6
Emma zat met fonkelende ogen afwachtend tegenover haar broer Paul nadat ze hem op de hoogte gebracht had van het onrecht dat haar was aangedaan. Paul had alleen afkeurend zijn hoofd geschud en toen voorgesteld om samen een spelletje te dammen. Zijn laconieke houding deed haar drift nog meer oplaaien. Op zaterdagavond een potje dammen, Emma beet van nijd op haar onderlip.
‘Ik begrijp echt niet waarom jij en Jop in het weekend nog naar huis komen’, gromde ze haar broer toe. ‘Zodra ik oud genoeg ben, pak ik mijn koffers en zien ze me hier nooit meer terug.
Ik ben die dictator met zijn eeuwige gezemel over school meer dan zat’, siste ze naar Paul. ‘Zeg nou zelf, een 5,7 is niet eens zo slecht.’
Haar broer haalde zijn schouders op en hield zijn blik op het speelbord gericht.
‘Je weet toch hoe pa is. Alles wat je thuis kunt leren…’
‘Jaja. Daar moet je minstens een zeven voor halen’, maakte Emma brommend de zin af.
Paul lachte. ‘Pa bedoelt het goed. Over een paar jaar ben je hem dankbaar.’
‘Echt niet’, reageerde Emma verbolgen en ze begreep niet waarom Paul opeens de kant van hun vader koos. Was hij zijn eigen tijd soms vergeten toen hij huilend weekend na weekend huisarrest kreeg om de meest stompzinnige dingen?
‘Pa is een autoritaire brulkikker die ons belachelijk zware straffen oplegt.’ Ze liet zich verontwaardigd achterover in haar stoel vallen en sloeg haar armen over elkaar. ‘Over een paar jaar ben je hem dankbaar’, herhaalde ze op sarcastische toon Pauls woorden. ‘Puh…’
Paul verplaatste een steen en keek toen met een brede glimlach op van het spel.
‘Rustig maar. Heb ik het nou gedaan? Ik zeg alleen maar dat…’
‘Ja, ik hoor je wel’, snauwde ze terug. ‘Maar toen je zelf zestien was en de hele dag liep te grienen omdat je niet naar buiten mocht, maakte je ook niet van die debiel wijze opmerkingen.’ Ze sprong op en stampte beledigd de kamer uit.
‘Nou ja…’ hoorde ze Paul nog protesteren.
In haar kamer liet ze zich languit op het bed vallen en boorde haar hoofd diep in het kussen. Paul was met zijn drieëntwintig jaar de oudste en daardoor het meest van alle vier de kinderen terechtgewezen door hun vader. Van hem had ze zeker bijval verwacht en wat steun. Maar hij reageerde al net zo belachelijk als haar vader. Bij hem hoefde ze ook niet meer aan te kloppen met haar grieven. Ze foeterde minutenlang hardop over haar verrotte leven en voelde de behoefte om haar ellende met iemand te delen. Iemand van haar eigen leeftijd. Iemand die haar begreep en niet met holle opmerkingen kwam. Ze zocht een bondgenoot. En omdat ze meende dat Iddes leven door zijn ziekte bijna net zo verrot moest zijn als het hare, besloot ze hem te bellen. Ze mocht Idde graag. Hij was een van de weinigen die haar altijd wist op te vrolijken met zijn grappen en grollen. Hij nam direct op. Emma informeerde naar zijn toestand en hij vertelde nuchter dat het goed ging. Maar aan zijn gekuch en gepiep kon ze horen dat hij loog. Idde klaagde nooit en beweerde altijd dat het geweldig ging met hem. Vooral tegenover zijn ouders. Hij wilde hen ontzien omdat hij vond dat ze het niet getroffen hadden met hun kinderen. Ze hadden drie kinderen en twee ervan hadden last van astma. Zijn oudste zus Eline had weliswaar een lichtere vorm, maar ook zij kwam geregeld bij de specialist over de vloer.
‘Waarom ben je niet met de anderen meegegaan?’ vroeg Idde, handig van onderwerp veranderend. Hij kreeg het hele verhaal in geuren en kleuren te horen. Ze liet niets achterwege, ook niet de reacties van Sanne en Paul.
Belachelijk vond Idde het, laf en onsportief van Sanne en Paul. Hij zei dat ze zich moest troosten met het idee dat Sanne nu de hele avond met die lamzak van een Stijn zat opgescheept.
