Hoofdstuk 19
Sal
Als ik de sleutel in het slot van de voordeur steek, hoor ik de telefoon al overgaan. Maggie klampt zich vast aan de zoom van mijn T-shirt, klagend over de warmte. Ze is moe na de rit met de bus vanaf mijn moeder. Op dit tijdstip ben jij de enige die me belt, dus haast ik me nog meer om te voorkomen dat je ophangt en ik je met een smoes terug moet bellen. ‘Hallo?’ hijg ik in de telefoon, al probeer ik niet buiten adem te klinken.
Maggie laat me eindelijk los en sjokt mokkend de woonkamer in.
‘Sal? Waarom ben je buiten adem? Waar zat je?’ Ik hoor de irritatie in je stem.
In gedachten smeek ik Maggie om niks te roepen over nonna of tante Anna. Ik slaak een zucht en probeer mijn ademhaling onder controle te krijgen. ‘Gewoon, in de tuin. Waarom? Wat is er?’
Dan fluister je iets in de telefoon over Mr. en Mrs. Hunter die bij ons komen eten. Mijn eerste gedachte is dat Anita wel in de buurt zal zijn, omdat je je anders nooit zo rustig zou kunnen houden. Daarna dringt het pas echt tot me door wat je zegt. Je baas en zijn vrouw komen vanavond om acht uur hierheen en er wordt van mij verwacht dat ik hun een compleet driegangenmenu voorschotel. In een smetteloos huis. En je kans op promotie hangt niet alleen af van die deal met hoe-heet-hij en Otex, maar ook van het verloop van dit etentje. Waar ik nu pas voor het eerst iets over hoor. Shit. Terwijl je dreigend in mijn oor blijft sissen, kijk ik om me heen naar het speelgoed dat Maggie in de woonkamer heeft laten slingeren en de schoenen die op een hoopje onder aan de trap liggen. Ik besef dat ik de ontbijtboel van vanochtend nog niet eens heb opgeruimd. Op dat moment dacht ik dat ik na het bezoek aan mijn ouders nog alle tijd zou hebben om alles netjes te maken.
Ik probeer tegen je te zeggen dat ik niks van het etentje afwist, dat ik honderd procent zeker weet dat je er niks over hebt gezegd, maar je gaat maar door over wat een nietsnut ik ben, dat je me dit weken geleden al hebt verteld, enzovoort, en ik merk dat ik boos word. Ik weet zeker dat je er niks over hebt gezegd. Dat weet ik zeker. Toch? Omdat ik aan mezelf begin te twijfelen, hou ik mijn mond maar wanneer je in de telefoon blaft dat je om zes uur thuis bent. Dus heb ik nog maar vier uur om de bus naar het dorp te nemen, boodschappen te doen, het huis schoon te maken en mezelf op te frissen.
‘Mags, doe je schoenen maar weer aan,’ roep ik naar Maggie, die al begint te mopperen bij de gedachte dat ze er weer opuit moet.
Als we over het pad in de voortuin lopen, steekt Laura haar hoofd naar buiten. ‘Alles in orde, Sal? Ik zag je toch net thuiskomen? Ga je nu alweer weg?’ Met een glimlachje duwt ze haar rode haar uit haar gezicht. Zoals gewoonlijk klampt de kleine Fred zich aan haar benen vast.
‘Hoi, Laura. We moeten even het dorp in. Vanavond komt Charlies baas eten en ik… Ik was het eerlijk gezegd vergeten. Nu moet ik alle inkopen nog doen.’ Een beetje schaapachtig glimlach ik terug.
‘Maarre… ga je dan niet met de auto?’
Mijn glimlach vervaagt en ik blijf even staan, twijfelend over wat ik zal zeggen. Ik wil niet hoeven uitleggen waarom ik helemaal naar het dorp ga zonder de auto te pakken. Snel zuig ik uit mijn duim: ‘Die moet naar de garage. Charlie wil hem niet gebruiken voordat het probleem is opgelost, voor het geval dat er iets gevaarlijks aan de hand is, weet je wel? Dus gaan we lekker avontuurlijk met de bus.’
‘Juist.’ Laura knikt langzaam, zonder haar blik af te wenden. ‘Nou, je hoeft Mags niet mee te slepen, als je wilt kan die best hier blijven om met Lucy te spelen.’
Zodra Maggie dat hoort, begint ze om me heen te dansen en ‘Alsjeblieeeeeft’ te fluisteren. Het zou voor mij wel een stuk makkelijker zijn om boodschappen te doen zonder dat Maggie de hele tijd klaagt dat ze het warm heeft, moe is en naar huis wil.
‘Oké. Zeker weten? Het zou me enorm uit de brand helpen.’ Ik glimlach naar Laura en buk me om Maggie een kus te geven. ‘Lief zijn. Ik blijf niet lang weg.’
‘Neem gerust de tijd. En geen zorgen, ik zal niks tegen Charlie zeggen.’ Laura glimlacht even naar me en voert Maggie aan haar hand mee naar binnen.
