Dertien
londen, vrijdag 13 oktober 1899
Het grote jublieumfeest voor Le Cirque des Rêves wordt niet gehouden na tien jaar, wat voor de hand zou liggen, maar als het circus dertien jaar open is en rondreist. Sommige mensen beweren dat het feest op dat moment wordt gehouden omdat het tienjarig bestaan ongemerkt voorbij is gegaan en niemand eraan had gedacht een feest te organiseren.
De receptie wordt op vrijdag 13 oktober 1899 gehouden in het herenhuis van Chandresh Christophe Lefèvre. De gastenlijst is exclusief: er zijn alleen leden van het circus en enkele zorgvuldig geselecteerde, speciale gasten aanwezig. Er wordt vanzelfsprekend geen ruchtbaarheid aan gegeven, en hoewel sommigen ervan uitgaan dat het feest iets met het circus te maken heeft, kunnen ze daar op geen enkele manier zeker van zijn. Daarnaast vermoedt niemand dat een circus dat zo overduidelijk zwart en wit is geassocieerd zou kunnen worden met een dergelijk bont evenement.
Het feest is uiterst kleurrijk: zowel het herenhuis als de feestgangers zijn aangekleed in een regenboog aan tinten. In elke kamer zijn de lampen speciaal voor de gelegenheid aangepast: groen en blauw in de ene, rood en oranje in de andere. Op de tafels die her en der in de eetkamer staan liggen bonte tafelkleden. De sierstukken midden op tafel zijn uitbundige boeketten met alleen maar felgekleurde bloemen. De leden van het ensemble dat in de balzaal merkwaardige maar melodieuze en uiterst dansbare deuntjes speelt, zijn gehuld in roodfluwelen kostuums. Zelfs de champagneglazen zijn diep kobaltblauw in plaats van doorzichtig en het personeel draagt groene kleding in plaats van zwarte. Chandresh zelf draagt een fel paars pak met een goudkleurig paisley vest, en hij rookt speciaal vervaardigde sigaren waaruit bijpassende violette rook opstijgt.
In de gouden schoot van het beeld met de olifantenkop in de foyer liggen rozen in een breed scala aan kleuren, van natuurlijk rood tot tinten die het voorstellingsvermogen te boven gaan, en als er iemand langsloopt dwarrelen er bloemblaadjes naar beneden.
In de bar worden cocktails geserveerd in allerlei merkwaardig gevormde en gekleurde glazen. Er is robijnrode wijn en wolkig groene absint. Doeken van felgekleurde zijde hangen aan muren en zijn gedrapeerd over alles wat stilstaat. In muurkandelaars van glas-in-lood gloeien kaarsen die dansend licht over het feest en de gasten werpen.
Poppet en Widget zijn de jongste gasten, net zo oud als het circus zelf. Hun felle rode haar mist zijn uitwerking niet, en ze dragen bijpassende kleding in het warme blauw van een avondschemering, met roze en gele boorden. Als verjaardagsgeschenk heeft Chandresh hun twee pluizige roodharige poesjes met blauwe ogen en om hun hals gestreepte lintjes gegeven. Poppet en Widget zijn er meteen dol op en noemen ze Bootes en Pavo, hoewel ze zich later niet precies kunnen herinneren welke van de identieke poesjes welke is, en als het maar enigszins mogelijk is noemen ze beide namen.
Op wijlen Tara Burgess na zijn alle oorspronkelijke samenzweerders aanwezig. Lainie Burgess is gekleed in een golvende kanariegele jurk, begeleid door Mr Ethan Barris die een marineblauw pak draagt dat zo kleurrijk is als hij aandurft, al is zijn stropdas iets lichter. Hij pint een gele roos op zijn revers.
Mr A. H_____ draagt zijn gebruikelijke grijze pak.
Mme Padva arriveert in een glorieus gewaad van gouden zijde doorweven met rood filigraan, een jurk waarop Chandresh heeft aangedrongen. In haar witte haar steken karmozijnrode rozen. Het grootste deel van de avond brengt ze door in een van de stoelen bij het vuur, waar ze de gebeurtenissen om zich heen ziet ontvouwen maar er niet direct aan deelneemt.
Herr Friedrick Thiessen is speciaal uitgenodigd, op de voorwaarde dat hij geen woord over de bijeenkomst zal schrijven en het er met niemand over heeft. Dat heeft hij met alle genoegen beloofd, en hij verschijnt in het rood met een vleugje zwart, het tegenovergestelde van zijn gebruikelijke kleding.
