25
‘Wat moet ik dan aan?’ vroeg Lou.
Haar stemming, wisselvallig als het weer sinds Clare haar had verteld dat haar vader weer terug was, was nu om op te schieten.
‘Ik ga mijn vader zien, voor het de allereerste keer,’ zei ze terwijl ze Clare boos aankeek, en het volkomen duidelijk was wiens schuld dit wat haar betreft was. ‘En al mijn kleren zijn stom.’
Clare haalde een keer diep adem en probeerde niet te happen. Ze had wel overwogen om met haar dochter te gaan winkelen voor een nieuwe outfit voor de gelegenheid, maar haar creditcard liet dat absoluut niet toe.
‘Draag nou maar gewoon wat je normaal ook draagt, liefje,’ zei ze mild. ‘Zo wil hij je zien. Maar schiet wel een beetje op. Will… je vader is hier over een kwartier.’
Vader. Het woord deed haar kokhalzen.
Lou keek nukkig, alsof Clare dat had gezegd om haar te beledigen, en ze smeet de deur tussen de gang en haar slaapkamer dicht.
Clare had gedacht dat haar hart onherstelbaar zou breken, de ochtend dat ze Wills nummer intoetste op haar mobieltje en hem belde om zich over te geven. Ze had hem niet verteld dat hij zijn overwinning te danken had aan het onverwachte leger dat tegen haar in het geweer was gekomen. De vijanden die zich onder haar oudste bondgenoten hadden schuilgehouden. Het was hun steun voor zijn standpunt – van Eve, Lily en zelfs van Mandy – waardoor ze uiteindelijk was verslagen.
Will was zo netjes om niet triomfantelijk te klinken toen hij voorstelde dat hij Lou een brief zou schrijven waarin hij ‘alles’ zou uitleggen. Clare stemde er mee in, maar op voorwaarde dat hij de brief via haar stuurde zodat ze nog censuur kon plegen. Hij maakte wel duidelijk wat hij van dat idee vond, maar ging toch akkoord. En waarom ook niet? Hij had gewonnen. Wat kostte het hem in feite om haar dit ene kleine dingetje te gunnen?
Het bleek dat zijn brief helemaal niets uitlegde. In elk geval niets meer dan wat Louisa toch al wist.
Het enige wat er in stond was dat hij Lou's vader was; dat het hem verschrikkelijk speet dat hij zo lang geen rol had gespeeld in haar leven; en dat hij hoopte dat hij dat nu goed kon maken. Nadat ze hem wel honderd keer had overgelezen, de eerste keer hardop, en de rest van de keren ineengedoken achter haar dichte slaapkamerdeur, werd de woede die Clare al had verwacht over haar uitgestort.
Clare hoopte stiekem dat die woede zou aanhouden ondanks Wills charme, maar ze had het bange vermoeden dat dat niet het geval zou zijn.
‘Wat moet dat met die eyeliner?’ vroeg Clare toen Lou veertien minuten en negenenvijftig seconden later weer tevoorschijn kwam.
Er waren harde, zwarte lijnen om haar dochters ogen getrokken, waardoor ze er tegelijk veel en veel ouder en heel erg jong uitzag.
‘Ik haal het er niet af; je kunt me toch niet dwingen.’
Clare wilde net zeggen dat ze dat wel degelijk kon – als ze durfde – toen er werd aangebeld. ‘Daar heb je hem,’ zei ze onnodig.
‘O, echt?’ zei Lou terwijl ze naar de deur kloste.
Kalm blijven, dacht Clare bij zichzelf. Ze bedoelt het niet zo. Ze is gewoon bang.
‘Als hij me vreselijk vindt is het allemaal jouw schuld!’
Wow, dacht Clare terwijl de deur zo hard werd dichtgesmeten dat een ingelijste poster hing te dansen aan zijn koord. Waar had Lou geleerd om zo wreed te zijn? Dat heeft ze toch zeker niet van mij? Nee, toch?
Clare had zichzelf beloofd dat ze niet zou kijken. Dat ze niet bij het raam zou gaan staan gluren door een spleet in het gordijn, en dat ze het niet nog moeilijker zou maken voor zichzelf dan het al was.
Maar ze deed alle drie dingen uiteraard wel.
Hij stond te wachten op de stoep, onder haar raam, en liep te ijsberen naast zijn auto, die groot was, donkerblauw en splinternieuw. Iets waarvan Clare zeker wist dat Lou er gigantisch van onder de indruk zou zijn. Hij was in elk geval zo fatsoenlijk om er gespannen uit te zien.
Zijn jas zat precies losjes genoeg, zijn haar was precies kort genoeg, en zijn lichaam was precies mager en slungelig genoeg. Van deze afstand kon hij doorgaan voor de jongen die bij haar moeders voordeur had staan wachten tot Clare de trap afstormde, recht in zijn armen, nu vijftien jaar geleden.
