29

De enige gemakkelijke dag

Al Basrah Oil Terminal (mabot)

   Perzische Golf, Irak

   19 maart 2003

 

Moore hees zichzelf omhoog en klom in de zwarte Zodiac waar de beide andere seal’s die van het platform waren gesprongen al in zaten. Ze wachtten nog steeds op Carmichael en een van zijn mannen, Mako Six, die geraakt was. Moore trok zijn duikbril af en ademde de zoute zeelucht diep in. Vanuit het westen, boven de zwarte golven en onder een dikke laag wolken, vloog de CH-47 Chinook-helikopter; zijn achterkant helde naar beneden. De piloot scheerde voorzichtig over het wateroppervlak. De beide schroeven creëerden een enorm hoge deining en trokken een lichte witte werveling door het water, en de gasturbinemotoren van de helikopter brulden. De piloot, wist Moore, leverde een harde strijd tegen de wind.

   Vanaf het platform werd fel geschoten en de meeste kogels werden op de helikopter afgevuurd. Moore probeerde via de radio de assistentie van de patrouilleboot in te roepen, maar het verzoek werd afgewezen en hij kreeg opdracht onmiddellijk te verdwijnen.

   De helikopterpiloot herhaalde deze opdracht: ‘Mako One, dit is Seabird, worden beschoten, worden beschoten! Jullie moeten hier nú weg, over!’

   ‘Begrepen, Seabird. Begrepen!’

   De romp van de Chinook lichtte op door de flitsen van afketsende kogels die algauw in de nevel verdwenen. Moore keek achterom naar het platform en zag Carmichael bij de reling staan, samen met elektronicatechnicus eerste klasse Billy Hartogg, Mako Six.

   ‘Frank, we hebben bijna geen tijd meer, buddy!’ riep Moore tegen zijn vriend.

   Maar Frank Carmichael wist dat niemand werd achtergelaten, levend of dood. Hij en Moore hadden geleerd dat dit niet zomaar een chauvinistisch cliché was zoals in oorlogsfilms werd gebruikt. Het was de waarheid en Carmichaels gedrag kenmerkte zijn mentale kracht en zijn karakter. Hij tilde het levenloze lichaam van Billy Hartogg op, was vastbesloten de seal naar huis te brengen.

   seal’s zoals Carmichael kozen nooit voor de gemakkelijkste weg, niet tijdens indoc, niet tijdens bud/s, nooit. De Enige Gemakkelijke Dag Was De Vorige Dag. Maar voordat Carmichael over de rand van het platform kon klimmen werd hij beschoten, naar achteren gedwongen en uit het zicht.

   Daarna kwamen nog meer salvo’s in het water terecht tussen de Zodiac en het platform. Opeens keek Moore in de ogen van twee bewakers die hun geweren nu op hem richtten. Hij hoorde geweervuur achter zich toen zijn mannen hun eigen geweer richtten en de beide Irakezen doodschoten, die achterovervielen, op het platform.

   Moores aandacht werd getrokken door een luide plons. Carmichael en hun dode collega dreven nu in de golven... Maar zij bevonden zich aan de andere kant, vlak bij een van de grootste pijlers, een meter of twintig bij hen vandaan.

   Er kwam een hand boven het water uit... en een stem die alleen in Moores hoofd te horen was echode: Laat me niet alleen! Laat me niet alleen!

   ‘We moeten terug!’ schreeuwde Gary Brand, de leidinggevende onderofficier van het peloton die naast Moore in de Zodiac zat.

   Moore keek naar Carmichael en daarna weer naar de helikopter.

   ‘Mako One, dit is Seabird! Ik kan niet langer op jullie wachten!’

   Moore vloekte en schudde zijn hoofd. ‘Jullie wachten op me! Jullie moeten wachten!’

   ‘Verdomme, Mako One!’ schreeuwde de piloot. ‘Dertig seconden!’

   De buitenboordmotor die stationair had gedraaid, jankte toen Moore naar Carmichael scheurde en zijn mannen opdracht gaf het touw klaar te houden.

   Moore haalde diep adem en nam gas terug.

