HET MOCHT EEN WONDER HETEN dat ik niet van mijn paard af viel. De godin beschermde me. Er stroomde warm bloed uit mijn slaap en ik probeerde het bloed weg te knipperen uit mijn ogen en de golf van duizeligheid te weerstaan. Iemand greep me van achteren beet en probeerde me van mijn paard te trekken. Ik hield Toraks zadel vast, maar mijn vinger gleed uit en ik werd achterover gehaald totdat ik haast op zijn rug lag. Twee bebaarde mannen trokken aan mijn linker arm en trokken mijn schouder haast uit de kom.
“Het paard is van mij!”zei een van de mannen. “Ik ga je doden, heks!”
Ik trok mijn zwaard en stak hem in het oog. Hij liet me met luid gehuil los en viel uit mijn zicht.
“Stomme heks, dat zal ik je betaald zetten.”
De andere man sloeg me zo hard in mijn gezicht met de rug van zijn hand dat ik voorover in mijn zadel gegooid werd. Ik proefde bloed in mijn mond en gaf mezelf geen tijd om na te denken en handelde impulsief. Ik keerde me met een ruk om en schopte heel hard. Mijn laars kwam tegen zijn hoofd aan met een afschuwelijk gekraak, en hij sloeg tegen de grond.
“Elena,” Jon keerde zich naar me toe, met een bezweet gezicht. “Deze kant op!”
Hij wees door een opening die ze hadden gecreëerd.
Ik aarzelde geen moment en gaf Torak de sporen. De grote hengst vloog de mannen voorbij met donderende hoefslag. Met Jon, Will en Leo achter me wonnen we aan snelheid en ontsnapten.
We reden hard en ik was dankbaar voor het vlakke land. We scheurden zo snel door het woud dat ik de dennebomen niet langer van de berken kon onderscheiden. Alles was een waas van bruin en groen. Ik hield mijn ogen op Jon gericht en verwonderde me over de snelheid van zijn merrie. Ik slaakte een bevende zucht toen ik me realiseerde dat ik mijn adem in had gehouden en verslapte mijn greep op de teugels een beetje. Mijn vingers waren stijf en mijn blaren bloedden.
Na een uur pijlsnel gereden te hebben minderden we vaart. Ik was blij dat we van die meute dolle mannen af waren maar ik begon me al gauw weer ongerust te voelen.
Waar was Prins Landon? Had hij een andere weg genomen? Een kortere weg? Waren er geheime paden naar Zielstad die niet op de kaart aangegeven stonden?
Een tijdlang zei niemand iets. De spanning in Jons schouders liet me zien dat hij hetzelfde dacht. Zijn hoofd bleef van de ene kant naar de andere gaan alsof hij ergens naar op zoek was. Maar waarnaar?
De stilte werd ondraaglijk.
“We zouden hen allang ingehaald moeten hebben,” schreeuwde ik naar Jon boven het lawaai van de hoeven uit en de wind die om mijn oren floot.
De rit naar Zielstad duurt twee dagen. Hoe kunnen ze zo snel vooruit gekomen zijn zonder paarden? Denk je dat ze een andere toegangsweg hebben gevonden? Een ander pad?”
“Ze zouden wel gek zijn als ze door het bos zouden reizen,” zei hij. “Dat zou twee keer zo lang duren. Nee. Ze zijn langs deze weg gegaan. Ik weet het zeker.”
Maar zijn gezicht vertelde een ander verhaal en hij keek alsof hij zijn best deed om zichzelf te overtuigen.
“Zijn we te laat?” hield ik angstig aan. “Zullen zij Zielstad vóór ons binnen gaan?”
Jons donkere ogen stonden bezorgd. “Dat mag niet gebeuren. Je hebt gehoord wat de heksen zeiden. Kom op! Harder rijden, mannen!”
Hij sloeg zijn hielen in de flanken van zijn paard en vloog weg, met zijn cape achter zich aan wapperend.
