24

September 1864

De artillerie in de verte dreunde en deed de vloer onder Carolines voeten schudden toen ze met Tessie op het balkon van de slaapkamer van haar vader stond. 'Dat zou weleens van Drewry's Bluff kunnen komen,' zei ze. 'De Yankees proberen misschien opnieuw oorlogsschepen langs het fort heen de rivier op te sturen.'
'Het lijkt erop dat het dichterbij is, missy. Kijk daar...'Tessie wees naar het zuidoosten, waar lichtflitsen de laaghangende wolken verlichtten als het weerlicht in de zomer. 'Die grote kanonnen moeten zich aan deze kant van de rivier bevinden.'
'Ik denk dat je gelijk hebt. Misschien komt het van Fort Harrison.'
Door maandenlang spioneren wist Caroline dat de buitenste verdedigingslinie van de Confederalen om Richmond heen nog geen vijftien kilometer ver weg lag; de binnenste linie op nog geen zes kilometer. De veldslag die gisteren, op 28 september, was begonnen, vond nu vlak bij haar huis plaats. Ze wist ook dat de honderd kilometer lange linie om de stad heen, die door de troepen van Lee werd verdedigd, op sommige plaatsen erg zwak was.
Charles en Jonathan zouden daarginds ergens aan het vechten kunnen zijn. In zijn laatste brief had Charles geschreven dat ze naar Petersburg gezonden zouden worden om het leger aan te vallen dat de Yankees, volgens de geruchten, bij New Market Heights aan het verzamelen waren. Nu woedde er in die richting een hevige strijd. Op bepaalde momenten vuurden de kanonnen zo snel achter elkaar dat het een aanhoudend gedreun leek.
'Daar komt Eli aan,' zei Tessie, terwijl ze naar de straat beneden hen wees. 'Laten we eens gaan horen wat hij ontdekt heeft.'
'De Yankees hebben gisteren de aanval op de linies van de Confederalen ingezet,' zei Eli toen ze hem op het achtererf tegenkwamen. 'Volgens de geruchten hebben ze Fort Harrison al veroverd. Nu vallen ze Fort Gilmer aan.'
'Maak het rijtuig klaar, Eli. Ik kan maar beter zo gauw mogelijk naar Chimborazo gaan. Het is het ziekenhuis dat het dichtst bij het slagveld ligt. Ze zullen daar de gewonden het eerst heen brengen.'
Tessie legde haar hand op Carolines arm om haar tegen te houden. 'Liefje... dat kan niet,' zei ze kalm. 'Weet je nog?'
Caroline kreunde zachtjes en leunde tegen haar vriendin aan.'Nee... ik was het helemaal vergeten.'
Twee dagen geleden was Sally Fletcher aan de voordeur verschenen - een heel andere Sally dan de vriendin en zus die ze bijna geweest was, die Caroline nu al zo lang had gekend. Sally had haar niet begroet en haar geen moment rechtstreeks aangekeken; ze wilde ook niet verder komen dan de hal. Op een afstandelijke en koele toon bracht ze een boodschap over.
'Mijn vader heeft ons verteld wat je gedaan hebt, Caroline. Ik wilde het niet geloven. Vader is er zo door geschokt dat hij ziek geworden is...' Ze wachtte even om zich te beheersen. 'Zo ziek dat hij sindsdien al die tijd op bed gelegen heeft.'
'Dat spijt me verschrikkelijk.'
Sally stak beide handen op om haar tot zwijgen te brengen. 'Niet praten, Caroline. Alleen maar luisteren.Vader heeft mij in zijn plaats gestuurd om je te zeggen dat hij wil dat je thuis zult blijven zolang hij ziek is en nog geen besluit heeft genomen over wat hij met je zal doen. Je mag nergens heen, ook niet naar de kerk, anders laat hij je arresteren. Ga niet van huis en ontvang ook geen gasten. Als je Charles schrijft, mag je hem over dit alles niets vertellen.'
'Alsjeblieft, Sally, luister. Je bent mijn beste vriendin en niets van wat ik heb gedaan, zal dat ooit veranderen.'