Hij blijft voornamelijk in de buurt van Celia Bowen, wier kunstige jurk voortdurend van kleur verandert en langs een heel scala aan tinten gaat, waarmee ze zich aanpast aan de kleding van degene die het dichtst bij haar in de buurt staat.
Op het orkest na zijn er geen artiesten, aangezien het moeilijk is amusement in te huren om indruk te maken op een gezelschap dat grotendeels uit medewerkers van een circus bestaat. Het grootste deel van de avond wordt er voornamelijk gezellig bijgepraat.
De gangen van het diner, dat stipt om middernacht aanvangt, bestaan elk uit een zwart en wit gerecht waaruit kleur stroomt als het met een vork of lepel wordt aangeraakt, waarna zich laag na laag aan smaken openbaart. Sommige gerechten worden in plaats van op echte borden geserveerd op spiegeltjes.
Poppet en Widget stoppen de marmeladekleurige poesjes aan hun voeten stiekem hapjes toe terwijl ze aandachtig naar Mme Padva’s verhalen over het ballet luisteren. Hun moeder waarschuwt haar dat die verhalen misschien niet echt geschikt zijn voor twee kinderen van amper dertien, maar Mme Padva gaat onverstoorbaar verder en verdoezelt slechts de meest onverkwikkelijke details, die Widget desondanks in de flikkering van haar ogen kan lezen.
Het dessert bestaat voor het grootste deel uit een reusachtige gelaagde taart in de vorm van circustenten, met gestreept glazuur en gevuld met felgekleurde frambozenroom. Er zijn ook miniatuurluipaardjes van chocola, en aardbeien met krullende patronen van pure en witte chocolade.
Als het dessert is afgeruimd, houdt Chandresh een lange toespraak waarin hij alle aanwezigen bedankt voor dertien spectaculaire jaren, voor het wonderlijke circus dat meer dan tien jaar geleden hoogstens een idee was. Hij gaat nog een tijdje door over dromen en familie en streven naar bijzonderheid in een eenvormige wereld. Een deel van zijn rede is diepzinnig en andere delen zijn warrig en onsamenhangend, maar bijna iedere aanwezige beschouwt de toespraak als een charmant gebaar. Veel bezoekers grijpen na afloop de gelegenheid aan om hem persoonlijk te bedanken voor het feest en het circus. Een aantal van hen gaat in op wat hij zoal gezegd heeft, met uitzondering natuurlijk van zijn opmerking dat behalve Poppet en Widget niemand van hen ouder lijkt te worden, waarop een ongemakkelijke stilte viel die slechts onderbroken werd toen Mr Barris kuchte. Daar durft niemand over te beginnen en veel gasten lijken opgelucht dat Chandresh zelf zich de meeste opmerkingen een uur later amper herinnert.
Na het eten wordt er gedanst in de balzaal, waar lappen van bonte, met goud versierde zijde die glimmen in het kaarslicht aan de wanden en voor de ramen hangen.
Mr A. H_____ houdt zich afzijdig. Hij blijft goeddeels onopgemerkt en spreekt slechts met enkele gasten, onder wie Mr Barris, die hem voorstelt aan Herr Thiessen. De drie mannen voeren een kort maar prettig gesprek over klokken en de aard van tijd, waarna Mr A. H_____ zich beleefd excuseert en weer opgaat in de achtergrond.
De balzaal mijdt hij volledig, op een enkele wals na als Tsukiko hem beveelt de dansvloer op te komen. Ze draagt een jurk die vervaardigd is van een roze kimono, met haar haar in kunstige knotten en om haar ogen een opvallend rode kleur.
Hun gratie vervult alle andere stellen met schaamte.
Isobel, die een licht hemelsblauwe jurk draagt, probeert vergeefs Marco’s aandacht te trekken. Hij negeert haar zo veel mogelijk en is moeilijk te ontwaren in de menigte, aangezien hij hetzelfde is gekleed als de rest van het personeel. Uiteindelijk haalt Tsukiko Isobel met een paar glazen champagne over haar pogingen te staken, waarna ze haar ter afleiding meeneemt de verzonken tuin in.
Als Marco niet gecommandeerd wordt door Chandresh of rondhangt bij Mme Padva, die hem een tik met haar wandelstok geeft als hij haar een paar keer vraagt of ze hulp nodig heeft, is zijn aandacht volledig op Celia gericht.
