Zes
Alice lag plat voorover op de stoffige houten vloer in een van de grootste slaapkamers boven om een stapel vergeten fotolijsten onder het bed vandaan te halen. Ze bewoog zich heel voorzichtig: er zaten splinters in het hout en er konden verdroogde muizenlijkjes liggen. Het contrast tussen de omstandigheden onder deze bedden en haar eigen bed had niet groter kunnen zijn. Onder haar bed in Richmond lagen geen dikke lagen stof op de loer, geen oude haarspelden (veertien tot nu toe, waar kwamen die nou weer vandaan?), geen draderige klompjes spinnennesten, alleen een grote witte kist op wieltjes (uit de postordercatalogus, Holding Company). Hierin borg Alice haar kleding op, momenteel een verzameling gestoomde, op motten gecontroleerde truien van kasjmier met lagen vloeipapier ertussen, elk in zijn eigen vacuüm gepompte hoes. Grace, die zo haar eigen ideeën had over het onderhoud van kleren (ze gooide alles op een hoop op haar bed in plaats van op de grond), beschuldigde haar moeder van een bijna fetisjistische houding, met dat opbergritueel dat ze tweemaal per jaar herhaalde. Maar als je was grootgebracht in stukken paarskleurig haakwerk (uitrafelend) en opgelapt folkloristisch patchwork, verklaarde Alice, dan had je de neiging om alles te koesteren wat maar teer, duur en, vooral, spiksplinternieuw was.
Jocelyn had bevolen om Patrice deze kamer te geven wanneer hij en zijn ploeg kwamen filmen. Hij werd niet gebruikt voor de bed-en- breakfast, hoewel hij uitzicht gaf op het strand en er vrij goed uitzag. Hij lag direct naast Jocelyns kamer, die zei dat ze 's nachts niet uit haar slaap gehouden wilde worden door vreemden die luidruchtig de liefde bedreven.
'Jarenlang heb ik mogen genieten van erotische geluidseffecten,' verklaarde ze bij het avondeten, eraan toevoegend 'menigmaal mijn eigen'. Theo, Grace en de tweeling proestten het uit boven hun vispastei. 'En bovendien,' zei ze, 'kan dat bed niet veel activiteit meer verdragen. We moesten het maar met pensioen sturen.'
'Ga je dat ook tegen Patrice zeggen?' had Aidan met een brutale blik gevraagd.
'Maar welnee, Aidan-lief.' Joss leunde voorover en klopte op zijn wang als een vertederde grootmoeder die haar lievelingskleuter toesprak. 'Dat mag jij doen.'
Het gehavende karton dat Alice opruimde, was waarschijnlijk van treurige Milly geweest, heel lang geleden, toen dit haar kamer was. Ze sliep er en gebruikte de ruimte als atelier. Misschien was dat wel de reden van haar treurigheid geweest, bedacht Alice, die door het stof kroop. Al die dampen van olieverf en bijtende oplosmiddelen - dat kon niet gezond zijn. Milly drapeerde liever stoffen langs haar muren dan dat ze ze beschilderde, dus er was geen vrolijke verfklodder te zien, alleen een teer, verbleekt, vuilroze, de kleur van een pleister die te lang op een wond heeft gezeten. Aan de muren zaten ook nog de haakjes waaraan de lange stukken glanzende, zijdeachtige saristoffen hadden gehangen, als een soort vlaggen. Ze had bamboestokken uit de tuin gebruikt als gordijnroeden.
De stoffen waren verzameld tijdens Milly's omzwervingen door India en Afghanistan. Ze hadden allerlei kleuren en waren door elkaar opgehangen, zodat ze soms vloekten. Alice herinnerde ze zich duidelijk: paars met gouddraad, roze met donkerblauw en zilverkleurig borduursel, fel, koel groen met citroengele sterren, stukjes ijsachtige kralen die met scharlakenrood draad op hemelsblauwe zijde waren gestikt, randen van wervelend goud en oranje. De draperieën deinden zachtjes in de tocht, die altijd door het huis trok. Alice wist nog dat het leek alsof de muren onafgebroken op en neer golfden. Ze had het prachtig gevonden, het schemerige halfduister en de kaarsen die Milly aanstak en rond haar schildersezel zette, midden in de kamer. Ooit was daar ruzie over geweest, herinnerde ze zich toen ze het laatste stuk verkreukeld karton onder het verzakte mahoniehouten bed vandaan trok. Het was de enige keer geweest dat Jocelyn woedend was geworden over het aansteken van kaarsen.