Ik gaf Torak de sporen en hij sprintte met een pure snelheid die we nog niet eerder bereikt hadden. Misschien had hij een zetje gekregen van de heksen.
Er klonk luid hoefgetrappel achter me, en met een snelle blik naar achteren kon ik zien dat Will en Leo ons nog steeds op de hielen zaten.
Het woud vloog voorbij. Ik verwonderde me over Toraks snelheid, maar ik verwonderde me nog meer over het feit dat ik erin slaagde om mezelf in het zadel te houden en dat ik niet gevallen was.
Ik dacht aan de steen en de oerkracht die ik in mijn botten gevoeld had. Hij was wild en gevaarlijk, en de slechtste mannen van alle rijken wilden hem. Ik dacht aan de vuile gezichtjes van de hongerige kinderen in de Put
En aan de concubines, de zieken en ouden van dagen. De tranen vlogen uit mijn ooghoeken terwijl ik er aan dacht hoe verschrikkelijk Rose en de kinderen hadden geleden. Het zou nog erger worden, heel veel erger, als de priesters de steen te pakken kregen. Ada zei dat de wereld zou branden.
Ik had puur kwaad gezien en ik had het in de ogen van de hogepriester gezien. Hij moest de steen nooit in handen krijgen.
We reden zwijgend verder, iedereen was met zijn eigen gedachten bezig terwijl we door het woud reden. Torak werd niet moe, en daar was ik dankbaar voor. We vlogen de heuvels die op ons pad lagen op en af, zonder stil te houden. Na misschien een uur of twee hard gereden te hebben reden we de bossen uit en galoppeerden we door akkerland aan de rand van Zielstad.
Jon hield zijn paard in en onderzocht de grond om te zien of er sporen waren.
“Paarden,” zei hij ademloos. “Zo te zien zijn het er misschien acht of negen.”
Hij wierp zijn handen in de lucht. “Verdomme. Verdomme. Verdomme.”
Ik hield Torak in en keek naar de grond. “Weet je dat zeker? Dit kunnen ook oudere sporen zijn van eerder. Dit kunnen onze eigen sporen wel zijn.”
Jon fronste zijn wenkbrauwen en schudde zijn hoofd. “Nee, dit zijn verse sporen.”
“Hij heeft gelijk,” zei Leo, en liet zich lenig van zijn paard vallen. Hij streek licht met zijn hand over de aarde. “Dit zijn verse sporen. Ik zou zeggen dat ze maar een paar uur oud zijn.”
Het bloed trok weg uit mijn gezicht. “Maar hoe kan dat dan? Wie zou er weten dat ze paarden nodig hadden en hoe zouden ze weten waar ze die moesten vinden?”
“Valken denk ik,” zei Will terwijl hij naar de lucht keek. “Ik kan me niet herinneren dat de prins een vogel bij zich had, maar als hij met de priesters heult hebben ze waarschijnlijk met elkaar gecommuniceerd.”
“Al die tijd al,” zei Jon.
Ik had gehoord dat de priesters haviken gebruikten om te spioneren en boodschappen over te brengen. Ik had opeens het gevoel dat ik een klap in mijn gezicht kreeg toen ik me herinnerde dat ik de roep van een havik had gehoord, en dat het precies op het moment was dat Landon bij mijn vuurtje was gekomen. Ik geloofde niet in toeval, maar op dat moment had ik er niet op gelet. Verdorie.
Ik slikte een brok weg. “Maar dat betekent…dat betekent…”
“Het betekent dat de Koninklijke rotzak dit de hele tijd al van plan is geweest. Hij wist vanaf het begin al wat hij aan het doen was. Hij wist precies hoe hij je om de tuin kon leiden, Elena. En daar heeft hij gebruik van gemaakt.”
Ik keek hem boos aan. “Het is niet nodig om daar weer over te beginnen.”
