Hoofdstuk 35

 

 

 

Sal

 

 

Nu ik Laura deelgenoot heb gemaakt van mijn plannen, lijken ze vaste vorm te hebben aangenomen in mijn hoofd. De week daarop voelt het alsof er een last van mijn schouders is gevallen. Begrijp me niet verkeerd – ik word nog steeds doodsbang bij de gedachte dat je erachter kunt komen wat ik van plan ben, maar inmiddels denk ik al na over wat ik discreet kan inpakken, over dingen die ik weg kan moffelen in een weekendtas – de enige tas die ik aanvankelijk zal meenemen. Spullen van mezelf en Maggie die jij niet zult missen. Dat valt nog niet mee; voor iemand die zo weinig thuis is ontgaat je maar weinig, dus besluit ik al onze favoriete kledingstukken, speelgoed en boeken achter te laten en te kiezen voor spullen die we minder vaak dragen of gebruiken. Onze lievelingsspulletjes moeten dan maar wachten tot we een veilig onderkomen hebben gevonden en ik mijn vader misschien kan sturen om onze spullen op te halen. Mijn ouders zijn nog niet op de hoogte van mijn plannen – die hebben zich altijd laten wijsmaken dat we een perfect gezinnetje zijn. Behalve dat mijn moeder weleens zegt dat je niet zo vaak op familiefeestjes komt, weet ik vrijwel zeker dat ze geen idee heeft van wat er speelt binnen onze relatie.

Anna en Julia zijn een ander verhaal. Ik denk dan ook dat ik hen in vertrouwen zal moeten nemen voordat ik de eerste stap zet.

Zoals verwacht is Julia dolblij om iets van me te horen. ‘Sal! Waar heb ik dit genoegen aan te danken?’ Ze klinkt verbaasd, aangezien zij normaal gesproken degene is die mij belt. Haar stem stroomt als warme honing mijn oor binnen door de telefoon en roept een leven lang aan herinneringen op. Julia’s stem was altijd al op de achtergrond aanwezig: troostend, bazig en zeurend; soms lijkt ze wel een tweede moeder voor me.

‘Jules, ik ga weg bij Charlie.’ Ik besluit niet om de hete brij heen te draaien en gooi het er maar meteen uit, voordat ik van gedachten kan veranderen.

Ik hoor haar naar adem snakken en dan zegt ze: ‘Godzijdank. Goeie genade, Sal. Ik vroeg me al af wanneer je een keer het licht zou zien. Ik zit me al jaren te verbijten, en anders Luca wel.’

Julia’s man is een lange, donkere, sterke Romein die ze heeft opgeduikeld toen ze tijdens haar tussenjaar door Europa reisde. Ze leerden elkaar kennen, werden verliefd en zijn getrouwd en samen in Rome gaan wonen. Als Luca geen Italiaan was geweest, had mijn vader er vast en zeker een stokje voor gestoken.

Ik leg Julia uit wat er allemaal is gebeurd, te beginnen met het recentste voorval, waarbij je Maggie een nacht bij me vandaan hebt gehouden, om te eindigen met onze eerste vakantie in Egypte en de periode daarna, toen je deed of ik lucht was. Wanneer Julia eenmaal heeft gehoord over het geperforeerde trommelvlies, de gebroken vingers en alle andere ‘ongelukjes’ die je me hebt laten overkomen, reageert ze geschokt en vol walging. Hoewel ze zo haar vermoedens had, had ze nooit verwacht dat het zo erg is. Tegen het einde van ons gesprek is ze in tranen, briest ze van woede en is ze in staat om naar Engeland te komen en je hoogstpersoonlijk de nek om te draaien.

Zelf moet ik ook huilen, opgelucht omdat ze me gelooft en blij dat ze me geen slappeling vindt, zoals ik had gevreesd. ‘Julia, rustig nou. Nog even afwachten of ik de baan krijg, dan kan ik weg. Ik ben al aan het inpakken, maar pa en ma mogen het nog niet weten. Ik wil niet het risico lopen dat Charlie erachter komt en iets stoms uithaalt in een poging me tegen te houden, want ik moet ook aan Maggie denken.’