Er waren massa's kaarsen in huis, die werden bewaard voor allerlei feesten. Elke avond stonden er kaarsen te branden op de lange eetkamertafel, in hoge, eigenaardig gevormde aardewerken kandelaars. Ze waren ooit achtergelaten door een communelid dat halsoverkop vertrokken was om aan zijn alimentatieverplichting te ontkomen. Vaak hadden de kaarsen een misselijk makende geur van patchouli; Harry klaagde dat ze stonken en zijn eetlust bedierven.
Joss had Milly verboden om kaarsen te branden op haar kamer vanwege de stoffen en de olieverf. Om onbekende redenen mocht ze zelfs niet roken in huis (anderen wel), en daarom zat ze 's avonds vaak alleen op de veranda aan de voorkant van het huis te paffen, als een schuldbewust schoolmeisje. Jocelyn was op een avond haar kamer binnengestormd en had Milly daar aangetroffen op haar groenfluwelen vloerkussen terwijl ze Alice en Sally en twee logerende Amerikaanse kinderen een spookverhaal voorlas bij het licht van een kaars. Ze was net bij het spannendste deel van het verhaal. De aanblik van Jocelyn die de deur openzwaaide, van achter beschenen door het licht van de overloop met haar wilde haardos van geel haar en de deinende paarse kaftan, geborduurd met piepkleine, glinsterende spiegeltjes, had de kinderen - en ook Milly - de stuipen op het lijf gejaagd. Ze gilden het uit van angst.
Een tijd lang had er in het huis een sfeer gehangen van teleurstelling en boosheid - Alice herinnerde zich dat nog levendig. Nu ze eraan terugdacht, was het lastig te zeggen of dat gevoel werd overgebracht door alle bewoners in huis, of dat Jocelyns eigen stemmingen overheersten en de anderen beïnvloedden. Milly had straf gekregen - tijdens een speciale vergadering hadden de bewoners besloten dat ze de kippenren moest schoonmaken, schilderen en de gebroken grendel op de deur repareren. Ze had er een kille, winderige dag voor uitgekozen, waarop de striemende regen aan haar haar en kleren rukte en ze er nog slonziger en tragischer uitzag dan anders.
Dus er waren wel regels geweest, dacht Alice terwijl ze onder het bed vandaan kwam en rechtop ging zitten, een tikje duizelig. In haar haar kon ze de spinnenwebben voelen, nog kleverig van ingekapselde insectenlijkjes. Harry stond bij de deur toe te kijken, doodstil, de armen over elkaar. Ze vroeg zich af hoe lang hij daar gestaan had en waarom hij niets zei.
'Harry, weet je nog of er ergens huisregels waren opgeschreven vroeger? Over wie wat moest doen, schoonmaken en maaltijden en boodschappen, enzo? Ik had altijd het idee dat het hier een grote anarchistische boel was, maar achteraf bezien kan dat niet zo geweest zijn. En weet je nog dat Milly werd gestraft omdat ze kaarsen had aangestoken? Het is vreemd dat men haar niet vertrouwde. Ze was toch volwassen genoeg om haar eigen beslissingen te nemen over wat veilig was, en wat niet?'
Harry kwam binnen en begon de stukken karton te verzamelen en ze netjes op het matras op elkaar te leggen. Hij dacht een lange tijd na, en zei toen: 'Er waren altijd van die bijeenkomsten waarbij iedereen die wilde spreken, zijn beurt moest afwachten om op dat grote, zachte suède ding te mogen zitten. Er was een speciale naam voor, maar ik weet niet meer precies...' Hij sloot zijn ogen en wreef hard met zijn duimkootje over zijn voorhoofd, alsof hij de herinneringen eruit wilde toveren.
'De vleeszak! Dat was het!' Harry, tevreden met zijn vondst, grijnsde tegen zijn omhooggestoken duim alsof de teruggekeerde herinnering geheel daaraan te danken was.
'O ja, dat was het. Als je een klacht had of het huishoudschema wilde veranderen, moest je in de rij gaan staan om erop te mogen zitten tijdens de vergaderingen. Alice lachte. 'Toen ik klein was, dacht ik dat die zo heette omdat hij werkelijk gevuld was met oud vlees. Hij had een soort vuile, roodbruine kleur, dat kwam van het bloed, dacht ik. Ik was er heel bang voor.'
