Stringer

Zondag, 00.21

“We zijn toeterzat,” zeg ik. Niet dat deze informatie enig verschil zal uitmaken voor mijn hachelijke situatie, denk ik. Mijn hart bonst zo hard dat het lijkt of het weg wil vliegen. Ik voel de tequila omhoogkomen in mijn keel. Haar lippen zijn maar een paar centimeter van de mijne.

“En?” vraagt ze eindelijk. “Houd je van toeterzatte seks?”

“Daar gaat het niet om, Susie,” brabbel ik. Ik ben te toeter om te bedenken waar het dan wel om gaat. Ik houd me daarom maar stil.

“Ik snap het al,” zucht ze. Ze gaat op haar rug liggen en staart naar het plafond. “Je wilt gewoon niet met me naar bed. Ik had het kunnen weten. Het is altijd hetzelfde. Val je eens echt op iemand en dan willen ze niets van je weten. Zo is het fucking leven.”

“Nee, zo is het niet.”

Ze knijpt me geruststellend in mijn arm. “Maak je niet druk,” zegt ze. “Ik ben een taaie. Ik kom er wel overheen.”

Ze lacht zwakjes en ineens is het me te veel. Ik wil dat alles is zoals het een paar minuten geleden was. Ik wil weer die vertrouwdheid. Ik wil dit niet laten glippen. Niet nu.

“Zoals je in het bos zei,” gaat ze door met haar ogen dicht en een vermoeide uitdrukking op haar gezicht, “seks tussen vrienden verknoeit alles. Maar,” besluit ze en wrijft over haar voorhoofd, “je kunt het me toch niet kwalijk nemen dat ik het heb geprobeerd?”

“Nee.” Het woord komt er vanzelf uit, uit mijn lichaam, niet uit mijn geest. “Zo zit het niet,” zeg ik. “Het heeft niets te maken met dat ik niet op jou val. Ik verlang naar jou…Ik…O, Jezus, ik kan dit niet…Ik…Ik wil…” Ik slik, maar het heeft geen zin. De tranen komen naar boven. De alcohol heeft een pact tegen me gevormd. Of misschien is het er altijd al geweest. “Ik wil zo graag…” zeg ik met verstikte stem en ik weet dat er nu geen terugweg meer is.

“Wat is er?” vraagt ze. Zachtjes raakt ze mijn wang aan. Er is iets in haar gezicht. Angst? Voor mij?

Ik slik en schud mijn hoofd. “Nee, het is…”

“Zeg het maar,” dringt ze aan, terwijl ze met haar hand mijn achterhoofd vastpakt. Ze kijkt me recht in de ogen. “Kom ermee voor den dag, Stringer. Wat het ook is, kom ermee voor den dag. Anders groeit het maar en groeit het maar.”

Ik moet glimlachen, mijns ondanks, ondanks de opgebouwde schaamte en wanhoop.

“Wat?” Haar gezicht straalt verwarring uit.

“Wat je net zei,” zeg ik. “Nu net.” Nu glimlach ik niet, ik giechel. Mijn zenuwen krijgen de overhand. “Stomme tequila,” kreun ik. Ik veeg mijn neus af aan mijn mouw. Maar mijn grijns is nog niet weg. “Wat je net zei,” breng ik uit. “Over ermee voor den dag komen. Over…” Het helpt niet, de grijns is niet weg te krijgen.

Ze schudt haar hoofd als ze mijn glimlach ziet, maar blijft in de war. Ze kijkt me aan op zoek naar een oplossing van dit mysterie. “Ik begrijp het niet.”

Ik haal diep adem en probeer het nog een keer. “Over ermee voor den dag komen,” zeg ik snel. “Dat is ‘t ‘m net. Dat kan ik niet. Dat doe ik nooit.” Ze wil iets zeggen, maar ik ga door met mijn verklaring. Ik ben niet meer te stoppen. “Het is mijn pik. Mijn fucking pik.” Maar fucken doet hij niet, bedenk ik ineens en ga verder. “Niet dat hij ooit geneukt heeft.”

Ze kijkt naar mijn kruis en dan weer naar mijn gezicht. “Waar heb je het over?”

Ik knarsetand om mijn grijns tot orde te brengen, maar de hysterie heeft me te pakken en het lukt niet. “Ik ken de vrouwen niet,” zeg ik en ik doe mijn uiterste best om een strak gezicht te trekken. “Ik ben maagd, Susie. Ik ben een maagd met een kleine pik.” Ik haal mijn schouders op. “Ik ben maagd omdat ik een kleine pik heb.”

Ze gaat achteroverzitten en steunt op haar handen. Haar mond hangt open. Ze kijkt me een paar seconden alleen maar aan. Ze probeert mijn gezicht te lezen. Ten slotte ademt ze zwaar uit. “Je meent het toch wel, of niet?”

Zo snel als hij gekomen is, verdwijnt nu mijn grijns. Ik voel me leeg, blootgesteld. “Helemaal,” mompel ik.

Ze fronst. Dan ontspant haar gezicht zich. “Kom op nou,” zegt ze.

“Kom op, hoezo?”

“Kom op en haal hem te voorschijn.” Haar ogen glanzen. “We zullen eens zien hoe klein dit kleine pikje van jou nou eigenlijk is.”

“Meen je dat?” vraag ik.

“Als jij het meent,” riposteert ze.

“Ik wel.”

“Doe het dan,” zegt ze. Snel pakt ze haar brilletje van het nachtkastje. Ze zet het op en kijkt verwachtingsvol naar mijn middel.

Ik doe het. Ik denk er niet over na. Ik laat mijn bezopen brein bevelen geven aan mijn bezopen lichaam en ik sta op. Ik sta midden op het bed, maak mijn riem los en laat mijn broek vallen.