7
LEROY
Leroy parkeerde zijn auto voor zijn huis en gluurde naar zijn ongewenste bijrijder. De motor was amper gestopt of Kellsey stapte al uit. Alsof ze bang was dat hij zich zou bedenken en haar niet mee zou nemen.
Hij wist dat hij haar moest vertellen dat ze hem niet had vermoord, althans niet permanent. Maar dan zou hij haar alles moeten vertellen. Hij zou liever in een poel met hydra’s springen dan in Kellseys teleurgestelde ogen te moeten kijken.
Terwijl ze naar de voortuin liepen dacht hij terug aan de Bloedspelen. Hij had altijd al geweten dat hij overstuur zou raken bij de gedachte aan Kellsey in pijn. Maar vandaag, toen die vampiers zich op haar stortten, flipte zijn leeuw. Hij was niet zoals andere mythos die waren geboren met een menselijke kant. Hij was gecreëerd als leeuw. Zijn enige doel was om een onverwoestbaar wezen te zijn voor de Olympische goden. Hij had normaliter complete controle over zowel zijn menselijke als zijn leeuwenkant. Vandaag echter had zijn leeuw zich zonder enige waarschuwing naar buiten geklauwd toen Kellsey in gevaar was.
Hij was hier nog over aan het peinzen toen ze werden begroet door zijn neef. Liam stond in de tuin zijn Harley te wassen. De jongen was tegenwoordig altijd bezig met zijn motor.
“Kellsey, dit is mijn neef Liam.”
“Hoi, Liam.”
“Hoi,” groette Liam haar terug. Vervolgens keek hij hem gretig aan. “Ik ben klaar om te gaan.”
Zijn neef was net achttien geworden en Leroy had beloofd om hem naar zijn eerste Bloedspelen te brengen. Maar dat liep nu anders. “Er is wat tussen gekomen. Ik heb een nieuwe opdracht aangenomen en kan je niet naar de Bloedspelen brengen.”
Liams gezicht betrok. “Maar je beloofde dat ik er dit keer naartoe mocht. Ik wil echt gaan. Alle mythos mogen gaan! Ik heb er genoeg van om me altijd te moeten verbergen.”
Leroy fronste. Hij voelde zich schuldig. Zijn neef wist van de vloek, maar had geen idee van de Spartaan die op hen joeg. Hij wilde niet dat Liam de rest van zijn leven over zijn schouder zou moeten kijken. De jongen was nog jong en zou niet zulke zorgen op zijn schouders moeten dragen.
“Je mag nog steeds naar de Bloedspelen,” zei hij. “Sterker nog, je gaat een tijd logeren bij de Callahans.”
“Mag ik logeren in Het Gesticht?” riep Liam opgewonden uit.
“Ja, tot ik terug ben.”
“Dit moet ik delen.” Liam haalde zijn telefoon tevoorschijn en begon verwoed te tikken.
“Weet je nog wat ik vertelde over de regels van Het Gesticht?” De Callahans waren trouw tot op het bot, maar dodelijk wanneer je hen voor de voeten liep.
“Wees nooit respectloos tegen Riz. Raak nooit een van Kartals motors aan zonder zijn toestemming,” begon Liam af te tikken. “Kom nooit tussen Kuno en zijn prooi als hij in weerwolfvorm is. Daag Ronin nooit uit voor een zwaardgevecht. Ook niet voor de grap.”
“Zijn samoerai eer verplicht hem om je uitdaging te accepteren,” legde Kellsey uit. “Hij zal pas stoppen als zijn zwaard bloed heeft geproefd. Het is zijn ding.”
“Je vergeet de belangrijkste regel,” gromde Leroy. De ene regel die het verschil kon betekenen tussen leven en dood.
“De twee regels over Leviathan Callahan,” begon Liam, alsof hij een vers opdreunde. “Plaats nooit een weddenschap tegen hem, want je zult verliezen. Raak hem nooit aan, want hij zal jou verscheuren. Heeft hij echt nog nooit een spel verloren?”
“Niet dat ik weet,” antwoordde Kellsey.
“En eh… dat andere?” vroeg hij met de niet te bedwingen nieuwsgierigheid van een tiener.
Leroy was benieuwd naar haar reactie. Levi was de enige persoon die hij kende die meer demonen had dan hijzelf.
