2

Terwijl Kari Jacobs-Baxter haar gezicht waste voordat ze naar bed ging, rinkelde de telefoon. Ze liet het washandje in de wastafel vallen en depte haar gezicht af met een handdoek.

Het was in Bloomington, Indiana, een heerlijke herfstavond, zo’n avond die kunstenaars inspireerde tot het schilderen van een meesterwerk van met maanlicht beschenen boerderijen en glooiende heuvels. Hoe druk Kari en Tim het de afgelopen tijd ook hadden, hoe moe en uitgeput ze zich de laatste tijd ook voelde, Kari was blij met de wisseling van de seizoenen. Het korter worden van de dagen en de verkleuring van de bladeren schenen een belofte voor rustiger tijden, lange, donkere avonden waarin zij en Tim de gelegenheid zouden hebben om te praten over een idee waar Kari het afgelopen halfjaar veelvuldig over had nagedacht.

Het idee om andere echtparen in hun huwelijk te gaan helpen.

Niet dat ze van plan was al haar tijd daaraan te gaan besteden, dacht ze, maar misschien een bijeenkomst midden in de week voor echtparen die een betere band met God en met elkaar wilden krijgen. Echtparen zoals zij en…

De telefoon ging voor de derde keer over en ze nam hem op. Waarschijnlijk Tim, die even een babbeltje wil maken. Tim was naar een conferentie, drie uur rijden van huis, en zou pas zondagmiddag weer thuiskomen.

‘Hallo.’ Ze ging op de rand van het bed zitten en wierp een blik op de klok. Half elf. Precies de tijd waarop Tim gewoonlijk belde als hij van huis was. Ze wachtte op zijn stem, maar ze hoorde alleen maar een zwakke ademhaling aan de andere kant van de lijn. Kari fronste haar voorhoofd en vroeg zich af of de verbinding misschien slecht was. ‘Tim?’

‘Eh…’ De stem klonk schor en was van een jongere man. Kari’s gezicht betrok. De stem klonk niet professioneel genoeg om van een vertegenwoordiger te zijn. En zelfs over de telefoon hoorde Kari dat de stem iets vreemds had. Iets van angst misschien. Ze liet haar ogen even rollen. Misschien iemand die een grapje wil uithalen. Ze boog zich naar voren om de telefoon weer neer te leggen toen de man zijn keel schraapte. ‘Luister eens, ik wil u iets vertellen.’

Kari hield haar adem even in en gaf zichzelf op haar kop. Ze hoefde zich nergens zorgen over te maken. Tim had haar de vorige avond vanuit het hotel waar hij logeerde opgebeld. Haar ouders en familieleden maakten het allemaal goed; ze had vanmorgen haar moeder nog over de telefoon gesproken. Ze ademde weer uit en probeerde zich te beheersen. ‘Bent u een verkoper?’

‘Nee,’ zei de man snel. Te snel. ‘Zoals ik al zei, ik moet u iets vertellen.’

Kari zuchtte en dacht ingespannen na. Het viel haar nauwelijks op dat ze sneller was gaan ademen. ‘Luister eens, ik heb het druk.’ Ze trommelde afwezig met haar vingers op het nachtkastje. ‘Vertel maar wat u hebt te zeggen.’

‘Ik kan u niet vertellen wie ik ben.’ De man haalde een keer moeizaam adem. ‘Maar wat ik u wil vertellen is echt waar. U kunt het controleren.’

Ze begon er steeds minder van te begrijpen. Waar wilde die man het over hebben? Wie was hij en waarom zei hij niet wie hij was? En wat wilde hij haar eigenlijk vertellen? Ze voelde zich nijdig worden. ‘Wat wilt u eigenlijk?’

De man aan de andere kant slaakte opnieuw een diepe zucht. ‘Uw man heeft een verhouding.’

Haar hart begon aan een vrije val waarbij ook haar maag betrokken was. Ze knipperde even met haar ogen en stootte een oppervlakkig lachje uit. ‘Waar hebt u het over?’ Wat een misselijke streek, mij thuis bellen om me een leugen te vertellen die onmogelijk… ‘U kent mijn man niet eens.’

