H.
Dinsdag, 09.30
Ik klap mijn handspiegeltje open, controleer mijn gezicht en poeder mijn neus nog een keer. Ik heb dat al twee keer gedaan vanmorgen, maar een laatste toefje kan geen kwaad. Ik graaf in mijn make-uptasje en trek mijn beste Lancóme-lipliner te voorschijn. Ik doe de dop eraf en begin mijn lippen te omlijnen.
“Hij is er,” zegt Brat die plotseling de deur van mijn kantoor geopend heeft en leunend op de deurklink naar binnen hangt.
“Niet doen,” snauw ik en de lipliner schiet door naar mijn neusgat.
“Nou, rustig maar,” zegt hij geïrriteerd en slaat de deur achter zich dicht. Ik schiet opnieuw omhoog. Chagrijnig kijk ik naar de deur, pak een tissue uit de doos op mijn bureau en kijk weer in de spiegel om mijn uitschieter te corrigeren. Ik zie er niet slecht uit, als je bedenkt dat ik nauwelijks geslapen heb en een monsterlijke pukkel tussen mijn wenkbrauwen onder een dikke laag camouflagecrème weggewerkt heb. Huiverend raak ik de pukkel met mijn vinger aan.
Kom op. Hou op met dat getreuzel.
Ik spuit wat parfum in mijn hals, doop mijn polsen in de vloeistof en wrijf ze tegen elkaar. Dan haal ik diep adem en wrijf mijn klamme handpalmen af aan mijn rok. Het helpt niet.
Laurent is hier.
Hier in Londen.
Op dit kantoor.
Nu.
Ik pak de papieren van mijn bureau en leg ze op volgorde. Buiten fluistert Brat in de telefoon. Met zijn hand schermt hij het mondstuk van de hoorn af. Ik sta ongeduldig te wachten tot hij klaar is en hij kijkt me woest aan als hij eindelijk de hoorn heeft neergelegd. “Dit moet gekopieerd worden,” zeg ik, zijn gekwetste blik negerend, en ik leg de papieren op zijn bureau. “En de script-wijzigingen?” vraag ik.
“Nou, als je me een minuutje mijn gang zou laten gaan, zou ik dat kunnen doen,” gromt hij.
Ongeduldig adem ik luid uit. Sinds ik gisterenochtend weer op kantoor kwam, doet Brat vervelend. Hij is vast uit zijn humeur omdat hij het rijk voor zichzelf had toen ik in Parijs was.
“Als je wat minder privé-gesprekken voerde, zou je misschien wel tijd hebben,” zeg ik scherp. “Ik wil die kopieën vanmiddag op mijn bureau. En geen smoesjes.”
Ik draai me om, druk mijn mapje tegen mijn borst en begeef me met trillende knieën naar de lift. Ik vraag me af of iemand het in de gaten heeft.
Dit is zo oneerlijk. Ik wilde dat Laurent en ik alleen waren als we elkaar weer tegen zouden komen. Ik stelde me onze ontmoeting voor op het treinstation in Parijs of elkaar in de armen rennend op een vliegveld. Ik had nooit gedacht dat hij hier in Londen zou langskomen. In mijn fantasie zag ik hem nooit in mijn wereld. In mijn kantoor. Laat staan met Eddie erbij.
Dit wordt zo vernederend. Sinds ik uit Parijs vertrokken ben, heb ik Laurent niet meer gesproken en hij zal onderhand wel denken dat ik een telefonische stalker ben. Vanuit Leisure Heaven heb ik een huilerige, gekwelde boodschap ingesproken. Op zondagavond heb ik drie berichten op de voicemail van zijn mobieltje achtergelaten en gisteren heb ik de hele dag zijn kantoor gebeld, maar hij was steeds ‘in vergadering’.
Tegen vijf uur ‘s middags was ik de wanhoop nabij en belde Amy.
“Hij haat me,” deelde ik haar mee.
“Hij haat je heus niet,” zei ze. Het was duidelijk dat ze me niet serieus nam. “Misschien zit hij wel echt in vergadering.”
“Nee, hij negeert me. Het is allemaal voorbij.”
“Rustig nou maar. Het komt wel goed,” zei ze, maar het klonk niet overtuigend. Ze was meer bezig met de vraag of ze Jack naar de ehbo moest brengen, omdat hij al vierentwintig uur niet bewogen had.
Ik had net besloten dat mijn dag erop zat toen Eddie binnenkwam.
“Alles goed?” vroeg hij joviaal.
Ik knikte en vroeg me af wat hij van me wilde.
