35
Bekentenis en zelfbeheersing
dea Office of Diversion Control
San Diego, Californië
Moore zat in het hokje dat hij had geleend van een undercoveragent die in een vergadering zat. Moore was nooit eerder in dit deel van het gebouw geweest, waar de special agents, scheikundigen, farmaceuten en programma-analisten waren ondergebracht. Hun opdracht was behoorlijk breed: het coördineren van operaties met Homeland Security en het El Paso Intelligence Center van de dea zelf. Het doel van de computergestuurde controle en het monitoren van de distributie van illegale stoffen was het verstrekken van tactische informatie aan hun partners. Het was een indrukwekkende verzameling deskundigen in een kantoor dat vierentwintig uur per dag bruiste van activiteiten omdat, zoals Moore een analist had horen zeggen, ‘de kartels nooit slapen’.
En de taliban ook niet.
Het hangertje dat Moore uit Ruebens hand had gehaald, was al overhandigd aan een van de mobiele laboratoria van de Agency dat een halfuur eerder was gearriveerd. De technici in de bestelbus maakten gebruik van een nieuw, volledig geautomatiseerd snel-dna-analyseplatform, ontwikkeld door het Centrum voor Toegepaste NanoBiowetenschappen en Geneeskunde van de faculteit Geneeskunde van de Universiteit van Arizona. De technici legden de monsters naast verschillende nationale databases, onder andere van de dea en de fbi, en naast internationale gegevens, onder andere van Interpol (met daarop de namen van leden in Pakistan en Afghanistan) zodat ze al binnen een paar uur resultaten zouden hebben − in plaats van binnen de weken of maanden die er in het verleden soms voor nodig waren. Een nieuw veiligheidsconsortium, benoemd door het Seventh Framework Program van de Europese Commissie (dat onder andere alle research met betrekking tot EU-initiatieven bundelde), hielp mee het project te financieren, dat op zijn beurt kon leiden tot de instelling van een zelfs nog accuratere en veelomvattender criminele database.
En daar lag het probleem dus. De dna-analyse zou Ruebens vingerafdrukken opleveren, maar Moore betwijfelde of de vingerafdrukken van een van de terroristen die volgens hem door de tunnel waren gekomen in een database zaten. De technici zeiden dat ze een ‘vooroudertest’ konden doen, ontwikkeld door dnaPrint Genomics of Sarasota, Florida, die kleine genetische markers op de dna-molecule onderzocht die vaak algemeen waren binnen individuen van bepaalde groepen. Ze zeiden dat ze aan de hand van een goed monster konden vaststellen waar (de voorouders van) een verdachte vandaan kwam(en): Zuidoost-Azië, Sub-Sahara Afrika, Europa, of zelfs een mix hiervan. Eigenschappen als huidpigmentatie, oogkleur, haarkleur, gezichtskenmerken en lengte konden worden voorspeld aan de hand van analyse van dna-reeksen.
Moore had dit besproken met Towers, die vond dat het hangertje alleen niet voldoende bewijs was dat er terroristen door de tunnel waren gekomen. Misschien had Rueben het hangertje van iemand gekocht en hem gebruikt als een geluksamulet. Hij was beschoten en had het hangertje vastgehouden om de dood af te weren. Towers had gezegd dat heel veel jonge Mexicanen (en ook veel jonge Amerikanen langs de grens) bijzonder gefascineerd waren door terroristen en terrorisme. Sommige mules waren zelfs in de gevangenis gekomen met tatoeages in het Farsi op hun onderarm, hoewel onderzoek om hen in verband te brengen met terroristische organisaties zoals Hezbollah regelmatig op niets uitliep. Ze waren gewoon kinderen die van Scarface waren overgestapt op een zelfs nóg meedogenlozer ‘held’.