‘Ik ben bang u ook niet, mevrouw.’ Hij wachtte even. ‘Ik dacht dat ik u de waarheid moest vertellen. Ik moet nu gaan.’

‘Wacht!’ Adrenaline stroomde door Kari’s aderen, zocht een weg door haar armen, benen en hart en ze kreeg opnieuw het gevoel dat ze viel, verder en verder naar beneden in een afschrikwekkende, duistere afgrond. Ze schudde krachtig haar hoofd en probeerde zich vast te klampen aan iets wat wel klopte. De man loog; dat moest wel. Tim nam deel aan een conferentie in Gary, Indiana, over persvrijheid. Hij was eigenlijk veel liever niet gegaan, had hij haar nog gezegd voor hij was weggegaan.

Kari sloot haar ogen en haar hart leek te stoppen. In gedachten hoorde ze Tims stem weer: Ik heb een grote hekel aan dat soort dingen, maar ik moet wel, schat. Ze zag nog steeds de ernst in zijn ogen en kon de oprechtheid in zijn stem horen. Het bestuur verwacht van mij dat ik erheen ga.

Ze voelde haar hart in haar borst plotseling weer kloppen, deze keer twee keer zo snel als tevoren. Ze deed haar ogen weer open en haalde een kladblok en een pen uit de lade van het nachtkastje. Haar handen beefden zo hevig dat ze ze nauwelijks vast kon houden Het is onmogelijk… het kan niet… het is een leugen…

‘Waarom..?’ Haar stem klonk laag en hol, alsof haar hele bestaan in de tijd die de beller had nodig gehad om haar zijn boodschap over te brengen, was uitgedoofd. Het kostte haar moeite de woorden te vinden. ‘Waarom zou ik u geloven?’

De beller aarzelde even. ‘Laat ik zeggen dat ik dit doe om ons beiden een dienst te bewijzen. Hij is niet op de campus en zit nu in een van de flats aan Silverlake. Hij was daar afgelopen nacht en ik neem aan dat hij er vannacht weer is. Hij zit in de flat van Angela Manning. Ze studeert journalistiek aan de universiteit.’ Hij aarzelde even. ‘Gelooft u mij nu wel?’

Kari schudde haar hoofd, eerst langzaam en toen heftig. ‘Nee, nee, ik geloof u niet.’ Tranen stroomden over haar wangen en het gevoel dat ze viel werd nog heviger. ‘U… u bent in de war met iemand anders.’

‘Luister, dame…’ De beller werd ongeduldig. ‘De man over wie ik het heb, is professor Tim Jacobs. Dat is toch uw man?’

Kari’s ogen werden twee keer zo groot en haar maag trok samen. Ze liet de telefoon vallen alsof die plotseling gloeiend heet geworden was. Zonder te stoppen om de hoorn op te rapen, rende ze naar de badkamer en ze was nog maar net op tijd om zich over de toiletpot heen te buigen.

Haar maag trok steeds opnieuw samen tot alles eruit was was. Niet alleen haar maag was leeg, maar ook haar hart. Zwak en bevend over haar hele lijf, stond Kari weer op en veegde met een stuk toiletpapier haar mond af. Het kan niet waar zijn. Nee toch? Er was niets wat erop wees

Die gedachte trof haar en Kari herinnerde zich een paar dingen van de afgelopen maanden. In de herfst had Tim het vaak druk met conferenties, maar zo druk als nu had hij het nog nooit gehad. Hij was de weekenden zo vaak weg dat Kari zich nog nauwelijks kon herinneren wanneer hij voor het laatst was thuis geweest. Was dat vier weken geleden? Vijf?

Weer werd ze overvallen door een golf van misselijkheid maar ze bleef op de been. Ze had geen tijd om zich over toiletpotten heen te buigen, het ergste vrezend en zich afvragend of het mogelijk was dat er aan haar leven zoals zij het tot nu toe gekend had, een verpletterend einde was gekomen.