‘Het doet vreselijk pijn dat ik je niet ten dans kan vragen,’ fluistert Marco haar toe als ze hem in de balzaal passeert, waarbij het diepgroen van zijn kostuum als mos over haar jurk kruipt.
‘Dan is je pijngrens te laag,’ mompelt Celia zachtjes, en ze knipoogt naar hem als Chandresh langs komt snellen en haar zijn arm biedt. Als hij haar meeneemt, wordt het voortkruipende mos teruggedrongen door donkerrood en sprankelend goud.
Chandresh stelt Celia voor aan Mr A. H_____, hoewel hij niet meer weet of ze elkaar al kennen. Celia zegt dat dat niet zo is, hoewel ze zich de man die beleefd haar hand pakt nog heel goed herinnert, aangezien hij er nog net zo uitziet als toen ze zes was. Alleen zijn smoking is aangepast aan de huidige stijl.
Een paar mensen smeken Celia bijna om op te treden. Aanvankelijk weigert ze, maar laat op de avond geeft ze zich gewonnen. Ze trekt een verbaasde Tsukiko naar het midden van de dansvloer en laat haar ondanks de gasten om hen heen in een oogwenk verdwijnen. Het ene moment zijn er twee vrouwen in rozerode gewaden en het volgende is Celia alleen.
Enkele tellen later klinken er kreten vanuit de bibliotheek als Tsukiko weer verschijnt in een met lantaarns versierde sarcofaag. Tsukiko pakt van een verbijsterde kelner een glas champagne aan en werpt hem een gelukzalige lach toe voordat ze terugkeert naar de balzaal.
Ze passeert Poppet en Widget. Poppet leert de marmeladekleurige poesjes op haar schouders te klimmen en Widget trekt het ene na het andere boek uit de goedgevulde kasten in de bibliotheek. Uiteindelijk sleurt Poppet hem mee de kamer uit om te voorkomen dat hij gedurende de rest van het feest zit te lezen.
Gasten bewegen in kleurrijke groepjes van de balzaal door de gangen en de bibliotheek, als een lachende en kletsende regenboog die voortdurend van kleur verandert. Tot in de kleine uurtjes blijft de stemming rumoerig en opgewekt.
Als Celia alleen door de voorhal loopt, grijpt Marco haar hand, en hij trekt haar mee naar een schaduwrijke alkoof achter het gouden beeld. Door de plotselinge windvlaag wervelen de rozenblaadjes naar beneden.
‘Dit ben ik niet echt gewend, hoor,’ zegt Celia. Ze haalt haar hand uit de zijne maar blijft staan, ook al is er maar weinig ruimte tussen de muur en het beeld. De kleur van haar jurk bezinkt tot een diep, effen groen.
‘Je ziet er net zo uit als de eerste keer dat ik je zag,’ zegt Marco.
‘Ik neem aan dat je die kleur bewust draagt?’
‘Een gelukkig toeval, meer niet. Chandresh stond erop dat al het personeel in het groen gekleed zou gaan en ik had niet gerekend op de inventiviteit van jouw gewaad.’
Celia haalt haar schouders op. ‘Ik kon niet beslissen wat ik zou dragen.’
‘Je bent mooi.’
‘Dank je,’ antwoordt Celia. Ze weigert hem aan te kijken. ‘Jij bent te knap. Ik geef de voorkeur aan je echte gezicht.’
Zijn gelaat verandert weer in het gezicht dat ze zich tot in het kleinste detail herinnert van de avond drie jaar geleden die ze in dezelfde ruimtes hadden doorgebracht, in veel intiemere omstandigheden. Sindsdien is er nauwelijks gelegenheid geweest voor hier en daar een verloren uurtje.
‘Is het niet een beetje riskant om dat in gezelschap te dragen?’ vraagt Celia.
‘Ik doe het alleen maar voor jou,’ zegt Marco. ‘De rest ziet me zoals ze me altijd gezien hebben.’
Ze kijken elkaar zwijgend aan terwijl een groepje lachend door de hal aan de andere kant van het beeld loopt. Het geluid weergalmt door de ruimte, maar ze komen niet zo dichtbij dat ze Celia en Marco opmerken, en Celia’s jurk blijft mosachtig groen.
