HOOFDSTUK 2
Lon keek peinzend naar het eentonige landschap, ze zei somber: „O, oom Joost, wat een ramp! Urenlang huisje-boompje-beestje en nog zijn we er niet. Een mooi weekendverblijf. Tegen de tijd dat je er eindelijk bent, kun je weer op de trein stappen om op tijd weer in de stad te zijn." Kyra lachte alleen maar.
De herfstachtige regenmiddag maakte Lon blijkbaar somber, maar oom Joost zei troostend: „Misschien erven jullie er een auto bij, maar dan mogen jullie hem toch niet besturen. Ik heb jullie leven te lief."
„U bent een schat," zei Lon. Ze waren allebei dol op de oudste broer van hun vader, die in uiterlijk en karakter zo veel op hem leek. „Weet u, oom Joost, je leest altijd dat er moeilijkheden zijn met voogden, maar dat is met u gelukkig niet zo. Oom Lex, nou ja, die is gelukkig maar 'toeziend'."
„Oom Lex is een reuzenvent," verdedigde oom Joost de enige broer van de moeder van de meisjes. „Een beetje stug, maar hij is een goed, oprecht mens."
„Natuurlijk. Lon zwamt weer eens." Kyra stond op en begon zich in haar regenjas te hijsen. „Toch wel rustig om te gaan erven met oom Joost bij ons."
Vijf minuten later zagen ze de trein aan de horizon verdwijnen en stevende oom Joost op de stationschef af, die zijn komst belangstellend tegemoet zag.
„We moeten naar de notaris," deelde hij mee. „Waar kunnen we hem vinden?"
„Ik denk dat-ie thuis zit," grinnikte de chef, die gevoel voor humor bezat. „Lekker weertje om een erfenis te verdelen. U loopt maar rechtuit. Hij woont in de Hoofdstraat en aangezien we maar één notaris rijk zijn en het bord aan de gevel zo groot is als een uithangbord kan het niet missen." „Is het hier altijd zo overweldigend druk?" Lon trok haar neus op. „Lente, zomer, herfst en winter... altijd razend druk." De man lachte om haar ongelovige gezicht. „Dit weer trekt nou niet, maar anders... U zult vreemd kijken als u het 'Union'-hotel voorbij komt. Een reuze mooi gebouw, van alle luxe voorzien. De omgeving is hier ook geweldig mooi. Ja, die Van Donckeren wist best wat hij begon, toen hij het 'Union' kocht. Hij heeft nog vijf grote hotels in Nederland. Door 'Union' is dit dorp zo flink en welvarend geworden."
Ze luisterden met gepaste aandacht naar de prijzende woorden van een rasechte Boshegger, maar oom Joost maakte een eind aan het gesprek met de opmerking dat de notaris zo vriendelijk was om hen op zaterdagmiddag te willen ontvangen, zodat ze hem toch zeker niet konden laten wachten.
De notaris bleek een gemoedelijke man te zijn, die de inbreuk op zijn vrije tijd niet zwaar nam. Het gesprek bevestigde uitvoerig wat de brief had verteld, maar er waren wel nieuwe en verblijdende gezichtspunten. Ze erfden niet alleen het huis, de kostbare inboedel en de sieraden, maar bovendien een bedrag dat ruw geschat dertigduizend gulden bedroeg. Een paar oude bedienden kregen legaten en de huisknecht-tuinman-manus-van-alles had bovendien het recht om levenslang de beide kamers boven de stal vrij te blijven bewonen.
„Die erven we dus mee," merkte Lon vrijmoedig op. „Is het huis verkoopbaar?" informeerde oom Joost. De notaris wreef eens nadenkend over zijn neus. „Ik zou op het ogenblik niemand weten die er belang bij heeft het huis te kopen, of het moet een of andere instelling zijn. Het is een kast van een huis. U moet dwars door het bos heen als u het wilt gaan bekijken en dat lijkt me nu nogal een koude, natte expeditie." „O, maar we willen zo dolgraag!" Kyra's ogen smeekten zo welsprekend dat de vesting begon te wankelen.
De notaris begon te lachen, hij zei tegen oom Joost: „Prefereert u misschien intussen het haardvuur, een glas wijn en een goede sigaar, terwijl de onbedwingbare jeugd de bossen inrent?" „Prima, notaris!" Oom Joost loosde een diepe zucht van verlichting.
„Geeft u het stel de sleutels maar. Ik ben ervan overtuigd dat ik een gedetailleerd verslag van hen krijg."