Kari keek naar haar spiegelbeeld en schudde haar hoofd. ‘Het moet een vergissing zijn,’ fluisterde ze. ‘Dat moet wel.’ Haar haar was losgeraakt uit de haarklem en hing nu in slierten langs haar gezicht. Ze stak haar haar weer op, boog zich dichter naar de spiegel toe en bekeek haar ogen en de hoeken van haar mond. Ze zag geen zichtbare rimpeltjes, ook niet nu ze de laag make-up, die ze voor de fotosessie vandaag had nodig gehad, van haar gezicht had gewassen. Kari werkte parttime als fotomodel voor catalogi van grote modewinkels en ze had vandaag in avondjaponnen geposeerd. Voor dergelijke fotosessies was een zware make-up noodzakelijk. Maar zelfs zonder die make-up zag ze er jonger uit dan haar achtentwintig jaar.

Ze bestudeerde haar jukbeenderen en kin en trok het loshangende T-shirt strak om zich heen, zodat ze haar figuur kon zien. Best mogelijk dat ze de afgelopen maanden wat dikker geworden was, maar dat was geen reden geweest om haar als fotomodel te ontslaan. En dat was zeker geen reden geweest om…

Toen ze haar ogen sloot, zag ze in gedachten Tims gezicht. Je bent verrukkelijk, schat. Verrukkelijk. Ik kan niet genoeg van je krijgen. Hij had het gezegd zo lang als ze hem kende, sinds haar laatste jaar op de Universiteit van Indiana – het jaar waarin zij en Ryan Taylor eindelijk besloten hadden om ieder hun weg te gaan.

Het beeld in haar gedachten veranderde.

Ryan

Kari schudde nauwelijks merkbaar haar hoofd. Ze had vanmorgen net weer gehoord dat hij terug was in de stad en dat hij een baan als sportleraar aan een middelbare school gekregen had.

Nee, Kari, niet aan denken, vermaande ze zichzelf. Herinneringen aan de jongen met wie ze verkering had gehad, kon ze maar beter niet koesteren. Zeker niet nu haar huwelijk, haar hele leven afhing van de juistheid van een enkel telefoongesprek.

Kari deed haar ogen weer open en keek opnieuw naar haar spiegelbeeld, alsof dat haar kon vertellen wat ze moest weten. Was er echt iemand anders, iemand met wie hij een relatie had? In reactie trok haar maag weer samen. Dat was onmogelijk. Tim Jacobs? Leider van de schoolvereniging? Voorzitter van de sportvereniging van christelijke studenten? De voormalige leider van de Bijbelstudiegroep van de universiteit?

Hij zou haar nooit bedriegen… nee toch? Ze dacht terug aan de stem van de beller en wist dat er maar één manier was om er achter te komen. Ze deed haar ogen weer dicht en bad om kracht.

WEES NIET BANG. IK ZAL IN AL JE BEHOEFTEN VOORZIEN.

Het waren woorden die ze een paar uur eerder gehoord had op de radio toen ze naar huis reed na de fotosessie. Op dat moment hadden de woorden geen bijzondere indruk op haar gemaakt. Kari was per slot van rekening niet bang of behoeftig. Ze hield van het leven dat ze leidde – had een fantastische familie, een fijne gemeente, een prima baan en een geweldige echtgenoot…

Maar dat was allemaal vóór het telefoontje.

Haar hart bonsde en ze probeerde de angst die ze voelde weg te slikken. WEES NIET BANG…

De gedachte vatte post bij haar en bleef even hangen. Het enige wat ik wil is dat de man die belde het bij het verkeerde eind had, Heer. Ik houd van Tim, echt. Helpt U mij te begrijpen wat er aan de hand is.

WEES NIET BANG

Vrede, warmte en zekerheid overspoelden haar en ze voelde dat de spieren in haar nek zich ontspanden. Het moest gewoon een vergissing zijn, of een gemene streek. Dat moest.

