18
November 1862
'Het leger van de Unie gaat het
opnieuw proberen,' zei ik in november tegen Robert. 'Een nieuwe
generaal, een zekere Burnside, verplaatst zijn troepen naar het
zuiden om te proberen Richmond in te nemen. Maar eerst zal hij
langs het leger van Noord-Virginia heen moeten zien te komen.'
'Daar valt ook het regiment van je verloofde onder, hè?'
Ik knikte. Ik wilde niet over Charles praten, maar Robert scheen
vastbesloten zijn bewegingen even nauwlettend te volgen als ik. Het
leek wel of hij zichzelf wilde kwellen door Charles' successen te
vergelijken met zijn eigen mislukkingen.
'Het eerste slagveld zal waarschijnlijk Fredericksburg worden,' zei
ik.
'Waar ligt dat?'
'Ongeveer halverwege Washington en Richmond.'
Robert liep door de kleine voorraadkamer heen en weer alsof hij de
bevelvoerend generaal was die zijn strategie aan het bepalen was.
Als ik hem niet zo goed gekend had en niet geweten had dat het
bespreken van veldslagen en militaire manoeuvres vanaf zijn jeugd
zijn hobby was geweest, zou ik nooit het geduld hebben opgebracht
om op al zijn vragen in te gaan.
'Ben je ooit in Fredericksburg geweest?' vroeg hij.
'Nee. Het is maar een klein plaatsje, niet meer dan vijfduizend
inwoners. Maar ik weet dat het aan de Rappahannock-rivier
ligt.'
'Wie moeten de rivier oversteken, de Yankees of de Rebellen?'
'De Yankees. Ik hoorde er meneer St. John en de andere mannen
afgelopen zondag na de kerkdienst over praten. Het stadje ligt aan
onze kant van de rivier. Ze zijn van plan alle bruggen op te blazen
voordat de Yankees er zijn.'
'Natuurlijk.We kunnen niet anders verwachten.We zullen
pontonbruggen moeten bouwen. En we zullen het hooggelegen terrein
moeten beheersen om daartoe in staat te zijn. Liggen er heuvels in
de buurt?'
'Robert, het spijt me, maar dat weet ik echt niet. Ik ben er nog
nooit geweest.' Ik durfde hem niet te vertellen dat er al mensen
uit Fredericksburg naar Richmond gevlucht waren om een goed
heenkomen te zoeken. Hij zou mij waarschijnlijk gesmeekt hebben hen
te ondervragen. 'Ik heb mensen horen praten over de Hoogvlakte van
Marye, maar vraag me niet waar die ligt.'
'Burnside zal snel moeten optrekken,' zei Robert. 'Dat was het
probleem met McClellan - hij was veel te langzaam en...' Hij hield
abrupt zijn mond en staarde mij verbaasd aan. 'Caroline!
Natuurlijk!'
'Wat?' Ik was er zeker van dat hij nog meer strategie ten beste
wilde geven en ik was dan ook niet voorbereid op wat hij vervolgens
zei.
'Jij kunt ontdekken wat de Rebellen nog meer van plan zijn. Je kunt
je doelbewust zo opstellen dat je hun strategie kunt afluisteren,
zoals je ook zondag hebt gedaan. Je zei toch dat de familie van je
verloofde tot de gegoede burgerij behoort? Je kunt je in de kringen
van generaals en hoge ambtenaren bewegen en niemand zal vermoeden
dat een vrouw belangstelling voor zulke dingen heeft. Ken je veel
hoge heren van de Confederatie?'
Ik aarzelde. 'President Davis gaat in St. Paul's naar de kerk — dat
is ook Charles' kerk. En generaal Lee gaat daar ook heen als hij in
de stad is. Ik heb een paar majoors en kolonels ontmoet,
maar...'
'Maar wat?'
Ik voelde dezelfde weerstand die ik had gehad tegen het afleveren
van Roberts Bijbel - het gevoel dat ik Charles verraadde. St.
Paul's was zijn kerk en ik was daar naar de diensten gegaan om zijn
familie. Zij waren degenen die mij hadden voorgesteld aan de hoge
officieren die ik kende. Als ik zou doen wat Robert van mij vroeg,
zou ik het vertrouwen van de familie St. John beschamen.
Op dat moment klopte de bewaker op de deur om mij te zeggen dat ik
moest vertrekken. Ik was opgelucht. 'Ik weet niet of ik dat wel kan
doen,' zei ik tegen Robert. 'Je zult me de tijd moeten geven om
erover na te denken.'
