HOOFDSTUK 21
IEDERE SPIER DEED ME PIJN toen ik de volgende morgen wakker werd, maar ik voelde me slechter over wat er bijna tussen Landon en mij gebeurd was de vorige avond. Het was helemaal mijn stijl niet om met iedere vreemdeling naar bed te gaan omdat ik toevallig wat behoefte had aan intiem contact. Ik wist dat ik het nooit zo ver had laten komen als ik die verdomde wijn niet had gedronken en hij niet zo’n glad heertje was geweest.
Ik scharrelde wat bedrukt rond, ik vouwde mijn beddengoed op en maakte me klaar om weer op pad te gaan. Volgens mijn kaart was het Holle Meer te voet ongeveer twee dagen reizen. Hoe eerder ik daar aankwam, des te eerder zou de wedloop voorbij zijn en zou ik mijn gewone leven weer kunnen oppakken. Als ik tenminste met de steen terugkwam. Hoewel mijn binnenste gemangeld aanvoelde en ik het gevoel had dat ik overreden was door een paard en wagen, kon ik toch het troostende warme gevoel van mijn genezende kracht door me heen voelen gaan. Het was nu een vertrouwd gevoel en ik kon mijn spieren voelen ontspannen en mijn verkrampte nek werd minder stijf. Hij werkte helaas minder goed bij de genezing van de kater die ik had.
Die wijn was verraderlijk geweest. Door de zoete smaak had je niet in de gaten dat hij zo sterk was. Ik was al dronken van een paar slokjes. Nou ja, het waren wel veel slokjes geweest. Eigenlijk kon ik me niet eens herinneren hoeveel ik van die wijn gedronken had.
De gedachte aan Landons handen over mijn lichaam deed mijn wangen gloeien van schaamte. Ik dacht niet dat ik hem onder ogen kon komen deze ochtend.
Gedane zaken nemen geen keer. Ik kon het niet ongedaan maken. Ik moest maar gewoon accepteren wat er gebeurd was. Toen ik hem vond was hij druk in gesprek met zijn team en hij keek niet eenmaal op om mijn blik te ontmoeten. Mijn gezicht gloeide weer van schaamte.
Ik kon me door het gebeuren niet laten afhouden om mijn doel te bereiken.
Stap er overheen, Elena.
Het was gebeurd, en ik moest me met mijn daden verzoenen. Ik moest die steen te pakken krijgen. Dat was het enige dat er toe deed.
Met mijn zadeltas over mijn schouders ging ik op weg in noordelijke richting. Ik zat net achter een paar Espaniërs en Romilianen en liet me mee voeren op hun snelheid.
De stemming van de groepen was veranderd. Iedereen bewoog zich haastiger en energieker voort en ik wist dat het nog erger zou worden. Met de prijs zo dicht in de buurt werd iedereen wat venijniger. Ik moest goed uitkijken.
Ik hield me afzijdig van de anderen terwijl ik voortliep over de harde woestijnbodem. De lucht was heet en verschaald. Het eindeloze grijze terrein scheen me ook te bedrukken en ik liep zwijgend voort.
Ik was diep in gedachten verzonken toen ik tot mijn verbazing Dolle Jack opeens naast me zag lopen. Hij forceerde een glimlach.
“Hoe voel je je?”
“Alsof ik mijn lever er ieder moment uit kan hoesten en alsof ik met een stomp voorwerp op mijn kop ben geslagen. Verder voel ik me prima.”
Hij lachte en overhandigde me een veldfles. “Hier drink daar maar wat van. Het is runderbouillon. Daar wordt je maag wel wat rustiger van.”
Het laatste waar ik zin in had was drinken, maar ik deed wat me gezegd werd en slobberde het op. Ik trok mijn wenkbrauwen op.
“Dit is lekker. Verbazingwekkend lekker.” Ik gaf hem zijn veldfles terug. “Is het van een soep die je zelf gemaakt hebt?”
“Jazeker,” antwoordde hij trots. “Ik vind het leuk om te koken. Ik word er ontspannen van.”
Daar stond ik van te kijken. Ik had nooit gedacht dat hij het kooklustige type was. Ik was nog verbaasder over het feit dat ik me zo bij hem op mijn gemak voelde, ook al had hij me in een compromitterende situatie gezien. Zijn ongecompliceerde gedrag was op de een of andere manier een troost voor me. Ik kon het niet helemaal begrijpen.
We liepen naast elkaar in een ongemakkelijk zwijgen totdat hij de stilte doorbrak door botweg te vragen: “En, wat is er precies gaande tussen jou en zijne hoogheid?”
Ik struikelde bijna.
“Niets. Niet dat het jouw zaken zijn,” zei ik er scherp bij. “Ben je nu zo laag gezonken dat je hem bij de naam noemt? Kun je niet gewoon zeggen…ik weet het zo gauw niet…schoft…rotzak…of iets dergelijks?”