Een paar minuten later waren ze samen op weg. Verdwalen konden ze niet. Ze moesten de Hoofdstraat aflopen, de Dorpsstraat door en daarna het brede bospad volgen. Het zou wel een wandeling van een halfuur zijn als ze flink doorstapten. De meisjes vonden het een heerlijk avontuur, de regen deerde hen niet. Ze wilden juist de Dorpsstraat ingaan, toen een donkere auto de hoek omstoof recht door een plas, zo groot als een bescheiden vijver. Een modderfontein vloog naar alle kanten en de meisjes kregen de volle lading over zich heen.
In een vlaag zag Kyra het gezicht van de bestuurder. „Onbeschaamde rekel!" Ze zei het hard en boos. Lon veegde haar gezicht schoon met haar zakdoek en trok Kyra haastig mee.
„Doe niet zo opzichtig, Kyra. Hij kon er niets aan doen." „Dat mag dan waar zijn, maar hij lachte... Lon, hij lachte ons uit en dat vind ik meer dan schandelijk." Kyra zag wit van woede.
„Nou ja, we zagen er natuurlijk idioot uit." Lon haalde de schouders op. „Kind, wees niet zo zwaartillend. Is je waardigheid weer beledigd?"
Kyra zweeg en Lon gluurde opzij en zuchtte. Als Kyra zo keek was ze tot in het puntje van haar grote teen beledigd. Het was voor die man te hopen dat hij nooit meer op de weg van Kyra gevoerd werd, want Kyra's waardigheid had een knak gekregen en er was niets wat ze slechter kon verdragen.
„Zouden we er bijna zijn?" fluisterde Lon, nadat ze twintig minuten door het natte bos gelopen hadden. „Br... wat is het hier doods. Ik ga nou pas begrijpen hoe Hans en Grietje zich gevoeld moeten hebben."
Kyra schoot in de lach en trok Lons arm door de hare. Ze waren nu trouwens hun doel genaderd. Het bos werd dunner en na een paar minuten doemde hun bezit aan de horizon op. Ze stonden als bij afspraak stil bij het monumentale tuinhek, dat toegang gaf tot een indrukwekkende oprijlaan.
„O..." kreunde Lon. „We hebben waarachtig haast niets te veel gezegd, toen we grapjes maakten over ons 'kasteel'. Snap jij hoe het mogelijk is geweest dat één oud vrouwtje zo'n kast heeft bewoond en dat in deze tijd!"
„Te eenzaam, te ver van alles af," vermoedde Kyra, haar ogen waren groot en glanzend. „Wat een prachtig huis en die lappen tuin eromheen. Ik ben sprakeloos."
„Ons bescheiden weekendhuisje," grinnikte Lon, ze duwde resoluut het tuinhek open en het piepte niet eens. „De tuin ziet er ook prima uit. Dat doet onze geërfde tuinman natuurlijk."
Een stevige oude baas kwam om het huis heenlopen. Hij zag er sterk en betrouwbaar uit.
„Wat een leuk ringbaardje heeft-ie," fluisterde Lon. „Echt decoratief."
Ze liepen elkaar tegemoet en halverwege de oprijlaan hadden ze elkaar bereikt.
„Ik ben Bas Lom," stelde de man zich kort, maar niet onvriendelijk voor. „Komt u het huis bekijken? De omgeving doet het niet met dit weer, maar in de zomer is het hier een paradijs, geloof dat maar."
„Ik geloof het graag," zei Kyra blij. „En meneer Lom..."
„Zeg maar Bas, hoor," stelde hij voor. „Als u soms ook even in de stal wilt kijken. Het is de moeite waard, hoor."
„Staat er iets in?" vroeg Kyra verbaasd. „Had de oude dame een auto?"
„Nee, dat niet, maar er staat een rijtuig en ook een vervoermiddel dat hier zo'n veertig jaar geleden nog reed. Ja, en toen wisten ze hier later niet waar ze het ding moesten laten. Het stond overal in de weg. De freule had een zwak voor alles wat oud was en ze kocht het ding voor een krats. Waarom wist ze zelf niet, het staat er al jaren."
„Het geheimzinnige ding!" lachte Kyra, ze keek nieuwsgierig naar binnen en dan keerde ze met een ruk haar hoofd om naar Bas. „O, Bas, hoe is het mogelijk! Een heuse oude postkoets! Wat een énig ding! Ik vind 'm gewoonweg volmaakt en wat heb je die koets prachtig onderhouden!"