‘Daar komt niets zinnigs uit’, beweerde Idde. En hij imiteerde bijna perfect de stem van Stijn: ‘Ik heb zoveel vrouwtjes gehad, ik ben er spontaan zelf een geworden. Ik heb zelfs borsten en ik kan er maar niet van afblijven. Ze zijn zo geweldig…’
Emma grinnikte en haar boosheid gleed langzaam van haar af. Ze zaten samen een uur lang aan de lijn, lachend en pratend. Toen ze ophing, voelde Emma zich al een stuk beter. Ze besloot om in bed een boek te lezen en liep haar vaders kantoor binnen. Ze pakte een misdaadroman uit de overvolle boekenkast. Haar vader las graag politieromans en zijn boekenkast was voor een derde gevuld met misdaadverhalen. Na een warme douche had ze zich in bed teruggetrokken met een groot glas cola en een rol chocoladekoekjes. Ze sloeg het boek open en begon te lezen.
Ergens op bladzijde negenentwintig was ze in slaap gesukkeld en rond kwart over tien schoot ze rechtop in haar bed. Ze had verschrikkelijk gedroomd. Ze stonden op de dansvloer van De Graanschuur: Emma, Sanne, Idde, Gopal, Erik en Bart. De muziek kwam oorverdovend hard uit de speakers en iedereen danste uitgelaten. Sanne stak haar handen in de lucht en bewoog op het ritme van de muziek. Ze lachte en wenkte naar Emma. De witte nevel langs de grond werd steeds dikker en dikker en trok omhoog. De rookmachine leek op hol geslagen, want binnen een paar seconden stond de zaal vol met rook. De muziek viel stil en ze hoorde dat Sanne haar naam riep. ‘Emma? Emma… Emma!’ Emma graaide zoekend met haar handen door de mist terwijl ze voetje voor voetje de wegstervende stem van Sanne volgde. ‘Emma!’ Er klonk nu duidelijk paniek in haar stem door. En nog iets later gilde ze: ‘Emma!’
Met een rommelend en misselijk gevoel in haar maag was Emma wakker geschrokken. Haar natte haren plakten op haar voorhoofd en haar borstkas ging piepend op en neer. Er was iets gebeurd. Haar onderbewustzijn ontving een noodsignaal. Sanne! Er was iets met Sanne. Er zijn genoeg verhalen bekend over tweelingen die elkaar haarscherp aanvoelen, ook al zijn ze kilometers van elkaar verwijderd. Als de ene helft ondraaglijke kiespijn heeft, dan voelt de ander de pijn net zo hevig. Het is een aangeboren zintuig en Emma en Sanne hadden dat ook. Emma slingerde haar benen over de rand van het bed, griste impulsief haar gsm van het nachtkastje en klapte hem open. Ze drukte het nummer van Sanne in en wachtte ongeduldig tot ze opnam. Eindeloos lang ging de beltoon over. Niets! Ze wreef met haar hand door haar gezicht. Wat moest ze nu doen? Bart! Ze drukte zijn nummer in, maar ook met hem kreeg ze geen contact. Logisch, dacht ze. Als ze op de dansvloer stonden, konden ze onmogelijk de beltoon horen. Met een vloek verbrak ze de verbinding. Onrustig ijsbeerde ze door de kamer. Bij haar ouders hoefde ze niet meer met dit soort verhalen aan te komen. Toen ze jonger waren, hadden zij en Sanne vaak ‘dingen’ over elkaar gevoeld en hun ouders daarmee compleet overspannen gekregen. Vooral als ze gescheiden werden door een logeerpartijtje of iets anders. Er kwam er altijd wel één met een alarmerend verhaal over een voorgevoel en meestal was het vals alarm. Pure verzinsels om weer samen te kunnen zijn. Dat verpestte alles. Ze werden niet meer geloofd. Emma ging naar de badkamer en nam een glaasje water om haar droge mond te spoelen. Het was alleen maar een nare droom, probeerde ze zichzelf gerust te stellen. Een hersenspinsel. Je kunt soms zulke rare dingen dromen, maar dat wil niet zeggen dat het ook daadwerkelijk iets betekent. Meestal is het grote onzin. Je moet niet overal iets achter zoeken, sprak ze zichzelf vermanend toe. Ze kroop weer onder haar dekbed en probeerde de droom van zich af te zetten, maar het onrustige gevoel bleef hangen. Ze kneep even haar ogen dicht toen ze een stekende pijn in haar schaamstreek voelde.
Waarschijnlijk was haar menstruatie in aantocht.
