30
Tegen de tijd dat haar vader belde, was Kari al misselijk van bezorgdheid. Tim was al bijna drie uur weg om iets te gaan doen wat niet meer dan drie kwartier zou vergen. De mogelijkheden die door hun stille huis schreeuwden, waren zo luid dat ze zich nog nauwelijks kon concentreren.
Ze nam de telefoon op toen hij pas een keer was overgegaan. ‘Tim?’
‘Kari, schat, met mij, papa.’ De stem van haar vader klonk vermoeid, vermengd met rouw en verdriet en een angst zoals Kari hem nog nooit eerder had gehoord. Zelfs niet jaren geleden toen haar moeder ziek was geworden.
‘Tim is erg laat.’ Kari’s hart klopte in haar keel en haar woorden klonken geforceerd, als van een robot. ‘Hij had allang thuis moeten zijn.’
‘Tim ligt in het ziekenhuis, kind. Hij heeft een ongeluk gekregen.’
‘Wat?’ Ze kneep haar ogen stijf dicht en haar knieën knikten. Alstublieft, God, nee.
‘Hoe… hoe is het met hem?’
‘We moeten naar het ziekenhuis.’ Er klonk nog steeds grote angst in zijn stem door. ‘Ik kom je ophalen, kind.’
‘Komt mama mee?’
‘Ze is naar de kerk. De Bijbelstudies lopen soms uit. Ik zal een briefje achterlaten om haar te zeggen dat ze ook naar het ziekenhuis moet komen.’ Hij aarzelde even. ‘Ik kom eraan.’
Toen ze de telefoon neerlegde, was Kari er zeker van dat haar vader meer wist dan hij zei, maar ze was te bang geweest om vragen te stellen. Die vragen spookten nu door haar hoofd. Wat was er met Tim gebeurd? Had het ongeluk bij de universiteit plaatsgevonden? Was iemand door rood gereden of was alleen zijn auto verongelukt?
Ze stond, gekleed in een jack dat haar dikke buik niet helemaal bedekte en rillend van de kou, voor het huis te wachten toen haar vader eraan kwam rijden. Op weg naar het ziekenhuis sloeg ze haar armen stijf om zich heen en had ze moeite om haar stem terug te vinden. Haar tanden klapperden toen ze vroeg: ‘Waarom… waarom hebben ze jou gebeld?’
Haar vader hield zijn blik op de beijzelde straat gericht. ‘De verplegers wisten dat ik zijn schoonvader was. Ze dachten dat het beter was als ik jou belde.’
Ze zeiden verder niets meer tijdens de rit naar het ziekenhuis. Toen ze het gebouw in liepen, bracht een van de vrienden van haar vader, een dokter op de eerstehulppost, hen snel naar een privévertrek. Hij liet hen plaatsnemen en bleef tegenover hen staan.
Kari wilde tegen de man schreeuwen. Vertel me wat er gebeurd is. Ik wil niet gaan zitten. Ik wil mijn man zien. Maar in plaats daarvan volgde ze gedwee zijn aanwijzingen op, alsof haar lichaam luisterde naar wat haar geest niet wilde horen.
Haar vader sprak als eerste. ‘Ik heb Kari verteld dat er een ongeluk is gebeurd. Dat is alles wat ze weet.’
‘Juist, ja.’ De oudere dokter tegenover hen had een vriendelijk gezicht, maar hij keek zeer ernstig. Toen hij sprak, klonk zijn stem erg somber. ‘Ik ben bang dat ik geen goed nieuws heb.’
Op dat moment wist Kari dat er iets grondig mis was. Dat het veel erger was dan ze aanvankelijk had gedacht.
‘Waar is hij?’ vroeg ze. ‘De details interesseren mij niet. Ik wil alleen maar…’
‘Kari.’ De dokter pakte haar handen, keek haar strak aan en dwong haar naar hem te luisteren. ‘Je man is neergeschoten.’
De kamer begon te draaien. Van ademhalen en spreken kon geen sprake meer zijn. Haar vader legde een arm om haar schouders en fluisterde: ‘Kari, luister nu…’
Het geruis in haar hoofd maakte het bijna onmogelijk om zich te concentreren. Ze probeerde wanhopig te begrijpen wat de dokter zei, maar alleen een paar woorden en zinnetjes drongen tot haar door. Iets over drie kogels. Zware bloeding. Verplegers die al het mogelijke gedaan hadden.