   Het enige wat Carmichael moest doen, was het touw vangen en de lus om zijn arm slaan. Dan zouden ze hem in de Zodiac sleuren, ook al was dat het laatste wat Moore deed.

   Hij stuurde de boot dichter naar Carmichael, die Hartogg vasthield. Ze gingen naast hem varen...

   Het touw werd uitgegooid.

   Carmichael had maar één goede arm om hem op te vangen.

   Hij miste. Shit!

   Moore draaide de boot zo vlug dat het net was alsof het vaartuig over rails reed. Hij dacht dat hij tijd genoeg had voor een nieuwe poging.

   Maar toen keek hij weer naar de Chinook.

   Seabird begon weg te vliegen.

   En opeens veranderden seconden in jaren. Er was geen enkel geluid behalve Moores hartslag, geen enkel gevoel behalve het zoute water in zijn mond.

   Carmichael deinde op en neer naast de pijler.

   De helikopter creëerde een waterval op de golven toen de piloot gas gaf.

   ‘Herinner je je dat citaat nog?’ vroeg Carmichael. ‘We kunnen maar op twee manieren worden verslagen: of we gaan dood of we geven het op. En we geven het niet op.’

   Een nieuwe kogelregen wekte Moore uit zijn verdoving en hij keek omhoog naar de helikopter. ‘Hij vliegt weg! We moeten gaan!’

   Hij wist niet zeker wie er antwoordde, want de stem werd vervormd door de wind, de schoten, het lawaai van de rotorbladen, maar hij hoorde genoeg: ‘Max, niet doen! Niet doen!’

   Maar op dat moment besefte hij dat hij hen niet allemaal kon redden. Niet allemaal. Niet Carmichael. ‘Geen keus. We vertrekken!’

   Toen hij achteromkeek naar het platform, was Carmichael daar nog steeds, niet om hulp zwaaiend, maar gebarend dat ze moesten vertrekken.

   Red jezelf.

   Schoten weerklonken langs de zijkant van de Zodiac, en dat was dat. Moore liet de boot nog een rondje maken en stuurde in de richting van de helikopter. ‘Seabird, dit is Mako One. We zijn onderweg!’

   ‘Begrepen, Mako One. Schiet op!’

   De Chinook daalde, raakte het water.

   ‘Laat me niet alleen!’

   Maar dat riep Carmichael niet. Hij had met gebaren te kennen gegeven dat ze moesten vertrekken. Hij wist dat hij achter moest blijven.

   Moore voer plankgas naar de Chinook. De piloot liet de helikopter nog een meter zakken, tot de buik in het water hing en de kogels hen nog steeds om de oren vlogen, tot... de Zodiac, dankzij Moores stuurmanskunst, precies de ramp in voer en piepend in de helikopter tot stilstand kwam.

   Voordat Moore het gas kon loslaten, had de piloot de Chinook al laten opstijgen. Ze vlogen snel bij het platform vandaan en lieten de golven en de kogelregen achter zich.

   Nadat hij de motor had uitgeschakeld, bleef Moore zitten. Toen hij opkeek, zag hij dat de andere seal’s hem aankeken, iedereen keek hem aan. Alsof ze wachtten op een excuus, op iets waaraan ze zich konden vastklampen, een rechtvaardiging voor wat er zojuist was gebeurd: we hebben een man in het water achtergelaten om te sterven.

   Maar het enige wat Moore kon doen, was zijn ogen sluiten en zijn best doen niet in te storten. Daarna gingen zijn mannen weer aan het werk en trokken hun spullen uit, alsof er niets was gebeurd.

   Hun training nam het over, de ontelbare trainingsuren, de routine, waardoor ze zich niet eens bewust waren van het feit dat ze de missie hadden afgerond, hun spullen hadden gepakt en op de een of andere manier in de bar waren beland en nu al met hun derde rondje bezig waren. De vage beelden. De nevel. De verblindende intensiteit van de strijd die zintuigen had verdoofd die uiteindelijk weer tot leven zouden komen.

