Dertien

'Je kunt nu wel weer naar huis,' stelde Noel voor. Alice en hij lagen in Gosling in bed te luisteren naar de uilen, die om het hardst naar elkaar riepen in het bos achter het dorp. Alice had nooit begrepen waarom het platteland altijd 'vredig' wordt genoemd - alsof je zo gemakkelijk in slaap valt met al die geluiden van moordende, parende en in het struikgewas rondscharrelende dieren om je heen. Ze richtte haar aandacht weer op Noel, die dwars door het geroep van de uilen heen zei: 'Volgens mij gaat het wel weer met Jocelyn, ze lijkt redelijk de oude. Waarom ga je overmorgen niet met mij mee terug? Je hebt tijd nodig om te pakken voor Italië.'

Alice wist niet wat ze moest antwoorden. Ze liet een nietszeggend 'mmm' horen om aan te geven dat ze luisterde en staarde vervolgens zwijgend naar het plafond. Wat betekende dat eigenlijk, 'naar huis'? Het huis in Richmond leek verschrikkelijk ver weg, en dat werd alleen maar erger naarmate ze langer in Penmorrow was. Het had net zo goed in Alaska kunnen staan. Als ze hier nog langer bleef, zou de reis naar huis net zo'n cultuurschok zijn als een reis naar een verre planeet. En wat miste ze nou helemaal?

Ze dacht aan het smerige Londense verkeer, aan de metrostakingen en slechtgehumeurde chauffeurs, aan de beangstigende schreeuwpartijen 's nachts op straat. Na elke belangrijke rugbywedstrijd in het naburige Twickenham waren de hoofdstraten in haar buurt een en al opgedroogde kots, vertrapte plastic glazen en snackverpakkingen. Ze dacht aan de moeders die hun kinderen naar school brachten in robuuste (en immer brandschone) terreinwagens en die heen en weer reden tussen de manicure en de bodyshape-les, tussen een cursus 'Kuipplanten op kleur' en leesgroepjes. Verlangde ze echt terug naar die etentjes waar eindeloos gediscussieerd werd over de beste tactiek om je kind geplaatst te krijgen op een topuniversiteit? En wilde ze nog iemand horen beweren dat het suède lappenkleedje van Ikea, de Artist-zelfbouwkast en de Pelto-tafel designklassiekers waren die het met gemak konden opnemen tegen de ontwerpen van Philippe Starck?

Alice dacht aan haar werk. Ze had haar dagelijkse routine achter zich gelaten op de snelweg naar Cornwall en zich toen pas gerealiseerd dat ze een keus had. Ze kon doorgaan met haar boeken over de Gulliver School of er gewoon mee stoppen. Het stond haar vrij om over iets anders gaan schrijven of zelfs naar een ander beroep uit te kijken. Ze kon een kostschoolversie van EastEnders gaan schrijven, maar kon haar fictieve leerlingen ook gewoon laten waar ze ze het liefste zag: voor eeuwig balancerend op de rand van hun chaotische tienerjaren. Ze had laatst meer voldoening gevoeld toen ze de perfecte tint blauw voor de keuken van Gosling had gevonden dan toen ze haar laatste cheque voor de tv-rechten had ontvangen. Je bent gewoon een verwend nest, zei ze tegen zichzelf. Je weet heel goed dat je je mateloos zou ergeren als anderen zo zaten te zeuren. Hoeveel mensen zouden er niet een moord voor doen om met haar te ruilen?

'Ik zou het niet erg vinden om hier wat langer te blijven, voor het geval ik nog kan helpen. Harry en ik hebben plannen zitten maken voor Cygnet. Dat zou wel wat kunnen worden, maar hij doet er niets aan als ik hem niet opjut,' zei Alice na een tijdje. Noel schrok op uit zijn halfslaap, hij had geen antwoord meer verwacht, en zuchtte. 'Maar jij kan wel teruggaan hoor,' zei ze, 'als je dat tenminste wilt. Ik bedoel, hoe moet dat met je werk?'

'Mijn werk.' Noel zuchtte nog een keer, nu wat harder. 'O ja, dat is dat gedoe waarvoor ik elke morgen om zes uur opsta en me met horden broodjes etende, koffie drinkende mensen in de metro laat afvoeren, als varkens naar het slachthuis.'