Ik pakte mijn spullen en ging haastig weg. Eigenlijk wilde ik niet
nadenken over wat Robert mij had gevraagd te doen. Ik was deze
oorlog spuugzat met alle moeilijke beslissingen die ik moest nemen
en alle onmogelijke dingen die van mij gevraagd werden. Ik was het
zat om verscheurd te worden tussen tegenstrijdige belangen, te
moeten kiezen tussen mijn liefde voor Charles en mijn liefde
voorTessie en de anderen. Toen de natie in twee delen
uiteengevallen was, was ook mijn eigen leven verscheurd.
Toen ik op die koude middag in november de gevangenis uit kwam,
wilde ik niets liever dan naar huis rennen en me schuilhouden. Maar
toen ik naar de overkant van de straat keek, waar Eli het koetsje
had geparkeerd, was ik ontsteld toen ik meneer St. John naast hem
op mij zag staan wachten.
Mijn eerste reactie was een gevoel van schaamte, alsof Charles'
vader op de een of andere manier mijn gesprek met Robert had kunnen
horen, mijn gedachten had kunnen lezen en mij nu wilde
beschuldigen. Maar toen ik besefte dat dat onmogelijk was, maakte
zich een afschuwelijke, allesoverheersende angst van mij meester.
Hij moest hierheen gekomen zijn met nieuws over Charles.
De pijn die ik plotseling in mijn borst voelde, was zo hevig dat ik
bad dat ik die nooit meer zou voelen. Zonder na te denken en zonder
om mij heen te kijken, rende ik naar de andere kant van de straat
naar hem toe. Ik had wel door een rijtuig overreden kunnen worden,
want ik keek geen moment om mij heen.
'O nee... is er iets met Charles gebeurd?'
Meneer St. John leek even van zijn stuk gebracht. 'Nee... nee, ik
ben hier niet in verband met Charles.' Hij zag hoe erg hij mij had
laten schrikken en bood snel zijn verontschuldiging aan.'Het spijt
me, het was niet mijn bedoeling je te laten schrikken, Caroline. Ik
heb niets van Charles gehoord.'
Ik leunde tegen het koetsje en sloot mijn ogen,
overvallen door hetzelfde misselijk makende gevoel dat ik had
gevoeld na het zien van de namen van Will en Jonathan op de
ver-lieslijsten. Ik dacht echt dat ik zou gaan flauwvallen.
Eli pakte mij zachtjes bij de arm en liet me in het koetsje
plaatsnemen. 'Rustig maar, missy. Je kunt maar beter even gaan
zitten.'
'Het spijt me erg,' herhaalde meneer St. John. 'Gaat het weer een
beetje?'
Ik knikte. 'Zolang alles goed gaat met Charles, voel ik mij
best.'
'Ja...' Hij schraapte zijn keel. 'Wat ik met je zou willen
bespreken is zeer ernstig, maar het heeft niets met Charles'
veiligheid te maken. Wil je met me mee naar huis gaan om dit te
bespreken?'
'Ik weet niet... vertelt u mij nu maar wat er aan de
hand is.
'Het heeft te maken met de Libby-gevangenis.' Hij knikte naar het
gebouw aan de overkant van de straat.
'De gevangenis? Vertel het me nu maar.'
Hij zuchtte en keek toen naar de grond alsof hij naar woorden
zocht. 'Mij is onlangs ter ore gekomen dat je de gevangenis
regelmatig bezoekt en om eerlijk te zijn... nou ja, ik was nogal
geschokt toen ik het hoorde. Ik wilde majoor Turner aanvankelijk
niet geloven toen hij zei dat je daarheen ging, maar hij stelde mij
voor er zelf heen te rijden om het te zien. En dat heb ik
gedaan.'
Ik was met stomheid geslagen. 'Ik heb nooit geprobeerd die bezoeken
voor u — of voor wie dan ook — geheim te houden.'
'Ik begrijp dat je een bijzondere gevangene bezoekt.'
'Ja, mijn neef Robert Hoffman. Hoezo?'
'Mag ik je vragen wat je relatie met deze man is?'
Ik kon nauwelijks geloven dat hij mij op deze manier ondervroeg.