Sanne zat rechtop en knoopte met trillende vingers haar broek dicht. Met een snel gebaar trok ze de bh over haar borsten en probeerde toen te gaan staan. Een pijnscheut schoot door haar hoofd en kreunend liet ze zich terug op haar knieën vallen. Haar oogleden waren zwaar, haar mond voelde kurkdroog.
‘Sanne, ik heb je niks gedaan’, hield Gopal vol. ‘Ik vond je hier, alleen en naakt in het gras. Ik heb geprobeerd je broek omhoog te trekken omdat… Nou gewoon, omdat je… naakt was. Ik weet niet wat er is gebeurd, maar ik heb je met geen vinger aangeraakt.’
Ze keek hem verward en bang aan. Hij sprak de waarheid, ze wist het. Gopal zou haar niets aandoen, nooit.
‘Naakt, maar hoe…’ stamelde ze. Ze was nog steeds wat soezerig, alsof ze zweefde. Wanhopig probeerde ze een herinnering op te roepen, maar haar geheugen was nog in een dikke brij van mist verzonken. Ze kon zich nog vaag herinneren dat ze samen met Stijn in de tent stond te praten en de rest was een zwart gat. Maar waar was Stijn nu? Ze keek wat sullig om zich heen.
‘Heb jij Stijn niet gezien?’
‘Ik heb niemand gezien. Je lag hier alleen en ik weet niet voor hoe lang’, beweerde Gopal met een strak gezicht. Lafbek! Het woord gonsde constant door zijn hoofd. Lafbek. ‘Je was plotseling verdwenen en toen ben ik je gaan zoeken.’
Het drong langzaam tot haar door wat haar was overkomen en ze begon te trillen. Dat kon niet waar zijn. Dat kon haar niet overkomen zijn.
‘O, mijn God…’ De tranen kwamen. Ze rolden over haar gezicht terwijl ze paniekerig met haar handen haar buik en kruis betastte.
‘Ze hebben me verkracht’, snikte ze. ‘Iemand heeft me verkracht.’
‘Weet je dat wel zeker?’ vroeg Gopal terwijl hij drommels goed wist dat ze gelijk had.
‘Waarom lig ik hier anders naakt?’ schreeuwde ze over haar toeren. ‘Shit… alles doet pijn. Wat is er in hemelsnaam met me gebeurd? Waarom kan ik me niks herinneren? Wie? Verdomme, wie heeft me dat aangedaan? Waarom?’
Ze begon overspannen met haar handen tegen haar hoofd te slaan, greep haar haren vast en begon er hard aan te trekken.
‘O, mijn God, mijn God…’
‘Sanne, rustig nou.’ Geschokt sloeg Gopal zijn arm om haar schouders en trok haar tegen zich aan. Haar vuisten zwaaiden ongecontroleerd door de lucht en hij duwde met zachte dwang haar handen weg. Troostend streelde hij haar haren. Hij huilde nu ook, zonder geluid. ‘Je hebt iets gedronken waardoor je niet meer helder kunt denken’, was zijn verklaring. ‘Misschien komt het allemaal vanzelf terug als je wat tot rust bent gekomen.’
Zijn woorden drongen langzaam tot haar door en verslagen liet ze haar handen slap langs haar lichaam vallen. Ze bonkte met haar hoofd op zijn schouder. Hartverscheurend begon ze te huilen, haar lichaam schokte wild. Gopal wiegde haar zachtjes heen en weer en het hysterische gehuil ging over in een zacht, klaaglijk gejammer. Minutenlang zaten ze ineengestrengeld in het donker. Ze zwegen beiden.
‘Moet ik iemand bellen of…’ stelde Gopal uiteindelijk wat onhandig voor, terwijl hij zijn eigen tranen wegpoetste.
‘Ben je gek’, viel Sanne sniffend uit. ‘Wat moet ik dan zeggen? Dat ik niet weet wie me verkracht heeft? Ze zullen wel denken… wat een snol.’
‘Dat is onzin’, riep Gopal fel. ‘Iemand heeft je stiekem iets gegeven. Dat heb ik wel eens gehoord, dat ze wat in je drankje stoppen. Daar kun jij toch niks aan doen?’ Ze hoorde hem niet.
‘Wat moet ik tegen mijn vader zeggen?’ prevelde ze. ‘Ik durf het hem niet te vertellen. Ik durf het niemand te vertellen. Ik heb me laten verkrachten. Ik ben een ongelofelijke trut.’
‘Ga naar de politie. Als je geen aangifte doet, dan komt er ook geen onderzoek. Dan gaat die persoon gewoon vrijuit’, waarschuwde hij haar met een zachte stem.
