8

 

 

KELLSEY

 

 

Nadat ze Liam hadden geïnstalleerd in Het Gesticht, flitste Qasim hen naar de top van een berg, althans daar leek het in eerste instantie op. Toen ze haar omgeving beter had bekeken, merkte ze dat ze aan de kant van een verlaten weg stonden. De lucht rook naar exotische bloemen en de laatste zonnestralen verdwenen achter een groene muur van bomen. In de verte doemde een tempel in Aziatische stijl op en vlak ernaast de koepel van een moskee. Ze was blij dat ze haar jas thuis had gelaten en een tanktop aan had. Gewend als ze was aan het gure weer in de Hooglanden, begon ze al te zweten.

“Dit ziet er niet uit als een plek waar Satiros zou vertoeven,” merkte Leroy op. “Tenzij die hedonistische geit ineens zijn standaarden heeft verlaagd en midden in de rimboe is gaan wonen.”

“Ik kan niet dichterbij flitsen zonder het risico te lopen dat een mens ons ziet,” legde Qasim uit.

“Ik dacht dat Satiros op Samos woonde?” zei Kellsey.

“Hij is hals over kop naar Indonesië gevlucht na een akkefietje met een Egyptische alchemist,” legde Qasim uit. “De alchemist heeft zijn villa vervloekt. Die wordt nu bevolkt door de Jaekelopterus rhenaniae, ook wel bekend als reusachtige zeeschorpioenen.”

Leroy grijnsde. “Satiros is dus getroffen door een schorpioenenplaag? Lekker voor hem.”

“Reuzenschorpioenen zijn geen plaag,” corrigeerde Kellsey hem automatisch. Het arme dier was uitgestorven op aarde en hoorde thuis op de beschermde mythosdieren lijst.

“Voor jou niet,” gaf Leroy toe. “Jij bent immuun voor hun gif.”

In tegenstelling tot Leroy. Ze slikte en keek naar zijn borstkas. “Het spijt me zo, Lee,” zei ze ellendig, en ze wreef over de plek waar het gif zich had genesteld.

Hij legde zijn hand over die van haar. “Shit, zo bedoelde ik het niet, Kellsey.”

Ze was geen huilebalk. Maar de gedachte dat Leroy dood zou kunnen gaan verscheurde haar van binnen. Dat het ook nog eens haar schuld was, was onverteerbaar. “Dat weet ik.”

“Het komt wel goed,” zei Leroy, terwijl hij over haar hand wreef. Ze betwijfelde of hij door had hoe teder hij was.

Ze wilde hem vertellen dat ze van hem hield, maar wist dat hij daar nog niet klaar voor was. Een dergelijke bekentenis zou er alleen maar voor zorgen dat hij haar ter plekke dumpte.

“Indonesië heeft meer dan honderd vulkanen, waarvan er een hoop actief zijn. Meer dan vijf miljoen mensen leven in de gevarenzone van een actieve vulkaan,” zei Qasim, zich totaal niet bewust van het moment tussen Leroy en Kellsey.

Ze was gek op Qasim, maar soms wist hij niet wanneer hij zijn wetenschappelijke brein uit moest zetten. Zoals nu, terwijl de tijd drong omdat Leroys imaginaire zandloper leegliep. “Q…”

“Een van deze vulkanen is de Rinjani, slechts een dagtrip van Satiros’ villa vandaan,” ging Qasim onverstoorbaar verder. “Volgens de mythe is het eiland Lombok ontstaan toen de waterdraak die hier leefde, Rinji, werd aangevallen door de vuurdraak Jani. Uit hun gevecht ontstonden het eiland en de vulkaan. Een lokale kennis heeft de geruchten bevestigd dat er in de krater van de vulkaan een vijver is van zowel vuur als water. Een bad in dat water zou elke ziekte genezen.”

Ze nam alles terug! Ze hield van Qasims wetenschappelijke brein. “Hoe komen we daar?” wilde ze weten.