   Binnen twee uur was de allergrootste operatie in de geschiedenis van de U.S. Navy seal’s begonnen. Tot Moores ergernis werd zijn team in reserve gehouden.

   De seal’s hadden samen met de Royal Marines een aanval uitgevoerd op de pompsloten van elke terminal en elk platform. Helaas hadden ze niets geweten van de harmonicadraad rondom elk slot, zodat de seal’s daarin verstrikt waren geraakt en door de bewakers van het platform werden beschoten tot ze het gebied in bezit hadden genomen. Kort daarna werden ze beschoten door een Irakese tank, maar hun Air Force Combat Controller was erin geslaagd een Air Force A-10 Warthog op te roepen waarvan de schutter de tank algauw had geïdentificeerd en vervolgens met een agm-65 Maverick lucht-grondraket had vernietigd.

   De seal’s voerden nog meer aanvallen uit op de raffinaderij en de haven van het schiereiland Al-Faw, terwijl Amerikaanse mariniers van het 5th Regimental Combat Team van de 1st Marine Expeditionary Force verder naar het noorden in de Rumaila-olievelden aanvallen uitvoerden. Moore had zijn commandant horen klagen dat de grond daar onstabiel leek, te onstabiel voor hun standaard Desert Patrol Vehicles (dpv’s) met achterwielaandrijving. Zodra ze daar aankwamen, bleek deze vrees gegrond: hun dpv’s kwamen vast te zitten in het met olie verzadigde woestijnzand. Ze moesten zich te voet terugtrekken, maar kwamen tegenover meer dan driehonderd verschanste Irakese soldaten en tanks te staan. Met de assistentie van close air support die door hun combat controllers was opgeroepen, vochten de seal’s zich voor zonsondergang uit de vijandelijke linies. Ze doodden een paar honderd Irakezen, namen ongeveer honderd anderen gevangen en vernietigden al hun tanks. Daarna werden ze bevrijd door het 42ste Commando van de British Royal Marines.

   Na afloop van deze operatie werd Carmichaels lichaam opgehaald. Hij was beschoten door de Irakezen op het platform en gebeten door zwart-gele zeeslangen die door het opspattende water van de buitenboordmotor waren opgewoeld. Deze soort zeeslang kwam hier veel voor; hun gif was veel giftiger dan dat van de cobra of de Indiase krait, en verlamde het ademhalingsstelsel van het slachtoffer. Hartoggs lichaam was ook gevonden, hoewel hij een paar kilometer bij het olieplatform vandaan was gedreven.

   Bij Carmichaels begrafenis in San Diego hadden Moore en meer dan dertig andere seal’s die met Carmichael hadden gediend zich aan weerszijden van de route van de kistdragers opgesteld. Op het moment dat de kist langs een van de seal’s kwam, trok hij de goudkleurige seal Trident, ook wel ‘The Budweiser’ genoemd, van zijn uniform en sloeg de scherpe pin van deze drietand in de zijkant van de houten kist. De andere seal’s volgden een voor een zijn voorbeeld, zodat tegen de tijd dat Carmichaels kist bij de grafkuil kwam er aan elke kant een goudkleurig inlegwerk op zat. Dit was het minste wat Moore en zijn collega’s konden doen, een laatste eerbetoon aan een van hun broeders.

   Moore, als Carmichaels beste vriend, was de laatste die zijn pin in zijn kist sloeg, en dat was hem te veel geworden. Hij was heel even ingestort, maar de stoïcijnse gezichten van zijn gedisciplineerde collega’s motiveerden hem zich te beheersen. Hij keek naar Franks jonge vrouw Laney, nu weduwe. Ze stond te huilen en depte met een zakdoekje haar tranen; haar uitgelopen mascara was even zwart als haar jurk. Als hij tegen haar zou zeggen dat het hem speet, zou dat een grap zijn, een bijzonder slechte grap. Dankzij hem was ze haar man kwijt. Het frustreerde hem ontzettend dat hij haar niet kon helpen en hij balde zijn handen tot vuisten.

