27

‘Doe iets leuks aan.’

Met haar mascararoller in haar hand, wierp Melanie Vince een boze blik toe via de badkamerspiegel. ‘Doe iets leuks aan?’ herhaalde ze. ‘Wat wil je daarmee zeggen? Dat ik ook kleren heb die niet “leuk” zijn? Moet je horen wie het zegt, met je afgetrapte gympen en je spijkerbroek waar je soep van kunt koken!’

Vince grinnikte en stak beide handen in de lucht om zich over te geven. De handdoek die hij om zijn middel had geslagen viel op de grond.

‘O ja, dus daar wil je me mee paaien?’ Melanie wierp een smalende blik op zijn kruis. ‘Vergeet het maar.’ Maar ze grijnsde erbij.

‘Ik bedoel alleen, ik neem jou mee uit eten. Om ons succesje te vieren, snap je wel, en ik heb iets heel chics gereserveerd. Dus ik dacht, we moeten ons maar netjes aankleden. Ik heb mijn pak meegenomen,’ voegde hij er nog aan toe om haar te enthousiasmeren.

Melanie glimlachte totdat Vince de badkamer uit was. In de slaapkamer hoorde ze hem op het kingsize bed ploffen, en toen hoorde ze stemmen uit de televisie komen toen hij begon te zappen.

Hij had zijn pak meegenomen. Wat had dat te betekenen?

Het feit dat Vince überhaupt een pak had was al nieuws, wat Melanie betrof. Hij droeg jasjes; als hij een vergadering had droeg hij een jasje met de netste spijkerbroek uit zijn uitgebreide collectie. Dat had hij ook aan toen hij haar ouders ontmoette. Maar een heel pak? Dat was een teken. Het moest iets betekenen. Melanie wist niet precies wat, en ze was er ook niet zeker van dat het iets leuks was.

In de spiegel staarde een paar amandelvormige ogen haar gespannen aan. Een van die ogen was omkranst door lange mascarawimpers, de andere nog niet. Ze begon aan haar tweede oog. Ze vond het om de een of andere reden vervelend om zichzelf van zo dichtbij te bekijken. Normaal zou het haar niet zijn opgevallen. Maar vanavond… Er lag iets raars in haar blik, iets vermoeids. Een bang voorgevoel dat steeds sterker was geworden sinds ze uit Boston waren vertrokken.

Doe normaal, zei ze tegen zichzelf. Het is maar een etentje. Die jongen mag je toch wel gewoon mee uit eten nemen?

Toen ze twee dagen geleden op de Bullet Train naar New York waren gestapt, ging Melanie helemaal mee in Vince’ euforie. Het was hen gelukt! Het was hen gelukt! Een godswonder was het, want ze had eindelijk een man gevonden die haar ouders goed vonden!

En hij was niet eens Chinees!

Gedragen op de golf van Vince’ goede humeur had ze zich op allerlei toeristenattracties gestort, en dat vond ze niet eens erg. Ze hadden ijs gegeten bij Serendipity, oesters op Grand Central Station en New York Sours gedronken in het Algonquin. Ze waren zelfs gaan schaatsen in Central Park. Tenminste, Melanie, want Vince hing langs de rand van de ring. Ze keken vol bewondering naar de kerstboom bij Rockefeller Center, en ze vergaapten zich aan de etalages van juwelier Tiffany, zoals Audrey Hepburn ook had gedaan, hoewel Melanie hardnekkig weigerde om er naar binnen te gaan. Het was er veel te druk. In plaats daarvan gingen ze naar de Apple Shop op Fifth Avenue, waar ze per se de paarse iPod nano wilde kopen die bovenaan stond op Ellies verlanglijst voor kerst.

Melanie had zich zelfs over laten halen om het Empire State Building op te gaan. Ze kon niet meer weigeren toen hij haar had ontfutseld dat ze in al die jaren in Manhattan nog nooit naar boven was geweest. En hij had natuurlijk gelijk, het uitzicht was spectaculair. Hij was wel een beetje te ver gegaan toen hij ook nog een ritje wilde maken met een rijtuig door Central Park, maar het leuke aan Vince was dat hij dat soort dingen nooit in de gaten had.

Het was allemaal perfect. Het was een magisch uitstapje, zo vlak voor de Kerstmis. Geweldige seks, lekker winkelen, leuk gezelschap. Dus wat was er dan mis met haar?

