Stringer

Vrijdag, 21.30

Verbluffend. Ik voel me alsof ik hier altijd al geweest ben, alsof dit mijn thuis is. Ik kijk over het weelderig begroeide dal tot aan de plaats waar de Andes begint aan zijn klim naar de wolken. Het is zo mooi; nooit wil ik meer ergens anders zijn. In Londen zal ik geen stap meer zetten. Ik wil gewoon hier blijven. Hier zijn geen hengstenballen en smerige oude busjes. Hier leven de stammen op eenvoudige, gemeenschappelijke wijze. Ik zie hoe een adelaar hoog in de lucht zweeft. De vrouw naast me – ze heet Karoon-amigh (wat betekent ‘zij wier haar glanst als de gouden zon’) –  houdt mijn hand stevig vast en ik weet dat we altijd samen zullen zijn. Ik kijk naar de dorpssjamaan en hij toont zijn oude, tandeloze glimlach.

“Heb je verder nog verlangens, mijn zoon?” vraagt hij.

“Uw woorden zijn mijn waarheid,” antwoord ik. Ik zit met mijn benen gekruist voor hem en maak het vredesgebaar. “Ik ben gelukkig. Mijn ziel is één met de aarde.”

Hij knikt begrijpend en zet zijn panfluit aan zijn lippen. “‘Footloose’ van Kenny Loggins,” zegt hij. “Een van mijn favoriete nummers.”