Mijn angst veranderde langzaam aan in woede. Ik probeerde het niet
te laten merken. 'Robert is door huwelijk familie van mij. De
zuster van mijn moeder — die hier in Richmond is opgegroeid - is
getrouwd met Philip Hoffman, Roberts oom. Ze waren zo vriendelijk
om mij na de dood van mijn moeder in hun huis in Philadelphia
op te nemen. Daar heb ik Robert ontmoet. Hij is alleen maar een
neef, net zoals Jonathan.'
Meneer St. John keek me doordringend aan. 'Ik wil je graag vragen
hem niet meer te bezoeken.'
'Hoezo? Ik breng hem alleen maar wat eten en wat te lezen. De
omstandigheden daar zijn verschrikkelijk.'
'Van nu af aan kan je bediende die pakketjes wel afgeven. Majoor
Turner zal erop toezien dat je neef ze krijgt.'
'Daar gaat het niet om. Zegt de Bijbel niet dat we de zieken en de
gevangenen moeten opzoeken?'
'Weet Charles dat je hierheen gaat om die man te bezoeken?'
Ik schudde mijn hoofd. Ik weet niet waarom ik het Charles nooit had
geschreven, maar ik had het niet gedaan. Aanvankelijk leek het niet
belangrijk. Nadat ik de Bijbel naar de linies van de Unie had
gebracht, was ik bang om het hem te vertellen, bang dat mijn schuld
tussen de regels door te lezen zou zijn en dat mijn brieven erdoor
bezoedeld zouden worden. Ik kon de blik van meneer St. John niet
langer verdragen.
'Luister, Caroline, ik ben ervan overtuigd dat je bedoelingen
volkomen onschuldig zijn. Maar in de ogen van veel mensen zijn deze
bezoeken schandelijk. Door een vijandelijke soldaat te helpen,
wordt je loyaliteit in twijfel getrokken. Je riskeert je reputatie
door deze man alleen, zonder chaperonne, te bezoeken. Ter wille van
Charles - en ter wille van je eigen reputatie - wil ik je opnieuw
vragen om niet meer naar de gevangenis te gaan.'
Het duurde even voor ik weer kon spreken. Hij had natuurlijk
gelijk. Ik zou bij mijn volgende pakketje Robert een brief sturen
waarin ik hem zou uitleggen waarom ik niet langer kon komen. Ik
bleef zo lang met mijn hoofd gebogen naar mijn handen staren dat
meneer St.John het als instemming opvatte en weg wilde gaan.
'Bedankt voor je begrip. Dag Caroline.'
Ten slotte keek ik op en deze keer keek ik Eli in de ogen. Er viel
geen boosheid, geen verwijt in te lezen, maar nog voor ik zijn
advies had gevraagd, wist ik wat hij zou zeggen.
'Meneer St. John... wacht even.'
Hij draaide zich weer om en kwam langzaam terughinken terwijl ik
uit de koets stapte.
'Het spijt me, maar ik kan niet op uw verzoek ingaan. Ik zal
Charles zelf schrijven en hem de reden vertellen waarom ik Robert
bezoek. En van nu af aan zal Eli mij tijdens mijn bezoeken
begeleiden. Maar ik denk dat het gehoorzamen van Christus
belangrijker is dan mij er zorgen over maken wat andere mensen
ervan zullen zeggen. Robert is geen vijandelijke soldaat, maar een
gevangene, een vriend, die onder onmenselijke omstandigheden moet
leven. Jezus zei dat we het minste wat we voor onze broeders doen,
voor Hem doen.'
Meneer St. John draaide zich zo abrupt om om weg te lopen dat ik
zijn gezicht niet kon zien. Maar ik zag wel Eli's gezicht en zijn
glimlach zou de somberste gevangeniscel hebben doen oplichten.
Ik schreef die avond Charles een
brief en vertelde hem dezelfde dingen die ik tegen zijn vader had
gezegd. Ik vroeg hem niet om toestemming of zijn goedkeuring, maar
besloot mijn brief met de opmerking dat ik hoopte dat er, mocht hij
ooit gevangengenomen worden, in het Noorden ook vrouwen zouden zijn
die hun vijanden dezelfde christelijke naastenliefde zouden
bewijzen als ik Robert deed. Twee dagen later gaf ik de brief aan
Jonathan mee om hem aan Charles te geven. De wond aan zijn arm was
goed genezen en hij keerde weer naar het front terug. Sally en ik
gingen met hem mee naar het station om hem uit te zwaaien.
