19

De tapkamer van regio Gelderland-zuid had uitzicht op het parkeerterrein achter het politiebureau waar de dienstauto's in vakken stonden geparkeerd. Het geratel van de airco verstoorde de stilte in de kamer, hoewel niemand er echt last van had. Het afluisteren van telefoonlijnen vergde veel concentratie waardoor er weinig ruimte was om je te ergeren aan dat soort kleine mankementen. Voor de recherche is het afluisteren van het telefoonverkeer voor onderzoeken dagelijkse kost geworden. En niet alleen huistelefoons worden afgeluisterd, maar ook gsm's, zelfs als die in beweging zijn. Het signaal dat een telefoon verzendt, wordt door verschillende zendmasten opgevangen en doorgegeven aan de juiste provider. De providers zijn weer verplicht om de gesprekken en de locaties van de zendmasten aan de politie door te spelen. Om de werkdruk zo goed mogelijk te verdelen zijn er op verschillende politiebureaus kamers ingericht met speciale tapapparatuur. Aan lange tafels, zij aan zij, zaten de rechercheurs van verschillende onderzoeken met hoofdtelefoons op achter de computers. Er werd nauwelijks gesproken. Heleen zat achterin, gebogen over haar toetsenbord, en probeerde het gesprek van de man te ontcijferen. De man had een boers accent en slikte zijn woorden half in. Heleen spoelde het gesprek terug, schoof de volumeknop open en sloot haar ogen in de hoop dat ze de man beter kon verstaan. Haar vingers bleven besluiteloos op het toetsenbord rusten en kwamen maar niet in beweging. Ze vloekte binnensmonds. De onbekende man had met Selma contact gezocht en noemde zich Gert. Hij vertelde over zijn broer die in Luik woonde en daar een autobedrijf runde. De man was ziek geweest en wilde over een maand zijn broer een bezoekje brengen. Het was een vriendengesprek en totaal niet van belang voor het onderzoek. Maar toch moest Heleen tot het eind meeluisteren. Stel dat ze het plotseling over drugs zouden hebben. Stel… Ze mocht niets van het gesprek missen.

Daarna vertelde Selma over haar zoontje Dave. Hij had zijn eerste zwemdiploma behaald en was ontroostbaar geweest omdat zijn oma niet op de dag aanwezig kon zijn. Oma had last van reuma en had de hele dag in bed gelegen. Er volgden veel van dit soort gesprekken. Gesprekken met vader, moeder, de huisarts, de pizzabestellijn en tientallen vriendinnen. Selma was tot nu toe de enige die van de huistelefoon gebruikmaakte. De moed zonk Heleen bijna in de schoenen nadat ze het vierenzeventigste gesprek over eczeem, haarlak en mannen had aangehoord. Gesprek nummer vijfenzeventig. Selma belde en een oudere vrouw met een kraakstem nam op.

‘Dag mam’, begroette Selma de vrouw. ‘Hoe is het met pap?’

‘Best, meisje. Als ik me vandaag wat beter voel, gaan we kijken voor een andere auto. Dat stuk roest waar hij nu in rijdt, is zo goed als op. Die kan naar de sloop.’

‘Wat ga je kopen dan?’

‘Dat weten we nog niet, maar het mag niet te veel kosten. Weet Joop misschien wat?’

‘Dat zou best eens kunnen, maar hij is niet thuis. Ik geef je zijn mobiele nummer wel, dan kun je het hem zelf vragen.

Effe wachten…’ Een klap. De hoorn werd neergelegd. Niet veel later kwam ze terug. ‘Heb je een pen, mam?’

Heleen hield haar adem in. Eindelijk.

Vierentwintig uur later had de recherche de gsm van Joop onder controle. Er stonden nu twee lijnen onder de tap en met frisse moed opende Heleen de gesprekken die het systeem had opgeslagen. Ze begon met de lijn van Joop en het eerste gesprek was van zondag 11 juni om 21.35 uur. Er werd gebeld en het nummer van de gebelde verscheen in beeld, samen met de locatie van de zendmast en de tijd. De man sprak wat langzaam en had een lichte piep in zijn stem. Het kon de stem van Joop zijn, maar omdat hij zijn naam niet noemde, kreeg hij voorlopig de aantekening: NN-man. De letterlijke tekst werd uitgewerkt en met een druk op de knop opgeslagen.

