23
Voorjaar 1864
'Ik heb gehoord dat de wegen weer
aan het opdrogen zijn,' zei mevrouw St. John zuchtend. 'Ik neem aan
dat dat betekent dat de gevechten weer zullen beginnen.'
Sally, haar moeder en een handjevol andere dames zaten op een
middag in mijn zitkamer, met al onze kamermeisjes en zwarte
naaisters, te naaien. We naaiden deze keer niet voor onze soldaten,
maar voor onszelf en hielpen elkaar met het herstellen van de
verbleekte en gerafelde zomerkleding van vorig jaar tot iets wat we
zouden kunnen dragen nu het in Richmond weer warmer werd. Zelfs als
er rollen stof door de blokkade waren gekomen en nu in de winkels
lagen, kon niemand van ons het zich permitteren die te kopen. Maar
Sally had de hand weten te leggen op een recent uitgekomen modeblad
en nu deden we ons best onze kleding aan de nieuwste mode aan te
passen.
'Nou, ook al betekent het dan dat er weer gevochten zal worden,'
zei een van de andere dames, 'ik ben in ieder geval blij dat de
winter voorbij is.'
'Ik moest er vanmorgen aan denken dat het alweer drie jaar geleden
is dat we onze eerste overwinning bij Fort Sumter vierden,' zei
Sally. 'Herinner je je die avond in 1861 nog, toen heel Richmond
feestvierde? We gingen er samen heen, Caroline - jij en Charles,
Jonathan en ik.'
'Ja, ik weet het nog,' zei ik. 'Voorspelde toen niet iemand in een
van de toespraken dat de oorlog binnen twee maanden, misschien
zelfs wel binnen een maand, zou zijn afgelopen? Hoe in de wereld is
het mogelijk dat die nu al drie jaar duurt?'
'Ik herinner mij nog die eerste keer dat we dachten dat de Yankees
Richmond zouden binnenvallen met dat oorlogsschip, de Pawneel zei
mevrouw St. John, terwijl ze met haarschaar een zoom opentornde.
'Wat waren we dwaas om ons zorgen te maken terwijl er helemaal geen
gevaar was geweest.' Ze glimlachte bij de herinnering.
Dat was de eerste van vele avonden geweest dat ik voor Charles'
veiligheid had gebeden. Hij had sindsdien heel wat keren met echte
gevaren te maken gekregen en had in sommige van de bloedigste
veldslagen van de oorlog gevochten: Manassas, Malvern Hill,
Sharpsburg, Fredericksburg, Gettysburg. Die eerste avond had ik mij
voorgenomen op God te vertrouwen en tot nu toe had Hij Charles
beschermd.
'Een paar dagen geleden heeft mijn man het allemaal eens op een
rijtje gezet,' zei mevrouw St. John. 'De Yankees hebben zes keer
geprobeerd om Richmond in te nemen, onder zes verschillende
bevelhebbers - McDowell, McClellan, Hooker, Burnside — de anderen
die hij noemde, ben ik vergeten, maar het waren er zes. En ze
hebben allemaal gefaald.'
'Dan moet generaal Grant dus de zevende zijn,' zei Sally, terwijl
ze een draad in de naald stak. 'Ik heb gehoord dat hij de reputatie
heeft erg koppig te zijn, maar ik ben er zeker van dat onze mannen
hem terug zullen drijven, zoals ze ook de anderen weggejaagd
hebben.'
Iedereen was het met Sally eens, behalve ik. Ik hoopte in stilte
dat Grant succes zou hebben waar de anderen hadden gefaald, zodat
mijn leven met Charles eindelijk zou kunnen beginnen. Ik hoopte
vurig dat er een eind aan deze oorlog zou komen voordat er nog meer
bloed vergoten zou worden en het Zuiden helemaal verwoest zou zijn.
Hoe langer het conflict zich voortsleepte, hoe groter de kans werd
dat Charles gewond zou raken, gevangengenomen zou worden of
sneuvelen, zoals tienduizenden andere mannen. Ik wenste gewoon dat
er een eind aan zou komen - ik wilde dat de slaven vrij zouden
komen en dat deze verschrikkelijke, bloedige oorlog zou
eindigen.