   Een paar uur later tijdens de wake in een groot Italiaans restaurant dat Anthony’s heette, nam Moore Laney apart en probeerde haar uit te leggen wat er was gebeurd. Ze had alleen maar een heel vage versie van het gebeuren te horen gekregen en nergens in het verslag stond dat Moore het besluit had genomen Carmichael achter te laten en de rest van het team mee naar de helikopter te nemen; alleen maar dat de seal’s zwaar onder vuur hadden gelegen en dat Carmichael was gedood.

   ‘Eerlijk gezegd, Laney, is het allemaal mijn schuld.’

   Hoofdschuddend duwde ze hem weg. ‘Ik wil het niet horen. Ik wil het niet weten. Dat verandert niets. Ik ben niet gek, Max. Ik wist dat dit kon gebeuren, dus je moet niet denken dat ik de een of andere arme en gechoqueerde weduwe ben die iemand anders de schuld probeert te geven. Je mag best je verontschuldigingen aanbieden als jij je daardoor beter voelt, maar dat hoeft niet. Ik heb besloten met een Navy seal te trouwen en ik zou wel heel stom zijn als ik niet had verwacht dat deze dag ooit zou komen. Weet je wat gek is? Toen jullie de laatste keer werden ingezet, had ik zo’n gevoel... Ik wist het gewoon...’

   ‘Ik weet niet wat ik moet zeggen.’

   ‘Frank is gestorven terwijl hij iets deed waar hij van hield. En hij hield van jullie. Het was zijn leven. Op die manier zal ik me hem herinneren.’

   ‘Maar hij had niet hoeven sterven. Ik zou hier niet eens zijn als...’

   ‘Wat zei ik je? Geen verontschuldigingen.’

   ‘Dat weet ik, maar...’

   ‘Vergeet het dus maar.’

   ‘Laney, ik verwacht niet dat je het me vergeeft.’ Moore slikte. ‘Ik heb gewoon... Er was geen... Hij probeerde me te zeggen dat ik weg moest gaan...’

   ‘Hou je mond. Zeg niets meer.’

   ‘Maar dat móét.’

   Ze legde een vinger op zijn lippen. ‘Nee, dat is niet waar.’

   Moore wendde zich abrupt af en beende het restaurant uit, terwijl hij de blikken van de andere seal’s op zijn achterhoofd voelde.

 

Omgeving Crystal Cave

   Sequoia National Park

   Californië

 

‘Maar vijf,’ fluisterde Ansara toen hij door zijn verrekijker keek. Hij lag op zijn buik, schouder aan schouder met Moore die ook door een verrekijker keek en hetzelfde zag.

   Op een open plek, ongeveer vijftien meter onder hen, laadden vijf Latijns-Amerikaanse mannen een ruim vier meter lange, onopvallende truck vol met pakjes gedroogde marihuana. Ansara had Moore alles al verteld over een plek die hij de ‘tuin’ noemde en waar het kartel, onder dekking van suikerdennen, een enorme kwekerij had opgezet. Moore had zich verbaasd over het uitgebreide en slimme irrigatiesysteem. Hij had de tenten van de telers gezien en de veel grotere en langere tenten waar de geoogste planten een dag of drie, vier te drogen hingen, terwijl de kwekers elke plant zorgvuldig controleerden op eventuele schimmel. Na droging werden de planten overgebracht naar een andere tent, waar een team van zestien vrouwen (Moore had hen geteld en sommigen leken hooguit vijftien of zestien jaar) de planten wogen, samenbonden en elk pakje dichtplakten. Ze lieten de flappen van de tent open en door die openingen had Moore foto’s kunnen maken van de hele operatie die werd uitgevoerd onder bewaking van een aantal op batterij werkende camera’s in en rondom de tenten. Ansara, die de operatie al uitstekend had verkend, kende elke bewakingspost en elke zwakke plek in de verdediging van de kwekerij.

   ‘Ik wilde deze mannen de vorige keer dat ik hier was arresteren, maar dat wilde het Bureau niet,’ had hij Moore verteld. ‘Misschien wel de juiste beslissing.’

