33
De mannen met de bivakmutsen hadden de kolossale man geboeid de pantserbus ingeduwd. Uit angst liet Joop prompt zijn plas lopen en een grote vlek kleurde langzaam zijn joggingbroek. Hij had nog iets onduidelijks tegen het kind in de gang gemompeld toen hij naar buiten werd geleid. Ze hadden Joop naar het politiebureau afgevoerd, waar ze hem fouilleerden en in een cel deponeerden. Veel tijd om zijn zonden te overdenken kreeg hij niet. Enkele minuten later werd het luikje in de ijzeren deur geopend en verscheen het gezicht van rechercheur Van Buren. Een sleutelbos rinkelde en de zware deur werd geopend. ‘Meneer Sneeks, wilt u mij even volgen naar de verhoorkamer?’ Joops gezicht was vlekkerig rood, net als zijn hals. Hij knikte zenuwachtig. Hij was nog steeds confuus door de inval en daar maakte de rechercheur handig gebruik van. Van Buren liet Joop vooroplopen en dirigeerde hem de gang door, naar de verhoorkamer. De verhoorkamer was een kleine ruimte, zo'n drie meter lang en drie meter breed. Net groot genoeg voor een bureau en drie stoelen. De muren waren wit en het licht kwam van tl-buizen. Op de vloer lag blauw linoleum, de enige kleur in de hele kamer. Voor het kleine raam hingen lamellen die voor de helft waren opengedraaid. Jolanda de Main had de computer gestart en keek op van het scherm toen de twee mannen binnenkwamen. Haar ogen bleven enkele seconden op de halfopgedroogde plek in de trainingsbroek rusten. Een sterke urinelucht vulde de kamer. Onwillig kwam ze overeind en ze gaf de man vluchtig een hand toen ze zich voorstelde.
‘Ga zitten’, zei Van Buren terwijl hij een stoel naar achteren schoof. ‘Wilt u misschien koffie?’
‘Ja, graag’, was de eerste zin die deze ochtend over Joops lippen kwam. ‘Met melk en suiker.’
De rechercheur knikte en verdween.
‘Bent u vanmorgen erg geschrokken?’ vroeg De Main.
‘Ik dacht dat ik een hartaanval kreeg. Het leek wel oorlog.’ De Main onderdrukte een glimlach en hield haar gezicht in een ernstige plooi.
‘Ja, zo'n inval gaat er heftig aan toe.’ De rechercheur richtte haar blik op haar computerscherm en klikte het menu open. ‘U heeft begrepen waarom u bent aangehouden?’
‘Het heeft iets met drugs te maken’, meende Joop. ‘Ik begrijp niet hoe ze daarop komen. Ik ben me van geen kwaad bewust.’ Rechercheur Van Buren kwam met drie bekers koffie de kamer weer binnen.
‘Zo, meneer Sneeks, of mag ik Joop zeggen?’ Van Buren schoof een beker naar de man en liet zich langzaam tegenover hem in een stoel zakken.
‘Ja, zeg maar gewoon Joop, hoor.’
‘Meneer weet niet waarvoor hij is aangehouden’, bracht De Main haar collega op te hoogte. ‘Hij weet van geen drugs.’
‘O?’ Van Buren glimlachte sarcastisch en leunde achterover in zijn stoel.
‘Weet je wat we gevonden hebben in jouw huis? In een zwarte kast?’ De rechercheur vouwde zijn handen over zijn buik.
‘Ik zou het echt niet weten’, antwoordde Joop. Hij begon overvloedig te zweten.
Van Buren zette zijn bril zorgvuldig op zijn neus en spiekte op zijn aantekeningen.
‘Xtc. Vierhonderdveertig pillen om precies te zijn. Dat is toch niet iets wat je zelf wegslikt. Leg eens uit?’
