Hoofdstuk 6
Charlie
Het lukt me vandaag om me door een lading papierwerk heen te worstelen en nu Anita ervoor zorgt dat ik niet gestoord word, voelt het of ik eindelijk vooruitgang boek met die overname door Otex. De enige domper is dat ik niks van Robin Hoskins gehoord heb, maar wat zou het ook? Het is vrijdag en dat kan allemaal wel wachten tot na het weekend. In mijn online-agenda noteer ik dat ik Robin maandag moet bellen.
‘Charlie? Kan ik verder nog iets voor je doen?’ Anita steekt haar hoofd door de deuropening van mijn kantoor. Haar zomerse sjaal is al zwierig om haar hals gebonden en haar enorme tas hangt over haar schouder. ‘Het is vrijdag… en mijn dochter komt vanavond langs met de baby. We gaan eten en daarna…’ Ze aarzelt.
‘Geen probleem Anita, ga maar. Zoals je zelf al zegt is het vrijdag, en familie gaat voor.’ Ik laat haar mijn mooiste glimlach zien, vol blinkend witte tanden.
‘Bedankt, Charlie. Je bent de beste baas van de wereld, echt de allerbeste. Fijn weekend!’ Met die woorden zwiept ze de sjaal over haar schouder en zet koers naar de liften.
Ik rek me uit en tuur door de jaloezieën die mijn kantoor van dat van Geoff scheiden. Zijn computer staat uit, zijn jasje en aktetas zijn weg. Dat vat ik op als een teken dat hij ook een productieve dag achter de rug heeft op het gebied van de Otex-overname, dus besluit ik wat eerder dan anders mijn spullen te pakken en naar huis te gaan, naar Sal en Maggie.
Vandaag heb ik Sal meerdere keren gebeld, en de telefoon werd steevast al na een paar keer overgaan opgenomen. Hopelijk is Sal er door onze kibbelpartij van gisteren van doordrongen geraakt dat ik het niet nodig vind om zo veel contact met die kant van de familie te hebben. Met mijn familie hebben we helemaal geen contact. Sinds ik vanuit Lincolnshire naar Londen ben verhuisd voor mijn studie, heb ik niet meer achterom gekeken. Mijn moeder woont nog steeds in het huis waar ik ben opgegroeid, dat sjofele rijtjeshuis met de versleten vloerbedekking, het vlekkerige linoleum in de keuken en de piepkleine kamertjes vol stoffige, ouderwetse meubels. Ik kon niet wachten om daaraan te ontsnappen en nadat ik jarenlang onder de duim was gehouden door mijn alcoholverslaafde vader voelde de universiteit als een nieuw begin. In mijn ouderlijk huis heb ik niks te zoeken en ik ben er sindsdien dan ook niet meer geweest. Zelfs niet voor de uitvaart van mijn vader, toen dat laatste glas whisky net iets meer bleek te zijn dan zijn giftige oude ziel kon verdragen. Ik ben niet meer dezelfde persoon als toen ik daar achttien jaar geleden vertrok. Als het aan mij ligt, kom ik er nooit meer.
‘Schat, ik ben thuis!’
Sal komt met een nerveus glimlachje de keuken uit als ik mijn thuiskomst aankondig en mijn cadeautje omhoog houd: een zakje Haribo-snoepjes. Sal is de enige volwassene die ik ken die ze lekker vindt, zelfs na die akelige documentaire op Channel 4 waarin werd uitgelegd wat er allemaal in zit.
‘Heb je een fijne dag gehad?’ vraag ik.
Sal neemt mijn wangkus in ontvangst, evenals het zakje snoep, en voert me mee naar de keuken, waar ik ruik dat er iets heerlijks staat te pruttelen op het fornuis. Ik ben blij om thuis te zijn en de bittere nasmaak van onze ruzie van gisteren is verdwenen, waardoor ik nu weer meer genegenheid voel voor Sal.
‘Het was een heerlijke dag. We zijn thuis gebleven en hebben de hele dag in de tuin gespeeld, door het prachtige weer. Tussen de middag hebben we gepicknickt onder de appelboom en Mags heeft een uur of twee door de regen van de sprinkler gerend. O, en kijk: we hebben iets uit ons moestuintje kunnen oogsten!’ Sal trekt de koelkast open om me een grote aardewerken schaal te laten zien die tot de rand toe gevuld is met verse aardbeien, en een kleiner schaaltje met piepkleine nieuwe aardappeltjes. ‘Het eten is zo klaar. Ga je anders alvast maar omkleden, dan trek ik de wijn open.’
Ik loop naar onze slaapkamer boven om iets luchtigers aan te trekken. De ramen staan wagenwijd open in een poging het een beetje door te laten waaien in huis. Ook al is het al bijna zeven uur, het is nog steeds belachelijk warm en benauwd. Ik ga in mijn ondergoed op bed liggen, in de hoop dat er een koel briesje over me heen zal strijken, maar de lucht voelt zwoel en onbeweeglijk aan.
In de keuken hoor ik Sal zingen onder het koken; iets zachts en zoetgevooisds in het Italiaans, en ik glimlach in mezelf voordat ik overeind kom en een korte broek pak. Sal gooit duidelijk alles in de strijd na die bedorven avond van gisteren. Misschien – heel misschien – heeft Sal er echt iets van geleerd. Ik heb er vertrouwen in dat het vanavond beter zal gaan.
Na een maaltijd met gepocheerde zalm en nieuwe aardappeltjes uit de groentetuin stopt Sal Maggie in bed en nestelen we ons op de bank voor de televisie. Sal pakt nog een fles wijn en de zak met snoepjes en ik voel me eindelijk ontspannen. Mijn hele gezin is onder één dak, niemand bemoeit zich ermee hoe we de dingen aanpakken en Sal lijkt in te zien dat we alleen maar elkaar nodig hebben. Nu mijn wensen worden gerespecteerd is iedereen rustig, ontspannen en gelukkig, wat maar weer aantoont dat ik gelijk heb.
Als iemand ons nu kon zien, zou hij denken dat we het perfecte gezinnetje zijn.
En dat zijn we natuurlijk ook.