21
De mist hing boven het water en Kari spande haar ogen in om verder te kunnen kijken dan het dek. Ze hoorde een stem en besefte dat er naast haar en Tim nog iemand aan boord was. Het was een vrouw en ze lachte.
‘Hij houdt van mij, niet van jou… zie het onder ogen.’ Haar kille, krakende stem deed Kari huiveren.
‘Ashley?’ Kari probeerde opnieuw door de mist heen te kijken, maar ze kon het gezicht van de vrouw niet zien.
Wie ze ook was, Tim zat met over elkaar geslagen armen naast haar. En bij het noemen van Ashleys naam snoof hij verachtelijk. ‘Ashley is hier niet. Weet je niet wie dit is, Kari?’
Door haar angst kon ze maar nauwelijks ademhalen. Ze staarde naar Tim en zag geen spoortje van liefde op zijn gezicht. ‘Ik dacht…’
‘Kari… Kari, ik ben het.’ Voor ze haar zin af kon maken, riep een stem vanaf de verre oever haar, een stem die ze kende en liefhad.
Ryan. Het was Ryan Taylor – daar was ze zeker van.
Ze draaide zich snel om naar de oever, maar door de dikke mist kon ze alleen maar een vage gestalte zien, heel ver weg. ‘Ryan?’
Tim sprong op, pakte haar pols en kneep zo hard dat ze het uitschreeuwde van pijn. ‘Dat is het dus. Je gaat nog steeds met Ryan Taylor om. Ik wist het!’ Zijn stem werd luider. ‘Het was altijd Ryan, hè? Je hebt altijd meer van hem gehouden.’
Kari schudde haar hoofd, haar keel dik van angst. ‘Dat is niet waar. Ik houd van jou, Tim. Ik wil ons huwelijk redden. Ik wil de dingen weer…’
‘Ben je nu nog niet met haar klaar?’ Er doemde een heupwiegende blondine op die haar armen verleidelijk om Tims nek sloeg. Ze boog zich naar voren en begon zijn hals te kussen, steeds hoger naar zijn lippen toe.
Kari’s ogen werden steeds groter. ‘Blijf van hem af!’ Ze stond op en tuurde naar de vrouw terwijl haar hart in een ritme klopte dat ze niet herkende. ‘Hij is mijn man!’
Er klonk een klap en de boot kwam plotseling tot stilstand. Water stroomde over het dek en spoelde om haar enkels. Tim liet Kari los en gluurde naar haar terwijl hij zich naar de blondine toe boog. ‘Ik wil je niet, Kari. Ik heb je nooit gewild.’
Hij lachte haar uit en zijn woorden verwaaiden in de vochtige lucht. De mist trok nu op en Kari’s hart bonsde. Er zat een gat in de boot. Ze hadden twee, misschien drie minuten voordat hij zou zinken. Het water stond al tot aan haar knieën. Kari staarde naar Tim en naar de andere vrouw en probeerde te begrijpen wat er gebeurde. ‘Je moet het proberen. Je mag wat we elkaar beloofd hebben, niet zomaar opgeven…’
‘Kari, kun je mij horen?’ Ryans stem onderbrak haar en ze draaide zich weer om naar de oever. Deze keer kon ze hem zien, lang en knap. Zijn ogen vol liefde keken haar over het woelige water aan.
‘Ik kan het niet, Ryan.’ Nog voor ze zijn naam had uitgesproken, begon ze te huilen. ‘Ik… ik ben getrouwd.’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Je zult verdrinken, Kari. Spring! Spring van die boot af voor het te laat is.’
Kari’s hele lichaam beefde van angst. Ryan had gelijk. Ze keek achterom naar Tim, maar de vrouw zat op zijn knie en haalde haar vingers door zijn haar. Kari schreeuwde een waarschuwing: ‘We zinken!’ Maar ze besteedden geen enkele aandacht aan haar.
Ryan riep weer, indringender nu. ‘Spring, Kari… alsjeblieft. Ik ben hier. Ik zal je helpen.’
Het water stond nu tot aan haar middel, maar voor ze iets kon zeggen, voor ze een besluit kon nemen of ze in de zinkende boot zou blijven of naar de oever zou zwemmen, voelde ze plotseling een ruk, gevolgd door een hevig gekraak toen de boot onder haar uit elkaar viel. Tim en de vrouw verdwenen onder water, hun armen om elkaar heen geslagen alsof ze zich er niet van bewust waren dat ze zonken.
‘Ryan, help mij!’ Water drong haar mond binnen. Net toen ze weg wilde zwemmen van het wrak raakte haar enkel bekneld tussen twee stukken hout waardoor ze verder onder water getrokken werd.