Gespreksnummer 1:

Zondag 11 juni 2006: 21.32 uur

Testsignaal van de provider.

Gespreksnummer 2:

Zondag 11 juni 2006: 21.35-21.38 uur

NN-man beller: Met mij. Ik heb morgen een klusje voor je.

NN-man gebelde: Dat is goed. Ik ben morgen bij Guus.

NN-man beller: Dan zie ik je daar.

Gespreksnummer 3:

Zondag 11 juni 2006: 21.43-21.46 uur

NN-vrouw beller: Met Blondie. Mijn Smarties zijn op, kun je wat komen brengen?

NN-man gebelde: Ik kom eraan.

Gespreksnummer 4:

Zondag 11 juni 2006: 21.55-22.00 uur

NN-man beller: Met Muis. Ik heb drie wit en zestien kruiden nodig.

NN-man gebelde: Ik ben over tien minuten bij je.

Gespreksnummer 5:

Zondag 11 juni 2006: 22.34-22.39 uur

NN-man beller: Met de nieuwe. Ik ben beroofd door een dealer.

NN-man gebelde: Wat? Wat?

NN-man beller: Hij heeft me verrot geschopt en geslagen, net zo lang tot ik jouw naam noemde. Hij heeft al het geld afgepakt en ik…

NN-man gebelde: Waar ben je?

NN-man beller: Op het parkeerterrein. Hij heeft me naar buiten gesleurd.

NN-man gebelde: Wacht daar op ons. Over tien minuten zijn we bij je.

Gespreksnummer 6:

Zondag 11 juni 2006: 22.41-22.45 uur

NN-man beller: Met de Bolle. Ik heb direct een ploffer nodig.

NN-man gebelde: Geen probleem. Ik ben tot elf uur in de kelder.

NN-man beller: Hoe duur?

NN-man gebelde: Driehonderd.

NN-man beller: Ik kom eraan.

Gespreksnummer 7:

Zondag 11 juni 2006: 23.23-23.36 uur

NN-man beller: Hallo, met Harold uit Oss.

NN-man gebelde: Ja?

NN-man beller: Kunt u wat eh… dat witte poeder, eh… langs brengen. Ik zit hier met wat vrienden en ik eh… hoorde van Jan uit Tiel dat u goed spul levert.

NN-man gebelde: Ja, dat klopt. Hoeveel moet je hebben?

NN-man beller: Ik heb eh… vier gram nodig. Kan dat?

NN-man gebelde: Vier gram? Dat kan wel, maar dat is het laatste wat ik heb. Dat kost je tweehonderd euro. Heb je zoveel geld bij je? Want ik rijd niet graag voor niks.

NN-man beller: Ja, zoveel geld hebben we wel. Het is voor vier personen, weet u.

NN-man gebelde: Ik ben nu op weg naar Utrecht.

NN-man beller: O, u rijdt nu richting Utrecht. Misschien kunnen wij u eh… tegemoet rijden?

NN-man gebelde: Dat zou mooi zijn. Ik ben net het wegrestaurant Van der Valk voorbijgereden. Ken je dat?’

NN-man beller: Ja, Van der Valk langs de A2? Ja, daar kunnen we afspreken. Ik ben daar eh… laat zeggen… eh… binnen een kwartiertje.

NN-man gebelde: Dan draai ik nu. In wat voor auto rij je?

NN-man beller: Oké, u wacht daar op ons. Ik rij in een rode Volkswagen en trap hem op zijn staart. Tot straks.

(opmerking verbalisant: de stem van de beller klinkt anders dan in de gespreksnummers 1 tot en met 6. )

Gespreksnummer 8:

Zondag 11 juni 2006: 23.45-23.46 uur

Inkomend gesprek: geen contact

Gespreksnummer 9:

Zondag 11 juni 2006: 23.55-23.57 uur

Inkomend gesprek: geen contact

Gespreksnummer 10:

Zondag 11 juni 2006: 24.05-24.07 uur

Inkomend gesprek: geen contact

Van Buren gooide de uitgewerkte tapgesprekken van 11 juni op zijn bureau, zette zijn leesbril af en kauwde op een been van de bril.