'Dat heb je dan mis. Ik voel mij verschrikkelijk verraden door jou, Caroline. Ik heb je vertrouwd... van je gehouden. Ik kan me met geen mogelijkheid voorstellen wat dit nieuws voor Charles zal betekenen, maar ik ben het met vader eens: zolang Charles aan het vechten is, mag hij van dit alles niets weten. Als hij er nu achter zou komen dat hij van een verraadster houdt, zou dat zijn dood weleens kunnen zijn. Maar zodra Charles weer in veiligheid is, zal vader hem alles vertellen.'
Zelfs nu, terwijl Caroline op het erf stond en ze terugdacht aan wat Sally had gezegd, liep er een rilling over haar rug. Zelfs haar beste vriendin wilde niet proberen haar te begrijpen of te vergeven. Ze werd niet genoeg vertrouwd om gewonde soldaten in Chimborazo te gaan verzorgen.
Het lawaai van de strijd duurde de hele dag voort. Toen Caroline later s avonds met haar bedienden in de keuken na de maaltijd rustig zat te praten, klonk er af en toe uit de heuvels om Richmond heen nog steeds kanonvuur. Het enige licht kwam uit de haard, waarin nog wat sintels lagen na te gloeien. Buiten werden de maan en de sterren door wolken versluierd, terwijl er aan de horizon af en toe kanonvuur opflikkerde.
Een geluid van buiten deed Caroline opkijken. Haar hart begon luid te bonzen toen ze Josiah in de deuropening zag staan.
Hij had geen hemd aan, alleen een gerafelde broek. Op zijn borst en op zijn handen zat opgedroogd bloed. Caroline wierp een blik op zijn donkere, sombere gezicht en kwam bevend overeind, bang voor wat hij zou gaan zeggen.
'Laat haar weer gaan zitten,' zei Josiah, op haar wijzend.
'Nee... o God... nee... niet Jonathan...' riep ze uit. Eli trok Caroline in zijn armen en hield haar stevig vast. Ze kreeg het gevoel dat ze op een schip in de storm stond en ieder moment overboord zou kunnen slaan.
'Het is Jonathan niet,' zei Josiah.'Het is meester Charles.'
'Nee!' Het was alsof er een mes in Carolines hart werd omgedraaid.
'Hij is zwaar gewond,' vervolgde Josiah. 'Ze brengen hem op dit moment naar dat grote ziekenhuis op de heuvel.'
'O God, alstublieft, laat hem niet sterven,' huilde Caroline. 'Alstublieft, alstublieft...'
'Ik zal het rijtuig klaarmaken,' zei Gilbert. Josiah deed een stap opzij toen de bediende haastig langs hem heen liep.
'Wat is er gebeurd, zoon?' vroeg Eli.
'Er is de hele dag zwaar gevochten. Toen meester Jonathan niet met de andere soldaten terugkwam, ben ik hem gaan zoeken. Ik kon hem niet vinden. Ik heb overal gekeken... bergen doden en gewonden... maar ik zag hem nergens. Ik vond wel meester Charles daar in dat gat liggen.'
'Lieve Meester Jezus...' bad Tessie, terwijl ze Isaac die op haar schoot lag te slapen, zacht heen en weer wiegde. 'Help hem, Meester Jezus...'
'Ik zal niet liegen en net doen of het niet zo ernstig is,' zei Josiah. 'De mannen die de gewonden ophaalden, liepen hem gewoon voorbij, omdat ze dachten dat hij toch zo goed als dood was met twee van die grote gaten en al dat bloed. Maar ik heb mijn hemd kapotgescheurd en in het gat in zijn borst gestopt, zoals ik dat de dokters heb zien doen, en ik heb een van de mouwen om zijn been gebonden. Zijn hoofd bloedde ook erg. Toen heb ik hem naar de eerstehulppost gedragen, maar ze besteedden nauwelijks aandacht aan hem, zeiden dat er toch geen hoop was. Dus heb ik hem naar het veldhospitaal gebracht, ongeveer een kilometer terug, en ik heb hem op de eerste de beste ambulance gelegd die ik zag, zonder toestemming aan iemand te vragen. De ambulance brengt hem nu naar dat grote gebouw op de heuvel.'
Esther gaf Josiah de jas van zijn vader om aan te trekken. 'Weet zijn familie het over meester Charles?'
Josiah schudde zijn hoofd. 'Ik ben eerst hierheen gekomen.'
'Ik denk dat er maar beter iemand naar hen toe kan gaan om het hun te vertellen,' zei Eli. 'Maar eerst moeten we missy naar het ziekenhuis brengen.'