Moore had tegen Towers gezegd dat als Ansara nog leefde, hij ook zou zeggen dat hij dacht dat er terroristen door de tunnel waren gekomen. Ansara had de jongen gekend en deze was absoluut niet gefascineerd door criminelen uit het Midden-Oosten. De jongen had het hangertje op de een of andere manier te pakken gekregen; misschien had het hangertje aan iemands halsketting gehangen; er zaten krassen op het ringetje alsof hij aan een ketting had gehangen die stuk was getrokken. Dát dacht Moore, en hij belde onderdirecteur O’Hara van de Special Activities Division om hem te vertellen wat hij dacht. O’Hara zei dat hij zelfs bereid was naar de president te stappen als Moore zo zeker van zijn zaak was, maar dat de vier megacentra van Homeland Security in Michigan, Colorado, Pennsylvania en Maryland (wier analisten de activiteiten van de joint taskforce monitorden) al op een mogelijke verklikker waren geattendeerd. Het bedreigingsniveau voor alle nationale en internationale vluchten was al oranje/hoog en O’Hara zei dat hij zou proberen het nationale bedreigingsniveau ook van verhoogd/geel te verhogen naar oranje/hoog.
Er waren al teams van de fbi en de cia bezig met de zoektocht naar de politieauto’s en politiebusjes. Ondertussen, zei Moore, zou hij zijn beste contact in de tribale gebieden bellen om te zien wat de oude man in Noord-Waziristan wist.
Hij wilde de man net bellen toen hij een sms van Leslie kreeg. Ze wilde weten waarom hij niet had gereageerd op verschillende sms’jes van haar. Hij zuchtte. Als hij nu met haar zou praten, zou zijn depressie erdoorheen schemeren en op dit moment had hij liever geen contact dan een slecht contact. Hij opende zijn adresboek om Nek Wazirs nummer te zoeken, dat hij onder de code nw33 had opgeslagen. De oude man nam op nadat de telefoon drie keer was overgegaan.
‘Moore, wat fijn uw stem te horen. En dit is heel bijzonder, want ik was van plan u morgen te bellen.’
‘Dan ben ik u dus voor. En ik ben blij dat u nog steeds wakker bent. Ik vind het ook fijn uw stem te horen.’
Dat meende hij echt. Er was een bepaalde klik tussen hen. Wazir was niet zomaar een betaalde informant die Moore via Rana kende; ze deelden nu iets: hun gemeenschappelijke verdriet om de moord op Rana, en een vraag die Moore nog steeds moest beantwoorden: ‘Wat is het moeilijkste dat u ooit hebt gedaan in uw leven?’
Wazir aarzelde even en zei toen: ‘Ik wilde dat ik goed nieuws had.’
Moore verstijfde. ‘Wat is er?’
‘Ik heb informatie gekregen over uw man Gallagher, de man die volgens u verdwenen was.’
‘Is hij dood?’
‘Nee.’
‘Dan hebben ze hem te pakken gekregen. Hoeveel willen ze?’
‘Nee, Moore, u begrijpt het niet.’
‘Blijkbaar niet.’
‘Ik zal u wat foto’s sturen die ik gisteren heb ontvangen. Ze zijn ongeveer een week geleden gemaakt. Daarop staat uw vriend Gallagher vlak bij de grens. Hij heeft een ontmoeting met Rahmani.’
‘Dat zou ik moeten navragen. Misschien werkt hij daar undercover.’
‘Dat denk ik niet, Moore. Ik heb geen bewijzen, alleen het woord van de mannen die ik betaal, maar zij zeggen dat ze hebben gehoord dat de Amerikaan, Gallagher, degene is die Rana heeft vermoord. Nogmaals, ik heb geen bewijzen. Alleen geruchten. Maar als dit waar is, dan is hij niet uw vriend, en ik maak me zorgen over de schade die hij u kan toebrengen en de problemen die hij dit land kan berokkenen.’
‘Ik begrijp het. Waar is Gallagher nu?’
‘Dat weet ik niet.’
‘Kunt u hem voor me zoeken?’
‘Ik zal mijn mensen extra onder druk zetten.’
‘Dank u. Ik wacht op de foto’s.’
‘Prima. Is er nog iets?’
‘Eigenlijk wel. Ik bel u ook omdat ik denk dat we een verklikker hebben. De taliban zijn waarschijnlijk via een tunnel van Mexico naar de Verenigde Staten gegaan; vanuit Mexicali naar de Californische stad Calexico.’
‘Die steden ken ik wel.’
‘Volgens mij droeg een van hen een hangertje, de Hand van Fatima. Ik zal u een foto sturen. Ik weet dat het misschien niets betekent, maar zou u kunnen kijken of een van de taliban op de foto’s die u in uw bezit hebt dezelfde hanger draagt?’
Wazir grinnikte. ‘U bent erg bevooroordeeld, mijn vriend. Stel dat het een groep joden was die te laat waren voor een bris?’