   ‘Ja, want een week later zouden ze ergens anders doorgaan. We moeten ze in Mexico tegenhouden en de hiërarchische structuur doorbreken.’

   ‘Hoe komt het toch dat jullie ex-militairen het altijd over strategieën, technieken en procedures hebben, en net doen alsof er bij een stelletje drugsdealers sprake is van een hiërarchische structuur?’

   ‘Omdat we geen ex-militairen zijn. We zijn en blijven altijd militairen. En omdat het gewoon zo is.’

   ‘Ik zit je gewoon op te naaien.’

   Moore glimlachte toen hij terugdacht aan dat gesprek. Hij keek naar de laser tripwire, de struikeldraad, die ze met een stukje tape op elke boom hadden aangegeven. Op die stukken terrein mochten ze niet komen en Ansara had al twee keer voorkomen dat Moore uitgleed en een laserstraal onderbrak. Hij had een beetje babypoeder tussen zijn vingers genomen en Moore precies laten zien waar de laserstraal liep door wat poeder op de straal te laten vallen.

   Een camera boven op de tent waar de mannen de pakjes uit haalden, draaide in de richting van de heuvel en maakte een schuine hoek omhoog, naar waar Moore en Ansara lagen. Ze doken dieper weg achter de boomstam waar ze zich achter verscholen. Op datzelfde moment hoorden ze voetstappen en het geritsel van bladeren achter zich, ten zuidoosten. Bewakers op patrouille. Stemmen. Spaans. Iets over een berenspoor.

   Beren? Niet goed.

   Ansara gebaarde naar Moore. Wacht. Ze lopen wel door. De mannen onder hen waren klaar met het inladen. Drie van de mannen klommen in de cabine van de truck en de chauffeur startte de motor.

   Moore en Ansara moesten terug naar het dal waar zij hun full-suspension mountainbikes konden pakken en geluidloos over de hoofdwegen naar hun 4x4 pick-up konden rijden. De vrachtwagen van het kartel zou een grote voorsprong op hen hebben, maar hij zou per satelliet worden gevolgd en de feeds zouden rechtstreeks naar Moores smartphone worden doorgeseind. Onderweg zou Moore nog wel een keer dichterbij moeten komen om een gps-tracker op het voertuig aan te brengen, die meer accurate gegevens over de locatie van de truck zou opleveren. De signalen van de satelliet werden vaak gestoord door het weer en het terrein, en juist deze ene vrachtwagen wilden ze onder geen beding kwijtraken.

   Zodra de stemmen van de bewakers wegstierven, liep Ansara voor Moore uit tussen de groepjes suikerdennen door en over de dennennaalden die kraakten onder hun laarzen. Het was 11.35 uur.

 

Toen ze bij hun fietsen kwamen, hoorden ze dat de truck langzaam over de onverharde weg reed. Het was een smal pad dat de arbeiders van het kartel hadden schoongemaakt en dat ongeveer twintig meter ten oosten van hun locatie liep. Ansara stapte op zijn fiets en vertrok. Hij was een ervaren mountainbiker, dankzij het vele trainen samen met zijn buddy Dave Ameno, die samen met hem een paar van Central Florida’s meest technische paden had gefietst. Ansara’s bedrevenheid irriteerde Moore, die zijn fiets maar met moeite in bedwang kon houden als hij over wortels stuiterde en kleine sprongetjes maakte. Ansara wist precies wanneer hij uit het zadel moest komen en zijn gewicht naar achteren moest verplaatsen, terwijl Moore heen en weer werd geslingerd als een lappenpop waarvan de polsen met tape aan de handgrepen waren vastgeplakt.

   Het was pure mazzel dat Moore maar twee keer was gevallen toen ze bij hun truck kwamen. Dat hij niets gebroken had en nergens bloedde, was het wonder dat ze nodig hadden. Ze gooiden hun fietsen achter in de pick-up en reden in zuidwestelijke richting over de Sierra Drive. Moore bestudeerde de kaart en hield het felle blauwe piepje van de truck in de gaten.

   ‘Hoe groot is hun voorsprong?’ vroeg Ansara.

   ‘Zes kilometer.’