Alice kwam abrupt overeind en keek hem aan. Ze had hem nog nooit iets negatiefs horen zeggen over zijn werk. Hij lag met nietsziende ogen op zijn rug naar het plafond te staren; het maanlicht wierp een spookachtig, goudgroen schijnsel op zijn lichaam. Zo zal hij er uitzien als hij dood is, flitste het door haar heen. Toen ze Arthur Gillings had gevonden, lag hij languit op de sofa in Gosling, zijn fluwelen cape tot aan zijn kin opgetrokken, alsof hij een middagdutje deed; alleen zijn bleke, gerimpelde gezicht was zichtbaar. Ze had de afwezigheid van het leven gevoeld zodra ze de kamer binnenkwam: in de cottage hing een onrustbarende spanning en kilte, ook al loeide het vuur in de haard.

Alice was een kreeft komen brengen. Ze had hem op het strand gekregen; hij was onverkoopbaar, omdat een van de scharen ontbrak. Arthur hield veel van kreeft, had ze gedacht; misschien zou hij het fijn vinden als ze er een klaarmaakte. Hij at al een tijd heel weinig, maar wilde niets weten van artsen of een behandeling. Joss was naar Gosling verkast, zodat ze dicht bij hem kon zijn en hem uit de diepe depressies kon trekken die hem herhaaldelijk plaagden. Joss had genoeg energie voor twee, maar desondanks viel het niet langer te ontkennen: Arthur had het opgegeven. Hij leek klaar voor de passieve overgave, klaar om zich uit deze wereld mee te laten voeren naar wat daarachter lag.

Het was Alice niet gelukt om hem te wekken. Ze wist heel goed waarom, maar was toch naar het grote huis gerend om een ambulance te bellen. Daarna was ze met Joss teruggekeerd naar Gosling en hadden ze bij het lichaam gewaakt. Alle ramen en deuren stonden open, zodat Arthurs ziel, in Joss' woorden, zelf een uitgang kon kiezen en geen excuus had om nog jaren rancuneus rond te spoken. De rook van het vuur werd gevangen in de tochtstroom en wervelde als de geest uit de lamp van Aladin door het vertrek. Alice begon zich af te vragen of het wel alleen rook was, en niet ten dele het waas van een vertrekkende ziel. Toen ze Arthur hadden weggehaald, had Alice, om iets om handen te hebben, de kussens van de sofa opgeschud. Ze gaf Jocelyn het paars- fluwelen kussen met de lange, zilverkleurige franje waarop zijn hoofd had gerust. Het was nog een beetje warm. Jocelyn had het kussen nog altijd op de pauwenstoel in haar erker liggen, alsof de stof en vulling doordrenkt waren met het laatste restje van Arthurs geest.

Noel lag nog steeds naar het plafond te staren, zijn ogen wijd opengesperd en nu klaarwakker. Het was ver na middernacht. Alice vroeg zich af waaraan hij lag te denken.

'Wil je ermee stoppen? Met je werk?' vroeg ze.

'Alleen maar met het forenzen,' zei hij na een korte stilte. 'Alleen maar met de domme kantoorpraat en met die grijpgrage cliënten.'

'Ja dus,' zei ze en nestelde zich tegen zijn schouder. 'Wat zou je dan willen doen?'

'Golfen. Een wijngaard houden in Australië. Catherine Zeta Jones vragen of ze haar ouweheer wil inruilen tegen een andere van dezelfde leeftijd. Maar daar verdien je niks mee en ik heb nog een paar jaar te gaan voor mijn pensioen. Het is best duur zo met die kinderen en hoe we leven. Nee, ik ga wel door. En jij? Heb je inmiddels besloten wanneer je terugkomt?'