‘Ik begrijp u niet.’
‘De Sefardische joodse gemeenschap noemt ditzelfde hangertje “De Hand van Miriam”.’
‘O, shit! Dan heb ik nu zeker een probleem?’
‘Niet zolang een van uw vrienden een goed opgeleide moslim is. De kans is echter groot dat uw eerste gevoel klopt. Ik zal ernaar kijken. En ik stuur u meteen de foto’s van Gallagher.’
‘Dan zorg ik voor de compensatie.’
‘Dank u wel, Moore. Pas goed op. Ik zal u bellen zodra ik iets weet.’
Moore verbrak de verbinding en uploadde daarna meteen de foto van het hangertje die hij met zijn smartphone had gemaakt. Hij zat nog een tijdje in zijn hokje na te denken over het nieuws over Gallagher. Hij wachtte op Wazirs bericht met de foto’s van... een mogelijke verrader.
Towers kwam eraan. ‘We hebben de politieauto’s gevonden!’
Op datzelfde moment ging Moores telefoon.
Hij keek naar het nummer: Zuniga. Hij maakte Towers met een handgebaar duidelijk dat hij even moest wachten, liet het beeldscherm aan zijn baas zien die knikte en wachtte, met grote ogen.
Moore antwoordde in het Spaans. ‘Hola, señor Zuniga.’
‘Hola, señor Howard,’ antwoordde Zuniga. ‘Ook al zou ik u het liefst vermoorden om wat u me hebt aangedaan, om de verliezen die ik dankzij u heb geleden, bel ik u met een bijzonder lucratief voorstel.’
Moores telefoon piepte, een inkomend bericht: Wazirs e-mail. Hij knipoogde en zei: ‘Zeg het maar, señor.’
‘Op dit moment zit bij mij in de woonkamer de heer Dante Corrales. Hij vertelt me dat het kartel zijn vrouw heeft vermoord en dat hij zich bij me wil aansluiten. Hij zegt dat hij geheimen over het kartel kent. Hij zegt dat hij me kan helpen hen te ondermijnen en Rojas ten val te brengen. Hij zegt dat hij kan bewijzen dat hij dat kan doen.’
‘Dan is hij een bijzonder waardevolle aanwinst, voor ons beiden.’
‘Ja, maar vooral voor u. U kunt hem onder twee voorwaarden van me krijgen. In deze economie is hij volgens mij ongeveer één miljoen dollar waard. En ik wil de verzekering dat ik noch mijn mensen of mijn organisatie hier last mee krijgt.’
Moore grijnsde bijna. De Amerikaanse regering zou natuurlijk nooit van z’n leven één miljoen dollar aan een Mexicaans drugskartel overhandigen. Op dit moment moest Moore beslissen of Corrales echt iets waard was en zo ja, dan zouden er andere afspraken gemaakt moeten worden om hem van Zuniga te krijgen, want die misdadiger was al meer dan goed betaald.
‘Señor, dat is heel veel geld en we weten natuurlijk nog niet hoe waardevol Corrales zal zijn. Daarom stel ik dit voor: een bespreking met ons drieën. Corrales moet ons bewijzen hoe waardevol hij voor ons is en ik heb verschillende manieren om dit uit hem te persen. Als alles goed gaat, zal ik de betaling regelen en de man overnemen. Als we samen besluiten dat hij minder waardevol is dan we dachten, kunnen we hem misschien aan de autoriteiten overhandigen en nieuwe plannen smeden om het Juárez Cartel te vernietigen. Wat er in San Cristóbal is gebeurd, konden we niet voorzien. Dat moet u geloven.’
‘Ik bepaal zelf wel wat ik moet geloven. En ik wil u eraan herinneren dat we Corrales niet aan de federale politie kunnen overdragen. Daar zitten veel te veel maatjes van hem.’
‘Dan dragen we hem over aan de Mexicaanse marine. Ik heb gehoord dat zij de enigen zijn die te vertrouwen zijn.’
Zuniga grinnikte. ‘Dat heb ik ook gehoord. Hoe snel kunt u hier zijn?’
‘Vanavond, om een uur of acht. Dan zie ik u op de gebruikelijke plaats voor de transfer. Hun spotters zullen ons nog steeds in de gaten houden.’
‘Heel goed, señor. Ik zal mijn mensen naar u toe sturen.’