   De fbi-agent knikte. ‘Als dit allemaal voorbij is, moet je me eraan herinneren dat ik je leer hoe je moet mountainbiken. Ik kon wel zien dat dit geen onderdeel van je training is geweest.’

   ‘Hé, ik heb het gered.’

   ‘Ja, maar tijdens die sprongetjes leek je heel gespannen. Ik had je toch gezegd dat je je moest ontspannen en de fiets moest laten bepalen waar je naartoe ging?’

   ‘Ik versta geen fietstaal.’

   ‘Dat is wel duidelijk.’

   ‘De fiets wilde de bomen in.’

   ‘Je moet één worden met die fiets.’

   ‘Ja hoor.’

   Ansara lachte. ‘Zeg, heb je een vriendin?’

   Moore keek hem met een scheve grijns aan. ‘Praat je altijd zoveel?’

   ‘Hé, we achtervolgen een truck.’

   ‘Dat is zo. Laten we ons daar dan op concentreren. Het signaal is nog steeds goed. Enig idee waar ze het eerst zullen stoppen?’

   ‘Nou, als ze de 196 op gaan, dan denk ik aan Porterville. Daar is al eerder smokkelwaar naartoe gegaan. De dea heeft daar een paar jaar geleden flink gescoord, volgens mij.’

   Moore wilde net weer naar de kaart kijken, maar zei toen tegen Ansara: ‘En om je vraag te beantwoorden, nee, ik heb geen vriendin. In Afghanistan had ik een relatie met een bijzonder leuke vrouw, maar ik weet niet of ik ooit weer terugga.’

   ‘Een Afghaanse?’

   ‘O, dat zou je wel leuk vinden zeker? Ze zouden me opknopen aan mijn je-weet-wel, dus nee, ze is een Amerikaanse. Ze werkt voor de Amerikaanse ambassade.’

   ‘Een stuk?’

   Moore grijnsde. ‘Nee.’

   ‘Jammer.’ Ansara’s mobieltje ging. ‘O, dit telefoontje moet ik even aannemen.’

   ‘Wie is het?’

   ‘Rueben. Die jongen die ik heb gerekruteerd. Wat heb je voor me, jongeman?’

   Moore verstond flarden van wat de jongen zei, maar Ansara’s reactie vulde de gaten: het kartel was klaar met de aanleg van een gigantische tunnel tussen Mexicali en Calexico. Rueben was een van de ongeveer tien jonge mannen die zouden beginnen met het transport van grote zendingen door de tunnels, waarschijnlijk cocaïne uit Colombia en opium uit Afghanistan. Dit was een splinternieuwe benadering voor het kartel, en na het telefoontje zei Ansara dat de mules al verschillende oefentochten hadden gemaakt. Nu ze zeker wisten dat de doorgang schoon en onopgemerkt was, zouden ze het echte product naar het noorden brengen, terwijl het geld en de wapens naar het zuiden zouden worden gebracht.

 

De vrachtwagen van het kartel reed niet harder dan negentig kilometer per uur over de kronkelige wegen, en Ansara’s inschatting bleek juist. Ze reden rechtstreeks naar het Californische stadje Porterville, met ongeveer vijftigduizend inwoners, gingen meteen door naar de Holiday Inn Express en parkeerden de truck achter het drie verdiepingen hoge gebouw.

   Moore en Ansara stonden aan de overkant, op de parkeerplaats van de Burger King. De drie mannen bleven in de cabine zitten, zodat Moore zijn plan om zijn gps-tracker onder de truck te bevestigen in rook zag opgaan. Ze durfden niet dichterbij te komen.

   ‘Wil je een cheeseburger?’ vroeg Ansara.

   Moore keek hem zogenaamd vol afkeer aan. ‘Weet je, naar mijn bescheiden mening is de In-N-Out Burger de beste burger van de westkust, omdat die voor honderd procent uit puur rundvlees bestaat. En hun friet wordt gebakken in honderd procent cholesterolvrije plantaardige olie.’

   ‘Is dat zo... Wil je nou een burger of niet?’