Jocelyn werd wakker en stak haar neus in de lucht: wiet. Harry had zeker zijn eerste jointje opgestoken in de zolderkamer; daar trakteerde hij zich bijna elke ochtend op, zodat hij de dag relaxed tegemoet kon treden. Eigenlijk was het een beetje hypocriet van haar om het te denken - waren er nog geestverruimende middelen van biologische kweek die ze in haar tijd niet had gebruikt? - maar toch had ze liever dat hij het liet, zeker nu de tweeling in de moeilijke leeftijd kwam. De tijden waren veranderd. Sam en Chas waren het soort jongens die alles willen uitproberen. Ze zouden zich niet bij de natuurlijker middelen houden, zeker niet als ze wisten dat dit de uitverkoren oppeppers van hun vader waren. Het hele idee van de pubertijd was immers dat je opstandig moest zijn, je moest afzetten tegen de vorige generatie. Harry maakte het de jongens behoorlijk moeilijk om niet flink te gaan experimenteren met extremere, chemische troep.

Bovendien werd Harry vaag en doezelig van een jointje, zodat hij overdag aan van alles begon, maar het niet afmaakte. Als hij zo nodig wilde roken, kon hij dat beter aan het eind van de dag doen, als er tijd was om je te ontspannen. Nu bleven er klussen liggen die echt gedaan moesten worden. Harry was maanden geleden begonnen met de reparatie van het beschot bij de veranda, maar leek dat inmiddels vergeten te zijn. Onder Joss' erker gaapte een flink gat waar de planken waren verwijderd. Kleine dieren gebruikten het als een handige ingang voor hun holen onder de vloer. Jocelyn hoorde ze 's nachts rondscharrelen. Waarschijnlijk waren het konijnen, de kaap was ervan vergeven, maar het konden ook vossen zijn die hun kans schoon zagen om zich in te graven onder het huis. Als dat zo was, raakten ze die beesten onmogelijk nog kwijt. Voor je het wist knaagden ze door de houten vloer heen en gingen binnen op zoek naar voedsel. Jocelyn zag de doorgebeten elektriciteitskabels en ontzette leidingen al voor zich.

Ze wist zeker dat in een van de schuren nog oude rattenvallen stonden; misschien waren ze groot genoeg voor vossen. Ze zou de tweeling vragen er een paar te zetten; misschien leverde dat wat op. Dat vonden de jongens vast leuk en bovendien hadden ze dan iets nuttigs om handen. Misschien konden ze gelijk het beschot afmaken; zo'n wapenfeit was wellicht een stimulans om hun ouders wat meer te helpen. Vroeger hadden alle kinderen op Penmorrow taakjes. Een peuter kon per slot van rekening al rijpe tomaten plukken en in een kom doen; Alice was op haar vijfde al verantwoordelijk voor de mungbonen en de alfalfa.

Jocelyn voelde zich niet goed. Sinds de barbecue op het strand was ze vreselijk moe. Eerst dacht ze dat het door de zon en de wijn kwam, en doordat ze zich de hele tijd moest concentreren op wat Patrice van haar wilde. Hij bleef maar hameren op de vergane glorie van Penmorrow, wilde met haar praten over het heden, terwijl ze juist vol zat met verhalen over het bruisende verleden van het huis. Wat wil hij eigenlijk van me? Wie zat er nu te wachten op een programma over een oud, verlopen huis - waren Penmorrows gloriedagen niet veel interessanter?

De vermoeidheid had over moeten zijn, ze had een paar rustige dagen gehad. Ze had Patrice over de laatste jaren van de commune verteld en opgemerkt dat ze tegenwoordig bijna nooit meer om haar opinies werd geraadpleegd. De laatste keer was ongeveer een jaar geleden, voor de column 'Achter de rug' in The Times, over hoe het was geweest om de muze van een kunstenaar te zijn. Al die jaren met Arthur waren teruggebracht tot een oppervlakkig stuk van achthonderd woorden en een reprimande van de redacteur, omdat ze de vele andere kunstenaars voor wie ze had geposeerd slechts in een terzijde had vermeld. Naar de (allerminst bescheiden) mening van de redacteur vond het huidige lezerspubliek nu juist die personen meer de moeite waard. 'U hebt het Thorpe- Appleby-portret vast niet met opzet onvermeld gelaten?' De vraag was fluisterend en vol ongeloof gesteld, alsof de redacteur niet de indruk wilde wekken dat hij dacht dat Jocelyns geheugen niet meer zo goed was. Ja hoor, had Jocelyn beaamd, dat was met opzet gebeurd. Ze wilde die stomme, klagerige Milly niet het idee geven dat het poseren een soort hoogtepunt in haar leven was geweest, of dat ze ook maar enigszins onder de indruk was dat Milly inmiddels was verheven tot Dame Melissa Thorpe-Appleby (gut gut, een lintje). Nog geen kerstkaartje had er in de afgelopen tien jaar bij haar van afgekund, en dat na alle hulp, steun, zorg, tranen drogen...

