een leuk idee?’
‘Nee, helemaal niet.’
‘Waarom lach je dan?’
‘Zomaar, omdat ik me goed voel,’ zei Felix, ‘omdat het lekker was. Ik heb nog nooit… Ik bedoel…’
‘Je hebt nog nooit zo lekker geneukt, wou je zeggen. Ja, toch?’
‘En jij?’
‘Die vraag stel je niet aan een dame, Richard.’
‘Maar…’
‘’t Was lekker, heel lekker. Je wordt een goede minnaar, dat weet ik zeker.’
Hij stond op. ‘Ik moet nu echt zo weg.’
‘Neem eerst een douche.’
Toen hij terugkwam in de slaapkamer, keek ze toe hoe hij zich aankleedde. ‘Dit blijft natuurlijk onder ons,’ zei ze. ‘Je weet nooit hoe het anders bij Martin terecht zou kunnen komen, via-via of zo.’
Hij wees weer op het fotootje. ‘Dat is Martin?’
‘Ja.’
Hij boog zich naar het fotootje toe.’ Hij lijkt een stuk ouder dan jij.’
‘Is-ie ook. Begin vijftig.’
‘Eerder getrouwd geweest?’
‘Wie? Ik?’ vroeg ze.
‘Nee, hij natuurlijk.’
‘Wat ben je nieuwsgierig.’
Hij bracht zijn gezicht nog iets dichter bij het fotootje. ‘Is hij eerder getrouwd geweest?’
‘Nee, altijd vrijgezel. Nou ja, ik geloof een jaar of twintig geleden wel eens kort samengewoond, maar daarna niet meer. Maar waarom wil je…?’
Hij liet haar niet uitspreken. ‘En daarna?’
Ze keek hem aan en vroeg zich af waar deze hardnekkige nieuwsgierigheid vandaan kwam. ‘Ik geloof niet dat ik op dit soort vragen hoef te antwoorden,’ zei ze. ‘Dit is nogal privé.’
Hij ging weer op de rand van het bed zitten, liep met zijn hand langs haar wang, de lijn van haar hals, streelde haar borst. ‘Wat we gedaan hebben was toch ook privé?’ Zijn stem verzachtte zich. ‘Maar je hebt gelijk. Ik ben gewoon nieuwsgierig. Ik wil weten wat voor man het is, die geluksvogel die jou… Nou ja…’ Hij haalde zijn schouders op en zag er weerloos uit, beschadigd bijna.
‘’t Is niet erg,’ zei ze. ‘Geef me een zoen.’
Hij boog zich over haar heen en zoende haar licht op haar lippen.
‘Nee, een echte.’
Ze sloeg haar handen om zijn nek, trok hem naar zich toe en drukte haar halfopen mond tegen de zijne, warrelde met haar tong in zijn mond, zoog zijn tong naar binnen, zo hard dat het hem misschien wel pijn deed. Hij liet niets merken.
Bij het overeind komen wankelde hij even.
‘Vóór mij heeft-ie allemaal losse vriendinnetjes gehad,’ zei ze. ‘Dan ’s de een, dan ’s de ander, je kent dat wel. Affaires, kort maar hevig. Soms misschien ook minder hevig. Ik weet ’t niet. Het is ook niet belangrijk.’
Hij trok zijn schoenen aan. ‘En jullie tweeën?’
‘Nu bijna twee jaar. Hij wil dat we gaan samenwonen, dat we een kind nemen.’
‘En jij?’
‘Ik ben er nog niet aan toe. Het komt voor mij te vroeg. Maar waar hebben we het eigenlijk over? Martin heeft hier niks mee te maken.’
‘Nee, misschien niet.’ Hij stond bij de deur. ‘Ik ga maar.’
‘Richard.’ Ze legde haar wijsvinger verticaal tegen haar gestolen lippen.
‘Natuurlijk.’
‘Je blijft wel gewoon hier werken? Dit is gebeurd, één keer, maar…’
‘Heb je er spijt van?’