'Mijn man zegt dat de Yankees deze keer uit meer dan één richting
op ons af zullen komen,' zei mevrouw St. John. 'Grant zal op Lees
leger bij Fredericksburg afgaan en generaai Butler zal langs de
andere oever van de Jamesrivier optrekken om ons af te snijden van
onze zuidelijke spoorlijnen. Een andere generaal — zijn naam ben ik
vergeten - zal naar de Shenandoahvallei optrekken om te proberen
Lee van zijn bevoorradingskamp in Lynchburg af te snijden.'
'Jonathan zegt dat ze klaar zullen zijn als ze zullen komen,' zei
Sally. 'Hij zegt dat onze mannen zich ingraven en een
verdedigingslinie aanleggen van bijna honderd kilometer lang, van
het noordwesten van Richmond tot het zuiden van Petersburg. Als
Grant onze versterkingen zal aanvallen, zal hij zoveel mannen
verliezen dat het Noorden eindelijk genoeg zal krijgen van deze
oorlog.'
'Mijn man zegt dat het een verkiezingsjaar voor het Noorden is,'
voegde een andere vrouw eraan toe. 'Hij zegt dat Lincoln niet erg
populair is, dus als we ons de Yankees tot november van het lijf
kunnen houden, zal de nieuwe president misschien wel vrede willen
sluiten.'
'Zijn de geruchten waar dat Richmond spoedig geëvacueerd zal
worden?' vroeg ik, in de hoop meer informatie los te krijgen.
Maar voor iemand de kans kreeg antwoord te geven, kwam meneer St.
John plotseling mijn kamer binnenstormen zonder zich te hebben
laten aankondigen. Hij zag er zo ontsteld uit dat ik mijn schaar en
vingerhoed liet vallen, bang dat er iets met Charles was
gebeurd.
'Vrouw, Sally, jullie moeten meteen naar huis komen,' zei hij.
'Twee van onze bedienden zijn weggelopen — Jeremiah en Gus.'
Ik sloot opgelucht mijn ogen. Eli had mij al gezegd dat de twee
mannen wilden ontsnappen, omdat ze geen kilometerslange loopgraven
voor het Rebellenleger wilden graven.
'Hebben ze ons bestolen? Zijn we iets kwijt?' vroeg mevrouw St.
John, die haar naaigerei haastig bijeenzocht.
'Dat weet ik niet zeker. Ik weet niet waar jij en Sally alle dingen
opgeborgen hebben. Ik denk dat jullie maar beter thuis kunnen komen
om dat zelf na te gaan.'
Ook de andere vrouwen zochten hun naaigerei gauw bij elkaar. 'O, ik
hoop maar dat we niets onvervangbaars kwijt zijn,' zei mevrouw
St. John, terwijl haar kamermeid haar hoed en shawl haalde.
'Ik heb je gewaarschuwd,' zei meneer St. John. 'Ik heb je toch
gezegd dat het niet verstandig was om hier beiden naartoe te
gaan.'
Opgelucht sloot ik de voordeur achter hen.
Toen ik alleen was, sloeg ik een shawl om mijn schouders tegen de
kilte van het vooijaar en liep door de openslaande deuren van de
salon de tuin in. Terwijl ik had zitten naaien, had ik door de
ramen Eli en Gilbert daar de hele middag bezig gezien. Ze waren
groente aan het planten die we de komende maanden zouden eten. In
stilte dankte ik God voor hen — dat ze niet waren weggelopen, dat
ze wisten hoe ze ons voor de hongerdood moesten behoeden. De mooie
bloembedden en sierheggen waren allemaal verdwenen, maar dat was nu
niet belangrijk. Nu de Yankees zich hadden voorgenomen Richmond te
belegeren, waren aardappelen en groenten veel belangrijker. De
laatste keer dat ik in het holle boek van mijn vader had gekeken,
waren er nog maar vier goudstukken over.
Achter in de tuin stond de magnoliaboom, waar Grady en ik altijd in
klommen, op het punt om uit te lopen. Op de avond dat hij naar het
front was vertrokken, had Charles mij onder deze boom gekust.