Moore verbrak de verbinding. ‘Corrales is naar Zuniga gegaan. We hebben misschien een deal, en een kroongetuige.’
‘Uitstekend.’
‘Mag ik dit even afmaken voordat je me over de auto’s vertelt? Wacht, dan laat ik je iets zien.’
Moore opende de mail en vergrootte een van de foto’s die met een telelens waren gemaakt: Gallagher zat voor een tent in de heuvels van Waziristan naast Rahmani. Wazirs mensen hadden inderdaad opzienbarende informatie verzameld. Moore kreeg het er koud van toen hij de foto zag. Hij kende Gallagher al jaren en had zelfs samen met hem een paar opdrachten uitgevoerd, onder andere de opdracht om kolonel Khodai onder hun bescherming te nemen. Wazir had gezegd dat Rahmani’s mensen verantwoordelijk waren voor de moord op de kolonel; dus het was heel goed mogelijk dat Moore al vanaf het begin door zijn ‘buddy’ Gallagher was verraden.
‘De man links is een collega van me. Ik moet deze foto doorsturen naar O’Hara. Deze man is misschien een verrader en als dat inderdaad zo is, heeft hij toegang gehad tot onze informatie. We weten niet hoeveel hij hun vertelt, maar dit is...’ Moore hield zijn adem in toen het tot hem doordrong hóé erg het was. ‘Dit is verdomme heel erg.’
Towers vloekte ongelovig. ‘Stuur die foto’s maar door, dan praten we daarna over jouw ontmoeting met Zuniga.’
‘De auto’s?’
‘We denken dat ze uit elkaar zijn gegaan nadat ze het huis hadden verlaten, maar ze zijn allemaal naar het zuiden gereden en via Second Street naar het vliegveld. We hebben alle vier de voertuigen gevonden in een hangar aan de zuidoostkant. Ze zijn niet bekend bij de politie van Calexico. Ze zijn allemaal gestolen en professioneel in een andere kleur gespoten, zodat ze op politieauto’s leken. De verf op een paar van de wagens was nog niet eens droog. Werknemers hebben geen idee hoe die auto’s daar zijn gekomen en hebben niemand gezien. We controleren alle garages en autospuiterijen in de omgeving.’
‘Gegevens over uitgaande vluchten?’
‘Zijn we mee bezig, maar de faa heeft maar van twee derde van alle kleine vliegtuigen documentatie. En je weet natuurlijk dat als onze jongens daarvandaan zijn vertrokken, ze dat hebben gedaan in een vliegtuig waarvan we geen registratie hebben.’
‘Klopt...’
‘Ik wil graag geloven dat je het mis hebt. Dit is een stelletje mules met een perfect vluchtplan. Ze hebben de drugs gestolen en proberen ze nu te verkopen. Meer dan dat is het niet.’
‘We moeten afwachten wat het dna zegt.’
‘Ik hoop dat het negatief is.’
Moore snoof. ‘Anders hebben we een groep terroristen door onze handen laten glippen en dan zijn ze nu in de Verenigde Staten, wat, naar mijn bescheiden mening, een iets groter probleem is dan het onderuithalen van Jorge Rojas.’
Towers boog zich dichter naar More toe. ‘Ik hoef je er niet aan te herinneren dat jij de antiterrorisme-expert bent. Ik wil dus weten wie deze klootzakken zijn en wat ze op dit moment aan het doen zijn.’
‘Ik ben er al mee bezig. Misschien weet onze jongen Corrales iets.’
Towers’ telefoon rinkelde. Moore luisterde mee en hoorde genoeg: grote schietpartij in een apotheek in Juárez. Plaatselijke politie heeft een van de lijken geïdentificeerd als Pablo Gutierrez, de klootzak die de fbi-agent heeft vermoord die een vriend van Ansara was.
‘Ze hebben Pablo dus te pakken gekregen,’ zei Moore. ‘Wie hebben het volgens jou gedaan?’
‘Ik denk zijn eigen mensen. Ze zijn op jacht naar Corrales, en Pablo was bij die bende sicarios.’
‘Weet je hoe je daarachter kunt komen?’ vroeg Moore. ‘Iedereen in Corrales’ buurt sterft als ze hun doel in het vizier hebben.’