Toen hoorde ze de buitendeur dichtklappen en de vijftien jaar verdwenen, want daar was Lou. Lang, slank, met ogen zo donker dat ze er van deze afstand bezien uitzagen als zwarte poelen, dik, sluik haar… Het evenbeeld van de man die met uitstrekte armen op de stoep stond, de man in wiens armen Lou zichzelf gooide. Het evenbeeld van haar vader.
Het duurde een vol uur voordat Clare zich weer enigszins bij elkaar had geraapt. Als ze dacht dat ze had gehuild nadat ze allebei de keren tegenover Will had gecapituleerd, dan was dat niets vergeleken met hoe ze het uitsnikte bij de gedachte aan haar dochter in Wills armen.
Hij had haar eindeloos lang vastgehouden. Clare kon zich nog net inhouden, anders was ze naar beneden gerend en had ze hen uit elkaar gescheurd. In plaats daarvan stond zij te huilen terwijl vader en dochter elkaar stuk knuffelden, alsof dat al die jaren van gemiste knuffels en instoppen en verjaardagen en kerstmissen moest goedmaken. Toen had hij het portier van zijn grote, donkerblauwe wagen voor haar open gehouden, en haar dochter – háár dochter – was op de stoel gegleden, alsof grote auto's en rijke vaders voor haar de normaalste zaak van de wereld waren.
Een minuut later stond Clare nog steeds te kijken terwijl de tranen langs haar gezicht stroomden en haar hart zich omdraaide in haar borstkas, alsof Will het in zijn greep had. Maar Will was al weggereden met Lou.
Ze wist niet wat het meest pijn deed. Dat Will terug was gekomen en haar leven op zijn kop had gezet. Of dat hij was teruggekomen, maar zo overduidelijk niet voor haar. Ze realiseerde zich dat ze al die tijd op hem had gewacht. Voor niets.
Clare wist niet wat ze met zichzelf aanmoest.
Ze kon niet geloven hoe stil het in huis was zonder Lou. Dat sloeg nergens op, want het was er altijd stil als Lou niet thuis was, en meestal genoot Clare van de rust en vrede. Om van het warme water nog te zwijgen. Maar dit keer leek het alsof het huis wist dat de stilte van een blijvender aard was.
Niet blijvend, verbeterde ze. Drie uur was niet bepaald voor altijd. Lou was wel eens langer in de winkels blijven hangen.
Will had beloofd om haar rond vijf uur weer af te leveren. En dat zou hij ook doen. Dat wist ze zeker. Er hing veel af van deze ontmoeting. Maar hij was de duivel niet, en hij was niet gekomen om haar dochter van hem te stelen en haar mee te sleuren het hellevuur in. Hij wilde alleen maar met zijn dochter ergens naartoe waar ze rustig konden praten. Bij hen thuis was het te klein, en Clare zou zich ook generen om hem het huis vanbinnen te laten zien.
Ze kon natuurlijk iemand opbellen en zelf ook weggaan. Lou was heus niet de enige met een sociaal leven. Clare hing wat rond de telefoon, en liep de namen en nummers af in gedachten.
Eve, meestal haar eerste toevluchtsoord als er problemen waren, was druk met Ian en zijn kinderen. Eerlijk gezegd had ze al aangeboden om Clare af te leiden met een late lunch, drank en onnozel geklets. Maar Clare had een dappere stem opgezet en geweigerd. Wat nogal stom was, dat zag ze nu wel.
Lily? Echt niet. Dat Lily en zij elkaar weer spraken was alleen te danken aan Eve's diplomatieke vaardigheden.
Bij haar moeder op bezoek was ook uitgesloten.
‘Eindelijk!’ had ze uitgeroepen en ze klonk bijna uitgelaten, terwijl Clare haar juist had gebeld omdat ze op zoek was naar medeleven, en misschien wat thee met taart. ‘Dat kind heeft een vader nodig, dat heb ik toch altijd al gezegd?’
Daar waren zoveel en zovele verschillende antwoorden op mogelijk dat Clare, voor een keer in haar leven, met stomheid was geslagen. Gelukkig maar, want ze had bijna geen familie meer over om ruzie mee te maken.
Ze kon Mandy natuurlijk bellen, maar ook al vond Clare haar nog zo aardig, ze vond het een beetje gek om die alweer te bellen.
Melanie? Ze zou zich nooit op die manier blootgeven aan Melanie. Juffrouw Magere Melk Graag? No way. Alleen al de gedachte aan de schrik op Melanies gezicht toen de vorige bijeenkomst op een familieoorlog uitliep, deed Clare huiveren van schaamte.