Op het moment dat Jonathans trein uit het zicht verdween, liet
Sally alle schijn van flinkheid varen en viel mij huilend in de
armen. Terwijl ik met haar naar huis reed, probeerde ik haar te
troosten. De bedienden brachten thee en schoven een bank vlak bij
de haard, zodat we ons konden warmen na het afscheid op het koude
perron.
'Ik weet niet wat ik heb,' zei ze, haar tranen wegvegend.
'De vorige keer dat Jonathan wegging, was ik lang niet zo van
streek als nu.'
'Sally... ben je verliefd op hem geworden?' vroeg ik zacht.
Ze begon opnieuw te huilen. 'Ik heb de afgelopen weken zoveel tijd
met hem doorgebracht, met hem gepraat, voor hem gezorgd... en hij
is de liefste, meest fantastische man die ik ooit heb gekend. Als
hem iets overkomt... als ik hem nooit meer terug zal zien... dan
weet ik mij geen raad en zou ik niet weten hoe ik verder moest
leven.'
Ik sloeg mijn armen om haar heen en probeerde haar te kalmeren
zoals Tessie mij dat altijd deed. 'Ik denk wel dat je mijn vraag
beantwoord hebt. Je houdt van hem. En als het je misschien wat kan
troosten, Jonathan is al driejaar lang verliefd op je.' Ik
glimlachte, maar ze was te radeloos om terug te glimlachen.
'Wat moet ik nu doen, Caroline? Hoe kun jij het verdragen om de man
van wie je houdt zo lang niet te zien omdat hij zover weg is? En
het gevaar is zo groot.'
'Ik kan het niet verdragen. Ik vind het verschrikkelijk. Ik weet
dat jij de oorlog altijd gesteund hebt, maar ik zou wel willen dat
ik er meteen, nu, een eind aan zou kunnen maken, voordat er ook nog
maar één persoon zal sneuvelen.'
'Ik denk dat ik nu begrijp waarom je nooit hebt staan juichen zoals
ieder ander deed,' zei Sally, haar neus snuitend. Ik begrijp niet
dat ik zo naïef ben geweest om te denken dat de oorlog iets
roemrijks zou hebben.'
'De oorlog is dan wel niet glorieus, maar er is moed voor nodig om
voor je overtuiging uit te komen zoals Jonathan en Charles doen.
Dat is wat mijn vader zei voor hij vertrok. Hij zei dat iedere man
— en iedere vrouw — in deze oorlog zou moeten doen wat naar zijn of
haar mening het juiste is.'
'Bezoek je daarom je Yankee-vriend in de Libby-gevangenis?' vroeg
Sally. Haar stem was niet veel meer dan een gefluister.
Ik rilde, maar niet van de kou. 'Ja... van wie heb je over Robert
gehoord?'
'Van mijn vader. Hij is woedend op je.'
'Omdat ik geweigerd heb om in te gaan op zijn verzoek er niet meer
heen te gaan?'
'Ja, en omdat iedereen in Richmond over je praat. Helen Taylor en
haar moeder verspreiden allerlei roddelpraatjes over je. Papa heeft
een enorme hekel aan een schandaal.'
'Heeft je vader je ook verteld waarom ik geweigerd heb? Dat ik het
doe omdat de Bijbel zegt dat, als we een gevangene bezoeken, het is
alsof we Jezus Zelf bezoeken?'
Sally pakte de theepot en schonk ons allebei een kopje thee in. Ze
wilde mij niet aankijken. 'Je moet begrip hebben voor mijn vader.
Hij is gewend zijn zin te krijgen. Hij was erg boos op je toen je
in mei weigerde met ons mee te vertrekken uit Richmond. Die
bezoeken aan de gevangenis maken de zaken alleen maar erger. Hij
voelt zich verantwoordelijk voor je. Je moet proberen de zaken weer
in orde te maken met hem, Caroline.'
'Hoe dan? Hij zal toch alleen maar tevreden zijn als ik niet meer
naar de gevangenis zal gaan?'
'Ja, ik denk het wel. Maar hij heeft gedreigd Charles over je te
schrijven.'
Ik huiverde opnieuw. 'Laat mij je een vraag stellen. Als je vader
boos op Jonathan zou zijn... als hij je zou verbieden met hem om te
gaan... zou je dan niet met hem trouwen?'
Sally zette haar kopje neer voor ze antwoord gaf. 'Ik heb mij, voor
de oorlog begon, nooit voor kunnen stellen dat ik tegen de wensen
van mijn vader in zou gaan. Maar ik heb me ook nooit voor kunnen
stellen dat ik al die gewonden in het ziekenhuis zou verzorgen. Nu,
na alles wat ik heb meegemaakt... ja. Ik zou met Jonathan trouwen
of papa het nu wel of niet goed zou vinden.'