‘Je ziet er fantastisch uit!’

‘Is het wel leuk genoeg?’ vroeg Melanie terwijl ze een pirouette draaide in de deuropening van de badkamer. Ze had niets bijzonders aan, gewoon haar favoriete Little Black Dress, geschikt voor alle gelegenheden. Die had ze jaren geleden een keer bij Bergdorf gekocht. Als hij haar nou van tevoren had gewaarschuwd, dan had ze iets bijzonders meegenomen. Maar dat had hij niet gedaan, en dus had ze niets speciaals bij zich. En het feit dat hij wel iets bijzonders bij zich had, zat haar dwars.

‘Jij ziet er anders ook goed uit,’ reageerde ze een beetje laat. ‘Staat je goed, een pak.’ Vreemd, dacht ze, vreemd, maar goed. Al lijkt hij zo niet erg op mijn Vince.

‘Waar gaan we heen?’ vroeg ze terwijl de portier van hun hotel een taxi voor hen aanhield.

‘Naar de Waverly Inn!’ Vince grijnsde triomfantelijk toen hij de naam van een van de hipste restaurants in Manhattan noemde en hij achter haar in de taxi plaatsnam.

‘Naar de Waverly Inn?’ Melanie was verrast, onder de indruk en ook een beetje ontdaan. ‘Hoe heb je dat voor elkaar gekregen? Daar zit het altijd bomvol.’

Vince grijnsde zo breed dat het wel leek of zijn gezicht in tweeën spleet. ‘Ik heb zo mijn contacten,’ zei hij. Maar omdat hij van nature niet erg geheimzinnig was, deed hij het binnen een paar seconden al uit de doeken. ‘Een vriend van een vriend van een vriend kent de maître d’.’

Ineens leek hij gespannen. ‘Is het goed?’

Melanie woelde door zijn haar en leunde naar hem toe voor een zoen op zijn wang. ‘Tuurlijk is het goed, Vince, maar dat had toch niet gehoeven. Ik had het restaurant in ons hotel ook prima gevonden.’

‘Dat weet ik wel, maar ik wilde dit graag doen.’

Het restaurant was veel te cool voor toeristen, en alleen het neusje van de zalm uit media- en celebrityland werd hier toegelaten. Melanie herkende veel van de mensen uit de krant, van toen ze zelf nog in New York woonde; het was een exclusieve club mensen waar Melanie en Vince zeer zeker niet toe behoorden. Ze vroeg zich nog eens af hoe Vince dit in godsnaam voor elkaar had gekregen. Het was natuurlijk niet het beste tafeltje, maar ze zaten ook niet in Sociaal Siberië. Ze vond het zorgwekkend. Was dit hoe Vince haar zag? Dacht hij dat ze met dit soort mensen wilde zijn?

Melanie keek op toen ze tocht van de deur voelde. Het gesprek was wat stilgevallen en Vince werkte snel zijn macaroni met kaas weg. Ze vond het geestig toen hij dat bestelde. Vlieg je helemaal naar Manhattan, ga je typisch Engels troostvoer eten, ook al deden ze er hier dan geschaafde truffel over. Dat was dus wel ‘haar Vince’. Het liefst had hij er een biertje bij gedronken, waarschijnlijk. Had hij dat maar gedaan, in plaats van de fles rode wijn van vijftig dollar die hij had besteld, waarschijnlijk omdat hij dacht dat zij dat lekker vond. Niet dat er iets mis was met Crozes-Hermitage uit 2005, al was het dan een van de goedkopere wijnen op de kaart. Integendeel. Het was alleen dat Melanie wist dat hij liever bier had gedronken.

Haar gedachten dwaalden af en terwijl ze met haar halfvolle glas speelde, voelde ze dat haar haren omhoog geblazen werden door de wind van buiten. Ze keek op toen een stelletje langs hun tafeltje werd geleid. De man keek net omlaag toen zij opkeek, en hun ogen vonden elkaar.

Simeon was totaal niet veranderd. Zijn haar was nog hetzelfde, zijn uniform onveranderd: wit hemd, open bij de nek, donkerblauwe blazer, smetteloze jeans. Een Patek Philippe-platinahorloge om zijn linkerpols, en de diamanten zegelring die zijn vader hem had gegeven.