Nog geen halfuur later had Moore een videovergadering met Slater en onderdirecteur O’Hara over de foto’s van Gallagher. Ze bevestigden dat hij niet aan een undercoveroperatie werkte en om welke reden dan ook een crimineel was geworden. Het viel nog te bezien of hij op de loonlijst stond van de taliban, van het kartel of zelfs van het Pakistaanse leger, maar spionnen daar hadden opdracht gekregen hem gevangen te nemen of te doden. Al zijn toegangscodes voor de databases van de Agency waren vierentwintig uur na zijn verdwijning ingetrokken, maar Gallagher was een knappe hacker die de weg wist in de computer- en communicatiesystemen van de Agency en die bovendien, zoals Slater speculeerde, waarschijnlijk niet alleen werkte.
De dna-resultaten kwamen binnen. Ze hadden Moore en Rueben geïdentificeerd, maar bovendien was het dna van een derde persoon gevonden, waarschijnlijk iemand uit het Midden-Oosten of de Sub-Sahara. Toen Moore nog in de bestelbus zat, liet hij een paar van de foto’s die Wazir hem had gestuurd aan de technici zien.
‘Waarschijnlijk is dit hem,’ zei de technicus en hij wees naar de foto van Mullah Abdul Samad. ‘Hij zou heel goed passen.’ Moore keek of de man op de foto een halsketting droeg, maar die kon net zo goed onder zijn shirt zitten.
Hij vroeg aan Towers: ‘Geloof je het nog steeds niet?’
‘Oké, ik geloof het. En nu moet je me even verontschuldigen, want ik moet kotsen.’
Moore zuchtte en vroeg: ‘Heb je er bezwaar tegen als ik met je meedoe?’
Ze stapten uit de bus en liepen terug naar het kantoorgebouw waar atf-agent Whittaker op hen zat te wachten.
‘Ik kom uit Minnesota met goed nieuws,’ begon hij. ‘Het andere deel van de wapenzending is in beslag genomen.’
‘Uitstekend,’ zei Towers en hij keek op het beeldscherm van zijn smartphone. ‘En ik krijg net wat informatie binnen. De politie van Juárez heeft de tweede lading uit de Ford Explorer in beslag genomen, drie sicarios gearresteerd en twee gedood.’
‘Hebben ze het geld gevonden?’ vroeg Whittaker.
‘Weet ik niet zeker. Twee mannen zijn te voet ontsnapt. Misschien hadden zij het geld bij zich. Ze zijn nog steeds naar hen op zoek.’
‘Denk je dat we het geld terugkrijgen als de politie van Juárez ze met het geld heeft gearresteerd?’ vroeg Moore.
Whittaker zuchtte gelaten. ‘Goede vraag. Dit is Kansas niet, of Minnesota.’
Politiebureau Delicias
Juárez, Mexico
Het was vijf uur ’s middags. Inspecteur Alberto Gomez verliet het politiebureau en liep naar zijn auto op de onverharde parkeerplaats achter het bureau. Hij was net op zijn tweede telefoon gebeld door Dante Corrales die zei dat hij bij Zuniga op de ranch was, dat het kartel wist dat hij daar was en dat hij bang was voor een aanval. Hij wilde dat Gomez’ federale agenten Zuniga’s bewakingsteam kwamen helpen. Gomez had getwijfeld of hij dat zou doen, maar had ten slotte besloten er twee units naartoe te sturen, vier man in totaal.
De muur links van hem, die vorige week opnieuw was geverfd om de graffiti te bedekken, was alweer besmeurd door jonge rotjochies met hun spuitbussen. Vol afkeer schudde hij zijn hoofd, deed het portier open en stapte in.
Hij bukte zich om de sleutel in het contact te steken toen iemand hard tegen het zijraampje tikte. Hij keek op en zag een pistool, een Glock met een geluiddemper erop, op zijn gezicht gericht.
‘Raampje openmaken,’ zei de man die buiten stond. Hij was gekleed in een zwarte spijkerbroek, een zwart overhemd en een lange leren jas. Gomez kon zijn gezicht nog niet zien.
Hij stopte de sleutel in het contact, overwoog om de auto te starten en weg te scheuren, maar zijn nieuwsgierigheid weerhield hem. Dat, en de angst een kogel in zijn hoofd te krijgen. Hij drukte op het knopje en het raampje ging naar beneden, waardoor zijn aanvaller zijn pistool nog dichter bij zijn hoofd kon houden. ‘Je weet toch dat dit een politiebureau is?’