„Ik vond het zonde om hem in elkaar te laten zakken," zei de laconieke Bas, terwijl hij zorgvuldig zijn pijpje opstak. „Tenslotte is er geld voor uitgegeven en je weet nooit es... ze hebben het ding trouwens verschillende keren geleend voor ouderwetse feesten en tentoonstellingen."
Lon had zich in de postkoets gewrongen en wuifde gracieus met haar bemodderde zakdoek.
Je dóet het wel in die omlijsting," oordeelde Kyra. „Zitje prettig?" „Ruim! Het lijkt wel een kamertje. Romantisch hè?" Lon stapte uit en er was een nadenkende blik in haar ogen. „Zeg, Kyra, weet je wel dat de mensen tegenwoordig dol zijn op postkoetsen? Ik las laatst dat er deze zomer een postkoets rijdt van Garmisch Partenkirchen naar de Badersee, compleet met postiljon. Ik zag laatst kinderen die een klein houten postkoetsje voorttrokken, zoals wij vroeger een autootje meesjouwden en er hupte een heel stel bewonderend grut omheen. Er bestaat zelfs een welluidend postkoetslied, dat zwaar geliefd is, sinds het als inleiding voor de radioreis met de postkoets werd gespeeld. Waarmee ik maar zeggen wil: Het is toch wel een lonend bedrijf om de gejaagde mensheid de romantiek uit de oude doos te verschaffen, waarnaar ze blijkbaar snakt."
„Daar dacht ik ook juist aan," zei Kyra eveneens nadenkend en Bas Lom bepaalde zich ertoe heftig aan zijn pijp te trekken en toestemmend te brommen.
Het huis bevatte een verbijsterend aantal kamers, met prachtige antieke meubels en een schat van waardevol antiek. Aan de voorzijde keek men op het bos uit, aan de achterzijde over de weilanden.
„Het is hier toch zo gek nog niet," zei Lon tevreden. „En zelfs in de winter moet het daar de moeite waard zijn." Kyra ging voorzichtig op de met goudgeel damast beklede sofa zitten. „De oude dame hield van mooie dingen. Kijk maar eens naar de schouw. Heb je ooit zulke beeldige vazen gezien als die twee zwarte porseleinen met goudfiligrain?"
„En de schilderijen zijn om te watertanden." Lon gleed, voor haar doen behoedzaam, naast Kyra neer. „Waar denk je aan, Kyra?" „Wel, het gaat natuurlijk toch niet, maar laten we nou eens even fantaseren." Kyra zuchtte diep en verlangend. „Het huis blijft rustig zoals het is, lieflijk, ouderwets en voor alles... mooi. Kun jij je dit huis indenken als een soort... ja, een soort buitengewoon pension? De mensen stappen aan het station in de postkoets en via de bosweg rijdt Bas de gasten regelrecht de tijd binnen waarin oudtante Lydia jong was. Dit huis doetje iets... het heeft een ziel... vroeger vond ik dat een overdreven uitdrukking, maar nu weet ik wat ermee bedoeld wordt. Al deze mooie dingen zijn met smaak en liefde bijeengezocht en ik begrijp nu ook waarom onze moeder hier zo graag logeerde."
„En we zouden het Huize 'Kyralon' dopen, in plaats van 'Het Boshuis'," dolde Lon, die al weer te lang ernstig was geweest. „Klinkt precies als een nieuw merk nylon, zoals Perion of Orlon. O ja, en Kyra, dan moet Bas voor postiljon spelen!" Bas liep door de tuin en Lon opende het venster. Ze boog zich zo levensgevaarlijk ver naar buiten, dat Kyra haar verschrikt bij haar jas greep. „Ba... as! "joelde ze. „Kun je een paard mennen vanaf de bok van de postkoets?"
Jawel. Wou u een ritje maken?" grinnikte Bas. „Waar haal ik een paard vandaan?"
„O ja, een paard! Kyra, we hebben geen paard!" Ze haalde zo schielijk haar hoofd naar binnen, dat het onzacht in aanraking kwam met het raam. „Au... mijn hoofd! Het is vast zo lek als een zeef!"
„Er kan toch heus niets uidopen, want er zit niets in," troostte Kyra dubieus, ze boog op haar beurt haar hoofd naar buiten. ,Ja, maar Bas, het lijkt me zo enig!" „Paarden kosten centjes," meende Bas. „Tja..." zuchtte Kyra. „Bas, ben jij muzikaal?" Bas nam het sportief op, hij grinnikte en nam het doorrookte pijpje uit zijn mond.