Ze had collega's van school, maar die waren niet meer dan dat: collega's. Leuk om koffie mee te drinken in de lerarenkamer en om mee te klagen over het werk, maar niet mensen om naar toe te gaan in tijden van nood. Als ze zin had om te shoppen, ja, dan kon ze er wel eentje bellen; maar ze hadden jaren geleden al wel ingezien dat Clare het zich niet kon veroorloven om met hen mee te gaan op hun maandelijkse shopuitje naar Brent Cross.
Dus dat was het dan.
Er was niemand die ze kon bellen. Dat hield je dan over aan drieëndertig jaar vriendschappen, dacht Clare bitter. Dat was nou het gevolg van een tienerzwangerschap. De vriendinnen van toen hadden je in de steek gelaten omdat ze bang waren dat het besmettelijk was (en als zij daar al niet bang voor waren, dan hun ouders wel) en de mogelijkheid om daarna nog nieuwe vriendschappen te sluiten waren uiterst beperkt.
In de keuken zette Clare de waterkoker aan om thee te maken, maar meteen daarna zette ze hem weer uit.
Ze kon vast gaan koken. Of een taart bakken, voor als Lou straks weer thuiskwam? Chocoladetaart was altijd een hit. Als Lou tenminste even vergat dat ze permanent op dieet was.
Ze pakte een zak zelfrijzend bakmeel, de cacao en de weegschaal uit het keukenkastje, maar bedacht zich toen…
Lou zou al gegeten hebben. En iets zei haar dat iets bakken vandaag niet zou werken. Haar hart zat er ook niet in. Haar hart zat in een dure blauwe auto die nu ergens over de A10 racete.
Clare zette de ingrediënten terug in de kast, en deed de ijskast open. Ze at een stukje kaas en gluurde in Lou's potje pindakaas, met stukjes noot, voor ze het laatste restje inschonk van de wijn van die week. Nog geen half glaasje. Daar zouden haar zorgen niet eens in kunnen pootjebaden.
De inhoud van haar portemonnee bood ook al niet veel soelaas.
Er zat nog een briefje van tien pond in. Als ze nu naar de winkel zou gaan om nog een fles wijn te kopen, had ze niet genoeg om vanavond pizza te laten bezorgen. En het was zaterdag. Lou kreeg op zaterdag altijd pizza, dat was traditie.
Maar ja, als Lou met Will zou eten, dan had ze misschien geen trek meer in pizza. Aan de andere kant, als ze nou niet al met Will had gegeten, dan zou het Clare's toch al zo schandelijke financiële wanboel nog vetter onderstrepen als ze het geld nu uitgaf. Dat risico wilde Clare niet lopen, en dus liet ze haar portemonnee weer in haar tas glijden.
Aan het eind van de hal rook Lou's donkere slaapkamer naar tiener. Foute parfummetjes en vieze sokken. Clare trok de gordijnen open om het zwakke winterzonnetje binnen te laten, wierp een blik op de rotzooi die daardoor zichtbaar werd, en trok ze toen maar weer dicht. Maar dat deed ze net niet snel genoeg om haar rode ogen en opgezwollen gezicht in Lou's spiegel te missen.
Haar eigen slaapkamer was al niet veel beter. Het stonk er dan wel niet naar tienerkamer, maar het rook er wel muf, en het lag vol met troep. Dit was de plek waar Clare alles bewaarde dat ze nergens anders in huis kwijt kon, wat inhield dat langs een muur allemaal kartonnen dozen stonden opgestapeld vol met de troep die zij en Lou in de loop der tijd hadden verzameld.
Ze wist niet eens waar ze naar op zoek was totdat ze een van die dozen uit de stapel trok en de inhoud ervan omkiepte op haar niet opgemaakte bed. Het waren de dagboeken uit haar jeugd. Daar had ze al in geen jaren meer naar omgekeken. Al sinds Lou's geboorte niet meer. Ze had geen tijd meer om een dagboek bij te houden met een baby om voor te zorgen en een studie om af te ronden. En daarna kwam haar lerarenopleiding, en moest ze voor de klas, en huiswerk nakijken. Althans, dat hield ze zichzelf voor.
Maar eigenlijk had ze de moed niet gehad om onder ogen te zien wat voor potje ze van haar eigen leven had gemaakt.
Ze dumpte de rest van de spullen weer in de doos, en schoof die achteloos in een hoek, om met een stapel oude schriftjes met vervaagde roze kaften onder haar arm terug te lopen naar de keuken.
Ze nam een slok uit haar halfvolle glaasje wijn en ging bijna over haar nek. Hij was zuur geworden en dus spoelde ze hem maar door de gootsteen. Dan maar thee. Ze zette de waterkoker weer aan en ging zitten lezen. Clare wist niet meer wanneer ze precies was opgestaan om een notitieblok en een pen te pakken, of wanneer ze had besloten om de stukjes die volgens haar de meeste zeggingskracht hadden over te schrijven.