‘Dat weet ik. Maar wat er voor me zit, kun je amper een politieagent noemen. Amper. Je wapen.’
Gomez keek op. De man was in de veertig, had een iets getinte huid, was ongeschoren en droeg zijn dikke zwarte haar in een paardenstaart. Zijn Spaans was goed, maar hij was geen Mexicaan. Hij had een vreemd felle blik in zijn ogen.
‘Zo,’ zei de man. ‘Haal hem heel langzaam uit je holster en geef hem aan mij.’
Gomez gehoorzaamde en de man stopte het pistool achter zijn riem.
‘Doe het achterportier van het slot.’
Weer gehoorzaamde Gomez, waarna de man achterin stapte en het portier achter zich dichtdeed.
‘Rijden.’
‘Mag ik vragen waar we naartoe gaan?’
‘Rijd de parkeerplaats af en de weg op.’
‘En als ik weiger?’
De man zei dreigend: ‘Dan schiet ik zonder problemen je hersens uit je kop. Begrepen?’
‘Ja.’
Gomez verliet de parkeerplaats en reed de straat op, waar maar weinig verkeer was.
‘Ik ga je een heel eenvoudige vraag stellen: heb jij opdracht gegeven haar te doden?’
‘Wie?’
‘Gloria.’
‘Ik vertel je helemaal niets.’
‘Jawel, hoor. Om je familie te redden.’
Gomez verstijfde. ‘Wie ben je?’
‘Vertel me maar gewoon dat jij opdracht hebt gegeven haar te doden, dan blijft je familie in leven. Zo eenvoudig is het. Voor jou is het te laat, maar dan zal ik hen sparen. Je hebt je hele leven net gedaan alsof je voor hen zorgde, alsof je hen beschermde en je hebt net gedaan alsof je een modelburger was, terwijl je vele jaren hebt samengewerkt met het Juárez Cartel.’
Gomez kon er niets aan doen. Hij schreeuwde: ‘Wie bén je verdomme?’
‘Heb je opdracht gegeven haar te doden?’
‘Dat is niet belangrijk!’
De man schoot een kogel vlak over Gomez’ schouder heen en er ontstond een keurig gaatje in de voorruit. De knal was luid genoeg om Gomez aan het schrikken te maken en zijn oor suisde pijnlijk.
‘Heb je opdracht gegeven haar te doden?’
‘Als ik dat toegeef, laat je mijn familie dan met rust?’
‘Dat beloof ik.’
‘Dan oké, ik heb opdracht gegeven haar te doden. Dat heb ik gedaan.’ Gomez begon te kokhalzen.
‘Stoppen.’
Toen hij dat deed, zag hij een witte flits in zijn achteruitkijkspiegel.
Een busje. Even later was de auto omsingeld door mannen met een zwart pak aan, een helm op en een geweer in hun handen, met hun wapens op hem gericht. Ze waren geen agenten van de federale politie. Zeker weten van niet.
‘Wie ben je?’ vroeg Gomez weer.
‘Ik ben een vriend van de dame die je hebt laten vermoorden. Ze was een geheim agent van de Verenigde Staten van Amerika.’
Gomez sloot zijn ogen en kromde zijn schouders. Hij hief zijn handen in de lucht en riep: ‘Dit is veel erger dan ik dacht.’
‘O ja,’ zei de man. ‘Veel erger.’
Moore stapte uit de auto toen de mannen achter hen Gomez boeiden en naar de bus brachten. Towers zat op hem te wachten en scande de daken op zoek naar spotters. Moore haalde de digitale recorder uit zijn binnenzak en gaf hem aan zijn baas. ‘Dit, samen met de bewijzen die Gloria had verzameld, zouden meer dan genoeg moeten zijn. Hoeveel kan hij ons vertellen, denk je?’
‘Volgens mij is hij een prater,’ zei Towers. ‘Volgens mij gaat hij ons heel goed helpen. En mijn complimenten voor je zelfbeheersing. Ik had die klootzak doodgeschoten.’
‘Kijk eens,’ zei Moore en hij liet zijn trillende hand zien. ‘Zo graag wil ik hem nog steeds doodschieten.’
Towers gaf een klap op zijn schouder. ‘We konden vandaag wel wat goed nieuws gebruiken. Nu kun je nog even iets eten voor je belangrijke bespreking.’ Hij keek op zijn horloge. ‘Verdomme, we moeten gaan.’