'Heel veel dingen maakten me bang.' Harry keek nu bedachtzaam, op zijn hoede bijna.
'Welke dingen dan?' vroeg Alice voorzichtig. Hij haalde zijn schouders op, de duim ging weer naar zijn hoofd.
'Mensen die altijd maar kwamen en gingen, denk ik. Het gevoel dat je niet echt veilig was.'
'Waar voelde je je dan niet veilig over?'
Harry ging op het matras zitten, dat chagrijnig kraakte omdat het gestoord werd. Hij raapte een stuk gescheurd karton op en begon er kleine scheuren in te maken, op gelijke afstand van elkaar. 'Kweenie. Niets in het bijzonder, gewoon een gevoel. Alsof...' Hij twijfelde, zoekend naar de juiste woorden. 'Je wist niet met wie je vriendjes kon worden, omdat ze soms gewoon weggingen. Vooral als Joss ruzie met ze had. Je had die muziekman, die Amerikaanse rockster waar ze een tijdje een zwak voor had. Hij ging altijd gekleed in fluweel en leer. Ik vond hem aardig, we speelden urenlang cricket op het strand. We hadden veel lol samen. En toen was hij op een dag ineens verdwenen. Had geen gedag gezegd, niets.'
Alice wist het weer. 'O ja, Jamie. Hij zat altijd in de tunnel gitaar te spelen en te zingen voor de kippen. Ik vraag me af wat er van hem geworden is.'
'Kijk, dat bedoel ik nou. Als mensen eenmaal de poort uit waren, weg uit het dorp, dan was het alsof ze dood waren, of zoiets.'
'Misschien was dat wel zo. We kunnen het aan Joss vragen.'
Harry lachte. 'Ja, en weet je wat ze dan zegt? "Ach lieverds, zo veel mensen, zo lang geleden, je kunt niet van me verlangen dat ik me elke zwerver herinner die hier ooit aanspoelde".'
'Of ze gebruikt weer die truc van haar. Dan staart ze in de verte en zegt: "Beter vergeten, liefje, beter vergeten." Maar toch,' zei Alice, 'vermoed ik dat ze ze als haar herinneringen beschouwt, wij komen er niet aan te pas. Dat is waarschijnlijk de reden dat ze niet de moeite had genomen om het me te zeggen, van die autobiografie. Ze wilde er waarschijnlijk niet aan dat wij er iets belangrijks aan toe te voegen zouden kunnen hebben.'
'Maar wij waren hier. Dus natuurlijk hadden wij er iets mee te maken,' zei Harry terwijl hij de wankele stapel karton vastpakte en in de vuilniszak stopte. 'En dat is wat me kwaad maakt aan dat verdomde boek. Het zouden ook onze herinneringen moeten zijn, in ieder geval alles sinds onze geboorte. Misschien waren ze dat ook geweest, als Jocelyn met haar verdomde ego niet alles naar zich toe had getrokken.' Hij pakte de uitpuilende zak op en stommelde de deur uit. Over zijn schouder riep hij: 'Ik neem dit zootje wel mee naar de schuren en verbrand ze. Dan zijn we ervan af.'
Grace lag op haar raffia matje op het strand, met voor zich het
eerste hoofdstuk van Jocelyns enige boek, Angel's Choice. Ze had er een ladevol van gevonden in
de grote kast in de slaapkamer van Joss toen ze op zoek was naar
een schaar om haar pony bij te knippen. Het was geen rondneuzen
geweest, ze had Joss erom gevraagd. Joss had gezegd dat ze overal
mocht kijken waar ze dacht dat het boek kon zijn. In de badkamer
lag het niet. Ze had de vochtige kastjes onder de wastafel
doorzocht, waar de planken vol stonden met kleine bruine flessen
voor oude kruidenmiddeltjes, glazen aspirinepotjes die
waarschijnlijk nog uit de tijd van voor de moderne verpakking
stamden, en rol na rol met vergeeld verband, waarvan de uiteinden
netjes op hun plaats werden gehouden met gebogen luierspelden.
Terwijl ze de verbleekte etiketten probeerde te lezen, moest Grace
onwillekeurig aan haar moeder denken, die een toeval zou krijgen
als ze dit zag: in het huis in Richmond waren alle medicijnen
weggeborgen in een kastje van blinkend chroom en glas, waar geen
menselijke bezoeker onder de een meter vijftig bij kon. Alice kocht
de paracetamol zelfs in doosjes van twaalf, alsof ze bang was dat
Theo en Grace na een ruzie in een depressieve bui de hele inhoud
van de medicijnkast zouden opslokken.