Ik sloot opgelucht mijn ogen. 'Ik hoop dat je broer er net zo over
zal denken.'
De veldslag die we allemaal verwacht hadden, vond op 13 december
plaats bij Fredericksburg. Opnieuw brachten de zegevierende
Confederalen een opmars van de Unionisten om Richmond in te nemen,
tot staan. En opnieuw sloten Sally en ik ons bij de andere
vrouwen van Richmond aan om de verlieslijsten door te nemen. Onder
de meer dan vijfduizend namen kwamen de namen van Charles en
Jonathan niet voor.
Ik voelde mij geweldig opgelucht. Toen ik de teleurstelling zag op
het gezicht van iedere slaaf die ik op straat tegenkwam,
realiseerde ik mij dat de Confederale overwinning voor hen een
verlies was, omdat hun vrijheid nog verder naar de toekomst
verschoven werd.
Om diezelfde reden was ik bang Robert onder ogen te komen. Hij was
er zeker van geweest dat generaal Burnside succes zou hebben waar
de anderen gefaald hadden, en dat de troepen van de Unie nu iedere
dag de stad zouden kunnen binnentrekken om hem en zijn
medegevangenen te bevrijden. 'Is het waar wat er over
Fredericksburg wordt verteld?' vroeg hij zodra hij mij zag. Hij had
het ongetwijfeld van de gnuivende bewakers gehoord.
'Ja, het is waar. Bij Fredericksburg is de Unie opnieuw verslagen.
Als je jezelf wilt kwellen met de details, ik heb de krant voor je
meegebracht.'
Hij schoof hem opzij. 'Ik heb een plan, Caroline.'
'Daar is het nu te laat voor. De veldslag is voorbij. Het sneeuwt
en het vriest buiten en tot het voorjaar zal er waarschijnlijk niet
meer gevochten worden.'
'Geen gevechtsplan,' zei hij, zijn hoofd schuddend. 'Een plan om te
ontsnappen.' Zijn ogen waren onnatuurlijk helder. Ik had er nog
nooit eerder zo'n waanzinnige opwinding in gezien en ik werd bang
voor hem. Ik wierp een blik op Eli die mij nu bij ieder bezoek
vergezelde en liet mij toen op het bankje zakken.
'Ik luister.'
'Goed. Ik heb je hulp nodig.' Hij trok zijn bank dichterbij en
begon zachtjes te fluisteren. 'Ik ga een tunnel graven. Ik weet dat
dat onmogelijk klinkt, maar ik denk dat ik door de schoorsteen heen
in een niet-gebruikt gedeelte van de kelder kan komen. Ik heb een
plattegrond van je nodig van het terrein om de gevangenis heen,
zodat ik weet in welke richting ik moet graven en hoe ver. Je moet
een plek zoeken waar ik uit de tunnel kan komen zonder dat de
schildwachten mij zien.'
'Robert... als je betrapt wordt...'
'Ja,ja, dat weet ik!' schreeuwde hij.'Dat hoefje mij niet te
vertellen!' Toen beheerste hij zich weer en liet zijn stem dalen.
'Ik weet wat de risico's zijn. Maar ik moet al die stomme dingen
die ik bij Bali's Bluff heb gedaan, goedmaken. Ik moet weer
teruggaan naar de oorlog en gaan vechten. Toen ik mij overgegeven
heb, heb ik mijn mannen tekortgedaan — en mijzelf ook. Misschien
kan ik dat weer goedmaken door sommigen van ons hieruit te
halen.'
'Bedoel je dat je niet de enige bent die dit gaat proberen? Hoeveel
anderen nog?'
'Iedereen die het risico wil nemen om met mij mee te doen.'
Ik wilde wel dat ik gedaan had wat meneer St. John van mij gevraagd
had en Robert nooit meer was gaan opzoeken. Ik kon mij toch
onmogelijk bij zo'n gevaarlijk plan laten betrekken. Ze zouden mij
kunnen ophangen voor het helpen ontsnappen van vijandelijke
gevangenen. Maar ik kon ook zien dat Robert op de grens van waanzin
verkeerde, en ik wist niet hoe ik hem van zijn plan kon afbrengen
zonder hem zijn laatste hoop te ontnemen.
'Wat is er?' vroeg hij toen ik zo lang aarzelde.