Op dat moment kwam Gilbert weer in de keuken terug. 'Het rijtuig staat klaar,' zei hij.
Caroline probeerde te lopen, maar haar benen weigerden haar te dragen. Eli nam haar in zijn armen. 'O God, alstublieft. Neemt U Charles niet van mij af,' bad ze, terwijl hij haar naar buiten droeg, de donkere nacht in. 'Alstublieft, neemt U hem niet van mij af!' 
Ze staken het erf over naar de open poort en plotseling schoot er een gedachte door Caroline heen, helder en scherp. Eli had Tessie op zo'n zelfde manier gedragen, terwijl ze had gesmeekt: 'Neem hem niet van me af... alstublieft, neem hem niet van me af!' maar ondanks Tessies smeekbeden hadden de mannen Grady door de open poort meegetrokken.
Caroline werd plotseling aangegrepen door een vreselijke gedachte. Charles zal gaan sterven als boete voor die zonde.
Het leek voor Caroline uren te duren voordat ze erachter kwam waar ze Charles in het uitgebreide ziekenhuiscomplex heen hadden gebracht. Ondanks Josiah's waarschuwing was ze niet voorbereid op wat ze te zien kreeg — zijn uniform doordrenkt van zijn eigen bloed, zijn gezicht lijkbleek. In zijn rechterschouder en dij zaten rauwe, gapende wonden en de zijkant van zijn hoofd was ernstig geschaafd. Ze lichtte zijn hand op en voelde een zwakke polsslag, raakte met haar lippen de zijne aan en voelde de warmte van zijn adem.
'Alstublieft God...'
Het duurde nog langer tot Caroline een dokter had gevonden die bereid was tijd te besteden aan zo'n schijnbaar hopeloos geval. Hij stemde ten slotte toe omdat hij Caroline herkende en zich haar onvermoeibare inzet in het ziekenhuis herinnerde. Charles' familie kwam aan en ze wachtten in ijzige stilte terwijl de dokter hem opereerde. Toen hij ten slotte klaar was, kwam hij naar hen toe.
'Hij leeft nog, maar tot mijn spijt kan ik u niet veel hoop geven.'
'We nemen hem mee naar huis,' zei Charles' vader.
'Als u hem nu vervoert, zal dat zeker zijn dood zijn,' zei de dokter. 'Hij is te zwak. Wacht een paar dagen tot hij zich hersteld heeft van de operatie. Juffrouw Fletcher weet heel goed hoe ze hem moet verzorgen. Ze heeft hier uitstekend werk verricht.'
De familie St.John bleef nog verscheidene uren in het ziekenhuis, in de hoop dat Charles bij bewustzijn zou komen. Maar meneer St.John was zelf nog steeds ziek en Sally maakte zich grote zorgen over de vermissing van Jonathan. Ze besloten voor de nacht terug te keren naar huis. Voor hij vertrok, verbijsterde Charles' vader Caroline met een mededeling.'De bediende van je neef, Josiah, blijft bij ons. Aangezien Sally Jonathans vrouw is, behoort de neger haar nu toe.'
'Nee, wacht...' smeekte Caroline. 'Josiah's vrouw en kind wonen bij mij. Laat ze in ieder geval samen...'
'Waarom? Om hem te helpen ook te vluchten, zoals je met de anderen hebt gedaan? Denk je dat ik gek ben?'
'Maar Josiah heeft Charles' leven gered. Uw zoon zou nu ergens dood in een loopgraaf liggen als Josiah hem niet hiernaartoe had gebracht. U moet...'
'Hoe durf je mij te zeggen wat ik met mijn slaven moet doen?' Meneer St. John liep moeizaam naar de deur en draaide zich toen om om nog een blik op zijn zoon te werpen. Zijn ogen vulden zich met tranen. 'Ik laat je nu achter om voor hem te zorgen omdat ik wil dat hij in leven blijft. Maar zodra hij buiten levensgevaar is, zal ik hem de waarheid over jou vertellen.' Hij vertrok zonder er nog iets aan toe te voegen.