Jocelyn kwam moeizaam uit bed en liep over het kleed (de krijtcirkel die eronder verborgen lag gaf niet zoveel kracht als ze had gehoopt) naar het raam, waar ze leunend op de vensterbank over de baai en de verre kaap uitkeek. Ze wachtte tot het geklop in haar nog stijve gewrichten overging. Ze had jaren aan yoga gedaan, maar sinds haar beroerte kon ze niet eens meer een fatsoenlijke zonnegroet brengen zonder haar evenwicht te verliezen. Dus begroette ze de dageraad aan het venster, door het ontwaken van de dag tot in de kleinste details te volgen.

De bladeren van de beuken en eiken waren nog niet aan het verkleuren, maar hadden wel iets droogs over zich gekregen, alsof ze inmiddels te futloos waren om nog voedsel op te nemen. Joss voelde zich net zo. De levenssappen in haar binnenste leken niet meer te stromen, maar haar zintuigen stonden op scherp, als bij een diertje dat tot het uiterste gespitst is op dodelijke belagers. Eigenlijk was zij dat diertje en was haar belager de dood die naderbij sloop. Ze kon zijn voetstappen bijna horen tijdens het kat-en-muisspel dat zij en haar schepper speelden. Ze liep naar de deur en liet haar vingers in het voorbijgaan over de magische, dorre ijzerhardstengel spelen. Ze had een ander amulet nodig, één met een speciaal ingrediënt. Grace kon haar helpen, dat zou de bezwering de kracht van de ongrijpbare jeugd geven en dan kon ze het meisje gelijk wat nuttige tips aan de hand doen. Misschien was het het beste als Alice er niet van afwist.



Patrice ijsbeerde druk telefonerend door de boomgaard. Alice en Aidan zaten op de bank bij de tafel. Ze dronken koffie en dopten onderwijl de ondermaatse tuinbonen die Harry uit zijn moestuin had gehaald. Noel was in Clowance gaan golfen met een gepensioneerde accountant die hij in het Mullion-clubhuis had ontmoet, waar ze een bres hadden geslagen in de whiskyvoorraad en de Ryder Cup hadden besproken.

'Hij heeft problemen met zijn opdrachtgevers,' fluisterde Aidan. 'Ik hoorde hem tegen Nick klagen dat ze die "Wat is er eigenlijk geworden van.. ."-programma's tot een kwartier willen terugbrengen, en dan gaan ze ze ook nog later op de avond uitzenden. Zo'n tijdstip waarop alleen nog stokoude, slapeloze intellectuelen kijken.'

'Hooguit drie personen dus. Arme Joss, ze denkt waarschijnlijk dat het een prime. time-uitzending gaat worden, zoiets als de The South Bank Show. Ik zie haar al fantaseren over het vervolg: dat ze bij Start the Week zou terechtkomen en dat ze Jeremy Paxman dan de les zou lezen over de conservatieve moraal die hij erop nahoudt.' 'Nou, gelukkig ben ik tegen die tijd al verdwenen. Ik zou niet graag in haar buurt zijn als ze alle registers opentrekt!'

'Ik ben er dan ook niet, denk ik,' zei Alice. 'We zouden naar Italië gaan.'

'Vakantie met het gezin. Leuk,' zei Aidan met een grijnslach. Ze vroeg zich af wat hij werkelijk dacht. Hij klonk wat spottend, maar ze kon zijn ogen niet zien; zijn modieuze smalle bril had verkleurende glazen, die nu ondoorgrondelijk donker waren, omdat hij tegen de zon inkeek.

'Leuk? O ja? Wat dan precies?' vroeg ze.