'Je kunt dan wel je eigen leven en dat van de anderen willen wagen,
maar je brengt ook mijn leven in gevaar. Ik heb die Bijbel
afgeleverd omdat ik dacht dat er daardoor een eind aan de oorlog
zou komen en dat de slaven er hun vrijheid door zouden krijgen.
Maar wat je nu vraagt — jou en wie weet hoeveel anderen nog te
helpen ontsnappen — is iets heel anders.'
'Nee, het is precies hetzelfde. Ik heb je nog niet mijn hele plan
verteld, Caroline. Als ik hier eenmaal uit ben, zal ik ervoor
zorgen dat onze geheim agenten hier contact met je zullen opnemen.
Alle informatie die je in jouw kringen van de Confederale
ambtenaren kunt loskrijgen, kun je via hen doorgeven. Zij zullen
het op hun beurt doorgeven aan onze strategen. Als je ons helpt
deze oorlog te winnen, zal de slavernij in alle rebellenstaten
worden afgeschaft.'
'Ik heb je nooit gezegd dat ik bereid ben om te spioneren...'
'Dat heb je al gedaan,' zei hij heftig. 'Wat je redenen dan ook
geweest mogen zijn toen je het voor de eerste keer deed, het zijn
nog precies dezelfde redenen waarom je door moet gaan met ons nu te
helpen. Het zal deze keer in feite minder gevaarlijk voor je zijn,
wantje hoeft niet uit Richmond weg te gaan.'
'Ik moet er eerst over nadenken.'
'Goed. Denk erover na.' Zijn toon was bitter en op zijn gezicht was
verachting te lezen.'Intussen ga ik graven. Ben je van plan mij te
helpen met het vaststellen van de locatie van de tunnel, of ben je
zelfs te bang om dat te doen?'
Ik haatte de verschrikkelijke man die Robert in de gevangenis
geworden was. Na de nederlaag bij Fredericksburg zou het maanden
duren voordat de Yankees opnieuw een poging konden doen om Richmond
te veroveren en hem zouden kunnen bevrijden. Hij zou het nooit zo
lang uithouden.
'Wat wil je precies weten?' vroeg ik.
'We mogen alleen maar door de ramen aan de zuidkant naar buiten
kijken. Ik weet dat daarbeneden een straat loopt en dat het kanaal
zo'n twintig meter verder ligt. We kunnen geen tunnel in die
richting graven omdat hij dan vol water zal komen te staan. Ik moet
weten wat zich aan de andere drie zijden van dit gebouw
bevindt.'
Ik dacht een ogenblik na. 'Langs de westelijke muur van het gebouw
loopt deTwentieth Street en langs de noordzijde Cary Street. Aan de
overkant van beide straten liggen braakliggende percelen. Je kunt
je nergens achter verschuilen. Je zult erg ver moeten graven om uit
het zicht van de wachtposten te komen als je weer te voorschijn
komt.' Ik zweeg even en probeerde mij de vierde zijde van het
gebouw voor de geest te halen. 'Langs de oostelijke muur ligt een
kleiner braakliggend terrein van zo'n twintig meter breed. Aan de
andere kant van het perceel staan een paar gebouwen - ik heb ze
nooit goed bekeken, maar als je wilt, kan ik dat wel doen. De
volgende keer dat ik kom, zal ik je laten weten wat ik heb
ontdekt.' Ik ging staan omdat ik wist dat onze tijd om was.
'Meet het terrein aan de oostkant voor me op,' zei Robert.
'Hoe kan ik nu...'
'Trap het af... kijk, zo.' Hij stond op en stapte door de
voorraadkamer heen van muur tot muur, waarbij hij zijn passen
telde. 'Ik zal je paslengte met mijn riem meten en die gebruiken om
de lengte van de tunnel te bepalen.'
Toen Eli en ik weer buiten in de Cary Street stonden, vroeg ik hem
of hij Roberts plan had gehoord.'Zeker, ik heb het gehoord,' zei
hij kalm. 'Ik zou hem zelf kunnen helpen, missy Caroline, als je
hier buiten wilt blijven.'
Ik haalde een keer diep adem. 'Nee, laten we het samen doen. Twee
weten meer dan een.'