‘Xtc’, herhaalde Joop onnozel. ‘In die zwarte kast? Dat is echt niet van mij.’ En toen alsof hem iets te binnenschoot: ‘Wacht, ik weet het al. Dat is natuurlijk van Paul, een junk die regelmatig bij ons over de vloer komt. Ik houd me veel met drugsverslaafde jongeren bezig en probeer ze te helpen door ze zo nu en dan onderdak en een warme maaltijd te geven. Paul leeft al jaren op straat. Ik heb toen aangeboden dat hij zijn waardevolle spullen bij ons in de kast mocht bewaren. We hebben hem de sleutel gegeven. Ik denk dat die rotzooi van de jongen is, want ikzelf begin daar niet aan. Ik heb een zwak hart. Ik heb die jongen alleen maar willen helpen.’
‘Ik ben diep geroerd’, reageerde Van Buren spottend. ‘Dus die pillen zijn jou niet bekend? Ik vraag me toch af hoe jij aan je geld komt om je rekeningen te betalen, want je hebt geen uitkering en geen vaste baan.’
‘Ik zit in de handel: inkoop en verkoop van tweedehandsauto's. Allemaal eerlijk spul.’
‘Natuurlijk.’ De rechercheur pakte een envelop uit een doos die naast het bureau stond en haalde daar een gsm uit. ‘We hebben twee gsm's in beslag genomen. Is deze van jou of van Selma?’
‘Nee, deze is van mij. Selma heeft een zilverkleurige Nokia.’
‘Wat is je nummer?’
Joop dreunde zonder na te denken het nummer op.
‘En dit?’
Met een klap belandde de Glock op het bureaublad. Joop hield zijn adem even in. De pupillen van zijn kleine ogen trokken samen.
‘Lag in je auto, onder de passagiersstoel’, verduidelijkte Van Buren.
‘Die is ook niet van mij’, ging Joop in de verdediging. ‘Die hebben ze dan daar neergelegd, want ik weet van niks.’
‘Wie is ze?’ vroeg de rechercheur door.
‘De junks. Ik haal ze vaak in mijn auto op en rijd wat met ze rond. Ze zullen dat ding daar wel hebben neergelegd. Ik niet. Ik ben bang voor wapens.’
De twee rechercheurs moesten er smakelijk om lachen en Joop trok een verongelijkt gezicht.
‘We hebben ook de opslagruimte op het industrieterrein doorzocht. Die staat op jouw naam en…’
‘Die heb ik verhuurd’, antwoordde Joop iets te snel. ‘Daar ben ik in geen jaren meer geweest.’
‘Laat me raden’, mengde De Main zich nu in het gesprek. ‘Aan een junk zonder vaste woon- of verblijfplaats?’
Joop staarde in zijn koffie en gaf geen antwoord.
‘In die opslagplaats’, ging Van Buren onverstoord verder met zijn uitleg, ‘troffen we een xtc-laboratorium aan. Chemicaliën, machines om de pillen te draaien, de hele rataplan. Maar dat zegt jou natuurlijk niets?’
‘Nee, ik heb niet eens verstand van chemicaliën. Hoe moet ik nou…’
Opeens sloeg Van Buren met zijn vlakke hand op tafel en vloog overeind.
‘Man, zit niet zo slap te ouwehoeren. Hier!’ De rechercheur graaide in de doos en smeet een stapel foto's op tafel.