In de lade van Joss' gigantische eikenhouten kast hadden minstens dertig exemplaren gelegen, die allemaal netjes waren opgestapeld en ingepakt in vloeipapier. Grace had ze doorgekeken; interessant dat er verschillende omslagen waren, dacht ze. Ook de datums van publicatie waren allemaal anders en de nieuwste boeken vermeldden alleen: 'Eerste druk: 1959.'
Ze wist natuurlijk dat het boek bestond; al van kleins af aan had ze geweten dat Jocelyn jaren eerder iets geschreven had dat geweldig beroemd was. Er was ook een film van gemaakt, dat wist ze, maar het was niet bij haar opgekomen om bij Blockbusters te kijken of die de band had, of bij Waterstones, om te zien of het boek daar op de plank stond. Een keer op school, de ochtend nadat haar moeder naar een ouderavond was geweest, had mevrouw MacDonald, de lerares Engels, zich raar gedragen in de klas en steeds naar haar gekeken. Aan het einde van de les had die ouwe MacDonald op griezelige toon dingen gezegd als 'je eminente grootmoeder' en 'een potente klassieker'. Het was allemaal min of meer onbegrijpelijk voor twaalfjarigen, en Grace en Sophy giechelden, want ze waren er vrij zeker van dat 'potent' een onfatsoenlijk woord was.
Uit Jocelyns collectie in de lade had Grace iets gepakt wat het nieuwste exemplaar van het boek leek te zijn, een paperback van enkele jaren geleden. Op de omslag was een wazig olieverfschilderij te zien. Er stond een grotendeels blauw gekleurd meisje op dat zichzelf bekeek in een slaapkamerspiegel, de handen gevouwen alsof ze bad, maar de vingers gespreid. Het schilderij, vermeldden kleine letters op de achterkant van het boek, was gemaakt door Melissa Thorpe-Appleby. De kamer waar het geschilderde meisje in stond, leek somber en klein, alsof ze er te groot voor was geworden, maar er niet uit kon. In de spiegel waren een plafond te zien met een kaal peertje eraan en boeken, die als uitgespreid huiswerk op het bed lagen, een verzakt exemplaar van koper dat veel op Jocelyns eigen bed leek. Op de achterkant stond ook:
'Een tijdloos verhaal over eerlijkheid, pijnlijke beslissingen
en familieruzie's tijdens de overgang naar de volwassenheid. Het
volmaakte kunstenaarschap en het belang van Angel's
Choice hebben moeiteloos de decennia
doorstaan.'
Grace vroeg zich af waarom ze het niet eerder had gelezen. Ze had
het niet eens gekregen, wat vreemd was, want haar moeder vond het
belangrijk dat ze meer las. In het huis in Richmond was niet één
exemplaar van Angel's Choke te vinden,
dat wist ze zeker. Alice' boeken over de Gulliver School stonden
mooi op volgorde gerangschikt op de planken in de woonkamer.
Eigenlijk vond Noel dat ze er daar een beetje gek uitzagen - het
was speelgoed tussen antiek, zei hij. Grace had ze allemaal
gelezen; Alice gaf haar vaak de manuscripten om ze te controleren
op ouderwetse woorden en kleding die uit de mode was. Ze was toch
best goed, haar moeder, ze zat er bijna nooit naast. Dat was iets
om je zorgen over te maken. Het betekende dat ze Grace en haar
vriendinnen misschien wel in de gaten hield en té goed luisterde in
de auto op weg naar school, wanneer Grace eigenlijk dacht dat ze
helemaal opging in een of ander saai programma over geld of
opvoeding op Radio Vier. Wat het boek betrof, Grace had altijd
geweten dat Joss het had geschreven (van de opbrengst had ze
Penmorrow gekocht), maar ze had aangenomen dat het een vervelende
oude pil was over volwassenen. Dat was het niet. Het ging over een
meisje van vijftien, haar leeftijd. Nou ja, bijna haar
leeftijd.