Marco heft zijn hand om een losgeraakte krul uit Celia’s gezicht te vegen. Hij steekt hem achter haar oor en streelt met zijn vingertoppen over haar wang. Haar ogen vallen trillend dicht en de rozenblaadjes aan hun voeten roeren zich.
‘Ik heb je gemist,’ fluistert hij zacht.
De lucht tussen hen in is geladen als hij naar voren leunt en zijn lippen zacht langs haar hals laat strijken.
In de belendende kamer beklagen de gasten zich over de plotseling stijgende temperatuur. Uit kleurrijke tasjes worden waaiers gehaald die al snel fladderen als tropische vogels.
In de schaduw van het beeld met de olifantskop trekt Celia zich plotseling terug. Het is niet meteen duidelijk waarom er grijze wolken door het groen van haar jurk beginnen te wervelen.
‘Hallo, Alexander,’ zegt ze, en bij wijze van herkenning nijgt ze naar de man die geruisloos bij hen is verschenen en daarbij zelfs de rozenblaadjes die over de grond zijn verspreid niet in beroering heeft gebracht.
De man in het grijze pak groet haar met een beleefd knikje. ‘Juffrouw Bowen, ik zou graag even alleen met uw metgezel willen spreken, als u het niet erg vindt.’
‘Natuurlijk niet,’ zegt Celia. Ze vertrekt zonder nog naar Marco om te kijken, en haar jurk gaat van dauwgrijs over in een violette zonsondergang terwijl ze door de gang naar de plek loopt waar Poppet en Widget met glimmende zilveren koffielepeltjes hun marmeladepoesjes lokken.
‘Ik kan niet zeggen dat ik dit gedrag goedkeur,’ zegt de man in het grijze pak tegen Marco.
‘U kent haar,’ zegt Marco zacht. Hij kijkt nog steeds naar Celia, die bij de ingang van de balzaal blijft staan. Haar jurk verschiet naar karmozijnrood als Herr Thiessen haar een glas champagne aanbiedt.
‘Ik ben aan haar voorgesteld, meer niet. Ik kan niet echt zeggen dat ik haar ken.’
‘U wist precies wie ze was voordat dit allemaal begon en het is nooit bij u opgekomen dat tegen me te zeggen?’
‘Dat leek me niet nodig.’
Een groepje gasten loopt uit de eetkamer de gang in en de rozenblaadjes waaien weer op. Marco gaat de man in het grijze pak voor naar de bibliotheek, waar hij het glas-in-lood openschuift, zodat ze hun gesprek in de lege speelkamer kunnen voortzetten.
‘Dertien jaar lang kan er amper een woord af en nu wilt u me spreken?’ vraagt Marco.
‘Ik had weinig concreets met je te bespreken. Ik wilde alleen je… gesprek met juffrouw Bowen onderbreken.’
‘Ze weet hoe u heet.’
‘Het is duidelijk dat ze een goed geheugen heeft. Waar wil je het met me over hebben?’
‘Ik wil graag weten of ik goed bezig ben,’ zegt Marco. Zijn stem klinkt zacht en kil.
‘Je maakt genoeg vooruitgang,’ zegt zijn leermeester. ‘Je hebt een vaste baan en een geschikte positie van waaruit je te werk kunt gaan.’
‘En toch kan ik niet mezelf zijn. U leert me van alles en dan plaatst u me hier om te doen alsof ik iets ben wat ik niet ben, terwijl zij op het podium staat en precies doet waar ze goed in is.’
‘Maar niemand in die zaal gelooft erin. Ze denken dat ze hen bedriegt. Zij zien net zomin wat zij is als dat ze zien wat jij bent, ze valt alleen meer op. Het gaat er niet om publiek te hebben. Ik probeer iets duidelijk te maken. Jij kunt net zo veel doen als zij, zonder het te laten doorgaan voor opzichtig spektakel en bedrog. Je kunt relatief anoniem blijven en haar prestaties evenaren. Ik stel voor dat je haar op afstand houdt en je concentreert op je eigen werk.’
‘Ik hou van haar.’
Nooit eerder heeft iets wat Marco zei of deed een zichtbare reactie veroorzaakt bij de man in het grijze pak, zelfs niet toen hij tijdens zijn lessen een keer per ongeluk een tafel in vlam zette, maar de uitdrukking die nu over zijn gelaat glijdt is onmiskenbaar een treurige.
‘Het spijt me om dat te horen,’ zegt hij. ‘Dat zal het spel een stuk moeilijker voor je maken.’