‘Ryan!’ Haar gedempte stem klonk onder water, maar hij kon haar met geen mogelijkheid meer horen. Ze voelde zich steeds verder naar de bodem van het meer zakken en hoe ze ook haar best deed, ze kon zich niet bevrijden.
Haar longen brandden, snakkend naar lucht. Help me, God. Ik sterf… Haal mij hier uit… Haal mij…
En toen bereikte een wanhopige, primitieve schreeuw haar oren, vibrerend door het water dat haar omsloot. De schreeuw klonk weer en weer, tot vier keer toe.
‘Kari!’ Haar moeder stond in de deuropening en haastte zich naar haar bed. ‘O lieverd, Kari, wat is er? Je hebt me vreselijk laten schrikken.’
Kari kneep haar ogen stijf dicht en deed ze toen weer open. Er was geen zinkende boot, geen ver verwijderde oever. De schreeuw die ze gehoord had, was haar eigen schreeuw geweest. ‘Mam…’ Kari hapte naar adem terwijl ze naar haar moeder keek en zich probeerde te herinneren welke dag het was, waarom ze in het huis van haar ouders was en niet thuis. ‘Wat… wat gebeurt er allemaal met me?’
Haar moeder trok haar tegen zich aan en streelde haar haar waardoor ze in tranen uitbarstte. Haar hoofd zakte op de schouder van haar moeder toen de herinneringen van de vorige dag weer bij haar terugkwamen. De tijd op het meer, de herinneringen, het besef dat zij en Ryan elkaar, zo lang geleden, verkeerd begrepen hadden.
De kus.
‘Liefje?’ De stem van haar moeder was vriendelijk en zacht, zoals die was geweest toen ze nog een klein meisje was. Ze had in ieder geval dit plekje, deze familie, deze onbeperkte liefde om weer naar terug te keren.
Ze trok zich terug en wreef in haar ogen. ‘Ik droomde.’
‘Wat erg.’
Kari knikte en pakte een papieren zakdoekje van het nachtkastje. ‘Ik moet Tim bellen.’
Bij het noemen van zijn naam betrok het gezicht van haar moeder. ‘Hij heeft gisteravond gebeld. Ik zei hem dat ik het je zou vertellen.’
Kari’s adem stokte even. ‘Gisteravond?’
‘Ja.’ Haar moeder keek haar zorgelijk aan. ‘Even na negenen.’
Even na negenen. Kari dacht terug en wist precies waar ze op dat moment geweest was. Bij Ryan Taylor, haar armen om hem heen geslagen, heel dicht tegen hem aan… ‘Wat heb je hem gezegd?’
‘Ik zei dat je met vrienden uit was.’
Kari liet haar schouders zakken en ademde uit. ‘Bedankt. Hij zou het niet begrijpen als je…’ Haar stem stierf weg.
‘Als ik hem verteld had dat je met Ryan uit was?’ Haar moeder keek haar indringend aan en Kari voelde haar wangen warm worden.
Het bleef even stil en haar moeder boog zich wat naar voren. ‘Je was laat thuis.’
‘Ik zal niet tegen je liegen, mam.’ Kari snufte even en droogde haar wangen weer. ‘Ik houd nog steeds van hem. Maar het was de laatste keer dat ik hem zag.’ De brok in haar keel was terug en er ontsnapte een snik aan haar keel.
‘Ach, kind.’ Haar moeder sloeg haar armen om haar heen.
Gewoonlijk gaven het behang met de roze en gele rozen en het raam dat uitkeek op de onverharde weg die achter het huis liep, Kari het heerlijke gevoel thuis te zijn, maar vandaag niet. Deze morgen zou ze maar op één manier rust kunnen vinden.
Haar moeder streelde Kari’s haar en keek haar bedachtzaam aan. ‘Ik ga zo meteen naar het winkelcentrum. Neem een douche en ga dan met me mee.’
Kari onderdrukte een lachje en schudde haar hoofd. Naar het winkelcentrum gaan? Nu haar leven zo in een crisis verkeerde? Er was maar een plaats waar ze nu heen kon gaan. ‘Ik kan niet.’ Kari onderdrukte haar gedachten. ‘Ik ga naar huis. Voorgoed.’
‘Nou ja,’ – haar moeder pakte haar hand – ‘je weet dat je hier altijd welkom bent.’
Kari trok haar benen van onder de deken uit en ging op de rand van het bed zitten. ‘Dat weet ik, mam.’ Kari boog zich naar voren en legde haar hoofd op de schouder van haar moeder. ‘Maar mijn huwelijk wordt nooit meer iets zolang ik steeds maar weer naar jullie blijf rennen.’