“Ik heb een zwaar weekend gehad, dus ik dacht dat ik maar beter kon vertrekken,” zei ik op waarschuwende toon. Ik maakte mijn tas open.
“Kun je morgenochtend vroeg beginnen?” vroeg hij.
“Dat doe ik altijd,” zei ik bits, een manuscript in mijn tas schuivend, geïrriteerd omdat hij het lef had om te suggereren dat ik de kantjes ervan afliep.
“Maar morgen krijgen we bezoek,” zei hij.
“Wie?”
“Laurent. Hij is overgekomen uit Parijs en hij wil blijkbaar onze strategie bespreken.”
Als hij gezegd had dat de president van de Verenigde Staten op bezoek kwam, was ik minder geschokt geweest, maar ik slaagde erin om Eddie onverstoorbaar aan te blijven kijken, terwijl mijn maag een sprongetje maakte.
“Ik heb om half tien een vergadering met Laurent en de andere bonzen, maar ik dacht dat je misschien van tevoren even binnen zou willen wippen om gedag te zeggen, omdat je hem vorige week in Parijs nog ontmoet hebt,” zei hij.
“Tuurlijk,” zei ik. “Bedankt.” Ik pakte de rest van mijn spullen in de tas en mijn hoofd zoemde zo erg, dat ik niet doorhad dat Eddie nog ergens op stond te wachten.
“O…en…eh…zou je de schema’s die je voor me gemaakt hebt opnieuw uit kunnen printen op briefpapier? En neem ze dan morgenochtend mee,” voegde hij eraan toe en hij ging ervandoor voordat ik de kans had om te protesteren.
Een moment stond ik als verlamd, toen pakte ik mijn jas en rende zowat het kantoor uit naar huis om mezelf een grondige opknapbeurt te geven.
Natuurlijk is het ijdele deel van mij stiekem opgewonden, omdat Laurent dit onverwachte tripje misschien, heel misschien, gepland heeft omdat hij mij wilde zien.
Misschien kon hij me niet terugbellen, maar wilde hij me zo wanhopig graag zien dat hij besloten heeft om in levenden lijve te verschijnen. Om goed te maken dat hij niet bereikbaar was. Misschien heeft hij wel een groots plan uitgedacht om bij mij in Londen te komen wonen. Misschien wil hij wel dat ik bij hem in Parijs kom werken.
Of misschien moet ik mezelf eens tot de orde roepen.
Ik heb mijn beste mantelpakje aan met een klein topje, dat ik gisteravond nog snel met de hand moest wassen en dat nog steeds een beetje vochtig is, ondanks mijn wanhopige pogingen vanochtend om het droog te strijken. Het zit niet lekker op mijn rug. Ik stap de lift uit en controleer opnieuw of de papieren in orde zijn.
Eddie is met Laurent in de vergaderzaal en laat hem op de videorecorder in de hoek een stukje zien van de soap die overdag wordt uitgezonden. Laurent staat met één arm voor zijn borst en de andere onder zijn kin en kijkt met een afkeurende blik naar het scherm. Hij is gebruind door de zon en ziet eruit alsof hij zich niet helemaal op zijn gemak voelt in zijn donkere pak. Maar ik heb hem ook nog nooit in pak gezien. Ik ken hem alleen in spijkerbroek met T-shirt en zijn peper-en-zoutkleurige haar dat tot op zijn kraag hangt. In pak lijkt hij op een voetbalster die te gast is in een televisieprogramma en ondanks mijn belofte aan mezelf om me professioneel te gedragen, voel ik een pijnlijk verlangen opkomen ergens in het verbindingsstuk van mijn speciaal voor de gelegenheid aangeschafte panty.
“Daar ben je!” zegt Eddie als hij me ziet. Hij drukt op een knopje van de afstandsbediening. “Laurent, je kent Helen?”
“Hallo Laurent,” zeg ik glimlachend en ik loop naar voren om zijn hand te schudden. Dezelfde hand die ik het laatst zag in de spiegel van het hotel, toen hij mijn billen omvatte.
“Hoi,” zegt Laurent eenvoudig. Zijn donkerblauwe ogen maken contact met de mijne.
“Oké, ik moet even wat spullen uit mijn kantoor pakken en Will ophalen,” zegt Eddie onderweg naar de deur, maar ik hoor hem nauwelijks. “Je vindt het niet erg om Laurent even gezelschap te houden, hè?”
“O, eh, helemaal niet,” zeg ik glimlachend.
We kijken alletwee naar Eddie die de deur achter zich dichttrekt. Even zeggen we niets.
“En…?” vraag ik, mijn handen half ineengevouwen voor me.