Leroy keek sceptisch. Ze begreep niet hoe een man die er zijn beroep van had gemaakt om legendarische objecten te vinden, zo sceptisch kon zijn.

“De Rinjani vijver is onvindbaar tenzij je weet waar je moet zoeken,” legde Qasim uit. “Je bereikt hem via een inham die de vulkaan in leidt. Jullie hebben een gids nodig. Gelukkig ken ik iemand die jullie kan helpen.”

“Waar ken je hem van?” vroeg Leroy. “Het kan gevaarlijk zijn om met een onbekende gids te reizen. Ik ga geen risico’s nemen met Kellsey.”

Kellsey glimlachte. “Ik kan voor mezelf zorgen, maar lief dat je aan me denkt.”

Dit leverde haar een frons op. “Ik wil gewoon niet het risico lopen dat Riz me aan mijn kloten ophangt als jou iets overkomt.”

“Riz heeft dat maar een keer gedaan en die vampier verdiende het.” Het was best grappig om te zien hoe Leroy zijn best deed om vooral te laten merken dat hij zich geen zorgen over haar maakte. Ze vroeg zich af hoelang het zou duren voor hij ging erkennen dat hij gevoelens voor haar had.

Qasims ogen schoten van links naar rechts alsof hij een pingpongwedstrijd bekeek. Het begon hem duidelijk te dagen dat er iets tussen haar en Leroy speelde. Kellsey kon een glimlach niet onderdrukken.

“De gids, Q?” hield Leroy aan.

“Zlatan is een kumiho.”

“Een kumiho?” kreunde Leroy. “Waarom knip je niet gelijk het touw door waar we aan bungelen?”

Kellsey begreep zijn punt. Ze had nog nooit een kumiho meegemaakt die ze kon vertrouwen. Het was niet zo dat ze je bedrogen, maar hun belofte hield helaas slechts stand totdat ze een beter aanbod kregen. Kumiho’s waren eenlingen. Ze leefden niet in clans, covens of een stam en hadden geen enkel besef van loyaliteit.

“Ik weet wat jullie denken,” zei Qasim snel. “Maar je kunt niet alle kumiho’s over een kam scheren.”

Hij had natuurlijk gelijk. Zij was net zo bevooroordeeld over kumiho’s als sommige mythos waren tegenover haar eigen vreemde clan. “Het spijt me, Q. Je hebt gelijk. Waar ken je hem van?”

“Ik ken Zlatan via mijn nomadennetwerk. Hij kent Lombok op zijn duimpje. Bij zonsopgang vertrekt hij naar Rinjani’s meer. Hij wacht op jullie bij het Happy Cafe in Senggigi.” Haar broer verdween en Kellsey keek Leroy vragend aan toen hij bleef staan.

Hij keek naar het pad dat naar Satiros’ villa leidde. Waarom aarzelde hij? Hun missie was simpel. Ze zouden de helm van Hades kopen, Qasim zou het ding naar huis flitsen en vervolgens zouden ze Leroy genezen.

“Ik wil niet dat je teleurgesteld bent als de mythe van de vijver onzin blijkt te zijn,” zei Leroy ineens.

Hij was degene die vergiftigd was, door haar, en hij maakte zich er zorgen over dat zij teleurgesteld zou zijn? Over de omgekeerde wereld gesproken. “Daar hoef je je geen zorgen om te maken. Bovendien, als de vijver een mythe blijkt, zoeken we gewoon verder tot we een ander geneesmiddel hebben gevonden.”

“Regel nummer twee,” zei Leroy.

“Precies.” Een Callahan geeft nooit op.

Hij greep plotseling haar arm en ze voelde hoe de hitte door haar lichaam stroomde. “Sommige dingen zijn onvermijdelijk, Kellsey.”

“Yep. Zoals jij en ik,” zei ze uitdagend.

Hij vloekte en liet haar los. “Dat was niet wat ik bedoelde.”

“Wat bedoel je dan, Lee?” vroeg ze.