We staken de straat over naar waar het koetsje stond, gingen
ernaast staan en namen het terrein om de gevangenis heen goed in
ons op. Wat ik mij van de noord- en westzijde herinnerd had, was
juist geweest; de open percelen waren te breed en te verlaten om
aan Roberts plannen te kunnen voldoen. Maar tegenover het smalle,
open perceel langs de oostzijde stond een stenen gebouw van twee
verdiepingen hoog met een uithangbord waarop 'Kerr's Warenhuis' te
lezen was. Het keek uit op de Cary Street, niet op de gevangenis,
en erachter bevond zich een omheind erf met een schuurtje erop. De
schutting liep over de hele lengte van het perceel en was
vastgemaakt aan een ander, vrijwel even groot stenen gebouw dat op
de Canal Street uitkeek.
Ik wist dat Eli aan hetzelfde dacht als ik toen hij zei: 'Op de een
of andere manier moeten we erachter kunnen komen wat er zich op dat
erf achter die schutting bevindt.'
'Ja. Laten we eens om het huizenblok heen rijden om te zien wat dat
andere gebouw aan Canal Street is.'
De wachtposten, die voor de gevangenis patrouilleerden, zagen ons
om het gebouw heen rijden en naar het zuiden de Twentieth Street
naar het kanaal inslaan in plaats van naar het noorden te rijden
zoals we gewoonlijk deden als we weer naar huis gingen. Het was die
middag in december veel te koud en te winderig voor een
pleziertochtje, zeker langs de waterkant. We sloegen de hoek
om en reden langs het gebouw dat naast de zuidzijde van het
omheinde erf stond. In het gebouw waren de kantoren van de
Sleepboot Maatschappij van de Jamesrivier ondergebracht.
'Het lijkt me het beste dat zijn tunnel uitkomt achter die
omheining,' zei Eli toen we weer naar huis reden. 'Je vriend hoeft
dan maar zo'n twintig meter te graven.'
'Ja, dat denk ik ook. Nu moeten we er nog achter zien te komen wat
er zich aan de andere kant van die schutting bevindt.'
'Je bent altijd een slim grietje geweest,' zei Eli.'Je zult vast
wel iets bedenken.'
Bij de gedachte dat ik zou helpen bij een ontsnapping uit de
gevangenis trok mijn maag weer samen.'Ik denk dat ik nu weet hoe
Rachab zich gevoeld moet hebben toen ze de spionnen van Jozua hielp
om Jericho te ontvluchten,' zei ik.'Ik weet dat de Bijbel haar als
een heldin laat zien, maar het is nog nooit bij mij opgekomen dat
ze, om haar vijanden te helpen ontsnappen, haar eigen stad en volk
moest verraden.'
'Weet je waarom ze het deed? De Bijbel zegt dat ze het deed omdat
ze geloofde in de macht van God. Ze wist dat Hij Zijn plannen ten
uitvoer zou brengen en ze besloot Zijn dienares te zijn, wat het
ook mocht kosten.'
'En als Charles ook eens onder die kosten zou vallen?' vroeg ik
zacht.
Eli zuchtte. 'Ik weet dat het niet gemakkelijk is om dit te horen,
maar God neemt nooit iets weg zonder er iets beters voor in de
plaats te geven — zo niet in dit leven dan in het volgende.'
Ik schudde mijn hoofd. 'Als ik Charles kwijtraak, wil ik niets
anders. En ik kan mij niet voorstellen wat God Rachab gegeven kan
hebben om haar huis, haar familie en haar vrienden te
vervangen.'
Eli klapte met de leidsels en de merrie begon te draven toen hij
het koetsje Church Hill op trok. 'De Bijbel zegt dat Rachabs
familie eveneens werd gered. Maar als je wilt zien wat God voor
Rachab nog meer heeft gedaan, moetje, als je thuis bent, het eerste
hoofdstuk van Matteüs maar eens lezen.'
Toen ik alleen op mijn slaapkamer was, zocht ik het betreffende
hoofdstuk op. Aanvankelijk dacht ik dat ik het verkeerde gedeelte
las: dit was een lijst van Jezus' geslachtsregister. Toen vervaagde
de bladzij plotseling door mijn tranen. Onder de voorouders van
Jezus werd ook de verraadster en spionne Rachab genoemd.
Ik wachtte gespannen op het antwoord van Charles op mijn brief waarin ik hem had geschreven dat ik Robert in de Libby-gevangenis bezocht. Toen er eindelijk een brief van hem kwam, was ik bang om die te lezen. Ik wist dat het een antwoord op mijn brief was omdat hij dezelfde envelop had gebruikt. Door een tekort aan papier was het in het Zuiden noodzakelijk iedere envelop opnieuw te gebruiken door voorzichtig de flap open te weken en hem daarna bij hergebruik weer dicht te plakken. Ik draaide de envelop lange tijd om en om voor ik de moed vond om hem te openen en de brief te lezen.