‘We doen dit al meer dan tien jaar, wanneer eindigt het?’
‘Het eindigt als er een winnaar is.’
‘En hoe lang duurt dat?’ vraagt Marco.
‘Dat is lastig te zeggen. Het meest recente spel duurde zevenendertig jaar.’
‘We kunnen dit circus niet zevenendertig jaar openhouden.’
‘Dan zul je niet zo lang hoeven wachten. Je bent een goede leerling, een goede speler.’
‘Hoe weet u dat?’ vraagt Marco met schelle stem. ‘U heeft jarenlang geen enkele moeite gedaan me te spreken. Ik heb niets voor u gedaan. Alles wat ik gedaan heb, elke verandering die ik in dat circus heb aangebracht, elke onmogelijke prestatie die ik heb geleverd en verbazingwekkende attractie die ik heb gemaakt, alles was voor haar.’
‘Je motieven hebben geen invloed op het spel.’
‘Ik heb het gehad met uw spel,’ zegt Marco. ‘Ik stop ermee.’
‘Je kunt niet stoppen,’ antwoordt zijn leermeester. ‘Je bent hieraan gebonden. Aan haar. Het spel gaat verder. Een van jullie zal verliezen. Je hebt niets in te brengen.’
Marco pakt een bal van de biljarttafel en smijt hem naar de man in het grijze pak. Die stapt met gemak opzij en de bal verbrijzelt de zonsondergang van glas-in-lood.
Zonder nog een woord te zeggen draait Marco zijn leermeester de rug toe en loopt de deur aan de andere kant van de kamer uit. Isobel merkt hij niet eens op als hij haar in de gang passeert. Ze bevindt zich zo dichtbij dat ze de ruzie gehoord zou kunnen hebben.
Hij loopt rechtstreeks naar de balzaal en begeeft zich naar het midden van de dansvloer, waar hij Celia bij de arm neemt en wegtrekt van Herr Thiessen.
Marco trekt haar naar zich toe in een smaragdgroene omhelzing, zo stevig dat niet meer te zien is waar zijn pak eindigt en haar jurk begint.
Voor Celia is er plotseling niemand anders meer in de ruimte terwijl hij haar in zijn armen houdt.
Maar voordat ze haar verrassing kan uiten, drukt hij zijn lippen op de hare en is ze in woordeloze vervoering.
Marco kust haar alsof ze de enige mensen op aarde zijn.
De lucht rondom hen wervelt stormachtig. De glazen deuren naar de tuin waaien open en de gordijnen bollen op.
Iedereen in de volle balzaal draait zich in hun richting.
En dan laat hij haar los en loopt weg.
Tegen de tijd dat Marco de balzaal verlaat, is bijna iedereen het incident volledig vergeten. Het wordt vervangen door een tijdelijke verwarring, die men wijt aan de hitte en buitensporige hoeveelheden champagne.
Herr Thiessen herinnert zich niet waarom Celia opeens ophield met dansen, of wanneer haar jurk zijn huidige donkergroene kleur heeft gekregen.
‘Is er iets aan de hand?’ vraagt hij als hij beseft dat ze beeft.
mr a. h_____ stormt door de voorhal en slaagt er ternauwernood in niet over Poppet en Widget te struikelen, die op de grond liggen en Bootes en Pavo leren rondjes te draaien op hun achterpoten.
Widget geeft Bootes (of Pavo) aan Poppet en volgt de man in het grijze pak. Hij kijkt hem na als hij de foyer in loopt, zijn grijze hoge hoed en zilveren wandelstok aanpakt van de butler en door de voordeur vertrekt. Als hij weg is, drukt Widget zijn neus tegen het dichtstbijzijnde raam, en hij kijkt hem na als hij onder de straatlantaarns door loopt en opgaat in de duisternis van de straat.
Op dat moment bereikt Poppet hem, met de poesjes vrolijk spinnend op haar schouders. Chandresh volgt vlak achter haar en baant zich een weg tussen de gasten in de hal door.
‘Wat is er?’ vraagt Poppet. ‘Wat is er aan de hand?’
Widget draait zich weg van het glas. ‘Die man heeft geen schaduw,’ zegt hij als Chandresh zich over de tweeling buigt en uit het raam naar de lege straat staart.
‘Wat zei je?’ vraagt Chandresh, maar Poppet en Widget en de oranje poesjes zijn de hal alweer in gerend en gaan op in de bonte groep toeschouwers.