De telefoon in het andere vertrek piepte protesterend omdat de hoorn niet op de haak lag. Ze liep terug naar de slaapkamer en legde de hoorn terug. Haar armen en benen beefden nog steeds en ze had maagpijn. Er gingen allerlei scenario’s door haar heen en terwijl ze die overwoog werd ze opnieuw overvallen door angst. Had Tim echt een conferentie dit weekend? En hoe stond het met die andere conferenties? Was hij daar werkelijk geweest? Zo niet, waar was hij dan…?

Toen herinnerde ze het zich. Hij had de gegevens over de conferentie ergens op een stukje papier geschreven. In de keuken, waar ze elkaar een kus ten afscheid gegeven hadden. Kari rende de trap af en zocht in het kastje in de keuken. In de stapels papieren en post die ze vond zocht ze wanhopig naar een papier met Tims handschrift erop. Ze had er op dat moment geen aandacht aan besteed omdat ze dacht dat ze het toch niet nodig zou hebben. Hij had haar de vorige avond gebeld en ze was er zeker van geweest dat hij haar vandaag wel weer een keer zou bellen.

‘Kom op,’ mompelde ze. In haar haast duwde ze een stapeltje tijdschriften opzij. Ten slotte viel haar oog op een kladblaadje met de naam van een hotel en het telefoonnummer erop in Tims handschrift.

Kari pakte de telefoon en draaide het nummer voordat ze er goed over nagedacht had.

‘Marriott Hotel. Gary, Indiana.’

Ze slikte. ‘Ja, ik eh… wil Tim Jacobs graag spreken. Logeert hij in uw hotel?’

‘Wilt u even wachten?’

God, alstublieft, laat hem er zijn…

De man kwam weer terug aan de lijn. ‘Het spijt me, maar er logeert hier niemand met die naam.’

Kari zou zich niet beroerder hebben kunnen voelen als er iemand naar haar was toegelopen om haar een stomp in haar maag te geven. Weer kreeg ze het gevoel dat ze viel en ze moest zich aan de tafel vasthouden. ‘Hij eh… neemt deel aan die conferentie over persvrijheid.’

‘Even geduld alstublieft.’ Ze hoorde papieren ritselen. ‘Er zijn dit weekend vier conferenties, maar er is geen conferentie over persvrijheid. Vergadert hij met de Midwestern Chefs misschien?’

Kari schudde haar hoofd en kreeg tranen in haar ogen. ‘Nee, ik zal het verkeerde hotel wel hebben gebeld.’

Het bloed trok weg uit Kari’s gezicht en ze legde de telefoon neer. Haar hart en geest wedijverden om de voorsprong in een race die voorbestemd leek haar te doden. Ze haalde moeizaam adem terwijl ze haar handen voor haar gezicht sloeg en krampachtig probeerde een redelijke verklaring te vinden. Hij had haar per ongeluk de verkeerde informatie doorgegeven van de vorige conferentie. Of van de volgende. Hij had het verkeerde hotel van zijn secretaresse doorgekregen. Er moest een verklaring voor zijn. Wat dan ook.

Kari deed haar ogen weer open en besefte dat er slechts één manier was om erachter te komen. ‘Goed.’ Ze zuchtte een keer en pakte haar autosleuteltjes. Haar hele leven had ze in Bloomington gewoond en ze had jaren achtereen vrienden bezocht in de flatjes die niet op het universiteitsterrein stonden.

Tien minuten later sloeg ze bij South Maple af en reed naar het flatgebouw aan Silverlake. Ze zocht de tegenoverliggende kant van de straat af naar Tims zwarte Lexus, maar zag niets. Ze kalmeerde een beetje. De beller moest een smerige streek met haar uitgehaald hebben. Voor alles was een verklaring. Tim was in Gary, niet hier in…

Ze hijgde. Voor haar, aan de rechterkant van de straat, precies onder een straatlantaarn, zag ze een vertrouwde donkere auto staan. Nee, God. Nee. Ze ging wat langzamer rijden en toen de donkere auto in zicht kwam, zag ze dat het een Lexus was. Net zo’n auto als Tim had.