‘Nee, absoluut niet.’ Ze glimlachte. ‘Maar ik zou het heel erg vervelend vinden als ik weer iemand anders moest zoeken om hier schoon te maken en zo.’ Ze had zin om iets ordinairs te zeggen, iets grofs, bijvoorbeeld: Richard, gegarandeerd een goede beurt voor uw huis en uzelf.
Richard was nog geen vijf minuten weg toen de telefoon ging: Martin, die vroeg hoe het met haar ging. Redelijk. Of hij even langs zou komen. Vanavond rond een uur of negen misschien? Nee, hij zou niet te lang blijven. Gewoon om haar even te zien. Zelf had hij het ook verschrikkelijk druk. Die toestand met de unit Minderheden werd steeds gecompliceerder. Het was een kwestie van op eieren lopen, vooral ook omdat Cevic altijd door Verlinden was gesteund, want dat lag politiek ook beter. Dat was een soort schim die nog altijd door de dienst waarde, die Verlinden. Die man was echt een plaag, maar goed daar wilde hij haar nu niet mee lastigvallen. Ze voelde Richards handen rond haar borsten, zijn nagels in haar huid. De warmte verspreidde zich door haar lichaam, tot het zich weer in haar onderbuik concentreerde. Ze hoorde niet meer wat Martin zei. Richards lichaam schokte terwijl hij op zijn hand beet, waarschijnlijk om een schreeuw te onderdrukken.
‘Wat zeg je nou?’ vroeg Martin.
Ze deed haar ogen stijf dicht en schudde haar hoofd even heftig heen en weer. ‘Niks.’
‘Er klonk zo’n gek geluid. Misschien de lijn. Maar zal ik vanavond…’
‘Ik voel me nog niet zo goed. Ik denk dat ik heel vroeg ga slapen.’
‘Maar je bent de hele dag al alleen geweest. Vind je dat niet vervelend?’
‘Lekker rustig juist. M’n ogen vallen trouwens al bijna dicht van de slaap.’ Ze hoorde hem zuchten aan de andere kant van de lijn, maar ze wilde hem nu niet zien. Kon hem niet zien. Morgen zou alles anders zijn.
Alsof de duivel hem op de hielen zat, was Felix naar de kliniek gefietst. Hij wist zelf niet waarom, maar plotseling leek het belangrijk dat hij Richard vandaag nog zou bezoeken. Buiten adem kwam hij aan. Ze zaten te eten. Tenminste, ze zaten aan tafel, maar Richard keek alleen naar zijn bord.
Daarna dronken ze koffie in de gemeenschappelijke ruimte. Felix vroeg aan Richard of hij zin had om te biljarten, maar die reageerde niet. Ze zaten bij elkaar zonder iets te zeggen.
‘Ik ga maar weer ’s,’ zei Felix tegen halfacht.
‘Ja, jij wel.’ Richard keek onaangedaan.
Felix fietste naar huis. Carina en Martin, zong het door zijn hoofd, Carina en Martin. Er kon nog een naam bij: Irma. Hij raakte even aan wat er vanmiddag was gebeurd en liet het toen meteen weer los, zodat het wegvloog, boven de straten, boven de huizen, boven de stad. Het verdween niet, het loste niet op, maar sloeg zich in afzonderlijke deeltjes neer, stuurde zijn blik, kneedde zijn gevoel. Hij begreep nauwelijks wat hij had gedaan, verbaasde zich over de Felix die dit had gedurfd. Maar tegelijk wist hij waarom hij het had gedaan.
In een snackbar at hij patat en een kroket en dronk een blikje bier. Een vrouw van een jaar of zestig wierp achter elkaar guldens in de fruitautomaat. Na een minuut of tien wisselde ze bij de toonbank een briefje van vijftig.
‘Nog geen geluk, tante Sien?’
‘Strakkies. Zeker weten.’
De snackbarhouder telde vijftig guldens uit, die ze daarna bij elkaar veegde en rinkelend in haar jaszak liet verdwijnen.
Felix stapte weer op zijn fiets. De automatische piloot stuurde hem in de richting van de flat van Hogeveen.