Will en Leo keken me aan, maar ik vermeed hun blikken. Ik was al genoeg vernederd.
Jon ging door.
“Hij zorgde ervoor dat je in de wedloop zou blijven. Hij wachtte totdat je de steen te pakken had en kwam niet tussenbeide, omdat hij al van plan was om hem van je af te pakken. Daarom liet hij je uit de tempel gaan met de steen. Hij wist dat hij hem toch wel terug zou krijgen. Maar hij moest zorgen dat je in leven bleef omdat hij wist dat jij de enige was die hem kon aanraken. Het hoorde allemaal bij zijn plan.”
“Zijn plan en dat van die verdomde priesters,” siste Leo.”Nou weet ik wie er uit de school geklapt heeft tegen de tempelwachten. Dat verklaart de overval op Wedgemore. Landons mensen waren de verklikkers. Ze hebben ons ook om de tuin geleid.”
Will sloeg zich met zijn ene hand in zijn andere hand. “Ik kan haast niet wachten tot ik mijn handen rond de nek van die koninklijke rotzak kan leggen.”
Ik was het met hem eens. Ik had mijn twijfels al gehad over de knappe prins, en nu had Jon het bevestigd. De wijn, het geglimlach, zijn hulp die hij me bood om de wedloop te beginnen, dat was allemaal schijn geweest, en ik was de idioot geweest. Ik had geloofd dat hij iets voor me voelde en het had me verschrikkelijk veel pijn gedaan toen hij me voor dood had achtergelaten. Dat zou ik hem betaald zetten.
“Laten we bidden dat wij terug zijn voordat zij eraan komen.” Jon gaf zijn paard de sporen en scheurde over de weg.
Toen we nog anderhalf uur gereden hadden werd het duidelijk dat we nu het Anglische gezelschap wel in hadden moeten halen, maar dat was niet gebeurd.
We bereikten de akkers en de boerderijtjes die verspreid door het land stonden net buiten Zielstad. Ik kon de enorme ronde muren die de stad omringden in de verte zien maar er was nog geen spoor van de prins te bekennen.
Het werd druk op de weg met kooplieden en karren die Zielstad in en uit gingen. We konden onze snelheid niet houden zonder voorbijgangers dood te rijden en onze eigen paarden pijn te doen.
Een vrouw duwde Torak weg en schudde haar vuist naar mij.
Ik keek neer op de mensenzee. Was het altijd zo druk in de stad? Ik schoof nerveus heen en weer. De wond in mijn nek klopte. De pijn werd erger naarmate we dichter bij de stad kwamen.
“We komen er nooit doorheen,” schreeuwde ik en liet Torak langzamer lopen.
“Blijf doorgaan, sta niet stil.” Jon nam de leiding.
Hij schreeuwde en zwaaide met zijn armen om de mensen naar de kant van de weg te drukken om ons door te laten. Ik bleef zo dicht bij Jon en de anderen als ik kon. Ik herkende een paar handelaars uit de Put. Ze gaven ons nog steeds vertraging en ik uitte een verwensing. Ik zweette van angst en mijn vingers trilden. Ik greep de teugels steviger beet om het beven van mijn handen op te laten houden.
“Doorgaan,” schreeuwde Jon vanuit de voorhoede. “Als we nu stoppen bereiken we hem niet meer voordat hij door de stadsmuren gaat.”
“Ik doe mijn best,” schreeuwde ik. “Er zijn teveel mensen. Ik kom er niet doorheen!”
En hoe verder we gingen, des te drukker het werd op de weg. Tenslotte stonden we helemaal stil. Ik keek over de hoofden van de massa heen. We waren er bijna, maar we waren helemaal omsingeld.
Ik zag een flits van rood en goud binnen de westelijke poort. Een man te paard draaide zich om en onze blikken ontmoetten elkaar.
Prins Landon was door de poorten heen. We waren te laat.