‘Oké.’ Julia gaat ermee akkoord haar typisch Italiaanse temperament in bedwang te houden. ‘Maar ik meen het, Sal – één kik en ik kom eraan. Misschien kun je een tijdje hier komen logeren met Maggie, tot het ergste achter de rug is? Ik kan me niet indenken dat Charlie je zomaar laat gaan.’

Ik zeg dat dat niet kan, zeker niet als ik die baan krijg, maar dat ik haar aanbod wel erg op prijs stel. Het is belangrijk voor me dat ik op eigen benen leer te staan en je kan laten zien dat ik verder niemand nodig heb. Opgelucht dat Julia me steunt bedank ik haar, zeg dat ik van haar hou en hang op. Nu moet ik alleen nog afwachten of ik aangenomen ben, of dat ik weer op banenjacht moet.

 

Op vrijdagavond bezorgt de postbode de effen witte envelop die mijn lot zal bezegelen. Misselijk van de zenuwen en met trillende vingers maak ik de envelop open en zie dat er weer een wit vel papier met het briefhoofd van St Martin’s in zit. Ik durf de brief bijna niet te lezen, zo bang ben ik dat er slecht nieuws in staat.

 

Beste Sal… doet me genoegen je te laten weten… wordt verwacht op vrijdag 21 augustus…

 

Er gaat een golf van opluchting door me heen en de tranen springen me in de ogen. Ik heb de baan. Met ingang van maandag zeven september ga ik lesgeven aan groep zeven op St Martin’s.

Op een drafje begeef ik me naar Laura’s huis, met de brief door de lucht zwaaiend. ‘Laura, ik heb ’m!’ Ik val de keuken binnen door de achterdeur, maar zie dan pas dat Laura aan de keukentafel zit met een blonde man. ‘O, sorry, je hebt het druk. Ik kom later wel terug.’ Ik draai me alweer om, naar mijn eigen achtertuin.

‘Nee, Sal, wacht. Doe niet zo raar! Dit is mijn neef Oliver. Hij is op reis geweest en is gisteren pas weer teruggekomen.’

De man staat op, boven me uit torenend, en schudt me de hand. Volgens mij is hij minstens een meter negentig, een heel verschil met Laura, die op haar kousevoeten hooguit een meter zestig is. ‘Leuk je te ontmoeten, Sal. Laura heeft me veel over je verteld.’

Mijn blik schiet naar Laura, maar die schudt bijna onmerkbaar haar hoofd. ‘Nou, ook leuk om kennis te maken met jou, Oliver. Het spijt me dat ik zomaar kwam binnenvallen.’

Hij gaat weer zitten en Laura gebaart dat ik naast haar moet plaatsnemen. ‘Nou, vertel!’ Glimlachend steekt ze haar hand uit naar de brief.

Ik geef haar een paar minuutjes om alle details door te lezen en tot zich door te laten dringen.

‘Allemachtig Sal, ik wist wel dat je het kon!’ Ze springt op en omhelst me stevig. Dan leunt ze naar me toe en fluistert in mijn oor, zodat alleen ik het kan horen: ‘Nu ben je vrij.’

Oliver leest de brief ook door en we vieren het goede nieuws met een klein glaasje wijn – ik moet Maggie nog ophalen van een speelafspraak bij een jongetje uit haar peuterklas en wil niet te laat komen of naar alcohol stinken. Zulke dingen kunnen later nog wel eens problemen opleveren, en nu het einde in zicht is wil ik geen akelige situaties uitlokken. Laura zegt dat ze wel op Maggie kan passen wanneer ik aanstaande vrijdag naar Mrs. Prideaux moet, en ik voel me opeens heel sereen. Alles valt op zijn plaats en misschien, heel misschien, kan ik me straks weer op de toekomst richten.