Toen haar moeder de kamer uit liep, staarde Kari in de spiegel en realiseerde zich iets waaraan ze nog niet eerder had gedacht. Met al haar vastbeslotenheid om haar huwelijk te redden, met al haar geloof en idealen, waren de feiten van morgen pijnlijk duidelijk.
Ze was niet beter dan Tim. Ze waren nu beiden ontrouw geweest. Ja toch?
Nadat ze met Ryan was uitgegaan, nadat ze zelfs vanmorgen in gedachten zijn gezicht had gezien terwijl ze plannen maakte om weer naar Tim terug te gaan, was dit het simpele feit: ze had de vorige avond niet gehuild om de ontrouw van haar man.
Ze had gehuild om een man van wie ze al gehouden had toen ze nog een jong meisje was en om alles wat ze daar op een bekende oever aan het meer bij Bloomington, Indiana had moeten achterlaten.
Tim Jacobs werd wakker op de vloer van de badkamer, dicht bij het toilet. Hij had er geen idee van hoelang hij daar gelegen had en kon zich de vorige avond nog maar heel vaag herinneren.
Alles in zijn leven was in een nachtmerrie veranderd. En alles – de hele puinhoop – scheen zijn hoogtepunt te vinden in het legen van zijn maag uren geleden.
Hij had er geen idee van hoe hij ertoe was gekomen om dit allemaal te laten gebeuren. Maar van één ding was hij zeker. Hij had het gehad. Gehad met de leugens, gehad met de ontrouw en als hij geluk had, ook met de fles.
Misschien had hij daarom gisteravond zo veel gedronken. Hij had zichzelf voorgehouden dat hij de alcohol uit zijn leven zou kunnen krijgen als hij zo veel mogelijk zou drinken, zodat hij er goed achter zou komen wat voor uitwerking die uiteindelijk op hem had.
En ja, dat was in zekere zin gelukt.
Kijk eens goed naar jezelf, Tim Jacobs. Je bent een loser. Meelijwekkend. Kari wil je nu echt niet meer terug. Wie houd je eigenlijk voor de gek? Je bent het toonbeeld van een…
‘Ik weet het!’ schreeuwde Tim tegen zichzelf.
Hij liet zich tegen de muur in de badkamer zakken en probeerde weer helder te denken. Hoe laat was het eigenlijk? Welke dag was het? Hij keek op en zag Kari’s trouwfoto tegen de badkuip staan; hij moest de foto hier gisteravond hebben neergezet. ‘Waar ben je, lieveling?’ fluisterde hij. ‘Wat doe je zonder mij?’
Tim bedacht een plan. Hij zou opstaan, een douche nemen, zich aankleden en Kari in het huis van haar ouders bellen. Dan zou hij haar vertellen dat hij weer terug wilde naar huis, voorgoed. Tegen de avond zouden ze weer samen zijn, en hij zou haar vertellen hoe het hem speet en hoe stom hij was geweest om haar te verlaten.
Het zou niet eenvoudig zijn om afscheid van Angela te nemen. Hij hield nog steeds van haar en hij wilde haar geen verdriet doen. Maar de hele affaire was van het begin af aan een slechte keus geweest en hij had er nu erg veel spijt van.
Kari en de baby en een normaal leven – dat was alles wat hij nu wilde. Een leven zoals ze gehad hadden voor hij van haar was weggegaan.
Dat kon hij nog steeds krijgen, dacht hij; het was nog niet te laat. Hij zou Kari vertellen dat hij haar niet meer zou bedriegen, dat hij een gesprek met dominee Mark wilde en dat hij weer naar de kerk zou gaan. Dat kon hij doen.
Omdat de waarheid – de waarheid zoals hij die nu duidelijk zag – was dat hij nog steeds van zijn vrouw hield. Daar twijfelde hij geen moment aan.
Als hij terugkeek op zijn leven en er goed over nadacht wanneer hij het gelukkigst was geweest, kwam steeds weer Kari’s gezicht in zijn gedachten. Ze was mooi, betrouwbaar, vriendelijk en meelevend en… er was niemand zoals Kari. Die zou er nooit zijn. Tim wilde niets liever dan dat ze weer samen zouden zijn.
Maar waar was ze afgelopen avond geweest?
Nadat hij met zijn schoonmoeder gesproken had, was er een verontrustende gedachte bij Tim opgekomen. De vrouw had zo vaag gedaan over waar Kari was; ze had iets gemompeld over dat ze ‘uit was met vrienden’.
Vrees vermengde zich met de resterende misselijkheid en Tim vroeg zich opnieuw af waarom hij zo achterdochtig was. Dat was gewoon krankzinnig. Paranoïde.