Er zijn massa’s mensen die in zo’n auto rijden. Heel veel mensen. De nummerplaat… ze kon er niet zeker van zijn zonder het nummer te zien.

Twee jaar geleden had ze een bijzonder goed jaar als fotomodel gehad en had ze Tim voor zijn verjaardag verrast met de auto van zijn dromen – tot en met de kentekenplaten toe. Nu kwam ze tot stilstand achter de Lexus en had ze in het licht van haar koplampen een duidelijk zicht op de achterkant van de auto. Ze las de letters die zij zelf had uitgezocht: write2u.

Haar gezicht werd warm en ze kon nauwelijks ademhalen. Tranen liepen over haar wangen en ze balde haar vuisten. Het was dus toch waar.

Alles wat er in het afgelopen uur gebeurd was, leek iets uit een nachtmerrie en Kari bad dat ze weer wakker zou worden. Sinds ze Tim had ontmoet, had ze hem nooit in staat geacht om dit te doen, om te liegen en te bedriegen en…

Allerlei mogelijkheden kwamen in Kari op. Ze zou haar auto kunnen parkeren en van de ene flat naar de andere gaan totdat ze hem vond. Of ze zou naar huis kunnen gaan en een advocaat bellen. De tranen stroomden nu overvloedig en ze voelde dat ze in paniek raakte. Zwarte vlekken dansten voor haar ogen en ze vroeg zich af of ze hyperventileerde.

Was er nog een mogelijke verklaring? Was hij misschien een vriend aan het helpen of had hij een ontmoeting met een andere professor? Misschien was hij met iemand anders meegereden naar Gary, met iemand die hier in de flat woonde…

De excuses vervaagden en in hun plaats vormde zich een idee. Ze parkeerde haar auto en stapte uit. Toen liep ze naar Tims auto en wierp zich met al haar opgekropte woede en angst tegen de auto aan.

Onmiddellijk klonk het alarm van de auto van haar man door de stille nacht en weerkaatste oorverdovend tegen het flatgebouw. Kari keerde terug naar haar auto, stapte in en wachtte.

Wees hier niet, Tim. Alsjeblieft… laat er een reden zijn om…

Terwijl het alarm een minuut lang huilde en toen nog een, hield ze haar blik gericht op de ingang van de flat. De deur van de hal in het flatgebouw vloog plotseling open en daar was hij. Haar man, de man die ze met hart en ziel vertrouwd had.

Hij was gekleed in een trainingsbroek en een wit T-shirt en zijn haar zat in de war. Kari kreeg een brok in haar keel. Hoe kon hij? Hoe kon hij tegen haar gelogen hebben?

Ze zag hem naar de straat rennen, zijn sleutel op de Lexus richten en de knop indrukken. Het alarm stopte en Tim keek om zich heen. Voor hij zich kon omdraaien, deed ze het portier open en stapte uit.

Haar plotselinge beweging trok Tims aandacht en van twintig meter afstand keken ze elkaar aan. Zijn mond zakte open en Kari zag hoe alle kleur uit zijn gezicht wegtrok. ‘Kari…’ Hij deed twee stappen naar haar toe en bleef toen staan.

Ze wilde hem in zijn gezicht slaan of hem schoppen of smeken met haar naar huis te gaan om haar te vertellen dat het allemaal een vergissing was. Maar de werkelijkheid was te hard om te bevatten. Ze overwoog tegen haar auto aan te vallen en te huilen, maar ze had er de kracht niet voor. Ze liet zich terugzakken op de zitting en startte haar auto, haar ogen vertroebeld door tranen.

Het was niet te bevatten, alsof het allemaal met iemand anders gebeurde. Kari kon nauwelijks ademhalen terwijl haar handen automatisch aan het stuur draaiden en ze haar weg naar huis vond. Onderweg dacht ze eraan naar haar ouders of naar een van haar drie zussen te gaan die in de buurt woonden. Maar dat zou ze later kunnen doen. Nu wilde ze alleen zijn om de slag tot zich door te laten dringen en zichzelf de tijd geven om te treuren tot ze eindelijk de feiten zoals ze waren kon geloven.