 

De dag van de vergadering met mijn nieuwe baas valt op de vrijdag voor je belangrijke slotbespreking over de Pavlenco-deal. Een opluchting, want dat betekent dat ik niet bang hoef te zijn dat je vroeg thuiskomt en me doorkrijgt. Op vrijdag moet je al het papierwerk in orde maken en ervoor zorgen dat alles gereed is voor het gesprek met het telecombedrijf op maandag. Dan moet alles getekend worden, dus hoogstwaarschijnlijk ben je er het hele weekend mee in de weer.

Ik ben bijna klaar – alle belangrijke spullen die ik nodig heb zitten in de weekendtas, die ik ver onder het bed heb verstopt. Hoewel ik eigenlijk startklaar ben, blijft er een stemmetje tegen me roepen dat ik heb gefaald. Het is me niet gelukt om een veilige thuishaven voor Maggie te creëren en nu wordt ze het zoveelste kind van de rekening.

 

Ik neem de trein naar de stad, nadat ik Maggie heb afgezet bij Laura, met haar rolkoffertje vol ‘dierbare spulletjes’. Dat was de voorwaarde die ze stelde om vandaag naar Laura te gaan – als haar ‘dierbare spulletjes’ niet mee mochten, ging zij ook niet. Ik heb er niet moeilijk over gedaan, dus vond Maggie het helemaal niet erg om me vanuit Laura’s deuropening uit te zwaaien.

Wanneer ik bij de schoolpoort aankom staat Mrs. Prideaux me al op te wachten, en ze loodst me regelrecht naar haar kantoor. Deze keer zit Aurelie er niet, omdat het schoolvakantie is. Het gebouw is uitgestorven; er hangt een heel andere sfeer dan de vorige keer, toen je in de gangen kinderen hoorde praten en lachen, op weg naar hun lokaal.

‘Ik ben heel blij dat je de baan aanneemt, Sal. We zijn al een tijdje op zoek naar leerkrachten van een bepaald kaliber en daar voldoe jij zeker aan.’ Van achter haar bureau lacht Mrs. Prideaux me toe, en ze zet haar vingers tegen elkaar, onder haar kin.

‘Dank u.’ Ik bloos er een beetje van. Het is al zo lang geleden dat iemand me een complimentje heeft gegeven dat ik me er geen raad mee weet.

Mrs. Prideaux neemt alles met me door wat ik moet weten voordat het schooljaar begint en geeft me de formulieren om een Verklaring Omtrent het Gedrag aan te vragen. Voordat ik het goed en wel doorheb, ben ik overladen met papieren en boeken. Het wordt aanpoten, maar toch gaat er een golf van opwinding door me heen. Nog even, dan ben ik weer de Sal van vroeger.

‘Het zal wel zwaar worden, Sal. De werkdruk ligt hoog en er zijn kinderen bij aan wie je je handen vol hebt, of die zelfs als probleemjongeren zijn aan te merken.’ Over haar bril heen kijkt ze me ernstig aan. ‘Maar we denken echt dat jij de juiste persoon bent voor deze baan.’

‘Ik vind het een eer om deel uit te mogen maken van uw team,’ zeg ik. ‘Ik verheug me al op het nieuwe schooljaar. De afgelopen tijd heb ik het nogal voor mijn kiezen gekregen, en ik zie St Martin’s als een frisse start voor mij en mijn dochter.’

Mrs. Prideaux glimlacht en we schudden elkaar de hand. Daarna overhandigt ze me de plastic bergmappen vol papierwerk om me voor te bereiden op de periode tot aan de herfstvakantie en ga ik weer naar het treinstation, nerveus maar enthousiast over de weken die me te wachten staan.

Net als ik al moeite heb om met al mijn paperassen het perron te bereiken, piept mijn telefoon. Doordat ik het mobieltje uit mijn zak probeer op te diepen en mijn handen al vol heb aan de gladde plastic mappen, kijk ik niet goed uit en bots tegen iemand op. ‘O god, sorry. Neem me niet kwalijk.’ Ik steek mijn hand uit om mijn slachtoffer voor een val te behoeden.

‘Kijk dan toch uit je… Sal? Sal Trevetti, ben jij het?’