Dolle Jack haalde zijn schouders op. “Omdat hij geen schoft is. Landon Battenberg is de ware Koninklijke prins van Anglia. Dat zou hij tenminste zijn als het koninkrijk nog bestond.”
Ik gooide bijna de bouillon er weer uit. Ik wist dat ik de naam Battenberg eerder gehoord had. Natuurlijk, ik had hem in een geschiedenisboek van Rose gelezen. De Battenbergs waren een lange reeks koningen van Anglia. Ze gingen generaties terug, van lang voordat de priesters hun rijk gesticht hadden.
Ik was bijna naar bed gegaan met een koninklijk persoon, en ik kon niet besluiten hoe ik me daarbij moest voelen. Goed? Slecht? Heel goed? En welke motieven had de prins gehad? Was ik een aanwinst? Een instrument? Een goedkoop speeltje om zich een avondje mee te amuseren?
Dolle Jack fronste zijn wenkbrauwen. “Ik dacht dat je dat wist.”
“Maar kennelijk wist ik het niet,” riep ik uit. Mijn knieën knikten.
Hij had me uiterst vriendelijk behandeld sinds het begin van de reis. Koninklijk of niet, hij was de enige die zich verwaardigd had om me een handje te helpen. Misschien was hij gewoon eenzaam. Misschien wilde hij alleen wat gezelschap, net als ik.
Ik keek tussen de lange rij hoofden door en zag zijn verwarde donkerblonde haar en brede schouders direct. Er was iets koninklijks aan de manier waarop hij zich voortbewoog, en de manier waarop de anderen altijd naar hem opkeken. Ik wist dat hij van hoge komaf was, maar ik zou nooit hebben kunnen denken dat hij van het hoogste soort was. Ik bedwong het bonzen van mijn hart.
“Nou, hij laat zich toch niet voorstaan op zijn positie.” Ik had echter opgemerkt dat het overgrote deel van de rijken en edele Angliërs hem met zijn titel aanspraken.
Ik dacht aan de moordlustige blikken van Thea en het gebruik van het woord boerengriet. Ik kon het nu wel begrijpen. Ze wilde niet dat ik haar geliefde prins zou bevlekken. En ik kon het haar niet kwalijk nemen.
“Ik dacht dat de priesters al hun titels en hun land hadden afgepakt.,” zei ik even later, terwijl mijn hart nog in mijn oren bonsde.
Dolle Jack keek me aan met zijn ogen tot nauwe spleetjes getrokken.
“Dat hebben ze ook. Officieel hebben de priesters de macht, de kroon en de kastelen van hen afgepakt. Ze hebben geen echt gezag meer. Mar als je door andere gedeelten van Anglia zou trekken, vooral in het zuiden, dan zou je zien dat de meeste mensen het nog steeds over het koninkrijk hebben alsof het nog aan de macht is. Ze geloven nog steeds in het koningschap.”
“Echt waar?” Het verbaasde me niet. “De Angliërs hadden geluk dat ze hun levensstijl nog intact konden houden na de opstand. Ze leven nog steeds op dezelfde manier met al hun goud en hun deftige huizen. Voor hen is er niet veel veranderd. Ze werden niet gedwongen om in de Put te leven zoals wij.”
“Nee, dat is ook zo,” antwoordde hij. “Wie goud bezat gebruikte het tot zijn voordeel toen de begerige priesters kwamen om het op te halen. De rijke koninkrijken ondertekenden een verdrag met de priesters en betaalden hen om hun land en levensstijl te kunnen behouden.”
“Dat lijkt me wel erg hypocriet.”
Ik stelde me voor hoe Landon en Thea lachten en zijn goede wijn uit gouden bekers dronken terwijl ze uitkeken over zijn uitgestrekte wijngaarden en kasteel van glas.
“Niet echt,” zei hij hoofdschuddend. “Het is meer een kwestie van de tijd uitzitten. Zou het je erg verbazen als je wist dat de meeste adellijke families het koninkrijk weer terug willen?”
Ik stond stil en keek hem aan.
“Dat zou me verbazen, ja. Maar…Hoe kom jij aan al die informatie? Ik bedoel, sinds wanneer ben jij een expert op het gebied van alles wat koning is?”
Was ik blind geweest dat ik dat al die jaren niet had gezien? Was ik zo druk bezig geweest met mijn eigen zaken dat ik dit niet had zien aankomen? Zou het waar zijn?
Een droevig glimlachje gleed over zijn gezicht.
“Er is wel meer wat je niet van me weet, Elena.”
Zijn reactie kwetste me wel, maar ik hield me goed. Hij ging weer lopen en ik volgde hem.
“Dat zal zeker wel,” zei ik.
Ik dacht aan mijn eigen geheim en vroeg me af of ik hem ooit genoeg zou kunnen vertrouwen om hem de waarheid te vertellen.
“Ik sluit transacties af…ik doe af en toe zaken met een heleboel rijke families,” verklaarde hij na een tijd van stilte.
Dit was een verrassing voor mij. Ik fronste mijn wenkbrauwen. “Wat voor zaken?”