Tim had een verhouding. Met een studente.

Ze liep schuifelend met korte passen uit de garage het huis binnen, waar ze zich op de sofa wierp en huilde. Niet op de manier zoals ze gehuild had toen zij en Ryan tijdens hun studententijd een eind aan hun verkering hadden gemaakt en zelfs niet op de manier toen ze kort nadat ze met Tim getrouwd was een miskraam had gekregen.

Dit was een diep, schor gehuil dat vanuit een plaats uit haar binnenste voortkwam waarvan ze het bestaan tot nu toe niet had gekend. Een donkere plek, leeg van alle woorden met uitzondering van een hartverscheurend waarom.

Waarom was dit gebeurd? Wat was er mis gegaan? Tim voelde zich nog steeds tot haar aangetrokken, dat wist ze zeker. Maar wat was het dan? In een poging zich voor te stellen waarom zij niet genoeg voor hem was geweest, pijnigde ze haar hersens.

Toen begon het tot haar door te dringen. Tims studente moest slimmer, meer academisch, beter met woorden zijn. Dat moest het zijn. Als Tim thuis kwam, had hij altijd de mond vol gehad over deze of gene student. Hij gaf haar dan voorbeelden van proefwerken van studenten alsof het maken van een goed verslag het grootste talent was dat iemand kon hebben.

Ze herinnerde zich dat zij en Tim een keer een feestje op de universiteit bijwoonden. Het was een van haar eerste bijeenkomsten op de universiteit en ze had het geweldig gevonden om daar met hem te zijn. Ze stonden bij een groepje talentvolle mensen met gevoel vor humor toen het gesprek op boeken kwam. De voorzitter van Tims faculteit hield een betoog over een of andere verhandeling uit Washington en een vrouw die Kari maar heel even daarvoor ontmoet had, noemde een aantal Zuid-Amerikaanse gedichten waar ze van hield. Toen boog de lange vrouw naast Kari zich uitnodigend naar haar toe en vroeg haar welke boeken zij zoal las.

Ze had vol zelfvertrouwen geknikt en haar de waarheid verteld. ‘Zo’n beetje alles van John Grisham. Maar zijn beste boek vind ik Advocaat van de duivel.’

De stilte die daarop volgde leek wel een uur te duren. De voorzitter van de faculteit trok zijn wenkbrauwen op. De mond van de lange vrouw vertrok tot een onaangenaam glimlachje dat meer weg had van een spottende grijns. Het gezicht van de vrouw die over de gedichten gepraat had, verstrakte; toen stootte ze een lachje uit alsof het plotseling tot haar doordrong dat Kari een grapje maakte. Een oudere man krabde op zijn hoofd en scheen enigszins in verlegenheid gebracht. ‘Grisham… ik denk niet dat ik die ken… Was hij niet die man uit Iowa die een boek over literatuur geschreven heeft?’

Kari luisterde al niet meer. Ze had Tims gezicht gezien, een mengeling van irritatie en vastberadenheid om niets te laten merken. Hij sloeg zijn arm om Kari heen en trok haar uitdagend naar zich toe alsof hij wilde zeggen: ‘Kijk eens, ze is in ieder geval mooi.’

Het gesprek was verder gegaan, maar het voorval was Kari in de loop der jaren bijgebleven. Het was duidelijk dat Tim zich in verlegenheid gebracht voelde en dat hij wilde dat zij net zo gevat, intelligent en goedbelezen was als de andere vrouwen. Dat was de reden dat hij iemand anders gezocht had. De studente zou ongetwijfeld briljant zijn en een veel betere gesprekspartner dan Kari.

Wat had ze eraan dat ze mooi was? Uiteindelijk was dat ook niet genoeg geweest om Ryan Taylor te kunnen houden.

En nu bleek het ook niet genoeg te zijn voor Tim.