“Ik bedoel dat niemand voor eeuwig leeft.” Ze zag echter aan zijn ogen dat hij iets anders had willen zeggen. Er was iets dat hij verborgen hield voor haar.

“Dat klopt,” zei ze. “We zijn mythos, niet onsterfelijk. Alleen de goden blijven eeuwig leven. Dat betekent echter niet dat we geen pil nemen als we pijn hebben, of geen geneesmiddel zoeken als we vergiftigd zijn. Of wil je me soms vertellen dat je het opgeeft voor we zelfs maar aan een zoektocht zijn begonnen?” Dat zou haar zo teleurstellen. Ze begreep niet waarom hij meer waarde hechtte aan het vinden van een object dan aan het vinden van een geneesmiddel. Nou, zij was net zo vastberaden om een tegengif te vinden.

“Ik geef het niet op,” gromde hij.

“Mooi,” zei ze tevreden.

Leroy vernauwde zijn ogen. “Dit verandert niets, weet je.”

“Natuurlijk niet,” zei ze. “Ik zal jou nog steeds braaf volgen tijdens onze roadtrip.” Ze bleef stilstaan toen hij haar kin greep. Ze voelde de hitte van hem afslaan als van een geiser.

“Geen innuendo’s meer,” zei hij streng. “Geen hete blikken mijn kant op alsof je me naakt wilt zien.”

Kellsey pruilde, maar hield haar mond. Nee, die was gewoon te makkelijk. Ze besloot een vraag te stellen. “Waarom eigenlijk niet? Ik dacht altijd dat je me gewoon niet wilde. Me simpelweg als een zusje zag. We weten nu allebei dat dit niet het geval is. Dus waarom houd je me dan nog op afstand?”

Leroys ogen fonkelden. “Sommige dingen zijn gewoon niet voorbestemd,” zei hij, al klonk het alsof de woorden uit zijn mond getrokken werden. Zonder verdere uitleg te geven, liep hij weg.

 

***

 

Satiros’ villa lag aan een rustige baai die bezaaid was met zwarte rotsen en palmbomen. De oprijlaan werd geflankeerd door een rij bananenbomen. Er waren weinig auto’s te bekennen. De meeste mythos bezochten afgelegen gebieden via een djinntaxi of een portaal die verschillende gebieden met elkaar verbond.

Twee vampiers hielden de wacht voor de deur. Een van hen was een hond eten aan het geven.

Kellsey keek naar het gebouw naast de villa. “Enig idee waar we moeten zijn voor de veiling?”

“Misschien kun je de weg vragen aan die hond,” grapte Leroy.

“Ik kan niet met honden praten,” bekende ze. “Dat geldt overigens voor alle menselijke dieren.”

“Wil je zeggen dat je kunt communiceren met een Kraken maar niet met Fifo hier?”

“Raar maar waar,” gaf ze toe. “Ik kan alleen met mythische dieren praten of met mythos in hun diervorm.” Dat deed haar aan iets anders denken. “Maar niet met jou. Ik probeerde je te bereiken toen je me aanviel in de kooi, maar het was alsof er ruis op de lijn zat.”

Er viel een muur voor Leroys ogen. “We moeten in het gebouw hiernaast zijn,” zei hij en hij zette er de pas in.

Ze besefte dat ze een gevoelige snaar had geraakt en archiveerde die informatie voor later. Ze had meer over hem ontdekt in de afgelopen vierentwintig uur dan in de afgelopen tien jaar. Ze was niet van plan om hem te laten gaan voordat ze het mysterie genaamd Leroy Leandros had opgelost.

Het gebouw waar de veiling werd gehouden was vol wezens in allerlei soorten en maten, waarvan ze er enkele nog nooit had gezien. Ze zwaaide toen ze ineens Conn Buchanan zag staan. Shays favoriete weerwolf zag er hetzelfde uit als alle alfa weerwolven; groot, breed en met een aura van gevaar dat om hem heen hing. Hij had dezelfde lange, zilverkleurige haren als Kuno.