Maar hoe ze ook haar best deed om te luisteren, de woorden van de man liepen in elkaar over – behalve zijn laatste woorden die plotseling met een afschrikwekkende helderheid tot haar doordrongen.
‘Hij heeft het niet overleefd, Kari. Ik vind het verschrikkelijk voor je.’
‘Nee.’ Ze trok haar handen los en legde ze op haar gezwollen buik, weigerde hem te begrijpen. Dit kon niet waar zijn. ‘Nee! Tim is op zijn kantoor. Hij moest wat papieren… U verwisselt hem met iemand anders.’
Haar vader trok haar dichter tegen zich aan en vroeg: ‘Is hij op de campus neergeschoten?’
Zelfs in haar wanhopige situatie zag ze de uitdrukking op het gezicht van de dokter veranderen. ‘Hij werd neergeschoten bij een flatgebouw… net even buiten de campus.’
Op dat moment voelde Kari een wee door haar onderlichaam gaan en door de pijn boog ze zich voorover. Nee… alstublieft, God, nee!
Haar woorden losten op in een pijnlijk, aanhoudend gekreun waardoor ze haar eigen stem niet meer herkende. Haar vader sloeg zijn armen om haar heen en hield haar stevig vast – hoelang wist ze niet – tot ze weer kalm werd. En toen kwamen de vragen, de kwellende vragen waaraan ze niet wilde denken, maar die niettemin een antwoord wilden.
Ze tilde haar hoofd op en keek de dokter aan door een waas van tranen. ‘Hebben ze haar gearresteerd?’
De dokter trok zijn wenkbrauwen op. Hij keek eerst naar haar vader en toen weer naar haar. ‘Ik hoorde dat de schutter een jongeman was, negentien jaar. Hij vluchtte weg, maar de politie heeft hem in hechtenis genomen. Hij heeft alles bekend.’
In het donker van Kari’s hart drong een klein straaltje hoop door. ‘Dus hij was niet in de flat van Angela Manning?’
De dokter aarzelde even. ‘Ik denk het wel.’
En de hoop stierf.
‘Mevrouw Manning heeft met de politie gesproken. Als de zaak voorkomt, zal ze een belangrijke getuige zijn.’ Hij boog zich naar haar toe en nam haar aandachtig op. ‘Gaat het een beetje?’
Kari knikte. ‘Ik denk het wel.’ De wee was over, maar de opluchting die ze voelde werd snel vervangen door de vragen. Maar slechts één daarvan was echt belangrijk.
Waarom?
Waarom zou Tim, na alle vooruitgang die ze hadden geboekt, tegen haar liegen en naar de flat van Angela Manning gaan?
Waarom zou iemand hem neerschieten?
En waarom had God hem laten sterven?
Haar hele lichaam deed zeer en ze begon steeds meer te beven, alsof de kou die zich over haar en in haar verspreidde, nooit meer over zou gaan.
Haar vader bracht zijn gezicht dicht bij het hare en zei zacht: ‘Ik vind het verschrikkelijk voor je, kind.’
Ze voelde hoe haar buik zich opnieuw samentrok, maar niet zo hevig als de eerste keer. Ze sloot haar ogen. Nee… nee, dit kon niet waar zijn. Het was alleen maar een boze droom.
‘Zeg mij dat het niet waar is, papa, alsjeblieft,’ snikte ze, wanhopig verlangend naar een teken dat het allemaal leugens waren. Toen dat niet kwam, begon ze harder te snikken. ‘Waarom? Waarom, God? Waarom Tim? Waarom nu? Waarom?’
Ze hoorde geen antwoorden, niet van haar vader, niet van de dokter en zelfs niet van God – op dit moment niet. En daarom deed ze het enige wat ze kon. Ze huilde om Tim, om haarzelf en om hun ongeboren kind. Om alle veranderingen die Tims dood met zich zou meebrengen.
En op dat moment voelde ze ook een deel van zichzelf sterven.
Want veel erger dan de pijn om het verlies van Tim was het onbeschrijflijke verlies van het weten dat hij opnieuw gelogen had, dat ze nog steeds niet genoeg voor hem was geweest, zelfs niet na alles wat ze doorgemaakt hadden. Van al die verschrikkelijke emoties die haar hart in een wurggreep hielden, was het gevoel dat ze verraden was het ergste.
‘Kari.’ Ze had al haar energie nodig om naar de dokter op te kijken. Hij overhandigde haar een opgevouwen stukje papier. ‘Dit hebben we in zijn broekzak gevonden.’ De ogen van de man waren vochtig. ‘Ik denk dat ik het je moet geven.’