‘Ha,’ het woord rolde haar mond uit nog voor haar hersenen haar konden stoppen.

De maître d’ bleef aarzelend staan en vroeg zich af of zijn gast deze onderbreking wel op prijs zou stellen.

Simeon staarde haar koeltjes aan, alsof hij zich probeerde te herinneren waar hij haar ook weer van kende. Was het soms van een zakendeal die mislukt was? Toen bedacht hij zich dat hij hoorde te glimlachen.

De maître d’ ontspande.

‘Mel. Wat een verrassing. Ik dacht dat jij nog in…’

‘Dat was ook… is ook zo… We zijn hier alleen…’ Waarom gaf ze hem tekst en uitleg?

Vince keek op van zijn bord en staarde Simeon aan. zo'n vijandige blik had ze nog nooit gezien.

‘Simeon, die is mijn geliefde, Vince Morris.’ Melanie dwong zichzelf om op haar zakenlunchmodus over te schakelen.

Simeon stak zijn hand uit. Die was gebruind, de nagels roze en met zulke witte randjes dat het wel leek of hij bij de manicure was geweest. En Simeon kennende, was dat ook zo. ‘Hallo,’ zei hij gladjes. ‘Vince. Leuk je te ontmoeten.’

‘Vince, dit is Simeon, mijn …’

‘Ik weet het,’ onderbrak Vince haar. ‘Ook zo.’ Hij schudde hem zo kort mogelijk de hand. ‘We zijn net in Boston geweest, bij Melanies ouders.’

‘Echt waar?’ Simeon trok zijn wenkbrauwen op. ‘Sterkte dan maar.’

‘Sorry, wij kennen elkaar nog niet.’ Vince keek nadrukkelijk naar een lange, superdunne blondine, die achter Simeon stond. Ze had hen volkomen genegeerd.

‘Natuurlijk, neem me niet kwalijk,’ Simeon was totaal niet van zijn stuk. ‘Dit is mijn vrouw, Poppy King-Jones. Mel, jullie kennen elkaar, meen ik.’

‘Zo'n beetje,’ zei Poppy. Ze stak haar hand uit naar Melanie, die enige troost putte uit hoe slap die aanvoelde en hoe kinderlijk haar stem klonk. Poppy had dus tenminste niet alles mee. Hopelijk was ze nog dom ook.

‘En dit is haar partner… Vince, toch?’

‘Hallo.’

Het was een pure kwelling. Melanie zocht naarstig naar een manier om een einde te kunnen maken aan dit samenzijn, en ze kon de maître d’ wel zoenen toen hij discreet de keel schraapte.

‘Enfin, we moeten door, onze tafel wacht. Leuk je te zien.’ Simeon boog zich en zijn lippen raakten de lucht een fractie van een centimeter van Melanies wang. ‘Jou ook, Vince.’ En weg waren ze.

Vince bleef even stil en pakte toen zijn wijn en dronk zijn glas in een teug leeg. ‘Die veel te dure macaroni smaakt me ineens niet meer zo,’ zei hij, terwijl hij zijn vork neerlegde.

‘En net vond je het nog zo lekker,’ protesteerde Melanie, weinig overtuigend.

‘Net, ja.’ Vince staarde haar aan. Ze voelde zich betrapt, en het kostte Melanie al haar wilskracht om niet als eerste los te gaan. ‘Waarom waarschuwde je me niet toen je hem zag?’ vroeg hij, na een paar heel lange seconden.

‘Dat kon niet,’ zei ze. ‘Daar was geen tijd voor. Ik keek op en toen stond hij daar ineens. Naast ons. Hoe had ik jou moeten waarschuwen?’

Vince keek haar weer aan, met een intense blik. ‘Aha,’ zei hij, bij wijze van verbaal schouderophalen. ‘Ik heb geen zin meer in een toetje, jij wel?’

Er leek geen einde te komen aan de taxirit terug naar het hotel. De stilte werd alleen doorbroken door de chauffeur die een of andere niet te herkennen Oost-Europese taal door zijn mobieltje aan het schreeuwen was. Vince staarde recht voor zich uit, met zijn ogen, zonder iets te zien, strak op het hoofd van de chauffeur gericht. Melanie wierp een nerveuze blik op hem. Je hoefde geen genie te zijn om te weten dat dit foute boel was. Ze had dit gezicht al eens eerder gezien, en toen was het niet goed afgelopen.