'Leuk gezin, leuke vakantie, kies zelf maar!' plaagde hij. Ze werd niet wijzer van hem.

'Eigenlijk heb ik helemaal geen zin,' zei ze ineens tot haar eigen verbazing. Ze had het zelf geregeld. Natuurlijk had ze zin.

Hij haalde zijn schouders op en zette zijn bril omhoog, zodat ze zijn ogen kon zien. Nu was hij echt aan het plagen. 'Nou, dan ga je toch niet. Je bent een grote meid, aan jou de keus.'

'Zo eenvoudig ligt het niet. De anderen zijn er ook nog.'

'Je zegt gewoon... hé, ik weet het, je doet net als op school: je zegt dat je niet kan, je voelt je niet zo lekker en hier is een briefje van mijn moeder!'

Alice gaf hem een stomp. 'Flauw hoor! Ik heb nooit op school gezeten! Ik zal wel moeten gaan, ik hou niet uitvluchten. Het is allemaal al geregeld.'

Patrice klapte zijn mobieltje dicht en liet zich neerzakken op het gammele Lloyd Loom-stoeltje tegenover Aidan en Alice. Hij sloeg een lang, in denim gestoken been over het andere; aan de gebruinde voet bungelde een roomkleurige bootschoen. 'Stomme idioten,' grauwde hij. Hij schudde een sigaret uit een pakje, stak hem op en inhaleerde geagiteerd. 'Ze kunnen nooit eens iets goed doen in deze verdomde business. Wat een ellende.' Hij inhaleerde weer, snel en furieus. Alice zag dat zijn hand trilde.

'Probleempje met je werk?' vroeg ze luchtig.

Patrice keek haar nijdig aan. 'Niets bijzonders, ik kom er wel uit,' zei hij. 'Je weet wel hoe dat gaat. Of eigenlijk,' liet hij er minzaam glimlachend op volgen, 'heb je daar natuurlijk geen flauw idee van.'

'Dat weet je niet,' kwam Aidan er tussendoor.

'Wat niet?' zei Patrice uitdagend.

'Je weet helemaal niet of Alice dat niet weet. Doe niet zo superieur.'

'Aidan, laat maar...'

'Alice kan wel de hoofdproducer van Tiger Aspect zijn - weet jij veel. Misschien koopt en verkoopt ze mensen als jij wel even tussen de lunch en de borrel door.'

'Is dat zo, Alice?' Patrice drukte zijn sigaret met kracht uit op het gras, leunde naar voren en keek haar doordringend aan. Ze zou bijna denken dat hij, met het oog op de kijkcijfers, hoopte dat ze 'ja' zou zeggen.

'Nee, maar...' Het zou geen kwaad kunnen als hij wist dat haar werk, in tegenstelling tot het zijne, op een gunstig tijdstip werd uitgezonden en uiterst gezonde kijkcijfers scoorde.

Patrice luisterde al niet meer. 'Dat dacht ik al.' Hij kwam overeind en beende weg.

'Dat was heel stout van je, Aidan.' Alice moest giechelen. 'We hebben hem op de kast gejaagd.'

'Eigen schuld. Stomme rukker. Erger nog, hij is een hypocriete zak.'

'O ja? Waarom dan?'

Aidan aarzelde. 'Gewoon... iets wat ik hem laatst op het strand hoorde zeggen tegen Katie. Hij liet zich wat geringschattend uit over Joss.'

Alice schoof de lege peulen van de tuinbonen in de Tesco's-tas. Haar handen waren groezelig en haar nagels hadden groene randen van het doppen. Nog maar enkele weken geleden had ze zich niet aan zo'n klus gewaagd zonder een paar stevige keukenhandschoenen aan te trekken of had ze de bonen gewoon kant-en-klaar bij de Mark's & Spencer's gekocht. 'Wat zei hij dan?' vroeg ze. Aidan haalde zijn schouders op.

'Had er nu maar je mond over gehouden, of niet soms?' drong ze aan. 'Vertel het nou maar. Ik krijg het toch wel uit je.' Ze constateerde spijtig dat ze geen zin had om hem speels naar de grond te dwingen en hem alles te laten opbiechten. De tijd om gillend van de lach als twee pubers over de grond te rollen was voorbij, de meisjesachtige verliefdheid was verdwenen. Misschien was het wel de laatste keer geweest. Die gedachte stemde haar wat treurig.