Ze vouwde het briefje open terwijl de vriend van haar vader de kamer verliet. Ze probeerde te lezen wat er op het briefje stond, maar haar handen trilden zo erg dat ze er niet in slaagde. Haar vader pakte het briefje van haar aan en begon op kalme toon, waarin kracht en verdriet doorklonken, het briefje voor te lezen.
‘Beste Angela…’ Hij wachtte even en Kari nam aan dat hij het bericht snel even doornam en zich afvroeg of de laatste woorden van haar man haar niet te veel zouden worden.
Kari’s hart begon sneller te kloppen en ze slikte een brok in haar keel weg. Zijn laatste woorden waren voor Angela geweest, niet voor haar. Ze kreeg het gevoel dat er een mes in haar hart werd gestoken. Ze kneep haar ogen even heel stijf dicht. ‘Ga verder, pa. Ik wil het horen.’
Hij nam het briefje in zijn rechterhand en legde zijn andere op haar knie. ‘Beste Angela, het spijt me wat er tussen ons is voorgevallen, maar je moet iets weten. Ik wil niet dat je morgen naar mijn kantoor komt – morgen niet en nooit niet. En ik wil ook niet dat je mij belt. Wat we samen hadden, was verkeerd; het was een leugen en daar heb ik heel erge spijt van. Maar ik houd niet van je. Dat heb ik nooit gedaan. Ik houd van mijn vrouw en daar richt ik mij op, nu en voor altijd.’
Nieuwe tranen, warm en troostend, vloeiden uit haar ogen en ze legde haar hoofd tegen de schouder van haar vader aan. Er viel een deken van onaardse vrede over haar heen en ze voelde zich rustig worden. Tim was haar trouw gebleven. Hoe slecht het er ook had uitgezien, hij had alleen maar de bedoeling gehad om het voorgoed met Angela uit te maken.
Het laatste bericht van haar man verzachtte de pijn van verraad, maar maakte het verlies des te zwaarder.
‘Is dat alles?’
Het gezicht van haar vader betrok en hij schudde zijn hoofd. ‘Er is meer.’
Opnieuw leek het of ze een stomp in haar maag kreeg en weer voelde ze een wee door haar onderlichaam gaan. Wat nu? Iets ergs? Ze hield haar adem in. ‘Lees het me voor, papa… ik moet het weten.’
Hij knikte en concentreerde zich weer op het briefje. ‘En dan nog iets. Als je werkelijk zwanger bent, neem ik de verantwoordelijkheid op me.’
‘Wat?’ fluisterde Kari en er sloeg een golf van misselijkheid door haar heen. Ze beheerste zich om niet naar het toilet te rennen; in plaats daarvan bleef ze als aan de grond genageld zitten terwijl ze de afschuwelijke mogelijkheden overwoog. Als Angela zwanger was, zou dat kind slechts een paar maanden na dat van haar geboren worden. Mogelijk zouden ze in dezelfde klas zitten als ze naar school gingen.
Ze dacht terug aan Tims verdriet eerder die avond, dat hij zich duidelijk zorgen had gemaakt. Nu begreep ze het allemaal – hoewel de realiteit ervan haar deed huiveren.
Ze kreeg weer pijn in haar buik en ze boog zich voorover. Haar vader wenkte naar de gang en binnen een paar seconden keerde de dokter van de eerstehulppost weer terug. ‘Ze heeft weeën,’ zei haar vader.
De dokter fronste zijn voorhoofd. ‘Je moet aan de monitor, Kari.’ Hij kwam naar haar toe om haar te helpen, maar Kari stak haar hand op. ‘Ik voel me goed.’ De pijn werd minder en ze ging weer rechtop zitten. ‘Ik wil Tim zien.’
De vriend van haar vader keek haar bezorgd aan, maar knikte. ‘We zijn bezig met hem te wassen. Daarna kun je hem zien.’
Ze was niet in staat iets te zeggen en daarom antwoordde haar vader voor haar. ‘Bedankt, Mike. We redden ons wel. Maak die monitor maar klaar voor het geval ze weer weeën krijgt.’
De dokter knikte en verliet het vertrek. Lange tijd klonk er geen enkel geluid in de kamer dan alleen Kari’s droevig snikken en af en toe de kalmerende woorden van haar vader. ‘Houd vol, Kari…. We komen hier wel doorheen. God helpt ons erdoor.’