Terwijl Caroline de hele nacht naast Charles' bed waakte, begonnen een paar andere mannen in de kamer te kreunen. Een van hen huilde zachtjes. Zonder er verder bij na te denken ging Caroline naar hen toe. Ze zorgde voor hen, gaf de een water en bad zacht met een ander. Ze sloot de ogen van een jongeman die inmiddels gestorven was en trok zacht het laken over zijn hoofd. Toen ze naar het bed van Charles terugkeerde, zag ze dat Eli er nog steeds op de vloer naast zat.
'Je kunt ook wel naar huis gaan, Eli. Ik ben niet van plan om bij Charles weg te gaan.'
'Ik ook niet,' zei hij, zijn hoofd schuddend. 'Ik blijf hier om voor hem te bidden. En voor jou.'
'Dank je,' fluisterde ze. Caroline liet zich naast het bed van Charles op haar knieën vallen en nam zijn slappe hand in de hare. Zijn polsslag was uiterst zwak. Nog nooit leek het draadje waaraan zijn leven hing, zo fragiel te zijn geweest. Caroline begon zachtjes te bidden en te huilen.
'Alstublieft, God. Het enige wat ik U vraag, is Charles in leven te houden. Dan zal ik... dan zal ik...'
Ze stopte en wist niet goed wat ze God kon aanbieden voor zo'n grote gave als Charles' leven. Haar schuld tegenover God voor al het onrecht dat Grady was aangedaan, Tessie, Josiah en de slaven die haar familie op Hilltop had, was veel te groot om ooit terugbetaald te kunnen worden. Nu haar moeder overleden en haar vader en Jonathan vermist werden, had ze geen familieleden meer met wie ze vertrouwelijk was. Haar bedienden waren haar familie, maar over hun leven kon ze niet onderhandelen. Ze had alleen zichzelf.
'In ruil voor Charles' leven bied ik U mijn eigen leven aan. Ik offer U het leven dat Charles en ik zouden hebben als man en vrouw, de zoon die we gekregen zouden kunnen hebben als we getrouwd waren. Het doet er niet toe wat U met mij doet, God. Het doet er niet toe of Charles mij ooit zal vergeven... of als ik naar de gevangenis moet... of als ik voor mijn misdaden zal worden opgehangen. Wat U ook van mij vraagt, God, ik zal het doen. Ik zal U als Uw dienstmaagd gehoorzamen. Ik vraag U alleen Charles in leven te houden. Alstublieft, laat hem leven.'
In de week die daarop volgde, bleef Caroline, bang om weg te gaan, dag en nacht aan Charles' bed. Haar bedienden brachten haar eten. De eerste keer dat Charles weer bij bewustzijn kwam en haar naast zijn bed zag zitten, glimlachte hij en sloot toen zijn ogen weer. Zelfs voor hij gewond was geraakt, was Charles na weken van dysenterie en gebrek aan eten, zo afgevallen, dat hij nauwelijks de kracht leek te hebben om te herstellen. Caroline voerde hem de groentesoep die Esther had gekookt; ze zorgde dat hij voldoende water kreeg; ze wisselde zelf de verbanden om hem schoon te houden; ze waste hem met koud water als hij koorts kreeg. En ze bleef maar bidden en offerde haar toekomst als de vrouw van Charles op, in ruil voor zijn leven.
Charles' familie kwam ook iedere dag naar het ziekenhuis en zat uren aan zijn bed. Toen Charles bij bewustzijn kwam, dacht Caroline dat het hem ongetwijfeld moest opvallen dat zijn vader met haat in zijn ogen naar haar keek, dat zijn moeder iedere keer schrok als ze hem aanraakte en dat Sally geen woord tegen haar zei. Maar Charles was veel te ziek om te merken wat er om hem heen gebeurde. Sally besloot te wachten tot hij buiten levensgevaar was om hem te vertellen dat Jonathan werd vermist. Niemand wist of Jonathan gevangengenomen was of dat hij bij een granaatinslag aan stukken gescheurd was. Caroline kreeg de indruk dat Sally op de grens van een zenuwinzinking leefde, terwijl ze op nieuws over haar man wachtte.
Geleidelijk aan kreeg Charles weer wat kleur op zijn gezicht. Hij werd sterker en genas van een longontsteking. Zijn wonden begonnen langzaam te genezen zonder dat er ontstekingen dreigden. Maar al die lange maanden dat ze hem verzorgde, realiseerde Caroline zich wat er zou volgen als eenmaal duidelijk werd dat Charles in leven zou blijven. Charles' vader zou hem de waarheid vertellen.