Kellsey haalde haar schouders op. “Levi heeft wat issues. Ik snap niet waarom iedereen daar zo’n probleem van maakt. Ik kan hem knuffelen wanneer ik daar zin in heb. Het is de rest van de wereld waar hij een probleem mee heeft. Maak je geen zorgen. Zorg er gewoon voor dat je hem niet aanraakt en je overleeft het prima bij ons thuis.”
“Oké dan,” zei Liam en hij legde een kettingslot in zijn zadeltas.
“Wat ben je aan het doen?” vroeg Leroy.
Liam keek op toen hij het slot had weggestopt. “Het zal druk zijn tijdens de Bloedspelen. Ik wil niet dat mijn Harley wordt gestolen. Ik heb er hard voor gewerkt.”
“Hard voor gewerkt, mijn harige kont,” snoof Leroy. “Je hebt hem voor je verjaardag gekregen. Ik was het zo zat om het woord Harley te horen dat ik Kartal nu een tatoeage schuldig ben.” Kartals diensten waren niet goedkoop.
“Ik heb hard moeten smeken om je zover te krijgen,” grijnsde Liam.
Soms vergat hij bijna dat Liam pas een tiener was. “Je hebt geen slot nodig. Geen mythos zou het in zijn hoofd halen om van de Callahans te stelen.”
“Je vergeet mensen,” zei Liam. “Het Gesticht is een paradijs voor vloggende geestenjagers. Elk jaar zijn er nieuwsgierige studenten die het gesticht binnen proberen te dringen in de hoop een geest te zien. Ze hebben zelfs een YouTube-kanaal.”
Kellsey grimaste. “Dat is helaas waar. Meestal schrikt Kuno’s gegrom ze af en vluchten ze. Een enkele keer heeft Levi hun geheugen moeten wissen. Dan was er nog die keer dat Krik er een de zee in sleurde. We vonden alleen een hoofd en een University of Edinburgh pet. Krik lust geen schedels.”
Leroy schudde zijn hoofd om zo veel stupiditeit. Hoe anders was het geweest in zijn tijd. In de Griekse oudheid durfde men niet op geesten te jagen. Net als men niet gekleed als een ‘wezen van de nacht’ een vampier op ging zoeken in een bar. Of ging speuren naar weerwolven tijdens een volle maan.
“Zie je. En daarom zal ik jou niet onbeschermd achterlaten, kleine nimf,” zei Liam met een aai over het zadel van zijn Harley.
Geweldig. Hij had het ding een koosnaam gegeven. “Over onbeschermd achterlaten gesproken. Verlaat Het Gesticht niet zonder een van de Callahans. Mijn bezoek aan Satiros zal niet lang duren.”
Liam knipperde met zijn ogen. “Satiros de nimfenhandelaar?”
“Je krijgt geen nimf,” boorde Leroy zijn hoop de grond in. Een man moest van goeden huize komen wilde een nimf zijn bed verwarmen. Nimfen waren beroemd om hun schoonheid en berucht om hun liefde voor juwelen. “Satiros is geen nimfenhandelaar, maar een veilingmeester die af en toe ook nimfen veilt. En nee, je maandelijkse zakgeld is daarvoor onvoldoende,” zei hij droogjes.
“Nou, ik zal gewoon wachten tot ik net zo veel heb gespaard als jij zodat ik me er wel een kan veroorloven.”
“Je hebt een nimf gekocht?” vroeg Kellsey op een toon alsof hij een puppy aan haar Kraken had gevoerd.
“Ik heb haar niet gekocht.” Technisch gezien dan. “Ze was een onderpand van Satiros omdat hij mij niet kon betalen in diamanten.”
“Oh, dus je moest haar wel accepteren?” vroeg ze sarcastisch.
“Inderdaad,” zei hij met een grijns. Hij zou haar nooit vertellen dat de aanwezigheid van de nimf meer een belasting was geweest dan een prijs. Nimfen waren de meest verwende vrouwen op aarde. Na een paar uur van hete seks begonnen de eerste eisen al. Ze waren het gewend om op hun wenken bediend te worden. Mannen raakten letterlijk betoverd door hun schoonheid en gaven hen alles wat ze wilden. Maar hij niet, aangezien hij niet onder een betovering kon vallen. Hij was haar na een dag al zat en had haar tot haar verbazing weggestuurd.
“Nou, ik hoop dat je ervan genoten hebt,” zei ze strak.
“Ik heb er zeker van genoten,” beaamde hij.
Liams ogen schoten heen en weer tussen hen. “Zijn jullie… is zij je vriendin?”