Cereso gevangenis
Juárez, Mexico
Gevangenisdirecteur Salvador Quiñones miste het telefoontje van Fernando Castillo, doordat hij beneden op de binnenplaats was om zich ervan te vergewissen dat zijn bewakers de opstandige gevangenen daar niet doodschoten. Het was maar een kleine schermutseling geweest, er waren hoogstens een stuk of twaalf gevangenen bij betrokken, onder wie de man die Felix had vermoord, de ijsverkoper, de negenenvijftigjarige vader van drie kinderen die alleen maar gedesillusioneerde mannen blij had gemaakt met koude traktaties. Een van de nieuwste gevangenen had hem doodgestoken. Verdomde jammer.
Als je probeerde drieduizend mannen te huisvesten in een gevangenis die voor vijftienhonderd man was gebouwd, waren ruzies aan de orde van de dag. Om daar iets aan te doen − en aan het feit dat deze gevangenis bekendstond om de gewelddadige relletjes − had Quiñones zijn gevangenen toegestaan enig comfort te kopen. Ze konden een cel huren met een eigen toilet en douche, een kleine koelkast, gasstel, ventilator en tv kopen, en tegen een maandelijkse vergoeding zelfs kabel-tv krijgen. Een paar cellen waren voorzien van airco. Gevangenen mochten hun vrouw of vriendin ontvangen in speciale cellen die ze voor tien dollar per nacht konden huren. Quiñones had in feite een kleine gevangeniseconomie opgezet waarin particuliere winkeltjes floreerden en gevangenen zonder kapitaal geld konden verdienen door klusjes te doen of in de winkels te werken. Hij probeerde het leven in zijn gevangenis zo menselijk mogelijk te maken, maar wist ook heel goed dat zijn inspanningen vergeten werden of als vanzelfsprekend werden beschouwd. Bovendien was zijn salaris als directeur van de hele inrichting, die als een albasten monster oprees uit het door hekken en prikkeldraad omringde betonnen complex, amper genoeg om zijn twee zonen in de VS te laten studeren.
Dus toen Fernando Castillo een bepaalde ‘afspraak’ had aangeboden en een paar bedragen had genoemd waar Quiñones’ mond van was opengevallen, had hij die kans met beide handen aangegrepen.
‘Hallo, Fernando. Het spijt me dat ik je telefoontje niet kon aannemen.’
‘Geen probleem. Ik heb zes mannen nodig om naar Zuniga’s huis te gaan en Dante Corrales te vermoorden. Hij is daar nu.’
‘Dat zal ik regelen.’
‘Graag. Ik heb mijn eigen mannen ernaartoe gestuurd om die klus te klaren, maar Dante heeft ze allemaal vermoord. Misschien hebben jouw jongens meer geluk.’
‘O, maak je daar maar niet druk om, Fernando, als Dante ziet wie er nu achter hem aan komen, doet hij het in zijn broek.’
De zes mannen aan wie Quiñones deze opdracht wilde geven, waren leden van de Aztecas-bende. Nog geen tien minuten later stonden ze in zijn kantoor: hun armen zaten vol tatoeages, hun hoofd was kaalgeschoren en ze keken zelfs nog kwader toen ze het vermoeden kregen dat hen iets naars te wachten stond.
‘Dat is helemaal niet zo,’ zei hij tegen hen. ‘Ik heb een klus voor jullie. De vergoeding is meer dan jullie in een heel jaar kunnen verdienen. Ik zorg voor de wapens en de auto’s. Het enige wat jullie hoeven te doen is deze klus klaren en terugkomen naar de gevangenis.’
‘Laat je ons gaan?’ vroeg de kleinste, die de anderen gewoon Amigo noemden.
‘Jullie zijn allemaal veroordeeld voor moord. Wat stelt een extra moord dan voor?’
‘En als we niet terugkomen?’ vroeg Amigo.
‘Dan krijgen jullie je geld niet. En dan vertellen we jullie vrienden dat jullie de groep hierbinnen hebben verraden. Dan komen ze ’s nachts achter jullie aan. En je weet wat er dan gebeurt. Alles in aanmerking genomen, hebben jullie hier een bijzonder leuke onderneming en uitstekende woonomstandigheden. Ik heb goed voor jullie gezorgd. Nu is het tijd om iets terug te doen.’