“Hoi Conn. We hebben je gemist tijdens de spelen,” zei ze en ze gaf hem een knuffel.

“Kells,” groette hij haar terug. “Leandros.”

“Buchanan,” zei Leroy.

“Wat doe je hier, zo ver van huis?” vroeg ze nieuwsgierig. Ze had gehoord van problemen in zijn clan. “Alles goed met de welpjes? Ik hoorde dat er een epidemie was onder de kinderen.”

Er verscheen een pijnlijke blik in Conns ogen die hij vlug maskeerde. “Niets dat we zelf niet op kunnen lossen,” zei hij en na een knikje liep hij weg.

Ze keek hem na, verbaasd door zijn haastige aftocht, en verstrakte toen ze Spike zag. De vampier leunde nonchalant tegen een muur. Voor ze Leroy op hem kon wijzen, had hij haar arm al vastgepakt.

“Deze kant op,” zei hij. “Hij is hier waarschijnlijk ook voor de helm.”

Spike zag hen, verbleekte en glipte weg in de massa. Ze kon het de vampier niet kwalijk nemen dat hij de helm wilde hebben. Zodra Riz hem vond was hij dood.

Leroy leidde haar naar de voorkant van het veilingblok. Op het plateau stond een man met bokkenpoten. Ze nam aan dat het Satiros de veilingmeester was. Zijn geblokte pak en ouderwetse cravate gaven hem een komisch aanzicht.

Zijn gele ogen sprankelden en hij streek over zijn sik. “Dames en heren, eindelijk is dan het moment aangebroken voor de wapenveiling. We beginnen met Thors hamer, Mjölnir.”

“Honderd ijsdiamanten!” riep een vorstreus.

“Een hartenwens van Hare Koninklijke Hoogheid Latifa Khan, koningin van alle djinn,” riep een man in een tulband.

Leroy grijnsde naar Kellsey. “Hoe bevalt Kartals vliegende motor hem? Of heeft hij die teruggegeven nadat hij Latifa’s verzoek om haar harem met haar te delen had afgewezen?”

“Je kent Kartal. De enige manier waarop je een motor uit zijn handen kan pakken is als hij dood is. Hij stelde dat het onbeschoft was om een cadeau terug te geven.”

“Tuurlijk.”

Ze pakte een glas van het dienblad waarmee een bediende rondliep. Ze nam een slok en spuwde het goedje bijna uit. “Wat is dit voor kattenpis?” vroeg ze vol afschuw.

“Sommige dingen veranderen nooit,” zei Leroy en hij wuifde de aangeboden wijn weg. “Dat is waarschijnlijk de goedkoopste wijn die Satiros kon krijgen.”

Kellsey zette het glas weg en volgde Leroy naar een schilderij waarvan de afbeelding steeds veranderde. Ze zag parels voorbijkomen die aan Venus zouden toebehoren en een kooi met raven die van Odin zouden zijn. Toen Thors hamer voorbijkwam verloor het schilderij zijn kleur.

“Het ziet ernaar uit dat Mjölnir verkocht is,” zei Leroy. Toen ze hem vragend aankeek legde hij uit: “Objecten worden grijs zodra ze verkocht zijn.”

Haar hart sloeg over bij het volgende beeld. Het deed pijn om de prachtige kastanjerode centaur in teugels te zien. Tot haar afschuw veranderde het beeld ineens in een dof grijs. “We moeten hem bevrijden. Slavernij is gewoon verkeerd!”

“Kellsey…”

“We moeten hem helpen.” Ze draaide zich om en botste bijna tegen een voorbijlopende amazone aan.

“Zusje,” zei de amazone en ze legde een hand op haar schouder.

Kellsey wilde de groet retourneren, maar toen zag ze dat de amazone teugels in haar andere hand hield. Voor ze het wist had ze haar messen getrokken.