Ja hoor," zei hij. „Ik kan met één vinger vlot spelen 'Het zonnetje gaat van ons scheiden'. Is dat genoeg?"
„Gevoel voor humor!" ontdekte Kyra tevreden. „Nee, maar ik bedoel meer muziek op de trompet. Het hindert niet of het vals klinkt. Het hoort bij de entourage."
„Waarbij?" vroeg Bas achterdochtig. „Hoor es, ik heb nooit vreemde woorden geleerd maar ik ben er best gekomme. Een roos is bij mij een roos en al die letijnse namen krijg je van mij kedo." Hij draaide zich resoluut om en wandelde weg. Kyra sloot het raam, ze zei met een zucht: „Een fidele vent, onze Bas. Hij is nog lang het slechtste deel van onze erfenis niet."
Zorgvuldig sloten ze het huis en eenmaal terug bij notaris Witte konden ze bijna geen woorden genoeg vinden om het huis te beschrijven. Lon ratelde, zoals gewoonlijk, veel erger dan Kyra, die erbij zat met een peinzende blik in haar ogen. „Nu moeten jullie nog eens iets bekijken," zei oom Joost, hij wees naar het ijzeren kistje, dat op de tafel stond.
„Sieraden," verduidelijkte de notaris. „De oude dame wilde dat ik de dingen in mijn kluis zou bewaren. Er is niet zoveel, maar het is waardevol en exclusief."
De beide meisjes bogen zich nieuwsgierig over de inhoud van het kistje dat voor hen werd uitgespreid. Het eerste wat de notaris opviel, was het totaal ontbreken van hebzuchtig gegrabbel. Gewoonlijk maakte hij het wel anders mee. Ze keken bewonderend naar de fijne, ouderwets gezette sieraden. Lon raakte met een vingertop een granaten stel aan, dat bestond uit ketting, oorbellen, ring en armband.
„Dat zou vorstelijk staan, Kyra," merkte ze op.
Ja, misschien wel," zei Kyra vaag, ze nam met voorzichtige vingers een fijn ringetje op. „Zou dat niet snoezig zijn voor Tina? Voor Merel zou die met diamanten bezette vogel goed passen... daarvoor heet ze tenslotte Merel. Oom Joost, mogen we ze werkelijk hebben of worden ze verkocht?"
„Welnee, als jullie die dingen graag willen houden, dan zie ik geen enkele reden om ze te verkopen," stelde oom Joost gerust. Kyra legde de sieraden weer in het kistje, ze zei langzaam: „Misschien vinden jullie me overdreven, maar nu ik al die mooie dingen heb leren kennen, heb ik spijt dat ik die oudtante nooit ontmoet heb. Het is eigenlijk een vreemd gevoel van spijt en ook... ja toch ook een beetje het gevoel alsof we er geen recht op hebben om al haar mooie dingen te nemen en alles... alles wat ze bezat." Lon keek haar zuster aan alsof ze aan haar verstand twijfelde, maar oom Joost knikte even.
„De oude dame was een gelukkig tevreden mens," zei de notaris vergenoegd. „Misschien was ze soms wat wonderlijk, omdat ze meer opging in het verzamelen van al die mooie dingen, dan in het gezelschap van de mensen. Ze heeft inderdaad heel veel van uw moeder gehouden en haar dood betekende een slag voor haar. Daarom kregen jullie alles en, beste kinderen, je mag het jammer vinden dat ze nooit moeite deed om jullie te ontmoeten, maar je hoeft nu in ieder geval niet het gevoel te hebben dat je achter de erfenis hebt aangejaagd en de oude dame wilde jullie nooit zien omdat ze de illusie wilde bewaren. Begrijp je dat?" „Natuurlijk. Misschien zou ze toch altijd het gevoel hebben gehad, dat we het wel om het geld deden of misschien had ze moeder niet kunnen terugvinden in ons," zei Kyra zacht.
„Nu ik jullie ontmoet heb, kan ik het jammer vinden dat ze jullie nooit gekend heeft," besloot de notaris hoffelijk.
De meisjes kwamen die avond heel laat thuis, nadat ze feestelijk met oom Joost in de stad gedineerd hadden, waarna ze hem naar de trein begeleidden en ieder een tientje kregen 'om een paar gezellige dingen te kopen', volgens oom Joost.