Andere herinneringen kwamen bij haar boven, momenten waarop Tim haar het gevoel had gegeven dat ze simpel en minderwaardig was. Was dat niet de reden waarom ze zo veel tijd aan haar werk besteedde en zo veel vrijwilligerswerk in de kerk deed? Waarom ze zich bij een leesclub had aangesloten en zich had aangemeld als museumgids? Zodat hij haar niet alleen maar als decoratie zou zien? Zodat hij trots op haar zou zijn?

Het was allemaal niet eerlijk. Ze hield van Tim met haar hele hart en had de bedoeling om voor altijd met hem getrouwd te zijn. Was dat niet genoeg?

Er kwam ten slotte een eind aan haar tranenstroom en ze ging rechtop zitten. Haar keel was gezwollen en ze haalde moeizaam een keer diep adem. Ze snoot haar neus en keek door het raam aan de voorkant naar de donkere lucht. Hoe had ze gisteren kunnen denken dat haar huwelijk met Tim een lichtend voorbeeld was van wat huwelijksliefde zou moeten zijn? Wat was er gebeurd? Ook al had die studente dan iets wat Kari niet kon bieden, was het dan zo gemakkelijk voor Tim om zomaar weg te lopen van alles wat ze gedeeld hadden, van alles wat ze elkaar beloofd hadden?

Haar handen balden zich tot vuisten. Als hij er zo over dacht, dan mocht hij zijn gang gaan en vertrekken.

‘Ellendeling.’ Ze fluisterde het woord met opeengeklemde kaken. ‘We hadden alles en je gooide het allemaal weg.’

Er kwam geen antwoord en Kari sloot haar ogen, boos en verslagen.

Waar waren Gods gefluisterde geruststellingen nu? Waar was God eigenlijk?

Ze knipperde met haar ogen, zuchtte diep en wist het antwoord al terwijl ze de vraag stelde. Omdat Tim een verhouding had, was God nog niet verdwenen. Zelfs nu, nu haar wereld op zijn kop stond en iedere ademtocht een inspanning was, wist Kari dat de Heer haar nooit zou verlaten. En dat Hij haar en Tim op de een of andere manier zou helpen hun leven weer op de rails te zetten, ook al maakte die gedachte haar nu misselijk.

Ja, uiteindelijk zou alles weer in orde komen. Tim zou weer naar huis komen en zijn verontschuldigingen aanbieden en ze zouden in therapie gaan zoals een paar van hun vrienden gedaan hadden toen hun huwelijk in zwaar weer verkeerde. Ze zouden eraan werken om hun huwelijk weer goed te krijgen. Ja toch? Was dat niet de basis van wat ze geloofde? Dat bij God alle dingen mogelijk waren?

Maar de gedachte om met een man getrouwd te zijn die tegen haar kon liegen, die haar kon bedriegen en verraden was even ondraaglijk als levenslange opsluiting in een staatsgevangenis. God kon herstel geven, maar ze wist dat ze na vandaag nooit meer dezelfde zou zijn. Ze kreeg opnieuw tranen in haar ogen en een overstelpende droefheid viel als een loden deken over haar hart.

Kari trok haar knieën op onder haar kin en dacht na over de vrouw die ze die ochtend nog was geweest. Gelukkig, idealistisch, vol vertrouwen over haar relatie met Tim. Ze had hem zonder meer vertrouwd en was bereid geweest een huwelijkscursus vanuit hun huis op te zetten. Er was geen enkel teken van waarschuwing geweest. O ja, ze had het druk, maar wie had het niet druk? Dat was eerder nooit een belemmering voor hen geweest.

En terwijl de nachtelijke uren overgingen in het aanbreken van de dag treurde Kari om de vrouw die ze eens was geweest. De vrouw die ze nooit meer zou zijn.

Een vrouw die nog maar kort geleden haar laatste adem had uitgeblazen.

