4

Het duurde vier dagen voordat ze zichzelf genoeg in de hand had om een antwoord te gaan formuleren. Haar nachten waren vol onrustige dromen, ze speelden zich allemaal af in de buurt van grote wateren. Enorme gedaantes zweefden als zwarte wolken onder het wateroppervlak en hoewel zij op het land stond, ervoer ze hen als bedreigend, alsof ze haar toch iets zouden kunnen doen. Ze was weer slank en zou zich vrij hebben kunnen bewegen als niet iets anders haar dat had belet. Iets met haar benen. Verscheidene keren was ze wakker geworden toen een reusachtige golf over haar heen kwam spoelen en het net tot haar was doorgedrongen dat ze niet zou ontkomen.

Het grote kussen achter haar rug was nat van het zweet. Ze zou zo graag gewoon willen kunnen liggen. Eén nacht liggen slapen als een gewoon mens. Dat kon niet meer. Als ze ging liggen zou ze stikken onder haar eigen gewicht.

Het was jaren geleden dat ze voor het laatst een brief had opgesteld. Ze had al meteen diezelfde dag een van de verzorgstertjes om briefpapier gestuurd, maar dat had ze weggestopt in de bovenste la van haar bureau. De brief die beantwoord moest worden lag daar al, zo goed mogelijk gladgestreken nadat hij eerst was verfrommeld, en elke keer dat ze erlangs liep werd haar blik naar het sierlijke geelkoperen beslag getrokken.

De afgelopen dagen waren er meer flarden van herinneringen uit de diepten opgedoken. Korte fragmenten waarin Vanja meespeelde. Vanja lachend op een blauwe fiets. Vanja volledig verdiept in een boek. Ze had haar donkerbruine paardenstaart, die altijd met een rood elastiek bijeengehouden werd, helder en duidelijk gezien. En dan een diffuus beeld van de houtschuur thuis, wat die er nu mee te maken had? Brokstukjes die niet op de goede plaats wilden gaan liggen. Kleine, nuchtere fragmenten die geen enkele emotionele betekenis hadden.

Ze had de koelkast leeggegeten. Alles was op. Drie keer had ze zo'n enorme trek gehad dat ze de pizzeria moest bellen. Er stond een halfuur op de bestellijst, maar het waren ook al van die sukkels die nooit op tijd kwamen.

Dat iets wat leeg was zoveel pijn kon doen.

De brief was voortdurend in haar gedachten. Ze zou hem het liefst verscheuren en weggooien, maar het was te laat. Ze had de woorden gelezen en die hadden zich in haar geheugen gegrift en ze kon ze onmogelijk naast zich neerleggen. Het ergste van alles was dat de woede af begon te nemen en plotseling ruimte openliet voor iets anders. Een duistere vrees.

Eenzaam.

Van dat gevoel had ze lange, lange tijd geen last gehad.

Het ergst waren de nachten.

Ze probeerde zichzelf wijs te maken dat ze nergens bang voor hoefde te zijn. Vanja zat opgesloten en kon haar niets doen. Mocht er een nieuwe brief komen, dan kon ze die ongelezen weggooien. Ze zou er niet nog een keer in trappen.

Maar verstandige woorden hielpen niet. En ze besefte dat ze eigenlijk niet bang was voor Vanja, maar voor iets anders.

Die ochtend stond ze vroeg op, nog voordat het licht was. Ze durfde nooit onder de douche te gaan staan als er een kans bestond dat zo'n verzorgstertje haar zou verrassen. Ze had er moeite mee om zich goed af te drogen tussen alle plooien en ze had wel een idee hoe het eczeem op haar rug eruitzag. De jeuk verried het haar. Als ze haar zagen, zouden ze alarm slaan en nooit van zijn leven zou ze toestaan dat iemand haar insmeerde. Ze had twee jurken waar ze nog steeds in paste. Lange tenten met een opening in de nok. Ze had ze vijftien jaar geleden laten naaien en ze wilde er niet over nadenken dat de ene binnenkort te klein zou zijn.