Wanneer ik haar nakijk, kan ik niet helemaal duiden wat ik voel.
Anderhalf uur later loop ik de voortuin weer in met vier boodschappentassen en blauw aangelopen vingers doordat de tassen mijn bloedsomloop afsnijden. Snel bereid ik het eten voor en richt me dan op de rest van het huis. Ik weet dat ik al uit de gratie ben omdat ik niet wist of vergeten was dat we een etentje zouden geven (inmiddels weet ik zelf niet meer precies hoe het zit. Aan de telefoon klonk je zo zeker van je zaak dat ik nu aan mezelf twijfel), dus is het cruciaal dat het huis aan kant is tegen de tijd dat iedereen hier aankomt. De anderhalf uur daarop breng ik door met schrobben, opruimen en boenen. Ik haal zelfs het zilveren bestek van zolder dat we voor onze bruiloft van mijn ouders hebben gekregen, en wrijf het netjes op. Vervolgens dek ik de tafel met een schoon wit tafellaken en de pas gepoetste messen en vorken.
Net als ik een stap achteruit doe om het resultaat te bewonderen, kijkt Laura door het keukenraam naar binnen. Glimlachend doe ik de achterdeur open om haar binnen te laten. ‘Tadaa! Wat vind je ervan?’ Ik gebaar naar de gedekte tafel. ‘Kan het ermee door? Ik ben niet zo goed in dit soort dingen.’
‘Indrukwekkend. Alleen ontbreekt er nog iets. Wacht even.’ Ze loopt weer naar buiten en komt twee minuten later terug met een bosje roze en witte incalelies, met vaalroze rozenknopjes ertussen. Aan de waterdruppels aan de stelen te zien heeft ze ze thuis uit een vaas gehaald. ‘Perfect,’ verzucht ze als ze ze in een vaasje zet en midden op de tafel plaatst.
Het moet gezegd worden, dit maakt de tafel helemaal af. ‘Geweldig. Je bent geniaal. Maar zeg eens, van wie heb je die bloemen gekregen?’ plaag ik.
Ze bloost. ‘Doe niet zo gek, Sal. Ik heb ze zelf gekocht. Sinds Jed weg is, koopt niemand meer bloemen voor me, en zelfs voor die tijd kwam het al niet zo vaak voor!’ Ze grinnikt een beetje bedroefd. ‘Maar natuurlijk ziet het er perfect uit. Soms heb je gewoon een frisse blik nodig.’
‘Nou, ik vind het geweldig. Charlie zal wel onder de indruk zijn. O, en bedankt dat je vandaag op Maggie hebt gepast. Dat vind ik echt heel fijn, en ik zou het ook fijn vinden als Charlie het niet te weten komt. Dat is gewoon makkelijker, weet je wel?’ Al vind ik het gênant om te zeggen, ik moet wel. Anders krijgen we straks weer ruzie door een ondoordachte opmerking.
Er glijdt een uitdrukking over Laura’s gezicht die ik niet helemaal kan plaatsen. ‘Natuurlijk, Sal. Geen probleem. Veel plezier vanavond, oké?’ Ze geeft me een kus op mijn wang en loopt de achterdeur uit.
Ik blijf nog even staan voordat ik Maggie roep en naar boven loop om me klaar te maken.
Je komt later thuis dan verwacht. In zekere zin is dat positief, omdat ik tegen die tijd al bijna klaar ben. Ik doe Maggie in bad en trek haar haar pyjama aan voordat ik zelf onder de douche spring en me omkleed. Nu je werkdag erop zit lijk je al een stuk rustiger, dus ga ik erin mee en begin niet meer over het feit dat je me vandaag pas over het etentje hebt verteld.
De Hunters arriveren op tijd en Mr. Hunter wil dat je Stan tegen hem zegt, wat mij een goed teken lijkt. Ik schenk alvast een drankje in en uiteindelijk gaan we aan tafel.
‘Hier zijn de voorafjes!’ Ik duw de keukendeur met mijn rug open, want ik heb mijn handen vol met de borden met spekrolletjes gevuld met oesters. Als de drie gezichten aan tafel betrekken blijf ik staan, me afvragend wat ik verkeerd heb gedaan.
‘Sal? Ik heb toch tegen je gezegd dat Mr. Hunter, Stan bedoel ik, allergisch is?’ Je gezicht staat op onweer.
De verwarring moet van mijn gezicht af te lezen zijn. Je hebt helemaal niks gezegd over een zeevruchtenallergie, dat weet ik zeker. Mr. Hunter wil iets zeggen, maar ik mompel iets over dat ik het niet wist. Er kruipt een blos langs mijn hals omhoog, mijn wangen gloeien van schaamte.