Grace rolde op haar zij en greep in haar tas. Als ze een hele middag ging lezen, wilde ze ondertussen een prachtige, egaal gebruinde huid krijgen, niet in een tomaat veranderen. Even verderop, bij de strandtent, zag ze een paar surfjongens in haar richting kijken. Theo was daar waarschijnlijk ook - hij vond het leuk om met ze op te trekken en te oefenen op een geleende surfplank. Hopelijk zou hij het zeggen als ze er raar uitzag in haar rode bikini. Hij had helemaal niets gezegd. Of hij nam de moeite niet om te kijken, of hij vond haar niet de moeite waard om naar te kijken. Of hij gedroeg zich als een aardige stiefbroer, die geen lullige opmerking wilde maken dat haar buik te dik was of dat ze van boven wat meer moest hebben om een bikini met halterlijn te kunnen dragen. Ze smeerde snel factor zes op haar benen en de bereikbare stukjes van haar rug en ging op haar buik liggen. Ze zette haar oude, strooien hoed op en trok hem omlaag, zodat de schaduw over de bladzijde viel, en begon te lezen.
Dit kon niet waar zijn. Wat was er nou niet mooi aan de opgeknapte
keuken? Alice begreep er niets van. Al dat werk. Het
schoonschrobben van de vuile hoekjes die in geen jaren een rubberen
handschoen met een doekje hadden gezien, het aanbrengen van een
laag lichte, aquablauwe verf op alle muren en het plafond. Voor wie
had ze dat dan gedaan?
'Je begrijpt het echt niet, hè Alice?' Joss keek met een uitdrukking van gelaten wanhoop naar haar dochter. 'Je hebt het nog steeds niet begrepen. Je kunt de dingen niet met rust laten, ze laten liggen en laten wegrotten als hun tijd is gekomen.'
Jocelyn vond dat Alice zeer ingenomen leek met zichzelf. Ja, ze gedroeg zich ergerlijk uitgelaten, als een jong hondje dat net braaf een weggegooide bal heeft teruggebracht. Wat ze zich niet realiseerde, was dat het in dit geval leek alsof ze een shockerende trofee had aangedragen - een afgehakte hand.
'Ik dacht dat ik daarom moest komen - om het wegrotten te voorkomen.' Alice glimlachte, nog steeds zeker van zichzelf, tevreden met haar inspanningen. Joss liet haar vingers langs het geboende houten werkblad glijden, langs het gladde, geverfde raamkozijn. Het voelde te schoon, te zijig, te veel van een ander.
'Waar komt dat toch vandaan, Alice, dat verlangen om te organiseren, te bemoeien, lijstjes te maken, dingen op te poetsen en er de mooie spullen van te maken die ze niet zijn?'
Ze staarde naar de gestroomlijnde blauwe muren en ademde de bijtende geur van nieuwe verf en de toegewijde schoonmaakbeurt in. Alice kon een ruimte schrobben tot de ziel ervan was ondergedompeld in Clean. Daar stond ze, slank en elegant - eigenlijk zelf een 'Mevrouw', even glad en geboend als deze keuken, met dat glanzende haar en de overdreven schone, witte linnen broek. Ze zei nu niets. Dat was wijs. Op dit moment was dat het enige waar Joss tevreden over was, dat haar dochter te verstandig was om haar moeders boosheid weg te redeneren en zich te rechtvaardigen: 'Maar Joss...'
'Als kind was je ook al zo,' vervolgde Jocelyn grimmig. Ze peuterde aan een belletje in de verf op de rand van de deurlijst. 'Je wilde je kamer altijd netjes en georganiseerd hebben, en je bracht je pop keurig naar bed, in een lelijk plastic speelgoedding dat Sally's moeder - hoe heette ze ook weer? Beryl... nee... Brenda - je voor je verjaardag gegeven had.' Op Alice' gezicht verscheen een begin van een trage glimlach, de herinnering kwam terug. Jocelyn keek boos naar haar. Alice moest niet denken dat ze samen gezellig herinneringen aan het ophalen waren.
' "Ze is mijn baby. En baby's slapen in een ledikantje." ' Joss imiteerde het stemmetje van de kleine Alice die moedertje speelde. 'Wanneer had je in hemelsnaam een baby in een ledikantje gezien? Ledikanten zijn gevangenissen voor baby's, compleet met tralies.'
De baby's op Penmorrow sliepen bij hun ouders in bed, en wanneer ze daar te groot voor waren, kropen ze met de andere kleuters op het grote matras in de speelkamer. Ze zagen eruit als kleine katjes die zich knus tegen elkaar aan nestelden, zacht en warm.