Ik kijk op, recht in het gezicht van Robin Hoskins, je ex, met wie je iets had voordat je mij leerde kennen.

‘Robin? Sorry, hoor. Wat een toeval, dat ik zomaar tegen jou op bots!’ Ik lach even, maar laat dan de plastic mappen uit mijn hand glijden, pardoes op het trottoir. ‘Shit. Sorry.’ Een beetje beschaamd buk ik me om de mappen op te rapen, met rood aangelopen wangen.

‘Hier, ik help je wel even.’ Robin bukt zich, volkomen onaangedaan.

Net als vroeger vallen me die blonde haren op die aan een aureool doen denken, en ik voel me weer net zo’n kluns als destijds.

Zodra we weer rechtop staan, geeft Robin me de andere map, die zowat op knappen staat. ‘Wat een toeval dat ik je tegenkom.’ Je ex trekt één blonde wenkbrauw op, op de manier die ik me nog herinner uit onze studietijd. ‘Laatst kwam ik Charlie ook al tegen. We zijn nog op een maandag uit eten gegaan bij Gaucho. Net als vanouds.’ Robin glimlacht even.

Maandagavond? Ik val even stil, als het tot me doordringt. Maandagavond, ongeveer een week geleden, zei je dat je een belangrijk etentje had met een cliënt en laat thuis zou komen. Dat was de dag na dat vreselijke weekend toen je Maggie ’s nachts niet naar huis had gebracht, de maandag dat ik Laura in vertrouwen heb genomen en opgelucht was omdat je pas laat thuis zou komen. Nu ik erover nadenk, ben je die nacht zelfs helemaal niet thuis geweest.

‘Echt waar? Daar heeft Charlie niets over gezegd.’ Hoewel mijn hart bonkt, recht ik mijn rug en kijk Robin in de ogen. Daar zie ik geen spoortje schuldgevoel, al hoeft dat niets te betekenen. Je ex ging altijd al over lijken. Het is een berekenend type. Jullie waren vast een geweldig team.

‘O, jazeker.’ Nu glimlacht Robin veelbetekenend. ‘Het was weer net als vroeger. Eigenlijk leek het wel of we elkaar de dag ervoor nog gezien hadden. Je weet toch wel hoe het is, als je zo’n band met iemand hebt? Soms kun je iemand jaren niet zien en dan gewoon de draad weer oppakken, alsof je nooit bent weggeweest. Ik hoop maar dat Charlie niet al te veel last had van een kater, want we hebben aardig wat gedronken. Maar goed, het was leuk om je weer eens te zien, Sal. Veel succes met je… met alles.’ Met die woorden loopt Robin verder naar het perron.

Stomverbaasd blijf ik staan, niet in staat om de vragen te stellen die op mijn lippen branden. Ik ben ervan overtuigd dat jullie samen de nacht hebben doorgebracht, die keer dat je niet thuis bent gekomen. Daar liet je ex immers geen twijfel over bestaan. Ik ben misselijk, voel me vernederd. Het is nooit bij me opgekomen om je te bedriegen en dat had ik ook nooit achter jou gezocht.

Moeizaam slik ik de smaak van braaksel weg uit mijn keel en kijk naar het perron, maar Robin is nergens meer te bekennen. Waarschijnlijk heeft die een plekje bemachtigd in de trein die nu wegrijdt, de trein waar ik in had moeten zitten.

Langzaam loop ik naar het perron om op de volgende trein te wachten. Ik heb het warm en voel me bibberig, mijn handen trillen. Als ik nog twijfels had over mijn plan, zijn die nu weggenomen. Ik kan niet bij je blijven, zelfs al waren al die andere dingen niet gebeurd. Niet nu je bent vreemdgegaan. En dat je me uitgerekend bedrogen hebt, vernéderd hebt, met Robin, is de doodssteek voor onze relatie. Ik ga bij je weg en weet nu zeker dat ik nooit meer terugkom. Al die jaren had je me in je greep, maar die tijd is voorbij.