„Om de maand uit te komen," dacht Kyra met een diepe zucht.
Na de feeststemming en het mooie huis dat ze gezien hadden, viel de omgeving hen dubbel tegen. Zodra ze de huisdeur openden omwalmden allerlei benauwde geurtjes hen.
„Wat stinkt het hier toch!" bromde Lon meer oprecht dan vleiend. „Zou er hier wel eens een raam openstaan? Wat lijkt alles nou armoedig, hè?"
Lon had een doordringend stemgeluid en ze wisten nu eenmaal dat afluisteren een geliefde sport van hun ziekelijk nieuwsgierige hospita was.
Het hoefde hen dan ook in het geheel niet te verwonderen dat de kamerdeur opengegooid werd en een vertoornde dame, het hoofd gesierd met krulspelden, en geflankeerd door het keffende Mopsje, tierde: „En wat hadden jullie nou, hè? Zeg nou nog eens dat het in mijn huis stinkt! Nou vliegen jullie eruit, kale juffers!" Kyra rolde bijna de trap af van schrik, maar Lon greep haar stevig bij de arm. Haar ogen schoten vonken van boosheid. Wie luistert aan de wand, hoort nog steeds z'n eigen schand, juffrouw Geelman, en het is waar, het stinkt hier eeuwig naar kool, maar wij zullen het niet langer meer ruiken, want de kale juffers gaan naar hun eigen kasteel, waar ze meer dan twintig kamers tot hun beschikking hebben, hun eigen rijtuig, hun eigen juwelen, een overvloed van frisse lucht en... en..."
Ze snakte naar adem, maar gelukkig deden Kyra en juffrouw Geelman dit eveneens, zodat het een ogenblik griezelig stil bleef, want zelfs Mops hield zijn bek.
„Goedenavond," besloot Lon tam, ze nam haar baret af, alsof ze een herenhoed hanteerde en plantte het ding daarna met een forse klap weer op haar hoofd.
Kyra sleurde de opstandige letterlijk achter zich aan naar boven en hun kamer binnen. Ze wilde veilig zijn voordat juffrouw Geelman overtuigend uit haar verstijving zou ontwaken. Daar rolden ze samen snikkend van het lachen op het divanbed neer. „Wat bezielde je toch, Lon!" bracht Kyra uit. „Ze is in staat tot bittere wraak."
„Welnee, ze is geïmponeerd." Lon begon opnieuw te lachen. „Ons eigen rijtuig... die ouwe brik of de postkoets! Ik zie ons al rijden met Bas vals trompetterend op de bok. O, ik lach me ziek!" Kyra lachte mee, omdat ze gewoonweg niet anders kon. Lon dartelde als een jolig veulen door het leven, met een totaal en soms ontstellend gemis aan ernst, maar ze was amusant en Kyra kon nooit werkelijk boos op Lon blijven.
Toen ze later hun zitbank omgetoverd hadden in een dubbel divanbed, waarvoor ze de overige meubels allemaal in het gelid langs de muur moesten zetten, zei Kyra met een diepe zucht: „Kind, ik ben doodmoe van alle emoties en de dubbele treinreis, maar die wraaklustige gedaante daar beneden was wél een waardig sluitstuk van de dag. Wat zou ik hier toch ontzettend graag weg willen."
Ja, ik ook," verzuchtte Lon, terwijl ze in bed wipte. Ze gleed in de kussens neer en zat meteen weer rechtop, als een duveltje dat uit het doosje vliegt. „Waarom gaan we eigenlijk niet in dat huis wonen?"
„Omdat..." begon Kyra, ze geeuwde en voelde zich te moe om het Lon allemaal uit te gaan leggen. „Het gaat niet, Lon." „Denk er nog eens over na," ried Lon slaperig. „Als je iets werkelijk wilt, krijg je het best gedaan."
„Ik wou dat het waar was," mompelde Kyra, terwijl ze het licht uittrok. „Dat huis... ik droom er nog van."
Ze droomde er niet van, maar voor ze insliep was ze nog lang bezig met het huis in de bossen dat ze met z'n vijven gekregen hadden. Wonderlijk genoeg nam het geld een weinig belangrijke plaats in. Lon sliep al lang, toen Kyra nog bezig was met het verzinnen van plannen, die allemaal om het nieuwe bezit draaiden, maar die ze weer even gauw moest verwerpen, omdat ze onuitvoerbaar leken. „En toch... en toch..." fluisterde ze koppig. „Ik moet denken, morgen... als ik niet zo moe ben... oom Joost moet me helpen." Nadat ze dit besluit had genomen, sliep ook Kyra in.
