H.
Vrijdag, 21.15
“Dat kan niet waar zijn!” Ik sla met de bevestiging van de reservering op de balie.
“Zoals ik u al zei, we hebben uw reservering doorgekregen,” zegt Shirley, de receptioniste van Leisure Heaven. Ze staat te beven als een rietje achter de balie. “Maar het lijkt erop dat er een foutje gemaakt is. Een dubbele boeking. Er is maar één huisje beschikbaar voor uw gezelschap. Sorry.”
“Sorry?” zeg ik gesmoord. “Sorry? We zijn met zijn zevenen. Ik heb al weken, nee maanden geleden geboekt. Regel maar een ander huisje voor ons. NU!”
Shirley strijkt zenuwachtig over de balie, alsof ze op zoek is naar de alarmknop. “Er zijn geen huisjes meer vrij. We zijn volgeboekt, mevrouw.”
Ik bijt mijn tanden op elkaar, duw mijn hand tegen mijn voorhoofd en draai me om voordat ik haar ga slaan. Haar of wie of wat dan ook. Ik ben te moe, ik trek het allemaal niet meer.
“Wat is er loos?”
Susie, natuurlijk. Ik had kunnen weten dat zij zich ermee zou bemoeien.
“Een administratieve miskleun,” zeg ik met een woedende blik op Shirley. “Het blijkt dat we maar één huisje hebben. Ik had er speciaal twee geboekt. Waar moeten we allemaal slapen? Dat zou ik wel eens willen weten. Ga de manager maar halen.”
Susie schuift me opzij en glimlacht liefjes naar Shirley. “Ik weet zeker dat het jouw schuld niet is. We hebben een lange reis achter de rug,” brabbelt ze. Ze trekt een gek gezicht naar me. “Eén huisje is prima. We schikken allemaal wat in.”
Hoe durft ze!
“Ik ga dit uitzoeken,” snauw ik. Woedend stamp ik weer naar de balie, maar Susie verspert me de weg.
“Er staan nog meer mensen te wachten,” zegt ze nadrukkelijk. Ik kijk achter me naar de lange rij wachtenden. Gereed om zich als lemmingen in deze…hel te storten. Ze staren me allemaal aan alsof ik volkomen krankzinnig ben. Alsof ik degene ben die raar doet.
“Geef de sleutels maar, we redden ons wel,” zegt Susie sussend. Ze knijpt daarbij irritant met haar ogen. Shirley lacht haar dankbaar toe en overhandigt de sleutel.
“U zit in het Franse Rivièra-gedeelte. Apart-i-ment 328,” prevelt ze.
“Dank je,” zegt Susie. Ze neemt de sleutel aan.
“Denkt u er alstublieft aan om de auto voor acht uur ‘s-ochtends op het parkeerterrein te zetten.”
“Wat?”
“Het is een autovrije zone. Wist je dat niet? Alleen fietsen,” zegt Susie. “We huren ze morgenochtend wel.”
Ik werp een dreigende blik op Shirley en stamp in de richting van het bordje uitgang.
Juist. Brat gaat hiervoor boeten. Ik trek mijn mobiele telefoon te voorschijn en woedend toets ik zijn nummer in. Zijn privé-nummer, alleen voor noodgevallen. Ontslag met onmiddellijke ingang. Hij kan gewoon thuis blijven zitten. Nou ja, je ontslag thuis krijgen, zo gewoon is dat niet.
Maar verrassing, verrassing, ik krijg geen verbinding.
Ik storm naar buiten. Op mijn lip bijtend sta ik daar naar de donkere lucht boven het rijtje obligate dennenbomen te staren. Ik was ervan uitgegaan dat Brat de boeking zou controleren. Maar ik heb het hem niet gevraagd. Ik had het gewoon helemaal zelf moeten regelen. Hoe kwam ik erbij om dat aan iemand anders over te laten? Nu moet ik Amy uitleggen dat het allemaal mijn schuld is.
Ik controleer mijn telefoon nog eens, met een groeiend gevoel van paniek. Ik krijg nog steeds geen kiestoon en dat betekent dat ik het hele weekend afgesneden ben van de beschaving…
En dat betekent dat hij me ook niet kan bellen.
Dit is een ramp.
Ik probeer mijn telefoon weer, maar het heeft geen zin.
“Wat is er met jou aan de hand?” wil Susie weten als ze me ingehaald heeft.
“Mijn telefoon doet het niet!”
“Nou, hier heb je hem niet nodig,” zegt ze verbaasd.
Als ik grom van frustratie, wordt Susies blik dreigend.
“Dit is Amy’s weekend,” zegt ze nadrukkelijk. “Kalmeer, in godsnaam.”
“Ik ben kalm,” gil ik. Ze trekt haar wenkbrauwen op en ik weet dat ik overdreven reageer. Ik haat deze plaats nu al. Het is erger dan een strafkamp.
“Bederf het nou niet. Oké? Hou op.” Dwingend grijpt ze mijn arm. Ik ben te boos om haar af te schudden, dus marcheren we samen naar Kate, die bij een rij auto’s staat te praten met Jenny, die net met Lorna aangekomen is.
Amy ligt te slapen op de achterbank van de BMW.
“Afgrijselijk busje. We hebben er de hele weg krijgertje mee gespeeld,” lacht Lorna met haar belachelijke noordelijke accent. “Zit een stel kerels in. Maar een paar kilometer terug hebben ze pech gekregen. Lekke band, zo te zien.”
Dat moet het busje zijn waar ik mijn middelvinger naar opgestoken heb. Misschien bestaat er toch nog gerechtigheid.
“Ik heb haar gevonden!” kondigt Susie aan. Ze duwt me naar voren het vrijgezellenfeest in.