Diep in haar ziel geloofde ze dat, vertrouwde ze erop dat ze het zou overleven, dat haar kind gezond geboren zou worden en dat ze op de een of andere manier uiteindelijk weer gelukkig zou kunnen worden.
Wat ze niet begreep was hoe ze van hier naar daar moest komen.
Op dit moment wist ze niet eens zeker hoe ze moest ademen, laat staan hoe ze voor haarzelf en haar kind zou moeten zorgen zonder Tim. Binnen een paar uur had ze haar man verloren, haar huwelijk en haar dromen voor de toekomst. Die waren allemaal verdwenen. En hoewel God haar zou helpen om te overleven, werd ze nog steeds door een vraag gekweld.
Waar bent U, God? Waar bent U in dit alles? Kari voelde weer een wee, maar milder deze keer. ‘Het gaat goed. Ze worden minder.’
‘Weet je het zeker?’ Haar vader legde zijn hand zachtjes op haar buik. ‘Met voortijdige weeën kun je niet voorzichtig genoeg zijn.’
‘Ik weet het zeker.’ Ze zuchtte en toen ze op het punt stond haar vader te vragen haar naar Tims lichaam te brengen, werd er op de deur geklopt. Een verpleegster stak haar hoofd om de deur. ‘Mevrouw Jacobs, er is hier een vrouw die u wil spreken. Ze zegt dat het dringend is.’
Kari wierp een blik op haar vader. ‘Dat is waarschijnlijk mam.’ Het idee dat ze weer alle details over Tims dood zou moeten gaan vertellen was bijna meer dan ze dragen kon, maar ze verlangde hevig naar haar moeder. Ze knikte naar de verpleegster. ‘Laat haar maar binnenkomen.’ De vrouw verdween en liet de deur openstaan.
Er ging een minuut voorbij en toen verscheen er een mooie jonge vrouw bij de deur. Het was duidelijk dat ze gehuild had en haar blauwe ogen waren gezwollen. Haar blik ging onmiddellijk naar Kari’s dikke buik. De uitdrukking van de vrouw veranderde enigszins. Kari wist instinctief wie ze was. De andere vrouw. De moed zonk haar in de schoenen.
De vrouw sloeg haar armen over elkaar. ‘Ik ben Angela Manning.’
Kari voelde haar vaders arm om haar schouders, maar ze bleef de vrouw voor haar strak aankijken. Dit was dus Angela. De vrouw voor wie Tim haar verlaten had, de vrouw die haar huwelijk bijna had geruïneerd.
De vrouw die nu misschien Tims kind droeg.
Kari was volkomen uitgeput en met het besef dat Tim dood in een aangrenzende kamer lag, tolden de gedachten in haar hoofd. Maar op de een of andere manier moest ze nu de kracht vinden om Angela Manning te woord te staan. Vader, ik kan dit niet.
En toen kwam, heel verrassend, het antwoord diep in haar ziel. Een verbazingwekkend maar troostend vertrouwd antwoord. Het antwoord waarmee ze maanden eerder geen raad had geweten.
MIJN GENADE IS GENOEG VOOR JE, DOCHTER.
En met dat antwoord kon Kari weer ademhalen. Haar wereld stond nog steeds op zijn kop, maar ze kon ademhalen.
Angela sloeg haar ogen even neer en keek toen weer op naar Kari. Het berouw in Angela’s ogen was diep en oprecht, en plotseling voelde Kari iets wat ze nooit verwacht had te voelen in aanwezigheid van Tims minnares.
Medelijden.
‘Het spijt me verschrikkelijk, mevrouw Jacobs.’ Tranen welden op in haar ogen. ‘Het is mijn schuld dat hij gedood werd.’
Kari had er geen idee van wat de vrouw bedoelde, maar terwijl ze wachtte, ging er een golf van ongerustheid door haar heen.
Angela slikte moeizaam. Ze keek naar Kari’s vader en toen weer naar Kari. ‘Ik… ik vertelde Tim dat ik zwanger was, maar…’ Een snik ontsnapte haar keel. ‘Ik heb tegen hem gelogen. Ik wilde dat hij weer bij mij zou terugkomen.’ Ze liet haar hoofd weer hangen. ‘Hij kwam naar mij toe om me te vertellen dat hij met u getrouwd wilde blijven.’
Het verdriet dat Kari verteerde, werd nog heviger. Het was dezelfde boodschap die hij in zijn briefje tot uitdrukking had gebracht, maar het nu te horen uit de mond van deze vrouw…
Ze voelde haar knieën knikken en ze zwaaide licht heen en weer. Haar man was niet gedood omdat hij haar bedrogen en voorgelogen had, maar omdat hij het goede had willen doen.