‘Het is duidelijk dat hij die avond drugs rondbracht. Joop loopt lang genoeg mee om te weten dat hij in codes moet praten. Smarties, witjes, kruiden… Bewijs maar eens dat het drugs zijn. Een van zijn loopjongens is geript. Heb jij bij de provider geïnformeerd van wie dat gsm-nummer is?’ Hij keek Pons Duisterhoven vragend aan.

‘Prepaid’, antwoordde Pons. ‘Eigenaar onbekend.’ Hij had nog steeds last van zijn rug en met een pijnlijk gezicht helde hij over zijn bureau en reikte de rechercheur het formulier aan.

Van Buren zuchtte terwijl hij met een been van zijn bril in zijn koffie roerde.

‘Oké. Direct daarop wordt er een ploffer besteld. Het zou mij niets verbazen als dat een wapen is. Ze gaan natuurlijk die gast met een bezoekje vereren. Is het gsm-nummer bij de provider opgevraagd?’

‘Prepaid. Eigenaar onbekend.’ Pons schoof het formulier over de tafel naar zijn collega.

‘Natuurlijk, wat anders? Dan hebben we ene Harold uit Oss die naar een onbekende man belt en vier gram wit poeder besteld. Waarschijnlijk cocaïne. Prepaid?’

Pons knikte weer terwijl hij een slok van zijn koffie nam. ‘Fijn.’ Van Buren wreef met zijn handen over zijn gezicht. ‘De gasten hebben bij Van der Valk langs de A2 richting Utrecht afgesproken. Van der Valk is niet alleen een restaurant, maar tevens een hotel. De meeste hotels hebben buiten camera's hangen om de auto's van hun klanten te bewaken. Heleen, als jij er even langsrijdt en informeert, dan neemt Pons de tapgesprekken van je over.’

‘Graag’, zei Pons. ‘Die verdomde pijn in mijn onderrug gaat maar niet over. Ik denk dat ik morgenochtend eerst even langs de huisarts rijd.’

‘Ja, doe dat maar. Je loopt als een ouwe vent’, grijnsde Van Buren en hij klokte zijn koffie naar binnen. ‘Goed…’ Met een boog gooide hij het lege bekertje in de prullenbak en schoof vervolgens zijn stoel naar achteren. ‘Ik ga de observatiebeelden van de Kerkstraat bekijken en dan komen we rond vieren weer bij elkaar om de resultaten door te spreken.’

Ze knikten.

Heleen Resmann toonde haar legitimatie en de glimlach op het gezicht van de jonge vrouw achter de balie verstarde. De baliemedewerkster duwde haar lange haren achter haar oor en toverde snel haar glimlach weer tevoorschijn. Ze had een lichtgetinte huid en was waarschijnlijk van Turkse afkomst.

‘Wat kan ik voor u doen, mevrouw…’ Ze boog iets naar voren om de naam op de politiebadge beter te kunnen lezen. ‘Resmann.’

Heleen glimlachte terug. ‘Zaterdag heeft zich op dit parkeerterrein waarschijnlijk iets afgespeeld waar wij in geïnteresseerd zijn. Ik wil graag weten wie er op zondag tussen 23.00 en 02.00 uur 's nachts gewerkt hebben en of er camerabewaking is op het parkeerterrein.’

‘Ja’, knikte de vrouw en ze wees naar een monitor die op een plank onder de balie stond opgesteld. Heleen liep om de balie heen en bekeek de beelden op het videoscherm.

‘We hebben vier camera's die de parkeerterreinen continu in de gaten houden’, wist de vriendelijke medewerkster te melden. ‘Maar ik bel even naar het Hoofd van de Beveiliging om te vragen of hij u te woord kan staan. Hij is onze expert en kan u daarover meer vertellen. Heeft u een momentje…’

Ze hield de telefoon tussen haar nek en haar schouder geklemd en zocht ondertussen op de computer naar de dienstplanning van het afgelopen weekend. Ze glimlachte naar de rechercheur en knikte als teken dat ze het gevraagde had gevonden. De printer ratelde.