Mijn liefste Caroline,
Wat verlang ik ernaar je weer te
zien. Terwijl ik deze brief schrijf en terugdenk aan de
fantastische momenten die we samen gehad hebben, kijk ik naar je
foto. Ik heb zelfs dierbare herinneringen aan de ruzies die we
hadden toen we elkaar voor het eerst ontmoetten. Je ziet kans om
mij alert te houden en mezelf niet al te serieus te nemen en daar
ben ik je dankbaar voor. Je ziet er zo prachtig uit op de foto — de
mooiste vrouw in het hele regiment — maar ik zou je nu veel liever
in mijn armen houden dan naar je portret kijken.Als ik eraan denk
hoe lang het algeleden is dat ik je omhelsd en gekust heb, ben ik
de wanhoop nabij. Maar ik put altijd weer moed door aan onze
toekomst te denken. We liggen hier bij Fredericksburg in winterkamp
en het is ontzettend koud. De Yankees hebben de stad gebombardeerd
voor ze hem aanvielen en toen geplunderd wat ervan overgeschoten
was. Maak je geen zorgen, mijn regiment bleef veilig op de
Hoogvlakte van Marye. Het lijkt erop dat oorlog uit slechts twee
uitersten bestaat — eindeloze uren van verveling en wachten,
gevolgd door oneindige momenten van louter verschrikking. We
hebben zelfs geen tijd om te rouwen over onze vrienden die naast
ons sneuvelden. Maar ik denk dat we deze oorlog gaan winnen. Onze
stad — en jij — zijn nog steeds veilig en daar dank ik God voor. Ik
moet toegeven dat ik niet gelukkig ben met je bezoeken aan de
gevangenis, maar niet om dezelfde redenen als mijn vader. Ik ben
verliefd op je geworden omdat je een vrouw met diepe overtuigingen
bent, met de moed om voor die overtuigingen uit te komen (zelfs als
dat betekent dat je iemand op straat in Richmond te lijf moet
gaan). Hoewel ik niet graag zou zien dat je reputatie ten onrechte
bezoedeld zou worden, houd ik te meer van je omdat je je er niet
door mensenvrees van aflaat houden om te doen wat God van je
vraagt.
Nee, het is niet al het geroddel waar ik mij zorgen over maak en ik
ben ook niet jaloers op je neef Robert. Ik vertrouw je volkomen. Ik
heb gezien hoe mensen onder de gruwelijke omstandigheden van
gevangenschap soms in beesten veranderen, en in mijn verbeelding
zie ik je tijdens een gevangenisopstand gegijzeld worden. Ik weet
dat Eli je tot het uiterste zal beschermen en ik ben blij dat hij
je bij je bezoeken vergezelt. Maar hij is slechts één man tegen
hoeveel duizenden Yankees? Als ik je er niet toe kan overhalen om
niet meer naar de gevangenis te gaan, dan smeek ik je alsjeblieft,
alsjeblieft op je hoede te zijn. Ik kan me maar nauwelijks indenken
dat ik nu al langer dan anderhalf jaar in het leger zit en dat ik
in al die tijd niet thuis ben geweest om je op te zoeken, met
uitzondering dan van dat korte moment bij Rocketts Whaif. Ik heb
nooit gedach t dat de oorlog zo lang zou duren. Ik had erop gehoopt
verlof te krijgen met Kerst om de tweede verjaardag van onze
verloving te vieren, maar het ziet ernaar uit dat niemand verlof
zal krijgen. De Yankees zitten nog steeds te dichtbij, net over de
Rappahannockrivier bij Falmouth, en we kunnen het niet riskeren om
ook maar iemand naar huis te laten gaan. Ik zal op die gelukkige
dag aan je denken — zoals ik iedere dag doe - en bidden dat dit
onze laatste Kerst is dat we van elkaar gescheiden zijn. Ik moet nu
eindigen voordat ik ondraaglijk verdrietig word - en ik ook jou
verdrietig zal maken. De tijd voor Kerst is een periode van grote
hoop, dus laten we de hoop voor onze toekomst ontlenen aan de hoop
die we hebben in Christus. God zegene je, Caroline. Ik houd meer
van je dan ik je kan zeggen.
Charles