'En waar zijn mijn gordijnen met madeliefjes?' zei Joss, die de pedaalemmer open knalde (nieuw, opzichtig chroom. Waarom? Waarvandaan?) en met haar hand door de inhoud woelde.
'Ik heb ze natuurlijk weggegooid. Vorige week. Toen ik ze naar beneden haalde, vielen ze uit elkaar van ouderdom. Weet je, het verbaast me dat de vorige huurders je niet hebben aangegeven bij de vereniging van hoteleigenaren. Het was bijna onbewoonbaar. De mensen zijn gewend om...'
'Ik weet wat mensen gewend zijn...' Jocelyn zwaaide met haar hand, alsof ze Alice' mening wegwuifde. 'Ze zoeken hier iets heel anders.'
'Nou, en dat krijgen ze, wees daar maar niet bang voor,' snauwde Alice. 'En ik denk niet dat jij weet wat de mensen gewend zijn - Penmorrow is afschuwelijk ouderwets. Wat mensen op vakantie willen, is frisse, schone accommodatie die niet walgelijk is vergeleken bij hun eigen huis. Ze willen laden die gemakkelijk opengaan en niet vastzitten door dikke lagen vuil. Ze willen planken die niet bedekt zijn met roestige metaalvlekken van vochtige pannen.' Ze keerde zich om naar de gootsteen, waar ze voor het eerst haar weerspiegeling in kon zien.
'Nou, wil je thee of niet? En een kans om de mokken te bekijken, om vast te stellen dat alle vlekken eruit geweekt zijn?' Alice vulde de ketel met water (nog zo'n nieuw, glanzend geval van chroom) en knalde hem op het fornuis.
Joss keek naar het lege, kale keukenraam en voelde tranen opwellen. Ze had die gordijnen zelf gemaakt, de zomen met de hand gestikt. Zo zaten zij en Arthur bij de open haard van het huisje (die toen al te veel rookte) en luisterden naar de winterse wind die door de bomen jaagde. Arthur was in een eenzame fase van zijn leven beland, hij stevende af op de dood, hoewel ze dat geen van beiden wisten. Hij had het grote huis verlaten en zich opgesloten in Gosling, dat vroeger zijn atelier was geweest. Hij wilde niet langer deel uitmaken van de steeds veranderende gemeenschap van Penmorrow en wees het communeleven nu even hartgrondig af als hij het ooit verwelkomd had. De enige die hij nog wilde zien, was Joss. Hij wilde niet meer werken, hij wilde niet weten dat een galerie had gebeld of dat er een opdracht was binnengekomen. Hij was aan het einde gekomen, zei hij. Zijn levenswerk voltooid. Vanaf nu zou hij gaan rentenieren, hij had evenveel recht om de productie te staken als een fabrieksarbeider aan de lopende band.
Joss maakte rijst en rundvlees voor hem klaar, bracht het eten naar het huisje en krulde 's nachts haar jongere, sterkere lichaam tegen het zijne, troostende woordjes fluisterend over de geluiden en beelden buiten. Het waren de schaduwen van de bomen, geen reusachtige kabouters, zei ze wanneer hij wakker schrok in het donker en de maan griezelige vormen op het schuine plafond tekende. De gordijnen had ze gemaakt omdat hij bang was, zodat hij op de donker wordende wintermiddagen een kopje thee kon zetten en niet urenlang bij de deur tussen de keuken en de woonkamer hoefde te staan om te bepalen of de schaduwen op de muren dansende duivels of gewoon bewegende berkentakken waren.
Arthur had de keukenkastjes gemaakt. Dat was wat mannen deden wanneer ze uit het echte leven gestoten werden en hun eigen huis moesten bouwen, zei hij. Was hij toen krankzinnig geweest? Ze wist het niet meer. Jocelyn dwaalde door de woonkamer en plofte neer op de vermoeide, oude bank. Alice volgde met een mok thee. Joss wuifde hem weg, haar armbanden tinkelden. Arthur had gezegd dat hij blij was om weg te drijven, weg van het volle leven. Als hij toen gek was, dan was dat niet aan zijn timmerwerk te zien. Ze had toegekeken hoe hij het hout schaafde, vakkundig de openingen voor de laden afmat. Deze had die verdraaide Alice gelukkig niet met haar kwast bewerkt. Jocelyn kon zien dat ze de scharnieren had aangedraaid, de deurtjes recht had gehangen, parallel aan de randen. Het was geen drastische ingreep, misschien zelfs praktisch, maar zelfs dat stond Jocelyn niet aan, alsof Alice het had gewaagd om de herinnering aan Arthur zelf op te poetsen. De handgrepen van de kastjes waren weg. Joss zei tegen zichzelf dat het maar stukjes afvalhout waren geweest, maar ze had gezien hoe Arthur ze met de hand had gesneden van het brandhout uit de mand bij de haard.