“Nee!” riep Kellsey onmiddellijk uit.
Leroy keek op door haar bijtende toon. Zijn leeuw gaf een grom omdat ze hem zo snel afwees. “Kellsey heeft een relatie met die loser van een gitarist van die rockgroep die jij zo geweldig vindt.”
Dit leverde hem een frons op. “Macan is geen loser,” zei ze.
“Macan van Scarabee?” riep Liam uit.
“Een man die zo veel gel en eyeliner gebruikt is een loser,” hield Leroy vol, puur om haar te stangen.
“Hij is mijn ex-vriend,” zei ze tegen Liam, met een schuin oog op Leroy. “Ze treden op tijdens het Celtic Festival volgende week. Ik kan wel voor kaartjes zorgen als je wilt.”
“Cool!” Liam begon verder te tikken. Nog even en dat ding zou vastgroeien aan zijn hand.
Leroy zuchtte en liep langs hem heen naar binnen. Kellsey volgde hem op de voet en keek onderzoekend om zich heen.
Hij besefte dat het de eerste keer was dat ze zijn huis zag. Al was huis een groot woord voor het tussenstation waarin ze leefden. Wat had het echter voor zin om iets in te richten als ze elk moment weer op de vlucht zouden moeten slaan.
Ze maakte geen plichtmatige “wat een leuk huis” opmerking en dat waardeerde hij. Kellsey zei nooit iets wat ze niet meende.
“Vreemd dat je het nooit eerder over je neef hebt gehad.” Ze kauwde nadenkend op haar onderlip. Een teken dat ze het onderwerp niet zou laten rusten.
“Ik heb het niet graag over mijn familie.”
“Waarom niet?” vroeg ze nieuwsgierig.
Omdat hij de aard van zijn neef verborgen wilde houden. Niet dat het nog uitmaakte. Iedereen wist nu dat hij een leeuw was. Net als Kellsey zou men bedenken dat hij niet zomaar een leeuw was, maar een Nemeische. Het zou niet lang duren voordat men ontdekte dat hij een neef had. Al was er maar een persoon in het bijzonder waar hij zich zorgen om maakte.
“Waar zijn Liams ouders?”
“Ze zijn dood,” zei hij kortaf.
“Laten we het hebben over de regels van onze roadtrip,” veranderde hij van onderwerp.
“Regels?” fronste ze, alsof hij een vies woord had uitgesproken.
“Ja, regels, Kellsey. Je volgt mijn aanwijzingen gewoon op en haalt geen gekke dingen uit.”
“Wat voor gekke dingen?” vroeg ze onschuldig.
“Nou, laat me eens nadenken,” zei hij peinzend terwijl hij zijn reistas uit de kast haalde. “O, ik weet het al. Zoals die keer toen je naar Jotunheim ging om die vorstreus uit te dagen, omdat hij zijn harpij had mishandeld. En laten we mijn persoonlijke ervaring met Kellsey Callahan niet vergeten; toen je naakt in mijn bed verscheen. Weet je dat ze jou Lust noemen?” Hij begreep waarom de mythos haar die hoofdzonde hadden toebedeeld. De cycloop die de opmerking had gemaakt had zelfs uitgelegd dat hij hevig naar Kellsey Callahan verlangde als hij haar zag, vlak voordat Leroy met zijn vuist in zijn gezicht had gestompt.
Kellseys wangen zagen inmiddels rood, maar niet van verlegenheid. Nope. Ze was beledigd.
“Ten eerste, ik kan er niks aan doen dat men ons naar de zeven hoofdzonden heeft vernoemd. En ik heb liever dat ze me Lust noemen dan bijvoorbeeld Luiheid. Ten tweede, dat laatste incident was een eeuw geleden,” zei ze verontwaardigd.
Zoals gewoonlijk probeerde ze een rampzalige gebeurtenis, meestal een waar zij de oorzaak van was, te bagatelliseren. “Op een maand af slechts acht jaar geleden,” wees hij haar terecht.
“Op een maand af?” vroeg ze liefjes. “Het lijkt wel alsof je de dagen hebt afgeteld.”
Hij had onmiddellijk spijt van zijn woorden. Het was niet zijn bedoeling geweest om zo veel los te laten. Niemand, en vooral Kellsey niet, hoefde te weten dat die dag in zijn geheugen gegrift stond. Het was de dag dat hij haar was gaan zien als een vrouw. Een wonderbaarlijke vrouw die meer en meer onder zijn huid was gekropen.