Plotseling wilde Kari weten wat er gebeurd was. ‘Wie heeft hem neergeschoten?’
Angela vouwde zenuwachtig haar handen. ‘Hij heet Dirk Bennett. Ik heb het afgelopen jaar een poosje verkering met hem gehad en hij… hij werd gek en ging mij achtervolgen. Hij dacht dat ik niet meer met hem om wilde gaan omdat ik nu met Tim ging. Maar dat was niet waar…’
Kari stond Angela Manning aan te staren. Ze was zo ontzet over wat ze hoorde dat ze zich duizelig voelde worden. Was Tim gedood door iemand die achter Angela had aangezeten? Dit was absurd. Hij zou bij haar thuis moeten zijn, haar helpen met het uitzoeken van het behang en de gordijnen, met haar samen heel behoedzaam de problemen van gisteren oplossen om samen weer een nieuw leven op te bouwen.
Dat zou hij hebben moeten doen. Maar hij was zijn gewezen minnares gaan opzoeken en was toen neergeschoten.
Angela keek weer op. ‘Ik was erbij toen ze probeerden hem te redden.’ Haar stem brak en ze kneep even in de brug van haar neus. ‘Hij wilde mij iets vertellen.’
Kari onderdrukte de snikken die in haar keel bleven steken en leunde zwaar tegen haar vader aan. Ze wilde deze vrouw haten om wat ze Tim en hun huwelijk had aangedaan. Om hoe ze tegen hem gelogen had waardoor hij zijn leven verloren had.
Maar het was duidelijk dat ook Angela Manning leed, niet alleen door verdriet en schuld, maar ook door de zekerheid dat ze de dood van Tim had kunnen voorkomen. Bovendien was deze vrouw de enige persoon die haar kon vertellen wat Tims laatste woorden waren geweest. Kari voelde dat ze geen haat voor deze vrouw kon voelen. Ze barstte opnieuw in tranen uit en kon geen woord uitbrengen.
Haar vader had tijdens het hele gesprek niets gezegd, maar ze kon alleen maar rechtop blijven staan door zijn stille kracht naast haar. Hij scheen te begrijpen waaraan ze nu behoefte had. Hij schraapte zijn keel en keek van Kari naar Angela. ‘Wat zei hij?’
Angela keek hem aan en Kari zag berusting – dat en een diep begrip dat, hoezeer Tim dan ook was afgedwaald, hij alleen maar van Kari had gehouden.
‘Hij zei mij dat ik u moest vertellen dat…’
Angela’s gezicht was rood. Haar knappe gezicht vertrok en haar lichaam schokte door het snikken. Toen ze zich eindelijk weer kon beheersen, pakte ze een papieren zakdoek uit het doosje op de tafel en snoot haar neus. ‘Het spijt me.’
Kari probeerde geduldig te zijn, maar ze wilde ieder woord dat Tim gezegd had weten, temeer daar de woorden voor haar bestemd waren. ‘Wat zei hij?’
Angela haalde haar neus op. ‘Hij zei dat ik u moest vertellen dat het hem erg speet… en dat hij van u houdt. En dat hij altijd van u heeft gehouden.’
Op dat moment keerde de verpleegster terug en keek naar Kari. ‘Kan ik u even spreken?’
Haar vader pakte zachtjes haar elleboog vast en Kari keek nog een keer achterom naar Angela. Er hing een ongemakkelijke stilte toen Angela haar tasje over haar schouder hing en haar tranenstroom langzaamaan plaatsmaakte voor een kille waardigheid. ‘Ik dacht dat u de waarheid moest weten.’
Kari kon alleen maar knikken. ‘Bedankt.’
Ze liepen achter elkaar de wachtkamer uit – Angela de donkere nacht van onzekerheid en berouw in, Kari naar een volledig verlichte ziekenhuiskamer die zelfs nog donkerder was, een kamer waar haar omgekomen man lag opgebaard.
Haar hart bonsde toen ze samen met haar vader de verpleegster door de lange gang volgde naar een gesloten deur. ‘Uw man ligt hier, mevrouw Jacobs,’ zei de verpleegster zachtjes. ‘U kunt hier zo lang blijven als u wilt.’
Kari knipperde met haar ogen en toen ze de deur opendeed, besefte ze dat de aanvankelijke ontzetting over het verlies van Tim vervaagde.
Maar het verlammende verdriet dat haar nu omsloot was maar al te reëel.