Ze zag die dag naderbij komen toen de dokters Charles toestemming gaven het ziekenhuis te verlaten om verder thuis in Court End te herstellen. Zijn bedienden droegen hem naar binnen en legden hem op het bed dat in de kleine zitkamer bij de haard was neergezet. Zijn vader stond Caroline toe hem iedere dag een paar uur te bezoeken, maar meneer St. John liet hen nooit alleen in de kamer, hield haar goed in de gaten en luisterde naar ieder woord dat ze zei.
'Ik wil met je trouwen,' fluisterde Charles op zekere dag, meer dan twee maanden nadat hij gewond was geraakt, tegen haar.
'Dat weet ik. Dat heb je mij al gevraagd.' Ze pakte zijn hand zodat hij de verlovingsring aan haar vinger zou kunnen voelen.
'Nee... ik bedoel nu... voor de oorlog voorbij is. Net als Sally en Jonathan.'
Caroline voelde de doordringende blik van meneer St. John op haar rusten. Ze keek even naar hem op en sloeg haar ogen toen weer snel neer. Maar ze had de onuitgesproken dreiging in zijn ogen gezien, terwijl hij zonder iets te zeggen zijn hoofd schudde. Nee. Caroline kneep zachtjes in Charles' hand en moest zichzelf geweld aandoen om niet te gaan huilen. 'Je bent zo lang weg geweest dat je mij nauwelijks meer kent. Ik ben veranderd sinds de oorlog begonnen is. Misschien moet je mij weer helemaal opnieuw leren kennen voordat je besluit of je nog steeds met mij wilt trouwen.'
'Ik weet alles wat nodig is,' zei Charles. 'Ik weet dat je een groot hart vol liefde hebt... dat onrecht je boos maakt... dat je meer naar de verbetering van de wereld verlangt dan naar mooie japonnen. Dat zijn de dingen waarom ik destijds verliefd op je ben geworden. Zijn die dingen veranderd?'
Ze kon zich niet langer bedwingen en barstte in tranen uit.
'Luister eens. Niet huilen. Misschien is het niet eerlijk om je te vragen met mij te trouwen terwijl ik... terwijl ik ben zoals nu...'
'O Charles, het is niet omdat je gewond bent. Je bent de enige man in de wereld die ik ooit zal liefhebben of met wie ik ooit zou willen trouwen.'
Bij haar woorden rees meneer St. John langzaam van zijn stoel op. Hij zette zijn handen op zijn heupen. Charles merkte niets, maar Caroline wel.
'Er zijn een paar andere dingen... die je niet van me weet,' zei ze tegen Charles.
'Vertel ze mij dan.'
'Dat kan ik niet. Daar is vandaag niet voldoende tijd voor. Ik moet nu naar huis, zodat je kunt rusten. We praten morgen wel verder.'
Ze stond op om weg te gaan, maar Charles hield haar hand lange tijd vast en wilde haar niet laten gaan. 'Ik had naar je moeten luisteren, Caroline,' zei hij zacht. 'Ik had de laatste keer dat ik thuis was, met je moeten trouwen.'
Ja, dacht ze, had dat maar gedaan.
Toen Caroline de volgende morgen wakker werd, was de aarde bedekt met sneeuw. De sneeuw lag op de takken van de bomen en kraakte onder de wielen van het rijtuig toen ze met Gilbert de heuvel afreed naar Charles' huis. Richmond zag er bijna weer mooi uit nu de haveloosheid, die de oorlog had veroorzaakt, aan het oog onttrokken werd door een glinsterende witte deken. Zelfs het gebruikelijke lawaai van de stad werd gedempt nu zich slechts enkele mensen de kou in waagden en de straten vrijwel verlaten waren.
'Wat ziet alles er nu mooi uit. Vind je ook niet?' vroeg ze aan Gilbert.
'Ja missy, dat is zeker.'
Maar toen de butler van de familie St. John de deur voor haar opendeed, leek het onheilspellend stil in het grote herenhuis, alsof de koude lucht die door de stad trok ook het huis was binnengedrongen en zijn inwoners in ijsblokken had veranderd. Caroline liep de zitkamer binnen en merkte meteen dat Charles nu alleen was. De stoel van zijn vader was leeg.