Dat het Kyra ernst was met haar plannen om met oom Joost te praten
bewees ze de volgende avond. Ze had hem ook kunnen opbellen, maar
ze schreef hem een keurig briefje, waarin ze hem vroeg of ze
zaterdagmiddag een bezoek mocht brengen, omdat ze iets belangrijks
met hem te bespreken had, waarop oom Joost even plechtig
antwoordde: „Waarde nichtje bent tante en mij van harte welkom,
maar mijn telefoonnummer is nog altijd hetzelfde bekende, dat je zo
vlot kunt draaien. Met spanning zien we je geëerde bezoek tegemoet.
Je liefhebbende oom Joost." Lon sloeg natuurlijk dubbel van de lach
en vond dat Kyra had gekregen wat haar toekwam.
Lon keek op de bewuste middag op haar horloge, ze spoorde Kyra aan: „Als je de trein van tien over twee wilt halen, mag je je lunch wel bekorten."
„Goed, ruim jij dan even op?" vroeg Kyra. „Zeg, zou oom Joost begrijpen waarom ik beslag kom leggen op zijn zaterdagmiddag? Misschien is tante Tine me niet erg dankbaar dat ik juist op hun vrije middag kom."
„O, die is nogal gemakkelijk," troostte Lon. „Nou, kind, moge je zending het gewenste resultaat opleveren. Hoe zeg ik dat?" Kyra schoot in haar jas, greep tas en handschoenen en waarschuwde: „Denk er nou om dat je van mijn afwezigheid geen gebruik maakt om ruzie met Geelman te krijgen. Ze staat gewoonweg op het punt om ons eruit te wippen en jij kunt nu wel schermen met ons 'kasteel', maar als oom Joost niet wil of kan meewerken, dan zul je toch hier moeten blijven wonen."
Lon beloofde dat ze braaf zou zijn en Kyra vertrok haastig. De reis was maar kort en ze vond oom Joost en tante Tine met de thee op haar wachten. Ze vonden het kennelijk genoeglijk dat ze bezoek kregen. Tante Tine vroeg honderd uit en Kyra zat toch eigenlijk niet erg op haar gemak. Ze had nog zoveel te bespreken met oom Joost en ze kon toch ook niet onbeleefd zijn. Oom Joost keek zijn nichtje eens nadenkend aan, dan grinnikte hij geamuseerd. „Nou, meisje, kunnen we hier bij de haard confereren?" vroeg hij genoeglijk. „Of mag Tante Tine het niet horen? Dan vertrekken we naar mijn kamer en steken daar de gashaard aan." „O, maar ik ben dol nieuwsgierig," bekende Tante Tine. „En dan, Kyra weet wel dat ik graag voor advocate fungeer als dat nodig is." „Laten we maar gezellig hier blijven," besliste Kyra, ze boog zich voorover en zei langzaam en duidelijk: „Vinden jullie dat ik in staat zou zijn een bedrijf te voeren?"
Tante Tine hapte naar adem, maar oom Joost vroeg kalm: „Wat wou je gaan doen? Een kuikenfarm oprichten?" „Och, natuurlijk niet!" Kyra schoot in de lach. „Ik wou een pension beginnen, geen gewoon pension, maar een stijlvol ouderwets geval en de postkoets wou ik ook exploiteren. Ja, dat is eigenlijk alles." „Mag ik komen logeren?" vroeg Tante Tine, met luchtig voorbijzien van de zee van moeilijkheden die er lag tussen Kyra's woorden en het eventueel ontvangen van gasten.
Oom Joost stak omzichtig een nieuwe sigaar op en door de rooksluier heen keek hij zijn nichtje goedkeurend aan. „Lieve meid, ik prijs je ondernemingsgeest en ik kan me voorstellen dat je snakt naar afwisseling en een beetje royaler leven, maar ik zou toch wel eens willen weten hoe jij je dat had voorgesteld." „Nou, dat huis..." begon Kyra aarzelend. „Ik vind het afschuwelijk om het te verkopen en Lon denkt er net zo over." Ja," zei oom Joost laconiek. „Dat kan best zijn, maar jullie hebben het huis en de rest met z'n vijven geërfd en helaas zijn jullie allemaal minderjarig. Opbrengst van de erfenis, waarin jullie dus ieder voor een vijfde deel gerechtigd zijn, wordt netjes voor jullie belegd."