Er verschenen meer amazones voor haar neus en Leroy ging voor haar staan.

“Ga aan de kant, Lee. Ik laat ze niet vertrekken met die centaur.”

“Is er een probleem, Nirika?” vroeg een van de amazones.

“Er is zeker een probleem,” siste Kellsey terwijl ze naast Leroy ging staan.

“Hij is al gebroken, Kellsey,” zei Leroy zacht. “Kijk naar zijn ogen, ze zijn pikzwart. Je kunt een gebroken centaur niet genezen.”

Ze reikte in haar hoofd uit naar de centaur, maar kreeg geen respons. Het leek alsof er een zwarte muur voor zijn geest was gemetseld. Hij leek… leeg. “Niemand is ongeneesbaar,” zei ze koppig. Ze wendde zich tot de amazone met de teugels. “Ik wil je centaur kopen.”

De amazone vernauwde haar ogen. “Vind je eigen knol. Dit beest is niet te koop.”

“Hij is geen beest,” knarsetandde Kellsey. “Centauren zijn nobele wezens en zouden niet in slavernij moeten leven.”

“Tot welke stam behoor jij?” wilde Nirika weten. “Heb je jouw perverse ideeën gedeeld met de koningin? Zo niet, dan wil ik dat graag voor je doen, zusje.” Dit keer klonk het woord zusje giftig.

“Ik heb geen stam of koningin. Ik heb broers.” Nooit eerder was ze daar zo trots op geweest.

“Een amazone met broers?” Nirika had de bekende “in wat voor universum heeft een amazone broers in plaats van zussen” uitdrukking op haar gezicht.

Kellsey greep haar messen steviger vast. Een voorbijlopende ober stapte snel weg, angstig om midden in de broeiende ruzie te belanden.

“Jij bent de nomade amazone,” zei Nirika, zich duidelijk nu pas realiserend wie Kellsey was.

“Ik ben geen nomade,” protesteerde Kellsey.

“Een amazone zonder een stam is een nomade,” hield Nirika vol.

Ze had echt een hekel aan kortzichtige mensen, maar besloot dat te laten gaan. “Noem je prijs.”

De amazone keek onderzoekend naar Leroy. “We zijn altijd op zoek naar sterke vaders.”

“Vergeet het maar!” riep Kellsey terwijl ze zich ervan moest weerhouden om Nirika’s ogen uit te krabben.

“Dat is erg egoïstisch van je, zusje,” zei Nirika afkeurend.

Leroy keek de amazones dreigend aan en trok Kellsey weg. Zijn hand lag stevig op haar arm.

Nirika gaf haar nog een vieze blik en liep toen weg met haar zussen en de arme centaur.

Het was alsof haar hart brak. “Kijk dan wat ze met hem hebben gedaan, Lee. Centauren zijn... ik weet niet eens hoe ze er in menselijke vorm uitzien. Niemand weet het meer. En zodra men vergeet hoe ze eruitzien zullen ze voorgoed verdwijnen. Uit het oog is uit het hart. Uit onze herinneringen is uit ons bestaan.” Ze schudde zijn arm van haar af. Nirika had de hal al verlaten, maar ze kon haar nog inhalen.

Leroys armen klemden zich om haar lichaam. “Ze zijn een meter of twee in hun menselijke vorm,” fluisterde hij in haar oor. “Niemand kan zo hard trappen als een centaur. Een centaur is de enige mythos die meer dan één beestvorm heeft. Ze kunnen transformeren tot een volwaardig paard of een paardmens zoals je ze kent van tekeningen. Zo veel controle hebben zij over hun beest.”

“Het klinkt alsof je weet waarover je praat,” zei ze zacht.

“Mijn beste vriend was een centaur,” gaf hij toe.

Soms vergat ze hoe oud Leroy was. Het was moeilijk om te geloven dat hij was geboren in een tijdperk voor de amazone-centauroorlog. “We zouden hem moeten bevrijden, als eerbetoon aan je beste vriend,” zei ze.