‘Onderzoek?’ Verward keek ze de jongen een paar seconden aan. ‘Begrijp je het niet? Er komt geen onderzoek’, zei ze toen vastberaden. ‘Over mijn lijk.’ Haar stem verdronk in het gesnotter. ‘Ik ga het niemand vertellen…’
Gopal kneep zijn lippen stijf op elkaar en streelde haar rug. Dit was het moment dat hij haar had moeten tegenspreken. Haar duidelijk had moeten maken dat ze juist naar de politie moest stappen. Hij had haar moeten overhalen, tot elke prijs.
Lafbek, siste de stem in zijn hoofd.
‘Gopal… Sanne.’ Hun namen klonken door de tuin. ‘Gopal…’ Gopal liet haar los en kwam overeind. ‘Het zijn Erik en Bart, ze zoeken ons.’
Sanne greep zijn broekspijp vast en trok zichzelf omhoog.
‘Je vertelt ze niets’, smeekte ze gejaagd. ‘Je houdt je mond. Niemand hoeft het te weten, hoor je? Hoor je?’ Jammerend sloeg ze de aarde van haar broek en trok haar sweater recht.
‘Je houdt je mond…’
‘Ik vertel het niemand, op mijn erewoord’, beloofde hij haar. Hij wees weifelend naar haar gezicht. ‘Je ziet er niet best uit. Ik bedoel… Ze zien direct dat er iets is gebeurd. Je haar en…’ De mascara had zwarte sporen over haar bleke wangen getrokken, haar haren lagen alle kanten op en haar ogen waren rood doorlopen en opgezwollen.
‘Zeg maar dat ik onwel ben geworden en dat ik heb overgegeven.’ Ze harkte met haar vingers haar haren naar achteren en wreef met spuug de vegen van haar wangen.
‘Erik, Bart, we zijn hier.’ Gopal wapperde met zijn handen door de lucht. ‘Hierheen.’
Hij pakte Sanne bij haar elleboog en ondersteunde haar, het veld over. ‘Sanne voelt zich niet lekker en heeft net staan kotsen in de tuin. Ik denk dat ze iets verkeerds gedronken heeft. We kunnen haar beter naar huis brengen.’
Met houterige stappen liep Sanne naast Gopal en wendde haar blik af toen de jongens haar onderzoekend aankeken.
‘Dat is knap klote’, merkte Erik op.
‘Gaat het niet goed met je?’ informeerde Bart bezorgd. Sanne schudde haar hoofd. ‘Ik wil naar huis’, zei ze met een iel stemmetje.
‘We waren je al een hele tijd kwijt.’ Bart wendde zich tot Gopal. ‘Waarom heb je niet gezegd dat je haar bent gaan zoeken?’
‘Omdat ik dacht dat ze even naar buiten was gegaan’, verdedigde Gopal zijn daad. ‘Ik wilde alleen maar checken of alles goed was. Ik maakte me ongerust en toen vond ik haar.’ Ze stonden in het licht van het gebouw stil en Gopal keek haar even vluchtig aan.
‘Jezus’, riep Erik geschrokken. ‘Je lijkt wel een wandelend lijk.’
‘Echt wel…’ zei Bart, die haar van opzij ook eens goed had bekeken.
Opgelaten pulkte Sanne aan haar nagels.
‘Ik ga even naar de wc.’ Snel liep ze de wc-ruimte in en bestudeerde haar gehavende gezicht in de spiegel. Ze schrok zelf ook. Zo kon ze niet thuiskomen, dat riep alleen maar vragen op. Haar ogen bleven voortdurend op haar spiegelbeeld gericht toen ze de kraan opendraaide. Met twee handen ving ze het water op en ze duwde haar gezicht erin. Ze slurpte gretig het koude vocht naar binnen en plonsde toen nogmaals een lading water in haar gezicht. Ze staarde in de spiegel en zag hoe de druppels langs haar gezicht naar beneden dropen. Het was allemaal zo onwerkelijk, het was net alsof ze in een scène uit een nachtmerrie terecht was gekomen.
Ze liet trillend een zucht ontsnappen terwijl ze leunend op de wasbak haar ogen sloot. ‘Sanne…’ Er werd op de deur geklopt.
‘Sanne, is alles oké?’
‘Ja, ik kom eraan.’ Ze draaide de kraan dicht, inspecteerde nog even snel haar gezicht en liep toen de wasruimte uit.
De jongens stonden in de hal op haar te wachten. ‘Moet ik je naar huis brengen of voel je je al wat beter?’ vroeg Erik hoopvol. Hij had nog wel een paar uurtjes willen blijven.