‘Joop vóór de loods, Joop in de loods, Joop naast de loods. O, en kijk… Jij en Koen tillen jerrycans in de auto. Laten we die jerrycans nou een paar minuten later in een weiland vinden? En wat denk je? Chemicaliën! En hier…’ Van Buren schoof een foto uit de stapel naar voren. ‘Deze jongedame belt bij jullie thuis aan en komt na een paar minuten weer naar buiten. We hebben dit meisje gehoord en weet je wat ze verklaarde?’ Het was niet echt een vraag. ‘Ze heeft drugs gekocht van een man die zichzelf Joop noemt. Onverklaarbaar toch? Want jij weet van geen drugs. En deze jongeman verklaart precies hetzelfde. Dit is ook zo'n prachtige foto van jou en twee hulpbehoevende jongens in een park. Je overhandigt die twee knapen een envelop en wat denk je dat erin zat?’ Joop slikte. Hij kon niet weten dat het allemaal bluf was. De twee jongens waren nog niet gehoord, net zo min als het meisje. Verstijfd zat Joop in de stoel, bang om de fout in te gaan met zijn antwoorden. Van Buren bleef de man met de bewijzen om zijn oren slaan en gaf hem geen kans om zich te herstellen. Joop beet op zijn lip. Hij had de pillen gelijk moeten vernietigen toen Blondie hem belde over het voorval op het feest. Maar hij kon het niet. Het was toch een hoop geld en wie zei hem dat zijn pillen fout waren. Hij had ze getest op Koen. En dan nog… er waren nog zat andere dealers op het feest, dus de kans was groot dat de vervuilde xtc van hen afkomstig was. Voor zover hij wist, waren zijn lopers niet opgepakt, dus ze konden nooit hard maken dat de pillen van hem kwamen. Dat ze hem al een tijd in de gaten hadden gehouden was hem nu wel duidelijk. Hij moest met een of andere verklaring komen. Maar wat wisten ze? Straks vertelde hij te veel. De foto's lagen verspreid op het bureau en zijn oog viel op foto's van de ripdeal die hij en Jeffrey hadden gepleegd. De raderen in zijn hoofd draaiden op volle toeren.
‘Luister…’ zei Joop en hij trok een angstig gezicht. ‘Ik kan niet te veel zeggen, anders heb ik straks een kogel in mijn kop. Ik ben maar een klein radertje in het geheel. Ik ben geen chemicus, ik heb alleen maar geholpen met het maken van de pillen.’
De twee rechercheurs keken hem afwachtend aan.
‘Voor wie heb je die pillen gemaakt?’ vroeg De Main toen Joop stopte met zijn verklaring.
‘Ik kan dat niet zeggen, dat begrijpt u toch. Hij maakt me af’, piepte Joop met een benauwd stemmetje. ‘Ik ben maar een kleine jongen, ik voer alleen opdrachten uit.’
‘Daar trappen wij echt niet in. Als jij geen namen noemt, dan houden we jou verantwoordelijk en dan heb je een ander probleem.’ De Main hoorde hoe Van Buren zich inhield. Hij tokkelde met zijn pen op het bureaublad.
‘Jeffrey is de grote baas, die moet je hebben. Hij is de chemicus en ik doe het eenvoudige werk. Hij heeft de loods van mij gehuurd en soms werk ik voor hem. Omdat hij nogal vaak bij ons is, heeft hij zijn pillen bij ons opgeslagen. Wij kunnen er niet bij, want alleen hij heeft de sleutel. Ik verkocht soms wat drugs in opdracht van Jeffrey. En dat wapen is ook van hem. Hij had ruzie met een dealer en heeft hem toen bedreigd.’ Het verhaal kwam, voor iemand die voor zijn leven vreesde, iets te vlot naar buiten. ‘Sinds Jeffrey in het ziekenhuis ligt, worden er geen pillen meer gemaakt. Hij heeft mij de opdracht gegeven om de loods op te ruimen en wat enveloppen uit te delen. Jeffrey is levensgevaarlijk, ik durfde geen nee te zeggen. Ik vermoed dat er pillen in de enveloppen zaten. Hij had een hele voorraad gemaakt.’
De enige manier om de leugens van de waarheid te onderscheiden, was Joop net zo lang aan de praat te houden tot hij uiteindelijk fouten zou gaan maken. Dat was het lot van alle leugenaars. ‘En wat voor handel werd er allemaal verkocht?’ informeerde Van Buren.
‘Wiet en xtc en soms wat heroïne of cocaïne, maar dat weet ik niet zeker. Ik bemoeide me nooit met de verkoop. Zoals ik al zei, ik ruimde de loods op en bracht soms wat boodschappen rond.’
‘Dus je weet ook de prijzen niet?’ vroeg De Main en ze hield haar handen stil boven het toetsenbord.
‘Nee, dat vertelde hij me nooit. Het interesseerde me ook weinig.’
‘En Koen? Wat is zijn aandeel in dit verhaal?’ Van Buren keek Joop onderzoekend aan.
‘Koen?’ herhaalde Joop. Hij was de jongen helemaal vergeten.