Hij gaf er de voorkeur aan mijn vraag niet te beantwoorden. Over wat voor zaken had hij het?
“Ik heb regelmatig contact met hen,” zei hij en streek met zijn vingers door zijn donkere haar.
“Ik weet dat je niets anders dan een straathandelaar ziet als je naar me kijkt,” zei hij rustig. “Ik heb gezien hoe je naar Landon kijkt en het is niet dezelfde manier waarop je naar mij kijkt.”
Ik hoorde een klank van jaloezie in zijn stem en het maakte mijn oren aan het gloeien.
Ik wist niet wat ik moest zeggen. Het was waar. Zo had ik altijd aan hem gedacht. En nu ik wist dat Landon een prins was, werd het allemaal wat…gecompliceerder.
“Maar er zit meer achter de dingen die ik in de Put doe. Er is een reden voor mijn hechte banden met de priesters weet je, en het is niet omdat ik hun kleding zo mooi vind.”
“Zoals?” Ik deed geen moeite om mijn argwaan te verbergen.
“Zoals het feit dat ik hen dicht in de buurt moet houden om te weten wat voor streken ze uithalen.”
Hij was even stil en zei toen: “En er zijn nog andere redenen. Maar daar kan ik je niets over vertellen, nog niet tenminste.”
“Wat bedoel je daar in vredesnaam mee?” zei ik beslist.
“Het betekent dat er dingen zijn waar ik je nu nog niet over kan vertellen,” zei hij kortaf. “Dingen die ik je niet mag vertellen, waar ik niet met je over kan praten.”
Ik keerde mijn hoofd weer in zijn richting. “Dat betwijfel ik. Je liet je nooit door iemand zeggen wat je moest doen.”
“Dit is anders.”
“Hoezo?” drong ik aan.
“Ik mag er niet over praten.”
Ik schudde mijn hoofd. “Wat ben je toch vervelend. Wat kun je dan wel zeggen?”
Er gleed een sluw lachje over zijn gezicht. “Wist je dat Prins Landon niet de enige koninklijke deelnemer is aan de wedloop?”
Mijn mond viel open van verbazing. “Wat? In de Anglische groep bedoel je? Prins Landon heeft nog meer broers?”
Dolle Jack lachte en ik moest onwillekeurig glimlachen.
“Nee, in de andere groepen. Daar is Philippe Touraine, Hertog van Fransia.” Hij wees naar een kort, gedrongen mannetje met teveel kant rond zijn hoge kraag.
“En daarginds loopt Enrico Caserta, Hertog van Romilia.” Hij wees naar een lange knappe jongeman van mijn leeftijd.
“Die grote daar,” zei hij terwijl hij naar een reusachtige man met licht haar en bleke huid wees, “dat is Otto Sassen. Hij is de eigenlijke koning van Girmania.”
“En daar,” wees hij voorzichtig achter ons. “Die oudere heer met de hoed is Bartolomeu Dias, een edelman uit het koninklijk huis van Purtula.”
“De enige vrouwelijke koninklijke hoogheid hier is Isabella Velasques, Prinses van Espan.” Hij gebaarde naar een lange vrouw met donkere huid die meer wapens bij zich had dan Dolle Jack en ik samen. Haar ogen waren fel en ze leek meer op een krijger dan op een prinses. Ik herinnerde me haar nog van de eerste dag van de wedloop. Haar ogen hadden geglinsterd van nieuwsgierigheid toen ze me die dag had aangekeken.
Als hij ze me niet had aangewezen zou ik het nooit geweten hebben.
Het was duidelijk dat Dolle Jack meer wist dan hij liet merken en veel meer ook over de Koninklijke families.
“Waarom zouden deze Koninklijke families hun leven wagen in deze wedloop? Waarom zijn ze hier eigenlijk als ze hun koninkrijken weer willen herstellen?”
“Om dezelfde reden als iedereen, de steen. Ik denk dat het bemachtigen van de steen hoort bij het weder opbouwen van de monarchie. Dat is de hoofdreden in ieder geval.”
“Hoezo?”
“Nou,” zei Dolle Jack, “De steen wordt Het Hart van Arcania genoemd omdat het een talisman is die macht vertegenwoordigt. Het bezit ervan zou grote eer brengen aan het winnende koninkrijk. Het zou weer hoop terugbrengen aan de koninkrijken die alle hoop hadden verloren toen de priesters alles veranderden in een hel. Niemand is ooit eerder in staat geweest om hem zich toe te eigenen. Het zou kracht laten zien als je je een prijs toe eigent die zelfs de priesters niet konden bemachtigen. En als het iemand tenslotte gelukt is, dan denk ik dat het een nieuw begin zal inluiden.”
We liepen zwijgend door. De hogepriester had me ook gezegd dat de steen een symbool van macht was. Maar als het nu eens meer was dan dat? Zouden de Koninklijke families hun leven op het spel zetten voor een steen die alleen als een symbool bedoeld was? Of zat er meer achter die geheimzinnige steen?