Zoals meestal het geval is met van die korte vraagjes, klinkt het heel geladen, maar dat moet ook wel. We hebben niet veel tijd en ik heb geen keuze.
Laurent kijkt me aan en ik ben me bewust van mijn lippenstift en vraag me af of ik niet te direct geweest ben. Maar dan begint hij langzaam te lachen en er gaat een golf van opluchting door me heen.
Hij is wel blij om me te zien.
“En?” herhaalt hij plagend.
Ik bestudeer de contouren van zijn gezicht, de boog van zijn wenkbrauwen, de brutale kuiltjes in zijn wangen en zonder erbij na te denken stap ik onhandig naar voren over het gevlekte kleed, dat tussen ons in ligt. Ik sta nu vlak bij hem. “Ik heb je gemist,” fluister ik. Mijn vinger glijdt over de stof van zijn pak en ik herinner me dat ik precies in het holletje van zijn arm pas.
“O, Helen,” zucht Laurent. Zijn accent is als een streling en ik sluit mijn ogen en leun naar hem toe. Maar in plaats van me stevig vast te houden zoals ik verwacht, pakt hij mijn beide bovenarmen vast.
“Ik denk niet dat je het begrijpt,” zegt hij, me vriendelijk aankijkend.
“Wat moet ik begrijpen?”
Laurent gaat rechtop staan en laat me los.
“Jouw bezoek,” begint hij. “Het was…hoe moet ik het zeggen?” Hij ziet eruit alsof hij een moeilijke wijn probeert te beschrijven, maar weet dan niets beters te verzinnen dan ‘erg speciaal’.
Ik houd mijn adem in. Zelfs met zijn zware Franse accent kan ik horen dat er een ‘maar’ achteraan gaat komen.
“Wat bedoel je?”
“O, lieve hemel.” Hij kijkt geamuseerd als hij mijn gelaatsuitdrukking ziet. “Ik hoop niet dat je een verkeerd idee gekregen hebt.”
“Een verkeerd idee?”
“We kunnen niet doorgaan met ons…” hij beweegt zijn hand tussen ons heen en weer alsof hij een nare geur wil verdrijven, “eh, ding.”
“Ding?” herhaal ik.
Laurent doet een stap naar me toe, maar ik deins achteruit en knik met mijn hoofd als de omvang van mijn dwaasheid tot me doordringt.
“Je bent een mooie vrouw,” zegt hij, maar ik hoef verder niets meer te horen.
“Je hebt me gebruikt,” onderbreek ik hem met trillende stem.
“Ik denk dat we elkaar hebben gebruikt, om veel plezier te hebben.”
Ik staar naar het kleed. Ik voel hoe mijn ogen volschieten van woede en bittere schaamte over mijn naïviteit.
“Kunnen we geen vrienden zijn?” vraagt hij. Hij legt zijn vinger onder mijn kin en tilt mijn gezicht op naar het zijne, maar ik trek mijn hoofd weg en hij laat zijn hand vallen, juist op het moment dat Will, onze directeur, binnen komt denderen, op de voet gevolgd door Eddie.
“Laurent, kerel!” zegt hij. Hij heeft zijn handen vol met videobanden en dossiers. Zijn wangen zijn rood en opgelucht laat hij alles op de tafel vallen. Met een stap staat hij bij ons.
“Je hebt Helen ontmoet. Heel goed, heel goed,” doet hij opgetogen.
Eddie strijkt met zijn hand door zijn haar en kijkt me nerveus aan als Will Laurent omhelst. Hij wordt altijd nerveus als Will in de buurt is en ik hoor hier eigenlijk niet te zijn. Ik pak mijn dossier op en schuif de papieren erin. Mijn ogen prikken.
“Oké. Te gek,” zegt Will. Hij zet zijn handen in de zij en knikt geestdriftig. “Hoe is het thuis?” gaat hij uitbundig verder. “Met je vrouw?”
Vrouw?
“En de kinderen?”
Ik sluit mijn ogen. Mijn knieën zitten op slot en elke spier in mijn lichaam is gespannen.
“Het gaat prima met ze, dank je,” zegt Laurent hoffelijk.
“Oké. Te gek,” zegt Will weer, in zijn handen wrijvend. “Zullen we maar eens beginnen?”
Ik staar naar Laurent en mijn benen lijken wortel geschoten te hebben in het kleed.
“Helen?” zegt Eddie scherp. “Het is fijn dat je even bij hebt kunnen praten met Laurent. Kunnen we dan nu de schema’s krijgen, alsjeblieft?”
“O…ja,” mompel ik. Ik recht mijn rug en gooi het dossier voor Eddie neer voordat ik de vergaderzaal uit strompel.