Vanaf de andere kant van de kamer staarde Charles haar aan, zijn gezicht wit van pijn en zijn ogen rood van verdriet.
'Wat is er?' riep ze uit en liep haastig naar hem toe.
'Wacht.' Hij stak zijn hand op.
'Is er iets met je vader?'
Hij schudde zijn hoofd. 'Ik heb gisteravond nadat je was weggegaan een lang gesprek met mijn vader gehad. Vanmorgen hebben we nog wat verder gepraat.'
Caroline bleef doodstil staan. Het moment dat ze gevreesd had, was eindelijk aangebroken.
'Hij heeft je van een aantal verschrikkelijke dingen beschuldigd. Dingen die ik niet wilde geloven. Hij zei dat hij bewijzen had. Hij liet me een boek zien uit de bibliotheek van je vader en de kaart die, naar hij zegt, jij getekend hebt. Ik kan hem nog steeds niet geloven...' Charles kon nauwelijks spreken.'Luister eens. Als ik je vraag... wil je mij dan de waarheid vertellen?'
Caroline wist door het verdriet op zijn gezicht en de kilte in zijn stem dat ze hem verliezen zou als ze hem de waarheid zou vertellen. Maar ze wist ook dat ze nooit zou kunnen rekenen op zijn liefde en dat ze nooit een leven met hem zou kunnen opbouwen als dat op leugens gebaseerd zou zijn. Ze sloot haar ogen. God, help me. Help mij hem de waarheid te vertellen op zo'n manier dat hij het zal begrijpen.
Toen keek ze hem aan. 'Ik houd van je, Charles. En ik beloof je dat ik nooit tegen je zal liegen.'
Hij haalde een keer diep adem. 'Vader liet mij de kaart zien die Jeremiah gebruikte om te ontsnappen. Hij liet me zien hoe die precies in het boek paste...'
'Ik heb die kaart voor mijn eigen bedienden getekend. Mijn vader was van plan hen te verkopen, en dat kon ik niet laten gebeuren. Ik heb die kaart getekend om hen te helpen ontsnappen... maar dat hoeft je niet te verwonderen, Charles. Vanaf de eerste dag dat we elkaar ontmoet hebben, wist je dat ik de slavernij haatte. En je wist ook hoeveel Eli en de anderen voor mij betekenden.'
'Vijf families zijn van hun slaven en kostbaarheden beroofd, terwijl jij hen in je huis bezighield - inclusief mijn eigen familie.' De woede die in zijn stem doorklonk, nam langzaam toe.'Ja, ik wist dat je in afschaffing van de slavernij geloofde, maar ik dacht niet dat je slaven zou aanmoedigen om te stelen of ertoe zou aanzetten om hun wettige meesters te ontvluchten.'
'Dat heb ik niet gedaan. De kaart en de documenten waren voor mijn eigen bedienden bedoeld. Ik wist niet dat ze gebruikt zouden worden door...' Caroline hield haar mond omdat ze Tessie en Eli niet wilde beschuldigen. 'Ik keur niet goed wat zij met de kaart gedaan hebben. Maar ik begrijp wel waarom ze het deden. Nu ze zo dicht bij de vrijheid zijn...'
'Als je slaven hier verantwoordelijk voor zijn, moet je ze straffen. Heb je hen gestraft voor wat ze gedaan hebben?'
'Nee, en ik ben ook niet van plan dat te doen. Ik neem de schuld van wat ze gedaan hebben nog liever op me dan toe te staan dat ze gestraft zullen worden.'
Zijn ogen schoten vuur. 'weet je wel watje zegt? Je slaven zijn betrokken bij criminele praktijken en je houdt ze de hand boven het hoofd.'
'Alle bedienden die ontsnapt zijn, stonden op het punt om van hun geliefden gescheiden te worden of hun leven zou helemaal veranderd worden — dat geldt ook voor je eigen slaven. We hebben hen geholpen omdat het nog verkeerder zou zijn geweest aan de kant te blijven staan en toe te kijken hoe ze moesten lijden. Bij de ontsnappingen of berovingen is niemand gewond geraakt. Het spijt me van die diefstallen. Ik keur ze niet goed, maar...'
Ze hield haar mond. Charles schudde zijn hoofd. Caroline wist dat hij niet naar haar luisterde, dat hij niet begreep wat ze probeerde te zeggen. De stilte die volgde, was verschrikkelijk. Ze dacht dat ze ziek zou worden.