'Weet ik. Oké dan. Het stelde niet zoveel voor, hij zit alleen niet zo te kwijlen van Joss' grote oeuvre als hij voorgeeft. Hij zei tegen Katie dat ze Angel's Choice echt niet hoefde te lezen, dat het een verouderd, onbelangrijk boekje was, niets bijzonders. En nu wou ik maar dat ik écht mijn mond had gehouden. Sorry.'

'Hm. Nee nee, maak je geen zorgen. Ik ben blij dat je het bevestigt: hij is gewoon een hielenlikker die succes heeft omdat hij zijn huiswerk goed doet. In een vorig leven zou ik hem waarschijnlijk nog geprezen hebben ook - hij weet in elk geval wat hij ervoor moet doen.'

'Betekent dit dat er een nieuwe Alice voor me staat?' vroeg Aidan. 'En waar komt die vandaan? Heb ik de oude ooit ontmoet?'

Alice had geen flauw idee waar haar woorden vandaan kwamen. Ze dacht even na en zei toen: 'Ik denk dat de oude Alice een paar weken geleden van Londen naar Cornwall is gereisd, maar na de eerste dag alweer vertrokken is. Ik ben wat veranderd. Veel eigenlijk. Het komt door deze plek. Ik voel me weer deel van Penmorrow. Voor het eerst sinds ik op mijn zeventiende ben weggegaan, voel ik me meer dan een gast die maar even blijft. Deze plek doet iets met me: normaal gesproken zou ik er niet over piekeren om een vakantie met mijn gezin niet te laten doorgaan.' Ze zei er niet hardop bij: en normaal gesproken zou ik er ook niet over peinzen om een vreemde man in het bos te kussen (ook al was het in een dronken bui) en te wensen dat dit (en meer) vaker zou gebeuren. Arme Noel, dacht ze schuldbewust, hij kan er ook niets aan doen.

'Maar als je naar huis gaat, ben je zo weer de oude, of niet soms?' vroeg Aidan.

Alice dacht even na. 'Waarschijnlijk wel. De vraag is of ik dat nog wil. Ik vind het eigenlijk wel prettig als dit de gewone Alice is.'

Ze hoorde haar auto op de oprijlaan, het geluid van de banden die de bocht om zwiepten langs het grasveld met Big Shepherd, de stilte nadat de motor was afgezet. Noel was terug van zijn golfpartij. Hij zou naar haar op zoek gaan, zou willen weten of ze gingen pakken en morgen naar huis vertrekken.



'Sam, heb je even?' Grace trof haar neef achter Harry's tunnelkas, waar hij stukken ijzerdraad aan een lange, dunne stok bevestigde.

Sam keek op, een beetje achterdochtig. 'Wat is er?'

'Niets bijzonders, gewoon wat familiezaken.'

Sam haalde opgelucht adem en grijnsde naar haar. 'Ik dacht dat je iets wilde vragen waarover ik misschien niets mag zeggen,' zei hij. 'Ik kan goed liegen, maar ik denk dat jij dat snel in de gaten zou hebben.'

Grace lachte. 'Ik voel me gevleid. Denk ik. Bedoel je dat je bang was dat ik zou vragen wat Harry hier kweekt?' Ze wees naar de plastic tunnel, waar de sierlijke groene planten bijna tot het dak reikten en een lucht verspreidden die sterk genoeg was om nostalgische ex-hippies uit de wijde omtrek hierheen te lokken. 'Ik ben ook niet van gisteren, hoor. Je had niet hoeven liegen. Ik was echt niet naar de politie gegaan.'

'Da's waar. Zeker niet na die karpers...' Hij grinnikte.

'Wist je eigenlijk dat ze zoveel waard waren?' vroeg Grace. Ze keek of ze hem op een leugen kon betrappen.