   ‘Twee graag.’

   Tegen de tijd dat Ansara terugkwam met hun eten, was een ander voertuig naast de karteltruck gestopt. Het was een witte bestelbus met donkere ramen.

   Moore keek door de lange lenzen van zijn digitale surveillancecamera en verslikte zich bijna in zijn cheeseburger toen hij zag dat de mannen minstens veertig pakketten zo groot als een betonnen bouwsteen van de karteltruck in de bestelbus laadden − op klaarlichte dag!

   De chauffeur van de bestelbus, ook een Latijns-Amerikaanse man, met een spijkerjasje aan en een zonnebril op, gaf de mannen van het kartel een rugzak die waarschijnlijk boordevol contant geld zat.

   ‘Ik kan gewoon niet geloven dat ze zo brutaal zijn.’

   ‘Geloof het maar wel,’ antwoordde Ansara. ‘Hallo, jongens. Hier zijn jullie drugs. Bedankt voor het geld, hoor. Fijne dag nog.’

   Het busje vertrok en hoewel de Agency hem met de satelliet zou volgen en Moore foto’s maakte van het nummerbord, was het niet slim hen te onderscheppen. Dan zouden de karteljongens in de truck worden gebeld, dan zouden zij in paniek raken en hun logistieke operatie niet afronden. De bestelbus zou dus met rust worden gelaten. De truck verliet de parkeerplaats en reed in westelijke richting, naar de 65. Ansara hield vrij veel afstand en toen ze op de highway kwamen en naar het zuiden reden, had de karteltruck al een voorsprong van ruim drie kilometer.

   ‘Zeg, die vriendin van je,’ zei Ansara opeens. ‘Heb je nog steeds contact met haar?’

   ‘Waarom vraag je dat?’

   ‘Ik heb niet zoveel geluk met vrouwen.’

   ‘Hierdoor.’

   ‘Door het werk? Verdomme, ja...’

   ‘Nou, ik ben de laatste aan wie je advies moet vragen.’

   Ansara grijnsde. ‘Misschien kom ik ooit nog een vent tegen die wél weet hoe het moet. Ik vergat even dat je een seal bent geweest. Daardoor ben je immers min of meer verdoemd.’

   ‘Hé, ik ken een paar jongens met een gezin.’

   ‘Maar zij zijn de uitzondering en niet de regel. De vrouwen van tegenwoordig willen te veel. Volgens mij denken sommige vrouwen dat we egoïstisch zijn omdat we zo vaak zo lang weg zijn. Toen ik in Pakistan was, kende ik niemand van de oda-teams die niet single was, gescheiden of bezig te scheiden. Best triest.’

   ‘Ik was vergeten dat je bij de Special Forces zat. Ik dacht dat je gewoon weer zo’n ex-mountainbiker was op zoek naar geld en roem.’

   ‘Ja, daarom ben ik bij de fbi gegaan, zodat ik belachelijke uren kon maken en te weinig betaald kreeg terwijl ze me proberen te vermoorden...’

   ‘Je houdt van je werk.’

   ‘Ja, van elke minuut.’

   Moore keek naar de kaart. ‘Hé, bro. Ze zijn gestopt. Benzinestation. Vlak bij Delano.’

   ‘Misschien alleen om te tanken. Maar als het weer een uitwisseling is, moeten we opschieten, anders zijn we nog te laat.’

   Moore wilde net inzoomen toen de satellietfeed stilstond. ‘Shit. Ben het signaal kwijt.’

 

De ogen van de vijand
titlepage.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_000.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_001.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_002_split_000.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_002_split_001.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_003.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_004.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_005.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_006.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_007.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_008.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_009.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_010.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_011.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_012.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_013.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_014.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_015.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_016.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_017.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_018.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_019.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_020.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_021.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_022.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_023.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_024.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_025.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_026.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_027.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_028.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_029.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_030.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_031.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_032.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_033.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_034.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_035.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_036.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_037.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_038.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_039.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_040.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_041.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_042.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_043.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_044.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_045.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_046.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_047.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_048.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_049.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_050.xhtml