Afgelopen winter had ik tegen Eli gezegd dat hij hem om kon hakken
voor brandhout als dat nodig mocht zijn, maar hij had er nog even
mee willen wachten. 'We kunnen dekens om ons heen slaan om warm te
blijven, missy, maar het zou jaren duren voor we weer zo'n mooie
boom zouden hebben.'
Toen Eli opkeek en me zag, hield hij op met spitten. 'Is er iets,
missy?'
Ik schudde mijn hoofd. 'Ik dacht dat je wel zou willen weten dat de
bedienden van meneer St. John, Jeremiah en Gus, vanmorgen zijn
weggelopen.'
Hij leunde op zijn schop.'Ik verwachtte het iedere dag,' zei hij
zacht. 'Ze hebben toch niets gestolen, hoop ik? Ze hebben mij
beloofd dat ze dat niet zouden doen.'
'Dat wist meneer St. John niet. Ze zijn naar huis gegaan om dat te
onderzoeken.'
Ik bleef even staan kijken toen beide mannen weer verder werkten.
Toen ik hen zag graven en hakken in de vruchtbare grond, kreeg ik
plotseling een onweerstaanbaar verlangen naar Hilltop. Ik dacht
terug aan hoe het er had uitgezien voor de oorlog begon, met groene
gewassen op de velden en het rookhuis gevuld met hammen - en
Jonathan die mijn hand vasthield toen we door de geurige bossen
liepen en al die bomen had opgenoemd die er nu niet meer waren. Ik
vroeg mij af of hij en Charles en mijn vader zo graag aan de oorlog
waren gaan deelnemen als ze hadden geweten wat ze er allemaal door
zouden verliezen. Zelfs als het Zuiden vandaag nog de oorlog zou
winnen, zou het dan al die schrikbarende kosten waard geweest
zijn?
Mijn overpeinzingen werden onderbroken toen Ruby achter mij opdook
en haar hand op mijn schouder legde. 'Missy Caroline... het spijt
me, maar er is hier een man die je wil spreken. Hij zegt dat hij
nieuws over je vader heeft.'
'O nee... Heeft hij gezegd wat voor nieuws?'
'Eerlijk gezegd durfde ik het hem niet te vragen. Hij wacht op je
in de hal.'
Ik haalde een keer diep adem en volgde Ruby met kloppend hart naar
binnen. De man die in de hal stond te wachten, droeg werkkleding,
zoals ik de matrozen had zien dragen die de schepen van mijn vader
in de Rockettshaven uitlaadden. Hij had een revolver in zijn
broeksband gestoken en zag eruit zoals ik mij een piraat
voorstelde, met een verweerd gezicht vol littekens en een
schurftige baard. Ik schrok aanvankelijk van hem en wilde wel dat
ik Eli of Gilbert mee naar binnen had genomen.
'Goedemiddag, mevrouw. Mijn naam is John Dooley.' Hij glimlachte
zenuwachtig, waardoor een gouden tand zichtbaar werd.
'Hoe maakt u het? Ik ben Caroline Fletcher. Wilt u met mij meegaan
naar de bibliotheek?'
Hij schudde zijn hoofd en keek naar zijn voeten. Ik wist niet
waarom hij zich zo slecht op zijn gemak voelde - was ik het, ons
grote huis of het nieuws dat hij te vertellen had?
'Ik begrijp dat u nieuws hebt over mijn vader, George
Fletcher.'
'Ja, mevrouw... ik wilde wel dat ik ander nieuws had, maar eh...
wat ik u eigenlijk kom vertellen, is dat hij vermist wordt.'
'Kunt u alstublieft wat duidelijker zijn?'
'Ja, mevrouw. We waren aan boord van een klein stoomschip, de
Florida, en we probeerden bij Wilmington door de blokkade heen te
komen. De Yanks hebben de belangrijkste monding van de
Cape-Fearrivier geblokkeerd, ziet u, maar we kunnen de nauwe
doorgang aan de andere kant nog steeds gebruiken, omdat die
beschermd wordt door onze Confederale kanonnen op Fort Fisher. Dus
we deden wat we altijd doen, ziet u.We varen dus langs de kust en
doen net of we erlangs varen. Maar toen draaiden we en voeren op
het laatste moment naar de kust om ze voor te blijven. Maar deze
keer lukte het niet helemaal, mevrouw. Het waren de kolen, ziet
u.'