‘Dat is de rechterhand van Jeffrey. Koen ging geregeld naar het ziekenhuis om zijn compagnon op de hoogte te houden van de stand van zaken.’
‘En wie onderhield dan het contact met de dealers?’
‘Meestal Jeffrey en toen hij in het ziekenhuis terechtkwam, nam Koen het over.’
‘Jij dus niet?’ wilde De Main weten.
‘Nee, zo ver zat ik er niet in. Ik ken die mensen niet. Nooit gezien of gesproken.’
‘Blondie, Erik, Muis, het zegt jou allemaal niks?’
‘Nee, wie zijn dat?’
Van Buren goot zijn koffie naar binnen en verbrijzelde het bekertje. ‘Merkwaardig’, mijmerde hij hardop. ‘De subdealers staan onder de tap en zijn nog nooit door Jeffrey of Koen gebeld, alleen door jou. En als de voorraad op is, bestellen ze rechtstreeks bij jou en jij bezorgt het zelfs bij hen thuis. Kijk…’ Van Buren diepte een foto uit de doos. ‘We hebben een foto van jou bij de flat van Blondie, of wel Hanneke Konings.’
Verdomme! Joop beet op de binnenkant van zijn wang. Hij was weer betrapt op een leugen. ‘Dat moet toeval zijn’, kwam hij in het verweer. ‘En mijn telefoon ligt gewoon op tafel en kan door iedereen worden gebruikt en…’
‘Het is anders duidelijk jouw stem’, onderbrak De Main hem scherp.
‘Jouw gsm is gecontroleerd en in je adressenboekje staan de nummers van de dealers gewoon opgeslagen met de namen erbij.’
Het werd stil in de kamer. Joop staarde naar zijn handen en meed de blikken van de rechercheurs.
‘Ik speel open kaart met je, Joop’, zei Van Buren geprikkeld. Het was duidelijk dat de rechercheur zijn geduld begon te verliezen. ‘De subdealers worden allemaal gehoord. We hebben een lijst met namen van klanten die bij jou aan de deur kopen. Die worden op korte termijn ook gehoord. Geloof me, we slaan er geen een over. Jeffrey, Selma, ze komen allemaal aan bod. Je hebt ons nu twee verschillende scenario's opgedist en ik begin het aardig zat te worden. Als jij denkt dat je hiermee wegkomt, heb je het mis. Er is een jongen overleden aan de rotzooi die jij gemaakt hebt. Een kind! Vijftien jaar! De rekening moet worden opgemaakt, Joop. Iemand gaat hiervoor boeten. De bewijzen spreken voor zich. En als jij denkt dat jouw dealers of Selma of Jeffrey of Koen de schuld op zich nemen, dan ben jij nog stommer dan ik dacht. En reken er ook maar niet op dat hun verklaringen in jouw voordeel zullen zijn.’
Een zweem van twijfel flikkerde in Joops kille, grijze ogen op.
‘Vijftien jaar!’ herhaalde Van Buren. ‘Jij hebt toch ook een zoon? Hoe oud is Dave?’
Ze gaven hem even tijd om over de vraag na te denken. Joop wreef over zijn gezicht, hij was de instorting nabij, maar hij bleef hardnekkig zwijgen.
De volgende ochtend liepen rechercheur De Main en Van Buren door de gangen van het cellencomplex op weg naar de verhoorkamer waar ze Joop voor de zoveelste keer gingen ondervragen. Joop had een slechte nacht achter de rug en dat was precies waar Van Buren op had gehoopt. Geregeld had Joop de wachtkamer gebeld en geklaagd dat zijn bloeddruk waarschijnlijk te hoog was en dat hij last had van hartkloppingen. Hij eiste een slaappil of een kalmeringstablet om tot rust te komen, wat hem echter was geweigerd. De arrestantenwacht had de sleutel van de cel al in de aanslag toen de oproep door het gebouw klonk: ‘Meneer Van Buren, bezoek in de hal. Bezoek in de hal voor rechercheur Van Buren.’