„Dat begrijp ik wel." Kyra's stem werd ongeduldig. „Dat is dan hetzelfde als met het andere geld van ons en dat is maar een beetje, waarmee je niets kunt beginnen. Is er nou geen enkele mogelijkheid om te zorgen dat Lon en ik het huis als pensionbedrijf mogen exploiteren? Kunt u er niet eens met de notaris en oom Lex over praten?"
„Zo'n bedrijf is natuurlijk lonend," kwam tante Tine's stem, ze keek even op van de trui, waaraan ze ijverig zat te breien. Oom Joost verzonk in een diep gepeins. De sigaar was bijna op en tante Tine had geruisloos voor koffie gezorgd, toen hij zich ten slotte bleek te herinneren dat Kyra muisstil naast hem zat weggedoken in een fauteuil.
„We zouden allereerst moeten bewijzen dat de exploitatie zo rendabel zou zijn dat het ook in het belang van de drie jongeren is, dat de contanten voor dat doel benut worden," zei oom Joost nadenkend. „Dus in principe zouden we eerst moeten beginnen met een begroting van de exploitatierekening over te leggen. Je begrijpt zelf wel dat een en ander tijd zal vergen. Ik moet het eerst met oom Lex bespreken en met mijn accountant. Als dat eventueel tot goede resultaten mocht leiden, dan zouden we een verzoekschrift aan de kantonrechter moeten indienen om toestemming te krijgen voor de belegging van de contanten in het bedrijf dat jij wilt beginnen, omdat de belegging afwijkt van de wettelijke voorschriften waaraan een voogd gebonden is. Die toestemming heb ik dus beslist nodig. Ja, en nu kunnen we met z'n allen overtuigd zijn dat het dik in orde is met die toekomstige exploitatie, maar als de kantonrechter afwijzend mocht beschikken, kun je het hele plan rustig uitje hoofd zetten."
„En als het nou wel in orde komt?" Kyra liep maar meteen stevig op de geschiedenis vooruit. „Zijn we dan klaar? Ik bedoel, kunnen we dan zo maar in het huis trekken en advertenties zetten en de V.V.V. inschakelen?"
Oom Joost schoot bulderend in de lach, zodat tante Tine hem verontwaardigd aankeek.
Je hoeft helemaal niet zo gek te doen," zei ze gedecideerd. „Want ik zou het rustig zo doen, hoor. Waarom eigenlijk niet?" „Omdat je direct aan alle kanten herrie zou krijgen." Oom Joost grinnikte. Jij bent zo onpraktisch als het om administratieve dingen gaat. Om maar even op te noemen: De meisjes hebben de Kamer van Koophandel nodig. Het bedrijf heeft een vestigingsvergunning en een naam nodig. Verder zal de Horeca ook nog wel een stevig woordje meespreken. Als ik goed ben ingelicht, moeten ze om te beginnen een aantal vaste gasten hebben als hun pension als zodanig erkend wil worden. Waar maken we ons overigens druk om? Voorlopig bestaan er alleen maar vage plannen en de rest komt dus later wel. Ik zal eerst maar eens met oom Lex gaan praten."
Lon trok een lang gezicht toen ze Kyra's relaas hoorde. Ze had beslist niet verwacht dat er zoveel gedoe zou vastzitten aan het luchtig geopperde plan en ze verzuchtte dat het toch maar een ramp was om 'minderjarig' te zijn.
„Er zal dus wel niets van komen," zei ze pessimistisch. „Adieu, lief kasteel! De weg naar jou toe zit boordevol voetangels en klemmen, zoals denkbeeldige rekeningen en 'nee'-schuddende kantonrechters. Enfin, we hebben ons best gedaan en voor de rest moeten we het nou maar afwachten."
Intussen hadden ze het, zoals later bleek, toch te somber ingezien. Oom Joost had inderdaad wel veel goeds gezien in Kyra's plannen en als hij zijn schouders eenmaal ergens onderzette, dan deed hij het met de inzet van heel zijn persoonlijkheid. Oom Lex, die zich gewoonlijk nogal gemakkelijk neerlegde bij de besluiten van oom Joost, was eerst niet zo bar enthousiast, maar de overtuigende begroting van de exploitatierekening, een zeer degelijk stuk werk, werd ernstig bestudeerd en overtuigde hem van het tegendeel. Toen ging het verzoekschrift op de post en Kyra vond het wachten op de uitslag net zo zenuwslopend als het wachten op de uitslag van een examen. Lon trok er zich, als gewoonlijk, weinig van aan. Tot Kyra op zekere dag een telefoontje kreeg van oom Joost, waarmee hij haar, niet zonder trots, mededeelde dat de toestemming toch verkregen was.