‘Dag meneer Gromdel, met Gŭlizar’, zei de baliemedewerkster tegen de stem aan de andere kant van de lijn. ‘Ik heb hier een mevrouw van de politie aan de balie staan en die wil graag wat informatie over videobeelden van ons parkeerterrein. Kunt u even naar boven komen om mevrouw te woord te staan? Dank u.’ Ze hing op en wendde zich weer tot Heleen. ‘Meneer Gromdel komt naar boven. En kijkt u eens…’

Ze grabbelde een dienstlijst uit de opvangbak van de printer. ‘Dit is een overzicht van onze medewerkers die vanaf vrijdag tot en met zondag gewerkt hebben. En dit…’ Met een blauwe pen onderstreepte ze de zondag en het tijdstip. ‘… is wat u zoekt.’

‘U heeft mij ontzettend goed geholpen’, bedankte de politievrouw haar.

‘Graag gedaan. O, kijk, daar is meneer Gromdel, Hoofd Beveiliging.’ Met haar hoofd knikte ze naar de man die uit de lift stapte en met grote stappen op de balie afkwam.

De man in driedelig kostuum stak zijn hand uit en stelde zich voor als Tom Gromdel. De rechercheur toonde nogmaals haar legitimatiebewijs en gaf wat uitleg over haar bezoek. Gromdel troonde haar mee naar de technische ruimte die in de kelder van het pand was ondergebracht. Heleen moest behoorlijk aanpoten om de man bij te blijven. Hij beende door het gangencomplex alsof hij de laatste trein moest halen en ondertussen gaf hij uitleg over de beveiliging en zijn aandeel daarin. Terloops meldde de man dat hij nog zeven maanden en tien dagen van zijn pensioen verwijderd was en niet kon wachten tot het zover was. Hij had een huisje in Frankrijk gekocht en wilde daar zijn laatste jaren slijten. De technische ruimte was een simpele kamer met tegen een muur een rij dossierkasten waarin de video-opnames op datum lagen opgeslagen. Er stonden twee versleten houten bureaus in het midden van de kamer, met op ieder bureau twee plasmabeeldschermen. Een immens grote kast met transparante deuren waardoor een wirwar van stekkers en kabels zichtbaar was, domineerde het vertrek. Galant bood Gromdel zijn gast een stoel aan en hij nam zelf plaats achter een van de computers.

Hij startte het apparaat en selecteerde de maand, de dag en een tijdstip. Een luid gezoem achter de transparante deuren kwam tot leven, enkele onderdelen in de kast bewogen. Het beeldscherm sprong aan en onder in beeld verscheen een tekst: zondag 11 juni 2006, 23.15 uur.

‘Wilt u misschien wat drinken? Koffie of thee?’ vroeg Gromdel. Hij stond op en liep naar de deur.

‘Thee graag,’ antwoordde Heleen zonder haar blik van het scherm te wenden, ‘met twee zoetjes.’

Het hotel was beveiligd met een in Amerika ontwikkeld systeem met software waardoor de opgeslagen beelden niet konden worden bekeken op een gewone computer. Alleen kleine gedeeltes konden worden omgezet en gekopieerd. Er zat voor Heleen niks anders op dan de tapes in de technische ruimte van het hotel door te nemen.

Het parkeerterrein aan de oostkant van het hotel werd door een enkele lantaarnpaal schaars verlicht en lag er verlaten bij. Met de toetsen Shift en Caps Lock spoelde Heleen de beelden versneld af. De tijdmelding op het scherm tikte de minuten weg: 23.18 uur, 23.25 uur, 23.38 uur. Koplampen draaiden het terrein op en een donkere auto parkeerde in een leeg vak. Snel liet Heleen de toetsen los waardoor de beelden weer langzaam voorbijkwamen. Het kenteken was in de schemer helaas onleesbaar. Er stapten twee personen uit. De bestuurder liep om de auto heen, opende de kofferbak en tilde er een koffer uit. Ze liepen recht op de camera af en de gezichten van het tweetal kwamen nu duidelijk in beeld. Gromdel was met twee plastic bekertjes de kamer weer binnengekomen en bleef even staan.

‘Gasten’, gromde hij toen het echtpaar via een zijdeur het pand in verdween.

De band spoelde verder: 23.40 uur, 23.45 uur, 23.55 uur, 24.10 uur. Een man verscheen in beeld. Hij sjouwde een zak naar een container en smeet het met een boog erin.