Toen hij weer sprak, was zijn stem rustig, koud. 'En hoe staat het met die uitbraak in de Libby-gevangenis? Was je daar op de een of andere manier ook bij betrokken?'
Ze moest zich dwingen om de woorden uit te spreken. 'Ja, dat was ik.'
'Dus je hebt tegen mijn vader gelogen? En toen heb je mij voor gek gezet door mij je integriteit te laten verdedigen?'
'Zo was het niet, Charles.'
'Hoe was het dan wel, Caroline? Vertel me dat eens. Je vertelde mijn vader toch dat je er niets mee te maken had? Heb je ook tegen hem gelogen over de relatie die je met die gevangene had?'
'Nee.' De tranen rolden over haar gezicht bij de wrok in zijn stem, het wantrouwen in zijn ogen waarin altijd liefde was geweest. 'Robert is nooit meer geweest dan een vriend van me.'
'O ja?' zei hij verachtelijk. 'Is hij dan niet verliefd op je?'
Caroline aarzelde, zich ervan bewust hoe de waarheid zou overkomen. Charles zag haar aarzeling en zei:'Je hebt beloofd mij de waarheid te vertellen, Caroline.'
'Robert zegt dat hij van mij houdt. Maar ik heb hem altijd duidelijk gemaakt dat ik van jou hield, dat we verloofd waren en...'
'Heb je hem voor de autoriteiten verborgen gehouden?'
Ze kon alleen maar knikken.
'Waar dan? Vader zei dat ze je huis doorzocht hebben.'
Caroline zag zijn liefde wegglijden als een schip dat de rivier af vaart, dat kleiner wordt en steeds minder te onderscheiden is tot het ten slotte in de verte verdwijnt. Ze kon niets doen om het tegen te houden. Ze vertelde hem de waarheid. 'Toen de bewakers beneden aan het zoeken waren, heeft Eli hem in mijn bed verstopt.'
'Nee... Caroline...'
'Alsjeblieft... geloof me... ik heb niets onbetamelijks gedaan. Als dat wel zo was, zou ik je toch nooit zijn schuilplaats hebben verteld?'
'Ik weet het niet. Ik weet niet meer wat ik geloven moet.' De woede in zijn ogen had plaatsgemaakt voor verdriet. Hij hijgde terwijl hij worstelde met zijn emoties.
Caroline wist dat hij haar vervolgens naar Ferguson zou vragen en ze zag er vreselijk tegen op om hem dat te vertellen. Ze wilde tegelijkertijd dat er een eind aan deze ondervraging zou komen. Als ze hem niet duidelijk kon maken waarom ze die slaven of waarom ze Robert had geholpen, zou ze hem zeker niet duidelijk kunnen maken waarom ze informatie aan de vijand had doorgegeven, wist ze - laat staan dat hij haar zou kunnen vergeven.
'Ik wil dit allemaal niet geloven,' zei Charles. 'Zeker niet dat je iets te maken had met die spion, Ferguson - dat je geheime informatie aan hem gaf. Ik heb tegen mijn vader gezegd dat dat onmogelijk waar kan zijn, dat je zoiets nooit zou doen. Maar hij gelooft dat je al die vriendschappen met legerofficieren en kabinetsleden juist daarom onderhouden hebt en dat je daarom al die bijeenkomsten gegeven hebt — en dat je toen al die vertrouwelijkheden doorgaf aan onze vijanden. Hij zegt dat we je handschrift kunnen vergelijken om de waarheid te ontdekken... maar ik zei hem dat ik het je zelf wilde vragen.'
Ze kon Charles niet langer aankijken. Het verdriet en het wantrouwen in zijn ogen was te pijnlijk om te zien. Caroline bedekte haar gezicht met haar handen en huilde.
'Als ik je ten onrechte beschuldigd heb, zeg het me dan,' zei hij met trillende stem, 'dan zal ik je mijn verontschuldigingen aanbieden. Zeg me dat mijn vader het mis had en ik zal je verdedigen voor het hoogste gerechtshof.'
'Nee...' zei ze. 'Nee, het is waar.'