„Dus nou kunnen we gaan werken!"jubelde Kyra. „O, wat een heerlijkheid, oom Joost!"
Ja," zei oom Joost laconiek. „We hebben het erdoor. Als je maar weet dat je lang niet alles mag doen wat je wilt. Ik blijf de grote baas en de man van het geld, snap je? Het kan me geen cent schelen dat je zogenaamd handelsbevoegd bent. Mijn accountant en ik houden je in het gareel."
Kyra proestte het uit. „O, oom Joost, u betreurt het geloof ik nou al dat we 'losgelaten' worden. U zult zien dat het een succes wordt. U bent er nou toch wel van overtuigd, net als die sympathieke kantonrechter, dat er geen één pension tegenwoordig noodlijdend is en dat zo'n prachthuis als het onze natuurlijk een goudmijntje wordt." „Hmmm..." bromde oom Joost, die hetzelfde gevoel had als een vogelpapa moet hebben als hij zijn jongen voor de eerste maal klapwiekend op de rand van het nest ziet zitten. „Ik kom morgenavond even naar jullie toe om de zaken te bespreken." Oom Joost werd de volgende avond door twee stralende 'zakenvrouwen' ontvangen.
„Nou komt de administratieve rompslomp pas," zei Lon, ze keek met ontzag naar de tafel vol papieren en formulieren. ,Ja, en dan nog een belangrijk onderwerp van gesprek," oom Joost keek zijn beide nichtjes doordringend aan. „Ik zorg zelf voor het aannemen van een kracht die jullie kan helpen, een die er verstand van heeft. Jullie kennen nog niet de letter a van het pensionalfabet. Dienstmeisjes mogen jullie voor mijn part aannemen en ik ben blij dat die ouwe trouwe Bas Lom daar ook ronddoolt, die kent de omgeving en het huis precies."
„Dus we staan zwaar onder controle," Lon trok een lang gezicht. „Verbeeld je, oom Joost, dat die 'hulp', die u voor ons uitzoekt, er vandaag of morgen met onze kas of kostbaarheden vandoor gaat!" „Die dreigementen doen me niets, kindje," oom Joost lachte vrolijk. „Laat dat nou maar aan je oude oom over, hè? De zaak zit op deze manier muurvast in elkaar en ik ben nog niet zo onnozel om twee jonge dingen alleen de vrijheid te geven. Ik sta er borg voor dat je een prima kracht krijgt, die voor honderd procent betrouwbaar en flink is."
„Wat een geluk dat Kyra boekhouden heeft geleerd," Lon zuchtte ervan. „Daar hoef ik me gelukkig niet mee te bemoeien. Ik zal de accountant wel van thee en koffie voorzien, telkens wanneer u hem op ons dak stuurt. O ja, oom Joost, mogen we onze betrekking al opzeggen? Er valt toch zo 't een en ander te regelen." „Dat doen Kyra en ik wel," besliste oom Joost. „Kijk nou maar niet lelijk en blijf nog een paar maandjes werken, dan loop je ons tenminste niet voor de voeten. Je zegt zelf dat je het allemaal aan Kyra overlaat voorlopig. Je leert gauw genoeg als jullie daar eenmaal zitten en de laatste maand voordat jullie gaan verhuizen kun je ook vrij nemen."
„O, wat fijn... we beginnen een bedrijf!" galmde Lon, het klonk sarcastisch. „Wat mogen we nou eigenlijk wel?"
„Verstandig zijn," zei oom Joost ongewoon ernstig. „En eerst eens tonen dat je het aankunt. Een klein kind moet ook aan de hand leren lopen."
Kyra mengde zich niet in het geredekavel. Ze wist wel dat oom Joost gelijk had en dat hij het goed met hen meende. Het was toch prachtig dat hij kans had gezien om hun wensen in werkelijkheid om te zetten. Nu moesten ze immers laten zien wat ze waard waren en dat, samen met het afwisselende werk en de mooie omgeving, lokten haar sterk aan. Op de achtergrond was toch altijd oom Joost om de helpende hand toe te steken als het mocht misgaan.