Maar ook nu wist Melanie niet precies was er eigenlijk was misgegaan. Ze wist wel wanneer, maar niet waarom het was gebeurd. Wat ze wel zeker wist was door wie het mis was gegaan. Maar ze had geen flauw benul hoe ze uit deze puinhoop moesten komen.

‘Nog een drankje voor het slapen gaan?’ vroeg ze toen ze langs de bar van het hotel kwamen. ‘Of koffie?’

Vince schudde zijn hoofd. ‘Ik kruip in mijn mand.’

Hij wist niet hoe snel hij naar hun kamer moest. Terwijl het voor Melanie precies omgekeerd was. Hoe langer ze daar weg kon blijven, hoe beter, maar Vince liet haar geen keuze. Er was geen ergere plek denkbaar om ruzie te hebben dan een hotelkamer, vond Melanie. Als je daar eenmaal in zat, werden de muren een cel. Dan zat je gevangen. Alleen maar jij, hij, en een kingsize bed als scheidsrechter.

De deur was nog niet achter hen dichtgevallen of Vince begon.

‘Wat is er in godsnaam met jou aan de hand?’ vroeg hij terwijl hij voor haar ging staan. Melanie stond met haar rug tegen de deur, want ze had de klink nauwelijks losgelaten. De drang om weg te hollen was overweldigend. Maar waar moest ze naartoe? Niet naar de vriendinnen die ze niet eens had gemeld dat ze in de stad was. Niet terug naar Boston, naar de ouders die dachten dat Vince een heilige was, en die totaal niet verbaasd zouden zijn als ze hoorden dat ze dit ook al weer had verpest.

Melanie haalde diep adem. ‘Met mij is niks mis.’

‘Behandel me niet als een klein kind, Melanie. Er is wel degelijk iets aan de hand.’

‘Vince,’ ze probeerde zo kalm mogelijk te klinken. ‘Ik ben hier niet mee begonnen. Ik ben niet degene die weigerde om mijn eten op te eten. Ik ben niet…’

‘En ik ben niet degene die zit te flirten met mijn ex,’ vuurde Vince op haar af. ‘Je dacht toch zeker niet dat ik daar zou blijven zitten alsof er niks aan de hand was, na wat jij daar net flikte?’

‘Vince!’ zei ze, en ze deed een stap naar voren en stak een hand op. ‘Vince! Ik zat niet te flirten. Hoe kom je erbij. Ik was net zo geschokt als jij om hem hen daar te zien,’ zei ze met klem.

‘Maar Simeon raakt je,’ zei hij. ‘Nog steeds.’

‘Niet,’ protesteerde Melanie. ‘Hij raakt me helemaal niet meer. Ik hou niet meer van hem, ik vind hem niet eens aardig meer. Die vent is een eikel, en de grootste fout die ik ooit in mijn leven heb gemaakt. Ik hou van jou.’

Maar toen ze die woorden uitsprak, wist Melanie dat het niet waar was. Ze was dol op hem en ze mocht hem graag. Ze hadden het geweldig in bed. Maar of ze van hem hield? Of ze dat gevoel had van een bonzend hart, een zere maag en die misselijkheid bij het idee dat ze zonder hem verder moest? Nee.

Het was niet voor het eerst dat ze die woorden uitsprak zonder ze te menen, maar zo erg als deze keer was het nog niet geweest. En aan Vince kon ze zien dat wat haar mond ook mocht zeggen, haar gezicht een heel ander verhaal vertelde.

Hij zakte op het bed en legde zijn hoofd in zijn handen. ‘Het verschil is dat ik het echt meen als ik je zeg dat ik van jou hou,’ zei hij, en de woede verdween even snel uit zijn stem als hij er in was gevaren.

Toen ze naast hem ging zitten op het kingsize bed, kraakte het zoals het in de afgelopen achtenveertig uur zo vaak had gekraakt. Maar dit keer klonk het heel anders.

‘Ik weet het,’ zei ze.

Het leek wel alsof er uren overheen gingen voor Vince uiteindelijk opkeek, en de pijn in zijn vochtige ogen was ondraaglijk.

‘Moet je horen…’ begon Melanie, maar ze had geen idee waar die zin heen moest gaan. Dus toen hij een hand opstak om haar te onderbreken, was ze bijna dankbaar.