Je pakt mijn elleboog beet en trekt me ruw mee naar de keuken, terwijl je over je schouder tegen de Hunters zegt dat ik wel iets anders voor Mr. Hunter in elkaar kan flansen. Eenmaal in de keuken pak je me de borden af en geeft me een harde pets op mijn arm. ‘Jezus Sal, doe je dit soms expres? Net als ik denk dat je echt luistert naar wat ik zeg, haal je zo’n stunt uit.’ Je fluistert op dringende toon; net niet te hard, zodat de Hunters je niet kunnen horen.
Ik kan me er niet toe zetten om je aan te kijken. Over die allergie heb je me écht niks verteld, maar het heeft geen zin om dat nu tegen je te zeggen. Het komt er toch weer op neer dat het mijn schuld is. Ik wrijf over de plek op mijn arm, waar je me geslagen hebt. Dan steek ik mijn hand naar je uit, zeg ik dat ik het kan oplossen, dat ik iets anders voor hem kan klaarmaken.
Toch trek je je met een ruk terug en zwaai je met je vinger voor mijn gezicht. ‘Denk maar niet dat ik dit door de vingers zie. Hier kom ik later nog wel op terug. Ik stel voor dat je iets te eten klaarmaakt voor Stan en dat je je niet meer als een loser gedraagt.’
Met die woorden storm je de keuken uit en laat mij met open mond achter. Hoe heeft het zo uit de hand kunnen lopen tussen ons? Vroeger zou je nooit zo tegen me gepraat hebben, zou je nooit zo boos en hatelijk hebben geklonken. Nu lijkt het wel of alles mijn schuld is. Als je me vroeger zo had behandeld, was ik ertegen ingegaan, had ik gezegd dat je te ver ging. Ik weet zeker dat je niks over die zeevruchtenallergie hebt gezegd, maar het is het niet waard om nog voor mezelf op te komen. Het lijkt wel of ik te lamgeslagen ben om terug te vechten. In jouw ogen heb je het gezegd en ben ik bewust tegen je in gegaan om te proberen je avond te bederven. Met een zucht sprenkel ik een beetje koud water in mijn verhitte gezicht en probeer te bedenken wat ik voor Stan klaar kan maken waar hij niet dood aan gaat. Tegen beter weten in hoop ik maar dat ze me geen volslagen idioot vinden.
De rest van de avond verloopt al niet veel beter voor mij. Telkens wanneer ik probeer het gesprek met de Hunters op gang te houden, lijk jij me doelbewust af te kappen. Als het over het werk gaat, krijg ik niet de kans om te zeggen dat ik leerkracht was voordat we Maggie kregen, dat ik mijn carrière even in de wacht heb gezet omdat we het belangrijk vonden dat er iemand bij de baby zou blijven. Jij flapt er namelijk al uit dat ik niet werk.
‘Nee, Sal werkt niet. Die zit de hele dag als een verwend huisvrouwtje thuis naar soaps te kijken, terwijl ik de kost verdien.’
Daar moeten jij en Mr. Hunter om grinniken, maar ik zie Mrs. Hunter een meewarige blik op mij werpen, voordat ze zich weer op haar geroosterde eend stort.
Dan komt het gesprek op familie en maai je weer het gras voor mijn voeten weg door tegen de Hunters te zeggen dat mijn familie overbezorgd en een beetje bemoeizuchtig is. Dat we ons zonder hen ook prima redden, dus dat we hen niet zo vaak zien. Het liefst zou ik zeggen dat ik mijn familie wel regelmatig zie, maar dat ik dat stiekem doe als jij niet thuis bent, om jouw botte en gemene opmerkingen niet aan te hoeven horen.
Zo moet ik me nog een paar keer inhouden, wanneer je kritiek levert op mijn huishoudelijke kwaliteiten, mijn kledingsmaak, mijn chronische verlegenheid en mijn onvermogen om een gesprek op gang te houden met mensen die ik niet ken. Je drinkt te veel en lijkt te denken dat je gevat en amusant bent, in plaats van wreed.
Tot mijn opluchting verlies je uiteindelijk je interesse en begin je met Mr. Hunter over het werk te praten, waardoor ik Mrs. Hunter, Stella, moet zien te vermaken, ook al heb ik niks met haar gemeen.
Het lukt me om me door de avond heen te slaan. Alleen krijg ik het even moeilijk als Stella aan het eind van de avond een beetje aangeschoten mijn hand vastpakt en tegen me zegt: ‘Laat je niet uit het veld slaan. Jij doet het zwaarste werk van jullie tweeën en ik heb veel bewondering voor je.’ Daardoor barst ik bijna in tranen uit.
Die voldoening gun ik je echter niet. Vanavond ben ik erachter gekomen dat ik veel meer in mijn mars heb dan jij lijkt te denken. Ik neem me voor om me niet meer zo te laten behandelen, en dat voornemen wordt nog sterker als de Hunters naar de taxi zijn gewaggeld en je tegen me zegt dat ik zo dom ben dat niemand anders op me zit te wachten en dat er een dag zal komen dat jij me ook niet meer hoeft. Zelfs die zeldzame perfecte momenten, die periodes waarin het lijkt of alles goed zal komen, kunnen me nu niet meer tevreden stellen.