'Je hebt de handgrepen weggegooid. Arthurs handgrepen.'
'Ze vielen uit elkaar, Joss,' zei Alice op die ergerlijke, laten-we-praktisch-zijn toon. 'De helft was al verdwenen en de andere waren helemaal vervuild. Je kunt niet verwachten dat de huurders dat pikken. Ik zou het niet pikken, niemand zou dat.'
'Maar het is kunst', snauwde Joss. 'Of dat was het.' Op hun plaats glansden nu zilverkleurige gevallen in de vorm van zeesterren. Niet eens handig - aan de scherpe punten zouden jaszakken blijven hangen, of los hangende overhemden. Joss keek er minachtend naar. 'Jij denkt waarschijnlijk dat die "modern" zijn. Of zelfs speels. Nou, geen sprake van.' Ze hees zichzelf overeind, leunend op haar stok. 'Wat heb je boven gedaan? Ik kan beter gaan kijken. Als je de muurschildering in de badkamer hebt overgeschilderd...'
'Ik heb boven niets gedaan. Daar was geen tijd voor,' zei Alice, en voegde eraan toe, niet bepaald binnensmonds, 'nog niet'.
Jocelyn beklom langzaam de trap, terwijl ze zich stevig aan de leuning vasthield, gedeprimeerd door de achteruitgang van haar evenwichtsgevoel. Ze keek naar binnen in de kamer van Alice, die aan de linkerkant van de kleine overloop lag. Hij was zo netjes, dat je niet kon zien dat hij bewoond werd. Hoe, vroeg Joss zich af, had ze toch zo'n pietluttige, nette huisvrouw van een dochter kunnen produceren? Grace' kamer, ertegenover, was vrolijker. Het bed was een slordig nest van dekbedden, verspreide kleren, tijdschriften en Monty, die boven op de verfomfaaide kussens sliep. Dat zag er beter uit.
Verdomme, mompelde Alice toen ze het pad af beende naar het dorp.
In het voorbijgaan brak ze twijgjes van de boomtakken af. Wat een
kutzooi, krijg toch allemaal de pleuris. Wat had het voor zin?
Ze had een borrel nodig, en de anonimiteit van een drukke pub, waar ze kon opgaan in het geanimeerde gepraat van vreemden. En druk was het er; de parkeerplaats stond vol auto's. Gezinnen met zakjes chips en blikjes in de hand stroomden de tuin uit en de straat op, in de richting van het strand.
'Je praat in jezelf, Alice.' Aidan zat aan een tafel bij de muur met een stapel vellen papier voor zich. Het boek schoot dus al op.
'O, hallo, Aidan. Sorry, ik was met m'n gedachten bij iets anders. Ik had gewoon zin in een borrel - wat drink jij? Ik haal wel even.'
De bar was vol vakantiegangers. Alice, wier behoefte aan alcohol haar even deed vergeten zich beschaafd te gedragen, baande zich een weg naar de bar, langs groepjes mensen in zeilkleding die stonden te overleggen wat ze zouden gaan drinken. In een opwelling bestelde ze een fles gekoelde mousserende wijn en bracht deze met twee glazen naar de tafel van Aidan.
'Mmm... bubbels - wat vieren we?'
'Ze kunnen opvliegen. Ik doe aan compensatie. Net een aanvaring met mijn moeder gehad. Ik kan niets goed doen. Ik bedoel, wat heeft het voor zin als Harry me hiernaartoe sleept om te helpen, en vervolgens klaagt als ik de boel probeer te verbeteren?' Alice wrong de kurk van de fles af, haar woede gaf haar kracht.
'Misschien is dat het: Harry was aan het slepen, niet Jocelyn. Misschien wil ze niet dat er iets verandert.'
'Maar ze wil het de rest van haar leven toch comfortabel hebben? En hoe wil ze dat doen als Penmorrow instort? Waar leven ze dan van? Zoals het nu gaat, zal iemand van de gemeente ons op een dag een bezoekje brengen. Na een hoop gezoek en gedoe zullen ze haar vinden, bedolven onder een berg kunstwerken en herinneringen, tussen de lege flessen en de knagende ratten, morsdood.'