“Niet vandaag,” zei hij. “We hebben belangrijkere zaken aan ons hoofd.”

“Zoals wat? Een helm voor Riz’ steeds uitgebreidere collectie? Ik weet dat het niet is omdat je achter een geneesmiddel voor jezelf aanjaagt.” Vreemd genoeg scheen hij zich er niet in het minst druk om te maken dat hij stervende was.

Leroy greep haar hand en seinde naar Satiros. Hij dacht kennelijk dat daarmee het laatste woord over de centaur was gezegd en ze liet hem in die waan. In haar hoofd was ze al een “free the centaur” missie aan het plannen.

De veilingmeester gaf zijn microfoon aan zijn collega en verliet het podium. Ze volgden hem terwijl hij de gang door liep naar een ruimte die eruitzag als een studeerkamer. Er waren plafondhoge boekenkasten, een open haard en er stond een leeslamp op het eikenhouten bureau.

Satiros boog zich over haar linkerhand en draaide hem met de pols omhoog. De pols waarvan ze droomde dat hij op een dag haar beloftetekens met Leroy zou dragen. “Welkom in mijn nederig stulpje, schoonheid. Ah, je bent nog single,” zei hij tevreden na een blik op haar tatoeageloze pols. Hij keek over haar schouder. “Waar zijn je zussen?”

“Ik heb geen zussen,” zei ze, gewend aan de vraag.

“Een amazone zonder zussen,” zei Satiros en hij streek zijn sik tot een punt. “Dat slaat alles. Wie heb ik het plezier te mogen ontmoeten? Vertel me dat je niet bij Leandros hoort,” riep hij dramatisch uit. “Vertel me dat je deel gaat nemen aan mijn veiling. Ik zou zo een trio djinn voor je kunnen regelen die jou immens zou verwennen. Een amazone zonder stam zou populair zijn. Een latrelatie op verschillende continenten behoort tot de mogelijkheden.”

Leroy fronste. Kellsey grijnsde. Ze wist dat zijn aanbod als vleierij was bedoeld. Voor sommige mythos, zoals nimfen, was het de hoogst mogelijke eer om een beschermer te mogen kiezen die leefde om jou te verwennen. “Ik ben Kellsey,” zei ze. “En nee, ik hoor niet bij Leroy,” ontkende ze voor de tweede keer in een dag.

De sater haalde wijnglazen tevoorschijn en gaf er een aan haar. “Smaakt dit ook naar pis?” vroeg ze liefjes.

Satiros schaterde het uit, niet in het minst beledigd. “Nee, mijn lieve amazone. Dit komt uit mijn privécollectie en smaakt als de nectar van de goden. Het is een speciaal drankje voor mijn speciale dame Kellsey.”

“Kellsey Callahan,” zei Leroy nadrukkelijk.

Satiros liet haar los alsof ze besmettelijk was. Rode wijn gutste over de rand van zijn glas en belandde als een bloedvlek op het tapijt. “Je begrijpt wel dat mijn aanbod een grap was, toch?” zei hij. “Het is niet nodig om dit aan Riz te vertellen.” Hij probeerde subtiel haar wijnglas terug te pakken.

“Ik dacht het niet,” zei Kellsey poeslief en ze hield het glas buiten zijn bereik. “Je hoeft je overigens geen zorgen te maken om Riz, maar eerder om mij. Als je me beledigd had, zou ik je dat vertellen door middel van een mes in je hart.” Dit leverde haar vreemd genoeg een waarderende blik op.

“Je kunt dat beter niet drinken,” waarschuwde Leroy haar.

“Behandel me niet als een kind, Lee.”

Satiros aaide zijn sik. “O ja, jij bent er ook nog, Leandros,” zei hij droog. “Ik dacht dat je zei dat je nooit meer iets bij mij zou kopen.”

“Mijn exacte woorden waren dat ik je kop eraf zou rukken als je me nog een keer op zou lichten,” verbeterde Leroy hem.