Maar was Ryan Taylor niet terug in de stad? Volgens de berichten op de sportpagina’s was hij nu coach van de middelbare school Clear Creek – niet ver van de buurt waar Kari’s ouders woonden. Kari was per slot van rekening vroeger verliefd geweest op Ryan Taylor. Misschien voelde ze nog steeds iets voor hem.
Hij knipperde met zijn ogen. Stel dat ze elkaar weer waren tegengekomen en…
Jaloezie knaagde aan Tim, ook al was hij zich dan bewust van zijn eigen ontrouw. Geloofde hij echt dat Kari hem zou kunnen bedriegen met Ryan Taylor? En kon hij het haar eigenlijk wel kwalijk nemen als ze dat inderdaad deed? Hij sloot zijn ogen en zag Kari voor zich in de woonkamer, de laatste keer dat hij haar gezien had, op die middag dat hij vertrokken was. Ze had gehuild, maar zelfs toen was ze bereid geweest om hun relatie te herstellen. Ze geloofde in het huwelijk, in Gods plan voor het huwelijk en hoewel hij haar ontrouw was geworden, geloofde ze nog steeds in hem.
En om die reden kon ze gisteravond onmogelijk met Ryan zijn uitgeweest. Als hij Kari kende, dan was dat onmogelijk.
Het daglicht stroomde door het raam van de badkamer en hij kwam moeizaam overeind. Hij kon weer wat beter zien toen hij in de spiegel keek. Op de rechterkant van zijn gezicht zat een rode vlek van de toiletbril. Hij boog wat achterover en bestudeerde zijn spiegelbeeld.
Zeer aantrekkelijk. Echt het gezicht van een geleerde.
Koud water. Dat was wat hij nodig had. Hij draaide de kraan open, plensde wat water in zijn gezicht en spoelde de zure smaak weg die van de vorige avond in zijn mond was achtergebleven. God, het spijt me… Ik weet niet wat ik zeggen moet. Ik ben lang weggebleven.
Het was voor het eerst sinds maanden dat hij bad, maar toen de woorden tot zijn hart doordrongen, ging er een sluis open en sprongen de tranen in zijn ogen. Op dat moment, daar in de badkamer, wist hij dat de ergste dagen achter hem lagen. Kari zou hem vergeven, ze zouden weer samen verdergaan, alles voorbereiden voor hun baby en de duisternis van deze dagen te boven komen.
Deze keer zou hij ervoor zorgen. Hij keek zichzelf in de ogen en knikte, vastberadener dan hij zich ooit had gevoeld. Wat Kari nodig had, was een sterke Tim Jacobs. Een man die wist wat hij in zijn huwelijk wilde en die er voor ging. Een man die nederig bereid was naar God terug te keren, iets wat hij al veel eerder had moeten doen.
‘Dit is je dag, Tim Jacobs. Van nu af aan is alles anders.’
Hij droogde zijn gezicht af en liep naar de keuken om koffie te gaan zetten. Terwijl de koffie doorliep, liep hij naar de koelkast en schonk zich een glas sinaasappelsap in. Toen hij door de keuken heen naar de telefoon liep, zag hij de half lege fles Jack Daniels staan die hij de vorige avond had meegebracht.
Hij pakte hem op en liep naar de gootsteen. Hij had geen behoefte aan drank in zijn huis, niet nu hij een nieuw leven begonnen was. Maar toen vond hij het plotseling zonde om de fles leeg te gooien in de gootsteen, en zeker nu zijn hoofd zo hard bonsde dat het wel leek of het ieder moment uit elkaar kon barsten.
In de tijd die het hem kostte om naar de gootsteen toe te lopen, veranderde hij zijn plannen. Hij zou een paar borrels in zijn sinaasappelsap gooien en dan Kari bellen. Dan zou hij minder gespannen zijn en beter kunnen praten. Een paar borrels konden geen kwaad. Hij hoefde maandag toch geen college te geven.
Als die fles leeg zou zijn, zou hij nooit een druppel meer aanraken. Nooit meer.
Hij wilde een scheutje whisky in zijn glas sinaasappelsap gooien, veranderde toen van gedachten en zette de fles aan zijn lippen. Hij nam een grote slok. ‘Ah.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Goedemorgen, Tim. Het is een gloednieuwe dag! Ja, meneer.’
Opnieuw bracht hij de fles aan zijn lippen en nam nog een slok. En toen nog een en nog een.
Er ging een uur voorbij voor hij er weer aan dacht dat hij Kari moest bellen. Tegen die tijd begreep hij niet meer waarom ze ooit drie telefoons in de keuken hadden laten aanbrengen. Een zou toch ook voldoende geweest zijn.