Aidan lachte. 'Harry en Mo zullen het niet zover laten komen.'
'Harry en Mo willen weg. Mo in ieder geval, dat zie je gewoon. Want wie wil er nou zijn gehele volwassen leven doorbrengen met een veeleisende schoonmoeder in huis? Mo is nu al een soort heilige, dat ze het zolang met Joss heeft uitgehouden, maar...'
'Maar?'
'Ze lijkt veranderd. Ze heeft een wrokkige uitdrukking op haar gezicht, voortdurend.' Alice stopte even en nam een grote slok. Ze voelde de koele drank van binnen naar beneden sijpelen, het was een troostgevend gevoel. 'Zeg, wil je dit wel horen? Misschien heb je er helemaal geen zin in. Ik lijk wel een domme puber die klaagt dat haar moeder een stom wijf is en niks van me begrijpt.'
Aidan vulde hun glazen bij. 'Was het zo, toen je een puber was?'
'Wat is dit, een onderzoek? Ik dacht dat je niet aan het werk was.'
'Nee, niet echt. Als het belangrijk is, zal ik het niet weglaten. Maar het interesseert me.'
'Mijn opstandigheid als puber uitte zich in het lezen van aardrijkskundeboeken, het leren van wiskunde en Engels uit studieboeken thuis en 's nachts het raam uitklimmen om rond te hangen op het strand met Franse studenten van een uitwisselingsprogramma.'
Aidan lachte. 'Wat, mocht je dat niet? Net als alle andere kinderen?'
'Nee, hoor, zoveel mazzel had ik niet. Jocelyn zou waarschijnlijk een baarmoederzegening hebben georganiseerd of zo, om mijn seksuele ontwikkeling te versnellen. Het uit het raam klimmen beschouwde ze niet als opstandigheid, maar als uiting dat ik mijn liefdesleven niet aan jan en alleman wilde laten zien!'
Het werd al laat. Het publiek in de tuin van de pub was veranderd - de gezinnen met kinderen hadden plaatsgemaakt voor oudere pubers en vakantiegangers die een hapje kwamên eten. Alice realiseerde zich dat ze sinds het broodje tonijn bij de lunch niets meer gegeten had. De drank begon haar naar het hoofd te stijgen. Ze hoopte dat Grace en Theo op het idee gekomen waren om iets bij elkaar te scharrelen uit de provisiekast van Penmorrow. Ze hadden allebei geleerd om eenvoudige gerechten te bereiden. De keuken in Richmond was vaak bezaaid met de sporen van nachtelijke schranspartijen: steelpannen met pastaresten, geraspte kaas die op de vloer was gemorst, of op de kat.
Alice zag dat een meisje met weelderige vormen en blond haar twijfelend door de tuin dwaalde, alsof ze iemand kwijt was. Uiteindelijk zag ze Aidan en liep naar hem toe. Ze legde haar handen op tafel en leunde voorover, waarbij een duizelingwekkend decolleté en het randje van een roze bh zichtbaar werden. 'Hebt u een escort?' vroeg ze met een sexy fluisterstem.
Aidan glimlachte beleefd, onzeker. 'Eh, ik ben met deze dame, maar bedankt voor het aanbod.'
Het meisje keek even uitdrukkingsloos voor zich uit, stond toen op en lachte. 'God, nee! Ik bedoel op de parkeerplaats! De blauwe Escort - ik kan er niet uit!'
'O. Sorry, ik begreep het niet. Eh, nee. We hebben geen auto, sorry!'
Alice kon niet meer stoppen met giechelen. 'Escort! Stel je voor dat ze haar diensten had aangeboden, hier, in Tremorwell!'
'Voor het ideale, betalende gezelschap had ze niet bij mij hoeven zijn.' Aidan zei het met gemaakte teleurstelling.
'Ach, ik weet het niet, zo slecht zie je er niet uit,' zei ze zonder na te denken. Toen vroeg ze zich af of hij het verkeerd zou interpreteren. Wat maakte het ook uit? Ze was sowieso minstens zeventien jaar ouder dan hij, en al heel wat jaren getrouwd met Noel. Hoe onbelangrijk zou haar eigen moeder dit soort details gevonden hebben, dacht ze bitter. Wat was ze toch anders dan Jocelyn.