'Tuurlijk niet!' deed Sam verontwaardigd. 'Het was vis! Als je op konijnenjacht gaat, verwacht je toch ook niet dat je thuiskomt met het enige massief zilveren konijn op aarde? Als we het hadden geweten, waren Chas en ik gewoon naar Chapel Creek gegaan en hadden we een paar kreeften uit het aquarium achter de Mariners-pub gepikt. Wat wilde je me eigenlijk vragen?'

'Nou... het klinkt misschien een beetje stom, maar heb jij nog meer familie? Tantes, ooms, andere grootouders?'

Sam kneep zijn ogen in opperste concentratie tot spleetjes. 'Jawel. Mo's vader woont in Padstow. We gaan er wel eens naartoe. We zeggen opa tegen hem, niet Jim. Joss vindt dat nogal...'

'Burgerlijk,' vulde Grace voor hem in.

'Inderdaad. Burgerlijk. Nou èn. De meeste mensen zouden zeggen: 'normaal'. Niks mis met normaal.'

'Ze zegt altijd dat 'burgerlijk' de grootste belediging is die je je kan bedenken. Ik vroeg het alleen maar omdat er niemand anders lijkt te zijn. De familie van mijn vader woont in Amerika en mam heeft geen contact met ze, dus heb ik alleen Harry en Jocelyn en jou en Sam. Jullie zijn alle familie die ik heb.'

'Geluksvogel!' zei Sam pesterig. 'Je hebt Theo en Noel toch?'

'Niet echt, we zijn geen bloedverwanten. Zij barsten van de familie, genoeg voor twee voetbalteams. Je moest de kaarten eens zien die Theo op zijn verjaardag krijgt, een en al tante Zus en tante Zo. Volgens mam zegt Joss altijd dat jij de toekomst bent als je geboren wordt. Je moet steeds niet achteruit of opzij willen kijken. Maar dat neemt niet weg dat ik best zou willen weten waar ik vandaan kom.'

'Tja, kan ik me voorstellen.' Sam prutste aan zijn stok en ijzerdraad.

'Mam neemt er wel genoegen mee,' ging Grace door. Sam leek zijn aandacht voor het onderwerp kwijt te zijn. 'Ze is er absoluut niet nieuwsgierig naar waar ze vandaan komt.'

'Dat komt doordat ze hier vandaan komt,' zei Sam. Hij reeg een koord door de ogen aan de stok.

Grace lachte. 'Dat zal het zijn. Hier word je vanzelf een beetje vreemd. Hé Sam, wat ben eigenlijk aan het maken?'

Hij legde een lopende knoop in het eind van het koord, zodat hij een lus van dertig centimeter overhield. 'Een strik.' Hij hield hem op. 'Je sluipt naar een plek waar vogels roesten,' hij liep naar een pruimenboom om het te laten zien, 'als het schemerig is. Dan schuif dit ding voorzichtig tussen de bladeren door, legt de lus over de nek van een vogel en TREKT!' Hij trok aan het koord; er viel een pruim op het gras. 'Snap je?' zei hij, opgetogen over het kunststukje dat hij had geleverd.

'Getver! Maar oké, 't is duidelijk,' zei Grace.



Alice had een licht hoofd gekregen van de lucht van de schoonmaakmiddelen. De keuken en badkamer van Cygnet blonken haar tegemoet. De hardnekkige turquoise aanslag in het bad, afkomstig van het kwartsporfier waar het bronwater doorheen sijpelde, was na een uur stug schrobben eindelijk verdwenen. Mo klaagde niet langer dat Alice dingen van haar overnam en was alleen nog maar blij met een extra stel handen om de boel in Penmorrow onder controle te krijgen. Daar was wel enige overredingskracht bij komen kijken: op hoeveel manieren kon je een ander duidelijk te maken dat je geen kritiek had op haar huishoudelijke kwaliteiten en alleen maar met haar meevoelde omdat ze er niet nóg meer bij kon doen? Alice vroeg zich af, maar hield dat wijselijk voor zich, wat Mo moest beginnen als ze terugging naar Richmond. Binnen de kortste keren zou het gebrek aan dit extra stel handen zich wreken.