‘Zoek maar vast een verhoorkamer uit en start de computer’, wendde Van Buren zich tot De Main. ‘Ik handel dat even snel af. Ik ben zo terug.’
‘Koffie?’ riep Jolanda hem nog na.
‘Ja, prima. Met suiker.’ De rechercheur beende de gang uit en opende met zijn politiepas de deur naar de centrale hal. Hij opende een tweede en een derde deur die uiteindelijk uitkwam in de wachtkamer. De rechercheur zocht in het rond.
‘Het is de jongen met die grijze trui’, hielp de vrouw achter de balie hem en ze wees. De jongen keek op en bij het zien van de rechercheur kwam hij met een ruk uit zijn stoel omhoog.
‘Ook goedemorgen.’ Van Buren stak zijn hand uit. ‘Wij zochten jou, maar dat had je waarschijnlijk al begrepen.’ Koen knikte en duwde bijna de politieman opzij om binnen te komen.
Jolanda de Main keek vreemd op toen haar collega met de jongen binnenkwam.
‘Ik geloof dat Koen ons iets wil vertellen’, legde Van Buren haar uit. ‘Niet, Koen?’
‘Ja.’ Hij zag er opgejaagd en bang uit. Hij ging op de stoel tegenover De Main zitten en had zijn handen onder zijn armen geklemd. Zenuwachtig wiebelde hij met zijn voet.
‘Ik heb op straat gehoord dat Joop Sneeks is opgepakt en dat er huiszoeking is gedaan?’
‘Dat klopt’, antwoordde de vrouw. ‘Wil je misschien iets te drinken?’
‘Koffie graag’, antwoordde de jongen. ‘Zwart en met heel veel suiker.’
Koen had gewacht met zijn verhaal tot de vrouw terug was met de koffie. Hij hoefde niet lang te wachten. Hij stopte met nagelbijten en hield zijn voet even stil toen ze met drie koffies binnenkwam. De deur was nog niet eens achter de vrouw dichtgevallen of hij begon met zijn verhaal. Hij beschreef het allemaal heel nauwkeurig, zonder iets weg te laten. Hij vertelde over zijn drugsgebruik en dat hij geregeld bij Joop kocht. Dat hij verschillende klusjes deed en betaald werd met drugs. Hij vertelde dat hij in opdracht van Joop chemicaliën moest kopen en dat hij later mocht helpen met het maken van de pillen. Hij was aangekomen bij het moment dat hij samen met Joop in de auto op een afgelegen plek geparkeerd stond. Koen sloot zijn ogen en beleefde alles opnieuw, elke stap en iedere beweging. Zijn voet begon weer zenuwachtig te wiebelen. Joop had beweerd dat hij de naam en het telefoonnummer van Blondie aan de politie had verteld. Joop had een wapen getrokken toen Koen bleef ontkennen. ‘Het was afschuwelijk’, fluisterde Koen. Hij zat rillend en in elkaar gedoken op de stoel. Hij wist uit de auto te ontsnappen en had voor zijn leven gerend. Toen viel het schot. Koen struikelde in paniek over zijn eigen voeten en bleef toen verdoofd in het gras liggen. Joop had gebulderd van het lachen. ‘Dat was een waarschuwing’, had hij Koen nageschreeuwd. ‘De volgende kogel is raak, vieze verrader. Zorg dat ik je nooit meer tegenkom, anders ben je er geweest.’ Even later hoorde Koen de auto draaien en wegrijden. Hij had ruim een uur in het klamme gras gelegen, te bang om zich te bewegen.
Uiteindelijk was hij naar de stad gelopen, hij had zich in een kraakpand verstopt en durfde geen voet meer buiten de deur te zetten. Zijn stem begon te breken en hij huilde. Hij had drugs nodig, hij was verslaafd en moest dus wel de straat op. Hij werd gek van angst. Telkens dacht hij dat hij Joop zag lopen. In elke auto die voorbijreed, zag hij Joop achter het stuur zitten. En toen hij hoorde dat Joop was opgepakt, dacht hij dat het misschien beter was om alles op te biechten. Zolang Joop opgesloten zat, was hij veilig. Het was voor Koen van groot belang dat de man voor jaren achter de tralies kwam. Dan had hij voorlopig zijn vrijheid terug.