'O God...' kreunde Charles. Toen begon hij te schreeuwen, alsof hij zijn verdriet wilde smoren door woede, zodat hij niet in tranen zou uitbarsten. 'Ik lag daar in die loopgraven, was in gevaar, en jij verraadde mij aan de vijand! Ik werd beschoten en gebombardeerd en jij vertelde hun waar ze op moesten richten! Ik riskeerde mijn leven voor jou... voor jou, Caroline! Ik had honderd keer kunnen sneuvelen door de informatie die jij doorgaf, en nu zou ik moeten geloven dat jij van me houdt?'
'Ik heb je gesmeekt niet te gaan vechten. Ik heb nooit in jouw zaak geloofd. En ik heb nooit begrepen waarom je het deed. Je zei dat je van mij hield, maar je hebt mij hier achtergelaten, helemaal alleen, terwijl ik mijn angst, honger en verlies het hoofd moest bieden - jij en mijn vader en Jonathan, jullie hebben mij allemaal verlaten! De enige mensen die bij mij bleven en met mij baden, die mij hielpen aan eten te komen om in leven te blijven en brandstof te vinden om warm te blijven, waren mijn slaven. Jij vocht in een oorlog waarvan je zelf hebt toegegeven dat je die nooit zou kunnen winnen. Je deed wat je wilde, ongeacht hoe ik mij voelde, ongeacht of ik het met je eens was of niet.Je vocht tegen alles waarin ik geloofde, Charles. Zie je niet in dat je hetzelfde hebt gedaan als waarvan je mij beschuldigt? Betekent dat dat je nooit van mij gehouden hebt?'
'Ik heb nooit gelogen over wat ik geloofde of voor welke kant ik vocht.'
'En ik heb nooit tegen jou gelogen over slavernij. Daarom heb ik die informatie aan Ferguson doorgegeven. Als het Zuiden zou winnen, zou de slavernij winnen. Ik heb het gedaan omdat slavernij verkeerd is, niet omdat ik niet van jou hield. Ik heb God gebeden dat Hij jou zou sparen en dat heeft Hij gedaan.'
'En dacht je dat ik nog van je zou kunnen houden als ik erachter zou komen wat jij al die tijd gedaan hebt?'
'Ik bad dat je het zou begrijpen.'
'Nou, dat doe ik niet. Heel wat goede, dappere mannen zijn door jouw Yankee-vrienden afgemaakt — waaronder je eigen neven en misschien je vader. Nu lig ik hier, een zielige invalide... ik begrijp niet hoe jij kunt verwachten dat ik je zou kunnen vergeven.'
Caroline sloeg haar handen voor haar gezicht. De prijs die ze God had aangeboden — haar toekomst met Charles — zou nu ten volle betaald worden. Maar hij leefde tenminste. De man van wie ze hield, zou tenminste leven.
'Luister,' zei Charles ijzig. 'Ik heb tegen mijn vader gezegd dat ik, als het waar was en je werkelijk schuldig was, niet wilde dat je hier in Richmond gearresteerd zou worden. Ik heb er geen behoefte aan om te zien dat je publiekelijk veroordeeld wordt of opgesloten in Castle Thunder. Ik vind het afschuwelijk watje gedaan hebt, maar als ik wraak zou zoeken, zouden de dingen daardoor niet veranderen. Toen Timothy Webster en zijn vrouw betrapt werden op spionage, hebben ze hem opgehangen, maar ze hebben zijn vrouw over de vijandelijke linies gebracht en verbannen. Dat is momenteel niet mogelijk omdat we belegerd worden, maar als er een gelegenheid komt, als er een uitwisseling van gevangenen plaatsvindt' — Charles stem beefde — 'zul je weggestuurd worden. Intussen, zolang je in je huis blijft...' Hij kon zijn zin niet afmaken.
Caroline had nooit gedacht dat het mogelijk was zoveel pijn en verdriet te voelen en toch nog te kunnen leven. Ze trok langzaam de ring van haar vinger en legde die op het laken voor hem neer. Ze wilde zijn gezicht strelen, nog een keer de aanraking van zijn handen voelen. Maar hij wendde zijn gezicht van haar af. Ze zag tranen in Charles' ogen voordat hij ze sloot. Ze keek nog een laatste keer naar de man van wie ze hield en haastte zich toen weg.
Voor de eerste keer in haar leven waren noch Tessie noch Eli in staat haar te troosten.