De pijn was nog even vers als op de dag dat Will haar de rug had toegekeerd bij de eendenvijver en bij haar was weggelopen. Maar ze vond niet alleen de pijn, maar ook kracht. Waar had ze die vandaan gehaald? Ze was nauwelijks achttien, geen meisje meer, maar ook nog niet erg volwassen. Ze had genoeg kracht om iedereen te trotseren en de baby te krijgen die niemand anders wilde, behalve zij. En zij trouwens ook niet eens, tenminste, in het begin nog niet. Clare was verrast en onder de indruk. Was zij dit echt geweest, dit vastberaden, vechtlustige meisje? Waar was dat meisje dan nu? Zo heel ver weg kon ze toch niet zijn.
Vijf uur. Clare keek verbaasd op. Hoe kon het nou ineens al zo laat zijn?
Dat kon helemaal niet. Maar ze had absoluut de benedendeur dicht horen vallen en nu hoorde ze de onmiskenbare zware stappen van Lou's Dr Martens’ op de trap. Misschien was het niet goed gegaan en was Louisa vroeg thuis gekomen. Clare werd al bijna blij, maar hield zich toen in.
Een blik op de klok boven het fornuis vertelde haar dat ze helemaal niet vroeg was. Het was vijf uur. Vijf over vijf, zelfs.
De uren waar ze zo tegenop had gezien, zodra ze wist dat ze Will toegang had gegeven tot Louisa's leven, waren voorbij gevlogen. Toen ze aan de keukentafel was gaan zitten en het eerste schriftje had opengeslagen, de schriftjes van VW, Voor Will, voor de liefde, voor haar dromen om schrijfster te worden bleven liggen op een bankje in het park, zei de klok dat het tien over drie was. En nu was het dus na vijven. Er waren bijna twee uur verdampt. Buiten sloeg de schemering om in duisternis, en haar thee was even koud als het huis. De verwarming deed het dus weer eens niet, om de een of andere reden.
Clare maakte haar verkrampte vingers los van haar pen en veegde vlug de schriftjes en de vellen papier bij elkaar die inmiddels waren volgeschreven met haar leraressenhandschrift. Lou mocht hier natuurlijk niets van zien, totdat Clare vond dat het daar de tijd voor was. Als dat al ooit zou gebeuren. In de keuken was geen verstopplaats waar Lou het niet zou vinden op haar strooptochten, en dus liep Clare er vlug mee naar haar slaapkamer, en propte ze alles in haar ladekast, onder een stapeltje truien.
Toen ze haar kamer uitkwam, ging net de voordeur open.
‘Hoi, liefje.’ Ze dwong zich om vrolijk te klinken. Alsof Lou bij schoolvrienden was geweest in plaats van de vader die ze nog nooit had gezien. ‘Hoe ging het?’
‘Wat is het hier godvergeten koud.’ Lou deed het licht in de gang aan. In haar haast om de dagboeken te verstoppen, was het Clare helemaal niet opgevallen dat het in de rest van het huis zo donker was geworden.
‘Niet vloeken,’ zei ze. Het was een reflex.
Lou hield een plastic tas tegen haar borst gedrukt. Althans, geen plastic tas, het was eerder een soort tasje dat als cadeauverpakking dienst doet, heel chique en gemaakt van duur wit karton, met een koordje als handvat en een logo.
Dat logo zat verstopt onder Lou's arm. Opzettelijk, zo te zien.
‘Wat…’ Clare deed haar mond open om te vragen naar het tasje, maar deed hem toen weer dicht. Will had Clare aan de telefoon gevraagd of ze het goed vond dat hij Lou een cadeautje gaf. Daar had ze met tegenzin mee ingestemd. Clare twijfelde er niet aan dat dit het was – wat het ook mocht zijn.
Clare ving een glimp op van Lou's woedende blik onder het gordijn van haar haar, en werd ineens heel zenuwachtig. De donkere ogen van haar dochter leken ondoordringbaarder dan ooit, en haar gezicht stond op onweer.
‘Wat is er?’ vroeg Clare. Ze werd overspoeld door een golf van misselijkheid. Wat had Will met haar kind gedaan? ‘Wat is er gebeurd?’
‘Hou op,’ zei Lou. Dit was een heel nieuw soort woede. Een woede die Clare nog nooit zo had gehoord van haar. Een veel volwassener soort woede. Eerlijk gezegd werd ze er doodsbang van.
‘Ik wil niet dat je tegen me praat,’ zei Lou en ze duwde haar kamerdeur open. ‘Nu niet…’ De deur smakte achter haar dicht. ‘EN NOOIT NIET!’