Met haar roodgelakte nagels haalde Selma een sigaret uit het pakje. In de middag hadden twee rechercheurs haar thuis opgehaald en naar het politiebureau gebracht voor verhoor.
Ze hield het vlammetje van haar aansteker onder de sigaret en keek met een uitdagende blik de politiemensen aan de andere kant van de tafel aan. Geraffineerd had ze een paar keer voor de neus van rechercheur Van Buren gebukt om een vlek van haar schoenen te vegen. Zo goed en kwaad als het ging, vermeed Van Buren naar haar borsten te kijken. Ze lachte fijntjes toen ze het merkte. Van Buren had haar de bewijzen voorgehouden en ze deed geen enkele moeite om ze te ontkennen. Ze gaf elke beschuldiging in de richting van Joop volmondig toe. Zij zelf, zo beweerde ze, had niets met de praktijken van haar vriend te maken. Ze noteerde wel eens bestellingen, maar vroeg zich nooit af wat een witje of een Smartie was. Ze herkende Erik en Koen op de foto omdat ze geregeld bij haar thuis kwamen om met Joop zaken te doen. In de loods was ze een keer geweest, maar toen was het nog een opslagplaats van oude meubels. Zo ratelde ze maar door. Ze verklaarde dat Jeffrey de compagnon van Joop was, maar dat Joop overduidelijk de leiding had. Ze was wel even geschrokken toen de rechercheurs vertelden over de vervuilde pillen die Joop op de markt had gebracht en dat er slachtoffers waren gevallen. Een dode zelfs. Ze herstelde zich snel en snoof. Ze stond er niet echt van te kijken, zei ze. ‘Joop heeft de basisschool niet eens afgemaakt, dus als hij gaat experimenteren met chemicaliën…’ Ze had een wegwerpbeweging met haar hand gemaakt. ‘Hij is nog te dom om tot tien te tellen.’
Zonder enige aarzeling tekende ze haar verklaring en ze vroeg of ze weer kon gaan.
De rechercheurs hadden geknikt. Voorlopig hadden ze haar niet nodig. Toen ze was vertrokken was het enkele minuten stil in de verhoorkamer. Van Buren leunde achterover. ‘Nou, hier is duidelijk geen sprake van liefde. Zodra Joop achter de tralies zit, verkoopt ze het huis en de spullen en ziet hij haar nooit meer terug. Haar schoonheid heeft Joop niet alleen stom gemaakt, maar ook blind en doof.’
De Main knikte. ‘Ik ben hard toe aan een sigaret’, merkte ze met een zucht op.
De rechercheurs hadden de verklaringen van Koen en van Selma aan Joop voorgelezen.
Bij de verklaring van Koen hield Joop zich nog flink. Maar het verhaal van zijn vriendin brak hem in duizend stukjes. Haar verraad kon hij niet verdragen. Ze zagen zijn gezicht verkrampen terwijl hij tegen zijn tranen vocht. Toen nam hij een beslissing. Hij begon te praten en dit keer vertelde hij geen leugens.
Van Buren ging koffie halen. Het liep tegen zessen en Jolanda de Main was al naar huis. Er kwam een moment dat hij uiteindelijk ook moest vertrekken, maar hij zocht telkens uitvluchten. De stilte van zijn flat trok hem niet. Hij keek met een vermoeide blik naar de koffie die in het bekertje sijpelde. Hij vroeg zich af hoeveel liters koffie hij vandaag achterover had geslagen. Misschien was het beter om te minderen, want zijn maag begon te protesteren. Vivian kwam vanuit het niets tevoorschijn en haar gezicht klaarde op toen ze Van Buren bij het koffieapparaat zag staan. Haar warme glimlach deed hem even zijn vermoeidheid vergeten. Ze kwam naast hem staan en hield een beker in de aanslag.
‘Heb je zin om vanavond met mij iets te eten?’ waagde
Van Buren haar te vragen.
Ze keek hem verrast aan. ‘Dat lijkt me reuzegezellig.’