Nu ging ze eindelijk eens iets doen aan die vreselijke, bruine draion gordijnen. Mo had een naaimachine die het deed. Alice had in Falmouth twintig meter goedkope, ongebleekte katoen gekocht om er nieuwe gordijnen voor de zitkamer van Cygnet van te maken. Ze klom op een eetkamerstoel, controleerde of hij hield en strekte toen haar armen uit naar de houten gordijnroe. Ze haakte het stoffige materiaal los; het rook muf, naar oude lucht en een in de loop van vele jaren opgebouwde voorraad insectenlijkjes.

De kamer had alle potentieel om er geweldig uit te zien. Hij was lang en licht, met aan één kant enorme ramen en aan een andere openslaande deuren, die uitkwamen op een tuin met uitzicht op het strand en het klifpad. Eigenlijk zonde dat Harry waarschijnlijk nooit iets zou doen met haar suggesties voor het opknappen van het huisje. Ze betrapte zich erop dat ze dacht: 'Als ik hier woonde...' Ze doelde op heel Penmorrow, en begon te dagdromen over hoe ze alles hier zou renoveren en moderniseren. Ze voelde zich uitgelaten bij het vooruitzicht. Ze kon ervoor zorgen dat alles anders werd, hoewel het natuurlijk wel zou helpen als ze de loterij won...

Alice vouwde het eerste stel gordijnen op en stopte ze in een vuilniszak. Ze ging er maar vanuit dat Jocelyn over déze stof niet sentimenteel ging doen, zoals laatst over de madeliefjes in de keuken van Gosling. Ze liep naar de andere kant van de kamer en ging weer op haar stoel staan. Door het raam zag ze Katie en Noel aan de tafel in de boomgaard zitten, dicht bij de keukendeur van Penmorrow. Ze zaten over een tijdschrift gebogen, hun hoofden dicht bij elkaar. Er stond blijkbaar iets grappigs in; Katie kronkelde van het lachen, haar donkere lokken dansten op en neer. Het schouderbandje van haar hemdje zakte omlaag. Alice zag hoe Noel naar het bandje reikte en het voorzichtig omhoog deed; tegelijkertijd leunde hij naar voren en kuste Katie's gebogen nek. Katie's glimlach stokte heel even, maar toen gaf ze Noel een duwtje tegen zijn borst, precies zoals Alice het jonge meiden bij de bushalte had zien doen met iets te gretige jongens.

Alice stond roerloos, het losgehaakte gordijn in één hand geklampt; de andere zocht steun bij de gordijnroe. Noel gaf het niet op. Hij nam Katie's handen in de zijne en leunde weer voorover om zijn neus nog eens in de hals van zijn prooi te wrijven. Ditmaal stond Katie op. Nog steeds glimlachend schudde ze waarschuwend met haar wijsvinger en beende toen met grote passen naar binnen; haar korte rokje zwiepte heen en weer.

'God, wat een idioot,' verzuchtte Alice. Ze klauterde naar beneden, de zware stof sleepte achter haar aan. Erg verbaasd was ze niet. Het was nooit anders geweest. In de tijd dat Alice hem leerde kennen, had hij ook enkele maanden iets met een andere vrouw gehad. Pas veel later had ze zich gerealiseerd dat hij die overspeligheid bij hun eerste afspraakjes opwindend had gevonden. En dan hadden ze ook nog die pianolerares van Theo gehad: een zenuwachtig ex-wonderkind van in de twintig, dat elke week kwam en met net iets te glanzende ogen enthousiast was ingegaan op Noels aanbod om haar naar huis te brengen toen haar auto het liet afweten. Goh, had Alice spottend opgemerkt, wat heeft die toch vaak pech met haar auto.

Wat Katie betrof, ach, die was over een dag of twee weer verdwenen. Alice kon gewoon doen alsof ze niets had gezien, het was de aandacht niet waard. Geamuseerd dacht ze aan wat haar moeder zou zeggen: 'Jaloers op zijn minnares, liefje? Wat saai en burgerlijk!'

Joss had nog zo'n stopwoordje. Ze zou het ongetwijfeld uit de kast halen als ze er vervolgens achter zou komen wat Alice en Aidan in het bos hadden uitgespookt - dat alleszeggende, goedkeurende woordje dat met een lachje van herkenning om de lippen werd uitgesproken: 'Karma.'