Image

Versgeroosterde maïs en kaarsen die een vanillegeur verspreidden, gaven een warme sfeer in het huis van de familie Baxter, een grote Victoriaanse villa in het nabijgelegen stadje Clear Creek. De Dallas Cowboys hadden zojuist een spannende wedstrijd gewonnen en John Baxter zette de tv uit. Hij keek naar Elizabeth, de vrouw met wie hij al meer dan dertig jaar getrouwd was. Ze was nog steeds mooi, maar waardevoller dan dat waren haar charme en elegantie die niet konden worden aangeleerd.

Het scherm werd donkere maar John had geen haast om op te staan. Na het opvoeden van vijf kinderen was de stilte hem dierbaar. Hij streelde met zijn duim over de zachte hand van zijn vrouw en genoot van haar aanwezigheid.

God, U bent zo goed voor mij… ik dank U voor haar.

Een heilige geruststelling masseerde de ruwe kanten van Johns ziel en hij voelde zijn mondhoeken omhoog gaan. Hij was zevenenvijftig jaar, getrouwd met zijn beste vriendin en was er zeker van dat hij, als zijn dagen in dit leven erop zaten, een eeuwigheid zou hebben met zijn geliefden in een plaats die al dit aardse in de schaduw zou stellen.

Het leven was hem goed gezind.

Hij wilde iets dergelijks tegen zijn vrouw gaan zeggen toen Elizabeth een moeizame zucht slaakte, opstond en langzaam door de kamer naar de fotolijstjes op de schoorsteenmantel liep. Daar waren ze, alle vijf – Brooke, Kari, Ashley, Erin en Luke. Van de oudste tot de jongste.

Na een paar minuten veegde Elizabeth twee stille tranen weg. Van zijn stuk gebracht liep John naar haar toe.

‘Wie is het?’ Hij sloeg zijn arm om haar schouders.

Elizabeth veegde weer een traan weg en maakte een geluid dat het midden hield tussen een lachje en een ingehouden snik. ‘Kari.’

John keek naar de foto van zijn een na oudste dochter.

‘Ik maak me zorgen over haar en Tim.’ Elizabeth liet haar hoofd op Johns schouder rusten.

Ze had kippenvel op haar arm en John streelde hem. ‘Heb je haar gesproken?’

‘Vanmorgen. Voordat ze naar die fotosessie ging.’

‘Wat zei ze?’ Hij nam zijn vrouw op en wilde wel dat hij haar gerust kon stellen.

‘Dat alles goed was.’ Weer liep er een traan over haar wang. ‘Misschien ben ik wel de enige die het ziet, maar er is iets niet in orde.’ Ze veegde de traan weg. ‘Die afstandelijke blik in zijn ogen de laatste tijd, de manier waarop hij het altijd te druk heeft voor een etentje van de familie.’ Ze wachtte even. ‘Hij is weer de stad uit.’

John zei niets. Hij keek nog een keer naar het fotootje van Kari. Plotseling veranderde het beeld in zijn gedachten, en Kari was niet langer de zelfverzekerde jonge vrouw van in de twintig, die getrouwd was en een eindje verderop in Bloomington woonde. Ze was een bezorgde tiener die zich afvroeg waarom Ryan Taylor niet gebeld had.

Pappa, bidt u iedere avond voor mij? John hoorde haar stem weer zoals hij die lang geleden gehoord had. Hij sloot zijn ogen en liet zich terugvoeren naar het verleden.

‘Natuurlijk.’ John herinnerde zich dat hij de handen van zijn dochter gepakt had en geprobeerd had haar gerust te stellen. Haar ogen werden vochtig en haar kin beefde. ‘Ik zal uw gebeden altijd nodig hebben, pappie.’

Had ze nu verdriet? Waren er problemen tussen Kari en Tim gerezen waar niemand iets van wist? Wat haar kinderen betrof was Elizabeth altijd erg opmerkzaam geweest en ze had hun problemen dikwijls eerder onderkend dan zijzelf.

‘Goed.’ Hij keek Elizabeth aan. ‘Laten we bidden.’

Elizabeth knikte toen ze elkaars handen vastgrepen, hun hoofden bogen en hun tweede dochter in Gods handen plaatsten, waar ze thuishoorde.

Ook al had ze misschien helemaal geen problemen.