‘Dat is Ronald’, wist het Hoofd van Beveiliging. ‘Hij werkt in de schoonmaakploeg.’

De band spoelde verder: 24.24 uur, 24.54 uur, 01.10 uur. Het terrein bleef leeg.

Er werd een nieuwe band geactiveerd en de beelden van de westkant schoten over het scherm: 22.10 uur, 22.40 uur, 23.10 uur. Om 23.47 uur reed er een lichte auto het terrein op. De auto werd gedraaid en met de neus naar de uitgang geparkeerd. De lichten doofden, maar er stapte niemand uit. Misschien was de bestuurder aan het bellen. Pas na zeven minuten zwaaide het portier open en kwam er een man naar buiten. Hij had een geblokt figuur en stekelig haar. Hij stak een sigaret op en leunde tegen het spatbord van de auto. Met zijn rug naar de camera hield hij de ingang van de oprit in de gaten. Minuten verstreken en de man was begonnen aan het draaien van een nieuwe sigaret. Zijn gezicht lichtte even op toen hij een lucifer bij zijn sigaret hield. Op dat moment kwam de schim achter hem in beeld. Het was een lang en mager persoon. Zijn haar was in een staart gebonden en hij droeg een kort heupjasje en een strakke broek. De schim schoot naar voren, strekte zijn arm en drukte iets zwarts tegen het hoofd van de rokende man.

‘Verdraaid, hij heeft een wapen’, riep Gromdel en hij tuurde met een bezorgde blik naar de monitor. Heleen knikte. De sigaret viel op de grond en een vuurregen spatte op. Het slachtoffer wilde zich omdraaien, maar hij kreeg met het wapen een klap op zijn hoofd en kromp ineen. Met twee handen bedekte hij zijn hoofd en met gebogen rug bleef hij staan terwijl het wapen in zijn nek werd geduwd. Een tweede man kwam in beeld. Zijn postuur was enorm en hij had een honkbalknuppel in zijn rechterhand. Het leek alsof hij zijn broek optrok alvorens hij schuin naast het slachtoffer ging staan. Hij mepte met de knuppel in de maag en onderbuik van het slachtoffer. De man wankelde, viel achterover op de motorkap en kwam weer snel overeind. Er werd aan hem getrokken en geduwd. De man met de honkbalknuppel haalde uit en sloeg de voorruit van de auto aan diggelen. Daarna sneuvelden de zijramen en verdween het stuk hout in het zijportier. Het slachtoffer keek bewegingloos toe hoe zijn auto werd toegetakeld. Wat kon hij anders? De loop van het wapen prikte nog steeds in zijn nek. De laatste klap op de motorkap moet enorm zijn geweest, want uiteindelijk brak het slaghout in tweeën. Dreigend richtte de kolossale man zich weer tot zijn slachtoffer en schreeuwde in zijn gezicht. Het slachtoffer haalde uiteindelijk iets uit zijn broekzak tevoorschijn en overhandigde het aan zijn overvallers. Er werd hem nog wat toegesnauwd, er werd geduwd en uiteindelijk sloeg de man met het wapen op het achterhoofd van het slachtoffer. Het slachtoffer zakte op zijn knieën en de overvallers verdwenen het donker weer in.

‘Dit fragment wil ik graag op cd. Welk parkeerterrein lopen ze op?’ informeerde Heleen. Ze drukte haar pen open en maakte aantekeningen.

‘Zuid. Ik laat je de beelden zien. Geef me een paar minuten.’ De vingers van de beveiligingsexpert vlogen ijverig over het toetsenbord. Het beeldscherm werd even donker, lichtte vervolgens weer op en de beelden van het terrein aan de zuidkant werden zichtbaar. De beelden gingen terug in de tijd. Om 23.52 uur zagen ze een auto stapvoets het terrein oprijden, met de lichten gedoofd. De donkere auto reed langs een lantaarnpaal, zodat hij door het schijnsel werd verlicht.

‘Dat zouden ze kunnen zijn. Het is waarschijnlijk een Audi’, veronderstelde Gromdel.

‘Een zwarte BMW M5’, verbeterde Heleen met een glimlach.

‘Dat is wat ik wilde weten. Die auto is ons bekend en nu de dader dus ook.’