‘Ik wil graag naar huis’, antwoordde ze met een zachte stem. Ze had behoefte aan rust en stilte om haar heen. Ze moest nadenken.
‘We hebben nog wat wiet voor je overgelaten’, fluisterde Erik haar toe. ‘Misschien als we wat roken dat je…’
Hij slikte snel zijn zin in toen hij haar gezicht zag betrekken. Hij begreep dat het enorm egoïstisch van hem was om over de wiet te beginnen.
‘Sorry’, mompelde hij.
De jongens hadden in de vooravond al een jointje gerookt en het smaakte verrekt goed. Veel beter zelfs dan die keer met Stijn en Pim. Ze hadden een joint bewaard om met Sanne te delen en Erik kon aan niets anders meer denken dan aan die ene joint. Maar nu ze ziek was, werd er natuurlijk niet meer geblowd en hij baalde.
‘Ik haal wel even je jas bij de garderobe op.’ Gopal hield zijn hand op. ‘Heb je je nummertje nog?’
Sanne frommelde het papiertje uit haar broekzak en stak het Gopal toe.
‘Wacht jij maar hier, samen met Bart. Erik en ik halen de jassen. We zijn zo terug.’
De twee jongens verdwenen door de klapdeuren.
‘Volgens mij is er meer gebeurd’, merkte Erik op toen ze in de rij bij de garderobe stonden. ‘Het lijkt wel of ze door de tram is overreden.’
Gopal overhandigde de dame achter de balie de reçuutjes en keek zijn vriend niet aan toen hij antwoordde: ‘Ze is gewoon ziek geworden. Ben jij nooit misselijk?’
‘Ik geloof er geen moer van.’ Erik nam de jassen in ontvangst en liep de rij uit.
‘Gaan jullie nu al naar huis?’ De stem deed Gopal verstijven en verschrikt keek hij Stijn aan die met een glas bier in de deuropening stond. Met een brede glimlach keek hij het tweetal aan alsof er totaal niets was voorgevallen.
‘Het begint pas na twaalven gezellig te worden’, merkte Stijn joviaal op en hij controleerde zijn horloge. ‘Het is elf uur…’
‘Sanne voelt zich niet zo lekker’, antwoordde Erik. ‘We brengen haar naar huis.’
‘Ja, laten we opschieten’, zei Gopal met een rood hoofd. ‘Ze wachten op ons.’ Met grote stappen liep hij langs Stijn de garderobe uit.
Beverig liet Sanne zich op de achterbank van de auto zakken en zuchtte opgelucht. Ze gingen naar huis, weg van deze nachtmerrie. Erik draaide de contactsleutel in het slot om en de startmotor draaide haperend in het rond. De motor gierde, sloeg af, maar na drie startpogingen kwam de motor uiteindelijk tot leven. Langzaam draaide de oude Mazda met veel kabaal het parkeerterrein af. Naast de ingang van De Graanschuur, uit het schijnsel van het licht, stond Stijn tegen de muur geleund en rookte zijn sigaret. Hij had het hele tafereeltje met een zelfvoldane glimlach gadegeslagen. Het was hem duidelijk dat ze haar vrienden niets had verteld, anders hadden ze wel gereageerd toen hij zo plotseling verscheen in de garderobe. Dat was gunstig. Waarschijnlijk durfde ze het aan niemand te vertellen en dat gaf hem alleen maar meer macht. Macht over haar. Hij schoot zijn peuk het donker in en wierp de Mazda een handkus na.
De Mazda reed met slippende koppeling het terrein van Het Genoegen op en kwam piepend voor de deur tot stilstand. Sanne zat in gedachten tegen het portier geleund, haar gezicht tegen het raampje. Waarom weigerde haar geheugen iets prijs te geven? Krampachtig zocht ze naar flarden van beelden die een antwoord konden geven op haar vragen. Maar hoe meer ze zich concentreerde, hoe beroerder ze zich voelde.
‘We zijn er’, meldde Gopal en hij raakte even haar been aan. Ze verstijfde en werd wakker uit haar trance.
‘We zijn er…’ herhaalde hij.
Ze glimlachte moeilijk en trok aan de hendel van het portier waardoor de deur open zwenkte.
‘Beterschap’, riep Bart haar nog na.
Met moeite kwam ze uit de auto, keek niet meer achterom, zei geen woord en liep stijfjes naar de voordeur. In de slaapkamer van Emma schoot het licht aan, het gordijn bewoog en een bezorgd gezicht verscheen voor het raam.