‘Hou maar op,’ zei hij. ‘Er valt verder niets te zeggen, toch? Jij bent nog niet over Simeon heen. Ik wist het na de fashion awards. Ik had toen naar mijn verstand moeten luisteren. Maar ik ben een domme idioot. Ik heb mezelf laten hopen.’

‘Je bent geen domme idioot,’ zei ze. ‘En ik ben wel degelijk over Simeon heen, dat zweer ik.’

‘Maar?’ Hij keek haar gepijnigd aan en Melanie zag tot haar ontzetting wat hoop in zijn ogen flikkeren. Ze zag dat ze maar een woord hoefde te zeggen. De minste aanmoediging en hij zou bereid zijn om het meteen weer te proberen. Om haar het voordeel van de twijfel te gunnen. Om haar een derde, vierde, vijfde kans te geven.

En het zou zo gemakkelijk zijn om die kans te pakken.

En er was ook nog Ellie. Die na een paar ontmoetingen al heel dol was op Melanie. Hoe moest hij nou aan haar uitleggen dat papa's nieuwe vriendin even snel uit haar leven was verdwenen als ze daarin haar intrede had gedaan?

Door Ellie ging ze bijna overstag.

En over Simeon was ze echt heen. Tenminste, ze dacht van wel. Maar dat maakte het eigenlijk alleen maar erger. Dat ze over Simeon heen was en toch niet bij deze man wilde zijn die haar zo vreselijk graag wilde. Deze man, die ze echt graag mocht en die goed voor haar zou zijn, dat wist ze zeker.

‘Je het gelijk, Vince,’ zei ze langzaam. ‘Ik ben hier niet klaar voor. Het spijt me zo ontzettend.’

Ze stak haar handen naar hem uit om hem te troosten, maar hij schudde haar van zich af. ‘Het geeft niet,’ zei hij. ‘Ik wist ook wel dat het te mooi was om waar te zijn. Laat me nou maar met rust, ja?’

‘Ik…’

Melanie wist niet wat ze moest doen en wat ze moest zeggen. Zouden ze hier de hele nacht zo blijven zitten? Zou ze zwichten en het alsnog goed maken? Zou ze zich aan hem vastklampen, alleen omdat ze nu hier waren, samen in deze stad; en omdat ze iets hadden dat leek op een gedeelde geschiedenis?

Misschien zou ze dat doen. Voor vannacht, de rest van het weekend, misschien zelfs de rest van het jaar. Ze dacht weer aan Ellie. De Kerstmis die ze samen hadden gepland – schaatsen en shoppen, en misschien blondies bakken (Melanies lievelingskoekjes uit haar jeugd). Ze voelde haar ogen prikken, maar ze wist dat ze nu niet moest toegeven. Dat was niet eerlijk ten opzichte van Vince. En als ze nu bij elkaar bleven om volgend jaar toch uit elkaar te gaan… nou ja, dat was ook niet eerlijk ten opzichte van Ellie. Want Mel wist diep vanbinnen dat Ellie niet genoeg was om hen bij elkaar te houden. Niet voor eeuwig. En alleen voor eeuwig was nog goed genoeg, wat haar betrof. Dat andere had ze al iets te vaak meegemaakt.

De bal lag bij haar. Vince liet haar de knoop doorhakken, en dat begreep ze best. Waarom zou hij het haar gemakkelijk maken?

‘Zal ik… zal ik bij de receptie gaan vragen of ze nog een kamer vrij hebben?’

Melanie was krankzinnig blij dat hij niet opkeek. Nu hoefde ze de pijn in zijn ogen tenminste niet te zien. De beschuldiging.

‘Vince?’ vroeg ze zachtjes. ‘Dat lijkt mij het beste… Jou ook?’

Zijn enige antwoord was een kort, fel knikje.

Het bed kraakte terwijl ze ging verzitten; het was een droevig geluid, heel anders dan het vrolijke gekraak van eerder die dag.

In de deur bleef ze ineens staan, en ze keek achterom.

Vince leunde op wat eerst hun bed was. Uit haar ooghoek zag ze een flits lichtblauw, terwijl hij een klein vierkant doosje dat hij in zijn hand verstopt had gehouden in het nachtkastje stopte en stilletjes de la dichtschoof.