'De... kolen? Bedoelt u dat de lading te zwaar was?'
'Nee, mevrouw. De steenkool waar we onze ketels mee stoken zijn
geen do... neem mij niet kwalijk, mevrouw, zijn niets waard.
Slechte kwaliteit, ziet u, en we kwamen niet zo snel vooruit als
anders. De Yanks zagen ons en kwamen achter ons aan en ze schoten
op ons. We kregen aan stuurboord een gat in de romp. Kapitein
Fletcher stoomde zo lang mogelijk door om te proberen ons aan land
te krijgen, maar het schip begon te zinken. Sommigen van ons zagen
kans naar de kust te zwemmen, maar de Yanks zetten sloepen uit en
pikten de rest van de bemanning uit het water op.'
'Ze zijn dus krijgsgevangen.'
'Ja, mevrouw. De kapitein was een van de laatsten die van boord
ging, ziet u, om er zeker van te zijn dat iedereen van boord was.
Nu wordt hij vermist. Het kan natuurlijk zijn dat hij door de Yanks
is opgepikt, dus u moet de hoop niet opgeven.'
Ik bedankte Dooley voor zijn komst en bood hem wat geld aan voor de
moeite, maar hij weigerde.'Ik moest komen, ziet u, want alle
anderen en ik... nou ja, we hebben het grootste respect voor
kapitein Fletcher.'
Pas toen Dooley vertrokken was, liet ik me gaan. Ik viel in Tessies
armen en bad: 'Alstublieft, God... nee. Papa niet.'
Dat voorjaar vochten Charles en
Jonathan in een paar van de grootste veldslagen van de hele oorlog.
Het gevecht, dat op 5 en 6 mei plaatsvond in de wildernis bij
Fredericksburg, was zo bloedig dat Sally noch ik naar de
verlieslijsten in de stad durfden te gaan kijken. We zaten samen
biddend in het rijtuig te wachten, terwijl Sally's moeder ze ging
lezen. We huilden en dankten God toen we hoorden dat Hij hen beiden
had gespaard.
Onze deprimerende taak in het Chimborazoziekenhuis begon weer
opnieuw toen in een paar dagen tijd duizenden gewonde soldaten
werden binnengebracht. Sally en ik werkten zo lang als we het
konden volhouden zonder van uitputting in te storten, maar ondanks
al onze inspanningen leek het op bepaalde dagen wel of de engel des
doods ons steeds een stap vóór was. Ik knipte de laatste lakens van
mijn uitzet aan repen om er verband van te maken toen het
ziekenhuis door zijn voorraad heen was.
Veel soldaten die ik verzorgde, huilden als ze mij een beschrijving
gaven van de verschrikkelijke slag die had plaatsgevonden in de
dichte bossen van de wildernis. Ze vertelden mij dat meer dan
tweehonderd gewonden levend waren verbrand toen het vuur door het
onderhout raasde. Generaal Longstreet, die zo lang Charles'
commandant was geweest, raakte zwaar gewond.
Onze troepen waren niet de enigen die leden. De Yankees verloren
duizenden soldaten, zoveel dat iedereen dacht dat generaal Grant
zich zou terugtrekken, zoals alle verslagen generaals van de Unie
eerder hadden gedaan. Maar ondanks zijn verliezen bleef Grant
oprukken naar Richmond, waarbij hij om Lee's troepen heen naar het
zuiden en het oosten trok. De uitgeputte Rebellen marcheerden hem
tegemoet en vielen hem op 8 mei opnieuw aan bij Spotsylvania. De
strijd golfde de hele dag heen en weer en de gevechten werden tot
na middernacht voortgezet. Een van de duizenden gewonden die ik
verzorgde, vertelde mij dat het artillerie- en geweervuur zo intens
was geweest dat een heel bos met bomen van meer dan een halve meter
doorsnee, door kogels en granaten tot stompen werd gereduceerd. Op
sommige plaatsen lagen de gesneuvelden in rijen van vier boven op
elkaar.
Omdat Charles weinig tijd had om te schrijven, werden zijn brieven
steeds korter en voor mij nog kostbaarder.