Satiros trok een gezicht. “Mij was verteld dat het echt spinnengif was.”

“Het was de inkt van een inktvis,” hield Leroy vol.

“Ach, dat is allemaal verleden tijd nu,” zei Satiros en hij wapperde met zijn hand.

Kellsey vroeg zich af waar Leroy spinnengif voor nodig had gehad. Ze wilde het hem vragen, maar werd afgeleid door haar hart, dat plotseling oversloeg.

Boem.

Boem.

BOEM.

Het was hetzelfde gevoel dat ze kreeg wanneer ze Leroy zag. Alsof een zwerm vlinders was losgelaten in haar maag en er lava door haar aderen stroomde. Ze drukte het koude wijnglas tegen haar verhitte wang.

“Ik hoorde dat je in het bezit bent van de helm van Hades,” zei Leroy. “Ik wil hem zien.”

Zijn diepe stem zond rillingen over haar rug en ze had plotseling de neiging om hem te bespringen. Voordat ze aan die neiging toegaf, nam ze plaats op de hoek van het bureau.

Satiros’ ogen begonnen te stralen. “Het is mijn pronkstuk,” gaf hij toe. “Hij wordt morgen na zonsondergang geveild. Je zult dus moeten wachten.”

“Ik wil hem nu kopen,” zei Leroy.

“Je weet hoe het werkt, Leandros. Je moet geduldig je beurt afwachten. Wat ik je al wel kan verklappen, is dat de koningin van de djinn me er twee wensen voor heeft aangeboden.” Satiros begon een verkooppraatje af te steken, terwijl Leroy zijn mouw opstroopte.

Kellsey nam nog een slok van haar wijn toen ze zijn ontblote gespierde arm zag. Er raasde een hitte door haar aderen en ze voelde hoe een druppeltje zweet tussen haar borsten gleed.

“Ik heb iets wat meer waard is dan wensen, feeëngoud of diamanten,” zei Leroy. Hij hief zijn arm, zodat Satiros de tatoeage op zijn pols kon zien.

“O, shit,” zei Satiros ellendig.

Kellsey giechelde toen er zich een zweetdruppel op zijn puntneus vormde. “Jij bent ook aan het zweten,” zei ze olijk. Het leek belangrijk om hem daarop te wijzen.

“Weiger je om je bloedschuld in te lossen?” vroeg Leroy.

“Je klinkt zo sexy, Lee.” Kellsey pakte een schrift van de tafel en gebruikte die als waaier.

“Natuurlijk niet,” ontkende Satiros stellig. “Ik accepteer je betaling, maar dat kan morgen pas tijdens de veiling. Men komt overal vandaan om erop te kunnen bieden. Als ik de helm niet via de veiling verkoop is mijn reputatie naar de maan.”

“Welke reputatie?” grauwde Leroy.

“Ik heb het zo heet,” pufte Kellsey en ze trok haar T-shirt over haar hoofd. Dat was al beter. Ze friemelde aan de sluiting van haar beha, maar Leroy duwde haar hand weg.

Hij bekeek haar met toegeknepen ogen. “Ze heeft een slaapkamer nodig,” zei hij.

Satiros keek Leroy veelbetekenend aan en grijnsde. “Met een kingsize bed, neem ik aan?”

“Nee, jij domme geit,” gromde Leroy. “Gewoon een kamer waar ze kan slapen.”

“Dat is niet aardig. Geiten zijn ook mensen!” riep Kellsey.

“Eh, nee, dat zijn we niet,” zei Satiros droog en hij keek weer naar Leroy. “Moet ik ook een kamer klaar laten maken voor jou?” vroeg hij onverstoord, zijn grijns nog intact.

“Ik zal in dezelfde kamer als Kellsey slapen,” zei Leroy met opeengeklemde kaken.

“Leroy wil met me slapen,” zei Kellsey en ze sloeg een arm om zijn middel. De wereld zag er ineens bijzonder rooskleurig uit.