We zijn zes dagen lang aan het vechten geweest. Als ik 's nachts
mijn ogen dichtdoe, is het erg moeilijk om alles wat ik gezien en
gehoord heb, uit mijn gedachten te bannen. En zo rol ik mij op
onder mijn deken op de harde grond en droom dat ik op zekere nacht
met jou in mijn armen zal liggen. Vóór ieder gevecht bekijk ik je
foto, zodat je gezicht het laatste is wat ik gezien heb voordat de
vijand aanvalt. Ik heb de foto in mijn borstzakje, op mijn hart,
altijd bij me...
In Richmond voelden we de druk van de vijand die ons van alle
kanten begon in te sluiten. Terwijl Lee's troepen de hoofdmacht van
de Yankees tegenhielden, marcheerde een kleinere strijdmacht onder
generaal Sheridan naar de noordelijke buitenwijken van onze stad.
De stadswacht en alle beschikbare mannen, jong en oud, stroomden
toe om ons te verdedigen. De cavalerie van de Confederalen onder
J.E.B. Stuart kwam net op tijd aan om Sheridan terug te slaan, maar
Stuart zelf raakte in het gevecht bij Yellow Tavern gewond en
stierf later. Intussen rukten meer en meer Yankee-troepen onder
generaal Butler uit het zuiden op en zagen kans de buitenwijken van
de stad te bereiken, totdat de Rebellen hen uiteindelijk
terugsloegen. Iedereen in de stad wist dat onze legers voor hun
leven vochten — en voor dat van ons.
De eerste drie dagen van juni vocht Charles bij Cold Harbor opnieuw
tegen de Yankees. Ze waren nu nog maar vijftien kilometer van
Richmond verwijderd. Als de wind in de goede richting waaide,
konden we de artillerie horen en de kruitdamp en rook ruiken. En er
werden natuurlijk opnieuw wagens vol gewonden aangevoerd. Het leger
van de Unie had Richmond al eerder bedreigd, maar nu kwam
Grant heel langzaam steeds dichterbij en wilde ondanks de
verbijsterende verliezen niet opgeven. We begonnen ons allemaal af
te vragen of de stad deze keer eindelijk zou vallen.
Grant lijkt over een vastberadenheid te beschikken die de andere generaals misten. Het kan hem kennelijk niet schelen hoeveel van zijn eigen mannen sneuvelen en hij heeft gezworen dat hij hier de hele zomer zal blijven als dat nodig mocht zijn. Onze Confederale troepen hadden zich bij Cold Harbor goed verschanst en we hebben de aanvallen van de Unie vijftien keer afgeslagen totdat de Yanks eindelijk het bevel om opnieuw aan te vallen, weigerden. In een paar uur tijd, Caroline, doodden we zevenduizend van hun mannen en ik bid dat ik iets dergelijks nooit meer hoef te doen. De doden stapelden zich op over een gebied van meer dan vijf akkers. Grant heeft waarschijnlijk gehoopt dat dit de beslissende slag zou zijn, maar hij heeft ons niet verslagen...
We dachten allemaal dat Grant zich
vervolgens op Richmond zou storten en Charles marcheerde met Lee's
troepen opnieuw naar het zuiden om slag te leveren. Maar Grant trok
om de stad heen, stak over een pontonbrug de Jamesrivier over en
trok toen naar het zuiden naar Petersburg om te proberen onze
bevoorradingsroutes af te snijden. Petersburg viel bijna, maar het
schamele Rebellenleger dat daar gelegerd was, hield het leger van
de Unie, dat drie keer zo groot was, tegen tot er versterkingen
arriveerden. Toen kwamen beide legers tot stilstand.
Deze oorlog is een wedstrijd in graven geworden. We hebben
elkaar zes weken lang aangevallen, gedood en verminkt, en nu hebben
beide kanten zich ingegraven voor een beleg. Ik denk dat we zo door
zullen gaan tot een van ons geen mannen meer heeft. Intussen leven
we als mollen in een doolhof van loopgraven, die openstaan voor
regen en zonneschijn, granaat- en mortiervuur. Tijdens een gevecht
zitten duizenden van ons heel dicht op elkaar; dagenlang kunnen we
er niet uit, niet gaan staan, onze armen en benen strekken of zelfs
maar gaan liggen om te slapen.